Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Dam over het verrekenen van schadevergoeding op grond van artikel 6:1:13 van het Wetboek van Strafvordering
Vragen van het lid Van Dam (CDA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het verrekenen van schadevergoeding op grond van artikel 6:1:13 van het Wetboek van Strafvordering (ingezonden 13 januari 2021).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 22 februari 2021). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1518.
Vraag 1
Bent u bekend met de mogelijkheden om na onterecht uitgezeten voorarrest of detentie
een schadevergoeding te ontvangen, zoals verwoord op de website van de Raad voor de
rechtspraak?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u de werkwijze uiteenzetten hoe in de praktijk met artikel 6:1:13 van het Wetboek
van Strafvordering wordt omgegaan, namelijk het verrekenen van uit te keren schadevergoedingen
met openstaande vorderingen?
Antwoord 2
Verrekening voorkomt dat gelden worden terugbetaald aan een verdachte of veroordeelde
die tegelijkertijd op grond van een (andere) onherroepelijke strafrechtelijke beslissing
geld verschuldigd is aan de Staat of aan slachtoffers en diens nabestaanden.
Met de inwerkingtreding van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen
(Wet USB) per 1 januari 2020 is met artikel 6:1:13 Sv de verrekeningsbevoegdheid voor
de Minister (toegepast door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) geïntroduceerd
in het Wetboek van strafvordering. Via deze bevoegdheid kan de Minister ook verrekenen
bij bijvoorbeeld een waarborgsom of een opgeheven beslag.
Vraag 3
Hoe vaak wordt per jaar van deze procedure gebruik gemaakt en hoeveel geld wordt jaarlijks
door Justitie uitgekeerd? Kunt u over het jaar 2020 per arrondissement aangeven in
hoeveel gevallen en met welke opbrengsten er tot verrekening is over gegaan?
Antwoord 3
Het verrekenen van openstaande vorderingen met een toegekende schadevergoeding na
onterecht voorarrest, vindt plaats via een rechterlijke beslissingen op grond van
artikel 534 lid 3 Sv.
In geval van een onrechtmatige detentie kan gewezen verdachte of veroordeelde bij
de rechtbank een verzoekschrift tot schadevergoeding indienen. De Raad voor de rechtspraak
geeft aan dat er geen gegevens beschikbaar zijn over hoeveel verzoekschriften per
jaar worden ingediend. Wel heeft de Raad voor de rechtspraak gegevens beschikbaar
over hoe vaak in 2020 een schadevergoeding wegens onrechtmatige detentie werd toegekend
en over welke bedragen het hierbij gaat op basis van de beschikkingen, uitgesplitst
per gerecht (zie onderstaande tabel).
Schadevergoedingen wegens onrechtmatige detentie toegekend door de rechter
Gerecht
Aantal schadevergoedingen
Totaal bedrag schadevergoedingen
Rechtbank Amsterdam
774
€ 623.081
Rechtbank Den Haag
443
€ 582.414
Rechtbank Limburg
233
€ 266.224
Rechtbank Midden-Nederland
396
€ 339.571
Rechtbank Noord-Nederland
196
€ 154.718
Rechtbank-Noord Holland
240
€ 228.553
Rechtbank Oost-Brabant
354
€ 184.577
Rechtbank Overijssel
245
€ 225.923
Rechtbank Gelderland
353
€ 210.140
Rechtbank Rotterdam
662
€ 814.130
Rechtbank Zeeland-West Brabant
364
€ 384.877
Gerechtshof Amsterdam
90
€ 254.922
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
83
€ 359.972
Gerechtshof Den Haag
104
€ 667.118
Gerechtshof Den Bosch
47
€ 385.000
Totaal
4.584
€ 5.681.219
Vraag 4, 5
Worden schadevergoedingen standaard verrekend met openstaande boetes en andere vorderingen,
zoals ontnemingsmaatregelen en schadevergoedingsverplichtingen?
Is het verrekenen van schadevergoeding een optie die kan worden toegepast, of is het
een wettelijke verplichting die daadwerkelijk in elk geval wordt toegepast?
Antwoord 4, 5
Indien een overzicht van openstaande zaken aan het dossier is toegevoegd verrekent
de rechter deze conform wettelijke verplichting standaard met de toegekende vergoeding
wegens onterechte detentie.
Vraag 6
Is het de officier van justitie die de verrekening moet vorderen of past de rechter
deze verrekening ambtshalve toe? Wordt deze beslissing gelijktijdig met het verzoek
tot schadevergoeding door de rekestenkamer behandeld? Of wordt deze beslissing uitgevoerd
door een instantie als het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB)?
Antwoord 6
De verrekening vindt plaats door de rechter bij de behandeling van het verzoekschrift
van gewezen verdachte of veroordeelde voor een schadevergoeding wegens onrechtmatige
detentie. De officier van justitie wordt bij de behandeling gehoord. De betaling van
het bedrag na verrekening dat in de beschikking op het verzoekschrift wordt genoemd,
wordt door Team Griffie van het Landelijk Dienstencentrum Rechtspraak (LDCR) verricht.
Het CJIB ontvangt van het LDCR het verrekende bedrag voor openstaande vorderingen,
een eventueel restbedrag maakt het LDCR over aan de gewezen verdachte of veroordeelde.
Vraag 7
Op welke wijze komt informatie over openstaande geldboetes of andere aan de staat
verschuldigde geldsommen onder de aandacht van de betrokken officier van justitie
dan wel rechter?
Antwoord 7
Het CJIB verstrekt op verzoek van het Openbaar Ministerie ten behoeve van het dossier
ter behandeling van het verzoekschrift een overzicht met openstaande vorderingen.
Vraag 8
Bent u van mening dat de praktijk waarin schadevergoedingen worden verrekend met openstaande
vorderingen op een goede manier functioneert? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Om de verrekening door de rechter conform artikel 534 lid 3 Sv efficiënter vorm te
geven is bij de rechtbank Amsterdam gestart met een werkwijze waarbij het uitwisselen
van informatie tussen het Openbaar Ministerie, de rechtspraak en het CJIB een belangrijk
aandachtspunt is. Gelet op de positieve ervaringen van deze werkwijze wordt momenteel
door Rechtspraak en Openbaar Ministerie bezien of en hoe deze uitwisseling van informatie
landelijk optimaal vorm kan worden gegeven.
Vraag 9
Zou het een verbetering in het proces van verrekening zijn indien na de beslissing
tot toekenning van de schadevergoeding contact wordt opgenomen met het CJIB om zodoende
de schadevergoeding te verrekenen met verschuldigde geldsommen? Zou dit niet tot meer
verrekeningen leiden, aangezien het overzicht dat wordt opgevraagd bij het CJIB actueler
is? Zou dit niet eveneens resulteren in minder zittingen? Versterkt dit niet eveneens
de één-overheid gedachte?
Antwoord 9
De in uw vraag genoemde suggestie zal ik bespreken met het CJIB, het Openbaar Ministerie
en de Raad voor de rechtspraak. Ik zal uw suggestie ook betrekken bij de verdere uitwerking
van de van toepassing zijnde beleidsregels. Of uw suggestie leidt tot de door u genoemde
voordelen is nu nog niet te zeggen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.