Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda van de informele videoconferentie Toerismeraad 1 maart 2021
2021D07806 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de Geannoteerde
agenda van de informele videoconferentie Toerismeraad 1 maart 2021.
De voorzitter van de commissie, Renkema
De adjunct-griffier van de commissie, Reinders
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord/Reactie van de Staatssecretaris
5
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Geannoteerde agenda van de
informele videoconferentie Toerismeraad 1 maart 2021. Deze leden hebben hierover geen
verdere vragen of opmerkingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Geannoteerde agenda van de
informele videoconferentie Toerismeraad 1 maart 2021. Deze leden hebben daarover de
volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat randvoorwaarden voor veilige bestemmingen en
veilig transport, waaronder duidelijke communicatie naar burgers en bedrijven, van
belang zijn «voor een succesvol herstel van de sector en een vruchtbaar toerismeseizoen».
Deze leden onderschrijven dit en zijn benieuwd welke acties er op deze terreinen worden
ondernomen. Zij zien uit naar het kabinetsstandpunt over een vaccinatiereisdocument/paspoort
en de ethische en juridische afwegingen daarbij.
De leden van de CDA-fractie danken de Staatssecretaris voor de brief met als onderwerp
Actieprogramma Gastvrijheid en stand van zaken moties (Kamerstuk 26 419, nr. 95) en de beide bijlagen daarvan (Herijkte Actieagenda voor de Gastvrijheidssector en
Prioriteiten NBTC), die zij separaat hebben ontvangen. Deze leden waarderen de voortvarende
wijze waarop de Staatssecretaris met de uitvoering van de motie-Von Martels c.s. over
het beter benutten van regelingen en instrumenten (Kamerstuk 35 420, nr. 155) aan de slag is gegaan. Deze leden zijn benieuwd binnen welke termijn het tweede
deel van het stappenplan gaat worden uitgevoerd, dat wil zeggen het «met brancheorganisaties
en ondernemers diepgaander onderzoeken welke regelingen/instrumenten de grootste meerwaarde
voor de sector kunnen hebben en welke eventuele knelpunten op te lossen zijn om betere
benuttig mogelijk te maken».
De leden van de CDA-fractie constateren dat uit het Actieprogramma Gastvrijheid nadrukkelijk
het belang van samenwerking met de regio’s naar voren komt, iets wat deze leden belangrijk
vinden. Verwacht de Staatssecretaris dat het geactualiseerde Actieprogramma ook zal
leiden tot meer samenhang bij provincies, en een betere stroomlijning van beleid en
middelen? Kan zij aangeven hoe snel de verschillende acties, ook die waar de provincies
actiehouder zijn, gaan worden opgepakt? Bestaat hier een tijdspad voor? Hoeveel fulltime-equivalent
(fte) binnen het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat houdt zich thans met
vrijetijdseconomie bezig? Verschilt dit ten opzichte van voorgaande jaren?
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de prioriteiten van het Nederlands
Bureau voor Toerisme & Congressen (NBTC), te weten «scenarioplanning», «marktfocus»,
«kennis & inzichten», «aanbodontwikkeling» en «marketingactiviteiten». Deze leden
zijn positief over de aandacht hierin voor onder andere digitale innovaties, een toekomstbestendige
strategie voor de bruine vloot en kleinschalig toerisme. Zij vragen of uitvoering
van de motie-Von Martels/Schonis over de naamsbekendheid van middelgrote en kleinere
culturele instellingen vergroten onder buitenlandse toeristen (Kamerstuk 26 419, nr. 86) en het amendement-Aartsen/Von Martels over middelen voor het project data-alliantie
toerisme (Kamerstuk 35 300 XIII, nr. 19) ook binnen deze prioriteiten passen, en beide alsnog gaan worden uitgevoerd? Ten
aanzien van het NBTC zouden deze leden de Staatssecretaris willen vragen te reflecteren
op de rol van het NBTC. Wordt deze in haar ogen nu meer in positie gebracht, ook met
en richting provincies? Denkt de Staatssecretaris dat het meerwaarde heeft om ten
behoeve van een volgende kabinetsperiode de verschillende vormen van toeristische
promotie nog eens tegen het licht te houden en daarbij onder andere te kijken naar
doeltreffendheid en doelmatigheid?
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar de Europese Agenda voor Toerisme waaraan
wordt gewerkt, en de focus op duurzame ontwikkeling en spreiding van toerisme. Is
reeds bekend wat het traject en tijdspad zijn voor deze Europese Agenda zullen zijn?
Is de verwachting dat uit deze agenda ook (wetgevende) voorstellen zullen voortvloeien?
De leden van de CDA-fractie steunen ten slotte de lijn van het kabinet dat beleidsvoorstellen
die verder gaan dan het delen van expertise, onderzoek en kennis «moeten passen binnen
de huidige verdeling van verantwoordelijkheden tussen de Europese Commissie en de
lidstaten».
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de
Staatssecretaris over de geannoteerde agenda van de informele videoconferentie van
de Toerismeraad 1 maart 2021. Deze leden wensen de Staatssecretaris enkele vragen
voor te leggen en enkele opmerkingen te plaatsen.
