Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de voortgang internationaal cultuurbeleid
31 482 Cultuursubsidies
Nr. 111 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 24 februari 2021
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 11 december 2020
over Voortgang internationaal cultuurbeleid (Kamerstuk 31 482, nr. 110).
De vragen en opmerkingen zijn op 13 januari 2021 aan de Minister van Buitenlandse
Zaken voorgelegd. Bij brief van 22 februari 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra
De adjunct-griffier van de commissie, Konings
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
II
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
0
III
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
0
IV
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
0
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
I Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voortgang
van het internationaal cultuurbeleid (ICB) 2019. Zij waarderen de inzet op dit terrein
en zijn dankbaar voor de heldere uiteenzetting. Zij hebben een aantal vragen.
De leden van de VVD-fractie vragen of er een bewuste keuze is gemaakt om in de Verenigde
Staten en Duitsland het meeste geld te investeren. Zit hier een beleidsmatige keuze
achter? Valt dit samen met de buitenlandprioriteiten van Nederland?
Antwoord van het kabinet:
Binnen het internationaal cultuurbeleid wordt bewust gekozen voor focus op een beperkt
aantal landen. We concentreren het beleid daar waar voldoende vraag is naar samenwerking
met Nederland, op landen met artistieke en economische mogelijkheden voor de Nederlandse
culturele sector, en waar buitenlandpolitieke prioriteiten en belangen bij elkaar
komen. Hiertoe behoren onder meer de Verenigde Staten en Duitsland.
De posten in de ICB-prioriteitslanden beschikken meerjarig over min of meer vaste
budgetten, in de uitgaven van de cultuurfondsen en ondersteunende instellingen zit
per jaar meer variatie. Bestedingen in een periode met belangrijke manifestaties (biënnale,
expo, gastlandschap bij film en literatuur, etc.) zijn vaak hoger dan in de jaren
daarvoor of daarna.
De leden van de VVD-fractie vragen of er, daar waar dit relevant kan zijn, enige vorm
van wederkerigheid is te vinden in het cultuurbeleid. Als er naar het internationaal
cultuurbeleid van andere landen gekeken wordt, welke landen spenderen dan het meeste
in Nederland?
Antwoord van het kabinet:
Vanuit het internationaal cultuurbeleid wordt niet bijgehouden welke landen middelen
spenderen in Nederland. In het beleidskader 2017–2020 wordt het belang van uitwisseling,
netwerken en wederkerigheid wel benadrukt. Internationale culturele uitwisseling levert
wederzijdse kennis en inspiratie op, die ons in meerdere opzichten verrijkt. Landen
als Italië, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk ondersteunen culturele activiteiten
in Nederland, bijvoorbeeld via het Istituto Italiano di Cultura, de British Council,
en de Alliance Française. Ook binnen het Programma Gedeeld Cultureel Erfgoed (met
ingang van 2021 Programma Internationale Erfgoedsamenwerking) is wederkerigheid een
belangrijk uitgangspunt, naast samenwerking op basis van gelijkwaardigheid en met
respect voor eigenaarschap.
De leden van de VVD-fractie vragen of er sprake is van onderuitputting van het internationale
cultuurbeleid. Zo ja, hoe kan dat? En om hoeveel geld gaat het? Daarnaast vragen zij
welke gevolgen de corona-pandemie heeft voor het internationaal cultuurbeleid, ook
vanwege reisrestricties.
Antwoord van het kabinet:
Er was in 2019 geen significant verschil tussen raming en realisatie van het ICB-budget.
Dat beeld is voor 2020 anders. De door de coronapandemie opgelegde beperkingen hebben
namelijk tot gevolg gehad dat veel internationale culturele activiteiten en bezoekersprogramma’s
aan Nederland zijn uit- of afgesteld. Tegelijkertijd zijn er alternatieve manieren
gevonden om uitvoering te geven aan geplande activiteiten en zijn daarnaast nieuwe
initiatieven ontplooid die de opgelegde beperkingen juist benutten. Deze (digitale)
alternatieven waren vaak goedkoper dan live evenementen. Dankzij de creativiteit van de sector en de medewerkers op de posten
is uitvoering van het ICB tijdens de pandemie dan ook doorgegaan (zie door DutchCulture
opgesteld overzicht «Turn and face the Strange»).
De exacte uitputtingsgegevens worden bekend na indiening en controle van de jaarverslagen
van rijkscultuurfondsen en ondersteunende instellingen in de eerste helft van 2021.
In het najaar wordt de Kamer in de voortgangsrapportage 2020 over de definitieve uitputting
geïnformeerd.
II Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met grote interesse kennisgenomen van het rapport
Voortgang internationaal cultuurbeleid 2019. Deze leden hebben nog enkele vragen aan
het kabinet.
De leden van de D66-fractie zijn goed te spreken over de voortgang van het internationale
cultuurbeleid. Deze leden vinden het van grote waarde dat Nederland een internationaal
cultuurbeleid hanteert en zijn verheugd te lezen dat er duizenden activiteiten van
Nederlandse makers worden georganiseerd over de hele wereld. Het aangaan van culturele
samenwerking met andere landen en organisaties is een uitstekende manier om Nederland
en de Nederlandse waarden op de kaart te zetten. De leden van de D66-fractie lezen
dat de grootste uitgaven voor het internationale cultuurbeleid in de Verenigde Staten,
Duitsland, Indonesië, Turkije en Rusland worden gedaan. Kan de het kabinet toelichten
waarom hier de voornaamste focus ligt?
Antwoord van het kabinet:
Binnen het internationaal cultuurbeleid is bewust gekozen voor focus op een beperkt
aantal landen. Die keuze is onderbouwd in het beleidskader ICB 2017–2020 (Kamerstuk
31 482, nr. 97), en voor de nieuwe periode in het beleidskader ICB 2021–2024 (Kamerstuk 31 482, nr. 108). We concentreren het beleid daar waar voldoende vraag is naar samenwerking met Nederland,
op landen met artistieke en economische mogelijkheden voor de Nederlandse culturele
sector, en waar buitenlandpolitieke prioriteiten en belangen bij elkaar komen. Hiertoe
behoren de genoemde landen.
Daarnaast zijn deze leden benieuwd hoe de culturele samenwerking met China verloopt.
Het is erg goed te lezen dat het Nederlandse boek Het raadsel van alles wat leeft
ook in China populair is. De leden van de D66-fractie vragen hoe de samenwerking met
China verloopt. Op welke manier wordt culturele samenwerking met dit land verder bevorderd?
Worden bij de culturele samenwerking ook de Nederlandse en Europese China-strategieën
in overweging genomen?
Antwoord van het kabinet:
Nederland zet de komende jaren proactief in op samenwerking met China op het gebied
van musea, fotografie, live muziek en ontwerpdisciplines, zoals design en architectuur. Omdat onze relatie met
China op andere terreinen soms lastig is, is de culturele samenwerking met China des
te belangrijker om de dialoog te blijven voeren. De culturele samenwerking met China
(in de periode van het ICB 2021–2024) past binnen de randvoorwaarden van de beleidsnotitie
«Nederland-China: een nieuwe balans» (Kamerstuk 35 207, nr. 1). In deze beleidsnotitie wordt ook verwezen naar de Europese China strategie.
In het Chinese culturele domein is censuur vanzelfsprekend; dat beperkt ons in sommige
gevallen in de culturele samenwerking. Desondanks is er veel mogelijk. Zo werd bijvoorbeeld
de Nederlandse film De dirigent van Maria Peters in 5000 Chinese bioscopen uitgebracht. Op de boekenbeurs in Shanghai
werden verschillende Nederlandse kinderboeken gepresenteerd en de Nederlandse ambassade
lanceerde medio december Netherlands Cultural Institute Online. Op de digitale kunstzender Tencent Art brengt dit online instituut de komende maanden
72 Nederlandse kunstprogramma’s.
De leden van de D66-fractie vragen wat de impact van de COVID-19-pandemie is geweest
op het internationaal cultuurbeleid en de culturele samenwerking van Nederland met
andere landen. Kunnen de gestarte samenwerkingen en projecten nog steeds goed doorgang
vinden en in stand gehouden worden ondanks COVID-19? Zo nee, betekent dit dat er dit
jaar in het postennetwerk onverhoopt wordt bezuinigd op de culturele sector doordat
de projecten niet kunnen plaatsvinden? Zo ja, hoe worden deze middelen dan ingezet,
en is hier een integrale aanpak voor?
Antwoord van het kabinet:
Zoals hierboven opgemerkt, hebben de vanwege de COVID-19-pandemie opgelegde beperkingen,
ook gevolgen voor de internationale activiteiten van de Nederlandse culturele sector.
Veelal heeft men zich echter snel hernomen en gezocht naar digitale en/of hybride
mogelijkheden om toch tot zinvolle samenwerking te komen (zie publicatie DutchCulture:
«Turn and face the strange»). Zo heeft het Nieuwe Instituut het zogenoemde buitenlandse bezoekersprogramma voor
een aantal Turkse deskundigen omgezet in een digitaal programma. Het Erasmushuis,
het Nederlandse culturele centrum in Jakarta, vierde in 2020 zijn 50-jarig bestaan;
daarvoor was een omvangrijk programma opgezet. De programmering vindt nu online plaats
(e-rasmushuis). DutchCulture heeft, samen met Pakhuis de Zwijger, de programmaserie
Infected Cities gemaakt, waar per aflevering de situatie in een buitenlandse stad werd besproken
met deskundigen en kunstenaars uit die stad. Daarmee speelde men in op de actualiteit,
maar wist men ook het opgebouwde netwerk bij zich te houden. Voor veel van deze initiatieven
geldt dat deze ook zullen worden doorgezet, nadat de pandemie is geluwd. Niet in plaats
van, maar naast en ter aanvulling op fysieke activiteiten.