De leden van de D66-fractie lezen dat lidstaten tijdens de Raad kennis zullen uitwisselen
over de geleerde lessen met het bestrijden van de coronapandemie tijdens het afgelopen
toeristenseizoen. Kan de Staatssecretaris toelichten wat haar inbreng gaat zijn op
dit onderdeel? Wat zijn de geleerde lessen voor Nederland die de Staatssecretaris
gaat delen? In hoeverre heeft de Staatssecretaris al plannen gemaakt om ongewenste
situaties zoals die in het vorige toerismeseizoen voorkwamen dit jaar te voorkomen?
Deze leden denken dan vooral aan de onduidelijke communicatie met België waardoor
het beeld ontstond dat toerisme aan de Vlaamse kust in plaats van Zeeuws-Vlaanderen,
of in Belgisch Limburg door de Belgische autoriteiten werd aangemoedigd. Als zo’n
plan nog niet bestaat, kan de Staatssecretaris toelichten of aan een dergelijk plan
wel gewerkt wordt?
De leden van de D66-fractie lezen de oproep van de ANVR (Algemene Nederlandse Vereniging
van Reisbureaus) over reisondernemingen met de aanvullende SBI-code assurantietussenpersoon.1 De ANVR stelt dat reisondernemingen die als nevenproduct reis-en annuleringsverzekeringen
verkopen niet in aanmerking komen voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL). Deze
ondernemingen zijn niet in twee verschillende sectoren actief, maar bieden hun klant
bij de reis ook een reisverzekering aan. Heeft de Staatssecretaris zicht op om hoeveel
reisondernemingen dit gaat? Ziet de Staatssecretaris een oplossing voor dit probleem,
aangezien deze ondernemingen hierdoor geen aanspraak kunnen maken op de TVL?
De leden van de D66-fractie nemen kennis van het feit dat een aantal Zuidelijke lidstaten
voorstander zijn van een vaccinatiereisdocument. De Europese Raad van 25 en 26 februari
2021 zal zich buigen over een gemeenschappelijke aanpak bij vaccinatiecertificaten.
Deze leden vragen de Staatssecretaris of zij de inzet van een vaccinatiereisdocument
wenselijk acht. Zo ja, kan de Staatssecretaris toelichten op welke manier zij de vormgeving
van zo’n document voor zich ziet?
De leden van de D66-fractie constateren dat tijdens de Buitengewone Europese Raad
van 17 tot en met 21 juli 2020 is afgesproken dat alle uitgaven van de Europese Unie
in overeenstemming moeten zijn met de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs
en het «do no harm»-principe uit de Green Deal.2 Deze leden vragen de Staatssecretaris wat de rol van de treinverkeer hierbij is.
Deelt de staatsecretaris de mening dat vakantie per trein beter gestimuleerd kan worden
gezien dit een groener alternatief is dan vliegen? Op dit moment is een deel van korte
vluchten onderdeel van het hub-and-spokesysteem waarbij een lange intercontinentale
vlucht tussen twee grote luchthavens plaatsvindt, om vervolgens met een korte vlucht
de eindbestemming te bereiken. Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen een gecombineerd
vlieg-treinticket, waarbij een overstap van vliegtuig naar trein een voor de hand
liggende keuze wordt? Acht de staatsecretaris het Europese treinnetwerk volledig genoeg
om te concurreren met auto- en vliegvakanties? Zo ja, kan zij dit toelichten? Zo nee,
wat is volgens de Staatssecretaris nodig om treinreizen tot een goed alternatief te
maken? Hoe kijkt de staatsecretaris aan tegen een geharmoniseerde infrastructuur op
het spoor op basis van Europese richtlijnen waarbij de Europese Unie toeziet op eenduidige
spoorregelgeving? Gaat de staatsecretaris de optie trein als kans benadrukken wanneer
het opstarten van het toerismeseizoen weer ter sprake komt? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom
niet? Zal de Staatssecretaris groene reisopties adresseren in de informele Toerismeraad
op 1 maart 2021? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie lezen dat in het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2027
ten opzichte van het vorige MFK een sterkere nadruk op onderzoek en innovatie, klimaat,
vergroening, migratie en veiligheid komt te liggen dan in de periode van het vorige
MFK.3 Op welke manier zet de Staatssecretaris in op het MFK vanuit Nederland? In hoeverre
zijn de lessen voor Nederland in overeenstemming met het MFK?
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris om een update betreffende uitgegeven
vouchers. In het algemeen overleg van 25 september 2020 werd gewezen op het feit dat
bedrijven die vouchers uitgegeven hebben deze vouchers vaak niet uit kunnen betalen.4 Ook werd aangegeven dat volgend jaar geen geld wordt verdiend op al uitgegeven vouchers.
In het algemeen overleg werd om een reactie van de Staatssecretaris gevraagd betreffende
een voucherfonds. De Staatssecretaris gaf toen aan dat de vraag twee maanden te vroeg
kwam. Hoe staat de Staatssecretaris nu tegenover een garantiefonds voor vouchers?
Waarom acht zij een dergelijke fonds wel of niet wenselijk? Als de Staatssecretaris
een dergelijke tegemoetkoming wenselijk acht, hoe wordt deze vormgegeven? Is hier
al een plan voor? Als een plan nog niet bestaat, kan de Staatssecretaris toelichten
of aan een dergelijk plan wel gewerkt wordt?
II Antwoord/Reactie van de Staatssecretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
R.D. Reinders, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.