Wat betreft de financiële middelen geldt dat posten, evenals culturele instellingen
in Nederland, activiteiten plus de bijbehorende budgetten van 2020 mogen doorschuiven
naar 2021 (v.w.b. de posten binnen de eindejaarsmarge).
Voorts willen deze leden vragen of er vanuit de EU, via het Creative Europe Program
of vanuit de EU-coronasteunpakketten, nog gelden beschikbaar zijn gekomen voor het
internationaal cultuurbeleid.
Antwoord van het kabinet:
Er worden vanuit de EU, via het Creative Europe Programma 2021–2027 of vanuit de EU-coronasteunpakketten, niet specifiek gelden beschikbaar gesteld voor
het Internationaal Cultuurbeleid van Nederland. Uiteraard maken Nederlandse organisaties
en makers in de media- en culturele sector wel kans op gelden voor projecten die worden
gefinancierd vanuit het Creative Europe programma; de Creative Europe Desk van DutchCulture
geeft voorlichting over Europese programma’s en adviseert bij subsidieaanvragen. Onder
het motto «Imagine, Create, Share» ondersteunt Creative Europe projecten met een Europese
toegevoegde waarde. Het programma is ontwikkeld vanuit de overtuiging dat cultuur
een belangrijke meerwaarde biedt aan de ontwikkeling van de Europese samenleving en
dat deze sector daarom betrokken moet zijn bij Europese beleidsvoering.
Aansluitend willen zij aan het kabinet vragen of het kabinet het internationale cultuurbeleid
bij de Europese collega’s kan agenderen, en samen in overleg kan treden over hoe gezamenlijk
om te gaan met de pandemie.
Antwoord van het kabinet:
Internationale culturele betrekkingen van de EU en van de lidstaten zijn een terugkerend
onderwerp in de Europese cultuuragenda. Zo heeft het Duitse voorzitterschap hieraan
het afgelopen jaar een high level conferentie gewijd, zoals ook Oostenrijk (2018) en Malta (2017) dat eerder deden.
Ook Slovenië heeft aangekondigd tijdens hun EU-voorzitterschap in de tweede helft
van 2021 aandacht te besteden aan de internationale culturele betrekkingen.
Tijdens de Duitse bijeenkomst van afgelopen jaar werd ook stilgestaan bij de Covid-19-crisis.
Het ging daarbij onder andere over het belang van het verzamelen van data, waarop
de Europese nationale instituten voor cultuur (EUNIC) actief zijn. Binnen dit netwerk
zijn ook ervaringen uitgewisseld over de gevolgen van de crisis op het internationaal
cultuurbeleid van de verschillende landen. Tot slot hebben de Ministers van cultuur
in 2020 meerdere keren gesproken over cultuurbeleid in den brede en de gevolgen van
de Covid-19-crisis.
De leden van de D66-fractie vragen of de COVID-19-pandemie ook kansen biedt voor het
internationale cultuurbeleid. Kunstenaars maken over de hele wereld dezelfde pandemie
mee, maar vanuit verschillende perspectieven. Biedt dit kansen om pandemie-gerelateerde
projecten te starten, wellicht ook met het oog op het dragelijker maken van de situatie
voor mensen?
Antwoord van het kabinet:
Het eerder genoemde overzicht met bevindingen en voorbeelden van de posten in de 23
focuslanden van het internationaal cultuurbeleid, «Turn and face the strange» van DutchCulture, is een document met «good practices», dat niet alleen verschillende
uitdagingen en belemmeringen blootlegt, maar vooral ook illustreert hoe creatief,
innovatief en veerkrachtig de betrokkenen op de huidige omstandigheden inspelen. Cultuuruitingen
bleken bij uitstek geschikt om verstrooiing te bieden en de toeschouwers als het ware
mee naar buiten te nemen. Een exemplarisch voorbeeld daarvan is het project «dial-a-spectacle», een samenwerking tussen Emilie Gallier, De Nieuwe Dans Bibliotheek en de Centre
for Dance Research C-DaRE (Coventry University), dat door de post in Londen werd gesteund
in het kader van een oproep aan cultuurmakers om met voorstellen te komen voor samenwerking
op afstand. Voor dat project kreeg het publiek een boekje thuisgestuurd en men werd
uitgenodigd om op drie opeenvolgende donderdagavonden in te bellen voor een hoorspel.
Het multimediale project Besmette stad van het Vlaams Nederlands cultuurhuis deBuren toont aan dat juist een crisis ook een
belangrijke bron van inspiratie kan zijn. Voor het project gaven verschillende Vlaamse
en Nederlandse kunstenaars hun antwoord op de coronacrisis. Zij lieten zich daarbij
inspireren door Bezette Stad, de internationaal vermaarde dichtbundel waarin de Vlaamse schrijver Paul van Ostaijen
terugkijkt op de Eerste Wereldoorlog.
Wat heeft de pandemie betekend voor de werkvisa die doorgaans worden uitgegeven voor
buitenlandse kunstenaars die naar Nederland komen voor cultuurprojecten? Zijn er minder
visa uitgegeven?
Antwoord van het kabinet:
Nederland heeft in 2020 beduidend minder visa verstrekt aan mensen met een visumplichtige
nationaliteit dan in voorgaande jaren. In 2020 werden 1.221 visa voor kort verblijf
(KVV) verstrekt voor het verblijfsdoel culturele uitwisseling. In 2019 en 2018 betroffen
dit respectievelijk 6.922 en 6.400 verstrekte visa. Voor hetzelfde verblijfsdoel werden
in de jaren 2020, 2019 en 2018 respectievelijk 37, 280 en 415 visa voor lang verblijf
(MVV) verstrekt.
De leden van de D66-fractie zijn een groot voorstander van het streven om cultuur
in te zetten voor het uitdrukken van essentiële waarden als vrijheid van meningsuiting,
tolerantie en culturele diversiteit. Hierbij zijn Egypte, Marokko, Rusland en Turkije
gekozen als focuslanden. Is het al mogelijk om de impact van de projecten in deze
landen te meten? Welke belangrijke projecten lopen er momenteel in deze landen waarop
niet in wordt gegaan in de Voortgangsrapportage?
Antwoord van het kabinet:
Zoals toegezegd aan de Tweede Kamer, zal het internationaal cultuurbeleid 2017 – 2020
worden geëvalueerd. Die evaluatie zal in 2021 worden afgerond en met de Kamer worden
gedeeld. De verwachting is dat de evaluatie inzicht zal kunnen geven in de gerealiseerde
outputs van het beleid, en in, zij het in mindere mate, de gerealiseerde outcomes van beleid.
In de vier genoemde landen zijn vele projecten gerealiseerd. Hieronder volgt een beperkte
beschrijving van een paar opvallende projecten onder de doelstelling 2 («meer ruimte
voor een bijdrage van cultuur aan een veilige, rechtvaardige en toekomstbestendige
wereld») van het ICB.
In Turkije is veel geïnvesteerd in het culturele netwerk, door middel van een mapping in 19 steden en de conferentie «Making Connections through Arts and Culture». Om
de culturele uitwisseling en dialoog tussen Nederland en Turkije duurzaam te versterken,
wordt begin 2021 een digitaal platform gelanceerd: Arts Map. Hierop kunnen culturele
organisaties en makers elkaar eenvoudig vinden, komen vraag en aanbod samen en worden
digitale trainingen en programma’s aangeboden. Dit draagt bij aan de versterking van
de lokale cultuursector en het bereiken van een groter en meer divers publiek.
In Rusland hebben 12 Nederlandse toneelgroepen 70 voorstellingen vertoond tijdens het jeugdtheaterfestival
Gavroche. Jeugdtheater staat in Rusland traditioneel op een hoog niveau. Thema’s zijn
normaliter traditioneel: er zijn weinig voorstellingen die sociale problemen behandelen.
De gekozen voorstellingen handelden over discriminatie, je eigen identiteit vinden
tijdens de puberteit, tolerant samenleven etc., en brachten daarom discussie op gang
binnen en buiten de zaal. Het evenement was, gezien de grote media-aandacht die het
genereerde, ook een geslaagd evenement op het gebied van publieksdiplomatie. Het vertoonde
aan een breed publiek het beeld van Nederland als een tolerant land, waar je over
sociale problemen kunt praten, ook door middel van kunst.
In Egypte richt een aantal workshops zich op 100 kinderen en jongeren die in opvang en op straat
leven. De workshops worden georganiseerd onder leiding van professionele artiesten
en gecoördineerd door en met de sociaal werkers van de opvang. De uitkomsten van deze
workshops werden vervolgens gepresenteerd aan een breder publiek. De rol van kunst
en cultuur in dit programma heeft naast een therapeutisch effect door jongeren te
helpen hun verhaal te vertellen ook het doel om ze te laten integreren in de gemeenschap
en bewustwording te creëren voor hun situatie.
Het project Marocopedia (door Marokkaanse organisatie Badira) wordt momenteel uitgevoerd
en zal aflopen in 2021. Dit project brengt cultureel erfgoed in Marokko in kaart en archiveert d.m.v. verhalen, video’s en foto’s op een website. Jongeren
in Marokko worden ook betrokken in het filmen en vertonen van dit cultureel erfgoed
(na het volgen van audiovisuele workshops). Een documentaire over het project wordt
op scholen in Marokko vertoond om jongeren kennis te laten maken met hun eigen culturele
erfgoed.
Het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie (SCI) schreef in de beleidsperiode 2017–2020
een aantal open oproepen uit gericht op uitdagingen die verstedelijking in Turkije,
Marokko, Egypte of Rusland met zich meebrengt. Hierin werd onderzocht hoe deze – in
een samenwerking tussen lokale en Nederlandse partners – konden worden opgepakt om
tot meer duurzame, inclusieve steden te komen. De uitwisseling van kennis en expertise
tussen Nederlandse ontwerpers en culturele organisaties met lokale partners in die
vier landen stond centraal. Het SCI presenteerde met medewerking van Pakhuis de Zwijger
een livecast over de resultaten van deze internationale samenwerking in de creatieve industrie,
onder de titel Inclusive Cities & Societies through Design – Tales of the TREM: Turkije,
Rusland, Egypte en Marokko. De live-cast vond tegelijkertijd plaats met de lancering
van de gelijknamige nieuwe publicatie «Tales of the TREM».
De leden van de D66-fractie zien culturele diplomatie als een sterke vorm van soft
power om de positie van Nederland via ons postennetwerk te bestendigen. Wat is de
komende jaren het hoofddoel van culturele diplomatie? Verschilt deze sterk per land
of is hier een integrale aanpak voor? Voorts willen deze leden vragen wat de meest
belangrijke projecten zijn van de +/- 100 projecten die nu nog lopen in het kader
van culturele diplomatie.
Antwoord van het kabinet:
In het internationaal cultuurbeleid beleid 2017–2020 was culturele diplomatie een
van de hoofddoelstellingen. Dat is ook het geval voor het huidige beleid, dat tot
en met 2024 loopt. Het belangrijkste doel van culturele diplomatie is het met Nederlandse
cultuuruitingen ondersteunen van de inzet op prioritaire thema’s die van belang zijn
in onze bilaterale relaties met andere landen. Cultuur versterkt het imago van Nederland,
biedt kansen om wederzijds begrip en vertrouwen te bevorderen – ook in landen waarmee
de relatie complex is – en culturele diplomatie is op die manier van grote waarde
voor het buitenlandbeleid. Hoewel het uitgangspunt van culturele diplomatie eenduidig
is voor alle ambassades die dit inzetten zal de concrete invulling ervan per land
verschillen, het is maatwerk, aangepast aan de specifieke omstandigheden. Er is geen
rangorde aan te brengen in de +/- 100 projecten die in 2019 liepen of projecten die
nu nog lopen. Alle dragen op een eigen manier bij aan de culturele diplomatie en de
doelstellingen van buitenlandbeleid. De in de voortgangsrapportage opgenomen voorbeelden
zijn een goede illustratie van hoe divers culturele diplomatie kan zijn. Binnenkort
verschijnt een geactualiseerde publicatie op de website van DutchCulture met verschillende
voorbeelden van culturele diplomatie.
III Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de fractie van GroenLinks hebben met grote belangstelling kennisgenomen
van de Voortgangsrapportage van het internationaal cultuurbeleid 2019, d.d. 11 december
2020. Deze leden zijn verheugd om te lezen dat het kabinet ruim aandacht schenkt aan
de intrinsieke waarde van kunst en de belangrijke rol van de overheid op dit gebied
bij het stimuleren van het ICB benadrukt. De leden van de fractie van GroenLinks staan
pal voor het belang van de intrinsieke waarde van kunst, die via het ICB ook van onmiskenbare
waarde is voor de cultuurdiplomatie van Nederland. De leden van de fractie van GroenLinks
hebben daarom nog enkele vragen.
Het kabinet geeft aan dat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het ICB bij
de zes cultuurfondsen alsmede bij de posten in het buitenland ligt. Kunt u toelichten
in hoeverre de vele aanvragen voor financiële ondersteuning vanuit het ICB de werkdruk
op de posten in het buitenland verhogen? Kunt u tevens aangeven of er medewerkers
zijn op de posten die zich hier specifiek op richten, hoeveel dit er dan gemiddeld
zijn en of zij zich ondertussen ook nog op andere zaken moeten richten? Kunt u verder
bevestigen dat de posten over voldoende capaciteit beschikken om alle aanvragen die
worden gedaan ook daadwerkelijk in behandeling te kunnen nemen?
Antwoord van het kabinet:
Ambassades en consulaten-generaal zijn onze oren en ogen in het buitenland. Daarnaast
beschikken ze over een groot (cultureel) netwerk ter plaatse. Dit is belangrijk bij
de opbouw en het onderhouden van relaties, het zien van kansen en het bij elkaar brengen
van vraag en aanbod. Op de posten met een prioritaire opdracht voor het internationaal
cultuurbeleid zijn hiervoor medewerkers vrijgesteld. Deze houden zich voornamelijk
met de uitvoering en facilitering van het ICB ter plaatse bezig, waaronder het in
behandeling nemen van verzoeken om (financiële) ondersteuning in het kader van dat
ICB. In de beleidsperiode 2017–2020 betrof dat tussen de 12 en de 14 fte’s, al dan
niet bijgestaan door een of meer lokale medewerkers die eveneens (ten dele) cultuurbeleid
in hun portefeuille hebben. Daarnaast waren er in die periode een dertigtal posten
met een bescheiden budget voor culturele diplomatie. Zonder uitzondering is dat voor
de ter zake verantwoordelijke medewerkers op deze posten slechts een van de taken
in hun pakket (meestal in combinatie met communicatie en publieksdiplomatie). In veel
gevallen vervullen onze Ambassadeurs en Consuls-Generaal daarbij een zichtbare en
waar nodig een statusverhogende rol bij belangrijke culturele evenementen in verschillende
landen.
Mensen en middelen zijn schaars. Het behartigen van de vele belangen van het Koninkrijk
in den vreemde, waaronder die door het ICB worden bestreken, vereist daardoor een
scherpe prioriteitsstelling. Taakstellingen in vorige kabinetsperiodes hebben ook
hun uitwerking gehad op het aantal cultuurmedewerkers op de posten. Desalniettemin
worden aanvragen doorgaans tijdig afgehandeld (c.q. ingewilligd of afgewezen).
De leden van de fractie van GroenLinks vragen het kabinet tevens om een toelichting
te geven op de criteria aan de hand waarvan een project of cultuuruitwisseling al
dan niet wordt gefinancierd vanuit het ICB. Zijn het de posten en/of de cultuurfondsen
die deze afweging maken? Aangezien de waarde van kunst lang niet altijd uit te drukken
valt in economische of diplomatieke resultaten, vragen de fractieleden van GroenLinks
het kabinet hoe de afweging voor al dan geen financiering wordt gemaakt.
Antwoord van het kabinet:
De bevoegdheid om subsidies al dan niet toe te kennen, is gedelegeerd aan de posten,
met inachtneming van de geldende richtlijnen voor uitvoering en beheer. Alle doelen
die in het beleidskader staan omschreven – culturele, economische, diplomatieke, sociale,
etc. – worden in de afweging over het al dan niet toekennen van middelen betrokken.
De prioriteitsposten gaan daarnaast te werk aan de hand van een meerjarenplan, dat
in goed overleg met de cultuurfondsen en ondersteunende instellingen wordt opgesteld
en waarover gedurende de gehele beleidsperiode regelmatig overleg tussen deze partijen
plaatsvindt. In deze plannen, die ook gepubliceerd worden, merken de posten bepaalde thema’s en sectoren als prioritair aan. Aanvragen
die aansluiten bij de prioriteitsstelling scoren hoger bij de beoordeling. Een dergelijke
aanpak schept duidelijkheid voor aanvragers, brengt focus aan in beleidsuitvoering
en geeft richting aan de toekenning van schaarse middelen.
Daarnaast verdelen de rijkscultuurfondsen ook ICB-middelen, aan de hand van hun regelingen.
Ook vragen de leden van de fractie van GroenLinks het kabinet om te duiden hoe het
kan dat sommige landen, bijvoorbeeld Egypte, Turkije of Indonesië, een relatief groot
deel van de totale bestedingen van het ICB beslaan in verhouding tot het aantal evenementen
dat aldaar wordt georganiseerd. Tegelijkertijd beslaan landen als het Verenigd Koninkrijk
en Japan juist een kleiner deel van de bestedingen, terwijl daar relatief veel evenementen
worden georganiseerd. Kan het kabinet daar een toelichting op geven?
Antwoord van het kabinet:
De oorzaken en redenen die daaraan ten grondslag liggen, zijn divers van aard en hangen
samen met zaken als de aanvragen die bij de Nederlandse cultuurfondsen worden ingediend,
de hoogte van het cultuurbudget van een post, op de post gemaakte beleidskeuzes met
betrekking tot uitvoeringsmodaliteiten, de verzoeken die de post ontvangt, lokale
omstandigheden, etc. Bij de toekenning van gedelegeerde fondsen wordt gekeken naar
de geografische en economische context, wat tot differentiatie leidt. In het geval
van Indonesië wordt ook budget ingezet voor de exploitatie van het Erasmushuis, dat
een waardevolle rol speelt in de bilaterale betrekkingen tussen Nederland en Indonesië.
Tot slot vragen de leden van de fractie van GroenLinks het kabinet om in te gaan op
de verregaande gevolgen van het coronavirus op de zwaar getroffen cultuursector, specifiek
met betrekking tot het ICB. Het kabinet verwijst in de Voortgangsrapportage naar de
steunmaatregelen die tot dusver zijn getroffen om de cultuursector te ondersteunen.
Tegelijkertijd is naar het buitenland reizen voor kunstenaars vrijwel onmogelijk,
zo niet sterk af te raden. Wat heeft dit voor gevolgen voor de cultuurdiplomatie van
Nederland?
Antwoord van het kabinet:
Zoals hierboven beschreven, belemmert de COVID-19-pandemie uiteraard de uitvoering
van het internationaal cultuurbeleid. Ofschoon alternatieve vormen van samenwerking
en presentatie zijn gevonden die effectief kunnen zijn en waarmee ook een ander, soms
breder publiek wordt aangesproken, vormen deze niet in alle gevallen een volwaardig
alternatief voor een live activiteit in het land zelf. Zolang de pandemie voortduurt, is dit een gegeven en
zal worden geïnvesteerd in nieuwe vormen van samenwerking en presentatie, bijv. door
open oproepen en ook opdrachten. Mede dankzij steunmaatregelen voor de culturele sector,
zal hopelijk het internationaal cultuurbeleid na de coronacrisis weer op het oude
niveau kunnen worden ingezet; de mate van toekomstige samenwerking hangt echter ook
af van de schade die partners in het buitenland mogelijk hebben opgelopen. Daarbij
zullen tijdens de coronaperiode ontwikkelde methodes voor een nieuwe, extra dimensie
blijven zorgen.
Welke maatregelen worden er getroffen om te voorkomen dat de internationale cultuuruitwisseling
als gevolg van het coronavirus compleet stilligt? Het kabinet noemt al enkele alternatieven,
zoals virtuele kunstvormen en digitale instrumenten, maar de leden van de fractie
van GroenLinks vragen het kabinet om dieper in te gaan op de alternatieven die tot
dusver reeds georganiseerd zijn. Tevens vragen deze leden of dergelijke alternatieven
vanuit de kunstwereld zelf worden aangedragen, of dat het kabinet, de cultuurfondsen
en de posten in het buitenland kunstenaars hierin actief ondersteunen. Zo ja, hoe
dit wordt gedaan?
Antwoord van het kabinet:
De regering heeft ermee ingestemd dat de budgetten die in 2020 beschikbaar waren voor
het internationaal cultuurbeleid, doorgeschoven kunnen worden naar 2021. De culturele
sector zelf is met innovatieve alternatieven gekomen en die voor zoveel mogelijk mensen
zichtbaar te maken. Zo heeft het Conservatorium van Amsterdam samen met de Braziliaanse
partner Santa Marcelina Cultura een gezamenlijk programma opgezet: Elos Sonoros Brasil-Holanda Festival. Studenten van beide instellingen konden deelnemen aan workshops, lezingen en concerten,
gegeven door docenten van beide instellingen. Ook gaven jazzstudenten van beide instellingen
een gezamenlijk concert. De concerten waren (online) openbaar. Op deze wijze konden
de geplande activiteiten online doorgaan en de banden tussen de instellingen verder
worden aangehaald.
Daarnaast hebben ook het kabinet, de cultuurfondsen en de posten in het buitenland
zich maximaal ingespannen om de culturele sector te ondersteunen, zowel culturele
instellingen als individuele makers en zowel met betrekking tot nationale, als internationale
activiteiten. Cultuurfondsen hebben met speciale initiatieven en via subsidieregelingen
ondersteuning geboden; zie hiervoor o.a. de eerder genoemde publicatie van DutchCulture:
«Turn and face the strange». Het Prins Claus fonds blijft juist in ontwikkelingslanden investeren in culturele
netwerken die onder druk komen te staan door de pandemie.
IV Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de voortgang
van het internationaal cultuurbeleid. Deze leden erkennen het belang van internationaal
cultuurbeleid en dat cultuur kansen biedt om anders te kijken, te denken en te verbinden.
Zij beamen ook dat cultuur kansen biedt voor samenwerking met het buitenland op andere
beleidsterreinen, waarmee Nederland zich internationaal onderscheidt. Daarnaast merken
de leden van de Partij voor de Dieren-fractie op dat er geen vergelijking gegeven
wordt van de cijfers en aantallen van 2019 ten opzichte van voorgaande jaren. Kan
er alsnog een overzichtstabel over de jaren 2017–2020 gegeven worden en kan in de
volgende voortgangsrapportages standaard een overzichtstabel gegeven worden?
Antwoord van het kabinet:
In de tekst wordt waar mogelijk een vergelijking gegeven met de jaren 2017 en 2018.
Bijvoorbeeld op de pagina’s 8, 11 en 16 van de rapportage. Een overzichtstabel over
de jaren 2017–2020 is op dit moment nog niet beschikbaar, omdat de cijfers over 2020
nog niet geheel beschikbaar zijn. In de integrale beleidsevaluatie die dit jaar wordt
opgesteld zal een meerjarig cijfermatig beeld worden gegeven. In de voortgangsrapportage
van 2020 zal worden teruggeblikt op het afgelopen jaar.
Het internationaal cultuurbeleid richtte zich van 2017 tot 2020 op drie doelen: 1) een
sterke cultuursector, 2) meer ruimte voor een bijdrage van cultuur aan een veilige,
rechtvaardige en toekomstbestendige wereld, en 3) cultuur als middel van moderne diplomatie.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de internationale culturele
export en samenwerking vooral gericht lijkt te zijn op het goed voor het voetlicht
brengen van de Nederlandse cultuur in plaats van de kansrijke samenwerkingen aan te
gaan, zoals beoogd. Deze leden willen weten hoe houdbaar de drie doelstellingen zijn,
wie deze doelen bepaalt en welke doelen zijn opgesteld voor na 2020.
Antwoord van het kabinet:
Het internationaal cultuurbeleid kent periodes van vier jaar waarvoor een beleidskader
wordt opgesteld. In december 2019 is het beleidskader ICB voor de periode 2021–2024 naar de Kamer gestuurd. De hoofddoelen voor 2021–2024 zijn: (1) zorgen voor een sterke
positie van de Nederlandse culturele sector in het buitenland door zichtbaarheid,
uitwisseling en duurzame samenwerking, (2) het ondersteunen van de bilaterale relaties
met andere landen door middel van cultuuruitingen en (3) het benutten van de kracht
van de culturele sector en creatieve industrie voor de Sustainable Development Goals
(SDG’s). Deze doelstellingen komen grotendeels overeen met de doelstellingen van de
periode 2017–2020 en verschillen slechts op accenten. In de periode 2021–2024 is er
een nadrukkelijker focus op Europa, internationale erfgoedsamenwerking en de SDG’s.
Ook vragen zij wat het verschil is tussen internationale culturele export (verdienmodel)
en internationale import en samenwerking (investering). Dat onderscheid wordt niet
duidelijk uit de rapportage. Kan dit verschil worden aangegeven en kan worden aangegeven
hoe duurzaam de samenwerkingsverbanden zijn?
Antwoord van het kabinet:
Het internationaal cultuurbeleid draait om duurzame internationale samenwerking en
uitwisseling, waarvan niet alleen de Nederlandse culturele sector profiteert, maar
ook de cultuurmakers in de landen waarmee uitwisseling plaatsvindt. Ofschoon Nederlandse
cultuurmakers, naast artistiek, ook financieel baat zullen hebben bij projecten die
dankzij het ICB worden uitgevoerd en het economisch belang van de culturele en creatieve
sector in het ICB is meegewogen, is het beleid niet primair gericht op een verdienmodel
voor deze sector.
Samenwerkingsverbanden in het ICB zijn vaak langjarig, mede met het oog op duurzaamheid.
Een goed voorbeeld vormt de langjarige museale samenwerking tussen Nederland en Rusland,
waarbij erfgoedprofessionals uit beide landen nauw met elkaar samenwerken en conferenties houden, maar
ook het langdurige partnerschap tussen de Hermitage musea in Amsterdam en St.Petersburg.
Als gekeken wordt naar de resultaten van het eerste doel (een sterke cultuursector)
blijkt dat de meeste type projecten lezingen, presentaties of manifestaties zijn.
In de voortgangsrapportage valt te lezen dat onder andere Nederlandse films en boeken
in de prijzen vielen in het buitenland en dat is natuurlijk mooi. De leden van de
Partij voor de Dieren-fractie merken echter op dat hierbij meer sprake is van overdragen
van onze cultuur dan van samenwerking. De vraag is hierbij of er geen andere manieren
gezocht moeten worden om internationale culturele samenwerking vorm te geven. Deze
leden denken hierbij aan het stimuleren van kleinschaligere, minder institutionele
manieren en vooral gericht op vragen/wensen die leven in het buitenland met betrekking
tot Nederland, het Nederlandse beleid en/of geschiedenis.
Antwoord van het kabinet:
Sinds 2009 is het programma Gedeeld Cultureel Erfgoed onderdeel van het internationaal
cultuurbeleid. Voor de nieuwe beleidsperiode is ervoor gekozen om niet langer aan
deze naam vast te houden, omdat het erfgoed niet altijd in dezelfde mate als «gedeeld»
wordt ervaren, maar bijvoorbeeld juist als Nederlands, lokaal of koloniaal wordt gezien.
Binnen het programma is het, onder andere via het Matchingsfonds van DutchCulture,
mogelijk om kleinschalige initiatieven te ondersteunen. Een voorbeeld hiervan is de
podcast De plantage van onze voorouders. Voor de komende beleidsperiode (2021–2024) zijn wederkerigheid, meerstemmigheid en
vraaggericht werken de belangrijkste uitgangspunten van het programma (zie de desbetreffende
informatie op de website van DutchCulture).
Als gekeken wordt naar het tweede doel (cultuur en een veilige, rechtvaardige en toekomstbestendige
wereld) merken de leden van de Partij voor de Dieren-fractie op dat het beleid bij
draagt aan «internationale uitwisseling en aan het internationale profiel van Nederland
door cultuur te verbinden aan maatschappelijke opgaven en diplomatie, buitenlandbeleid
en mensenrechten». Vooral doelstelling 2 roept de vraag op: wie bepaalt wat een rechtvaardige
en toekomstbestendige wereld is? Daarnaast vragen deze leden zich af in hoeverre doelstelling 2
niet alleen gericht is op cultuuruitwisseling, maar ook inzet op de bescherming van
al bestaande cultuur. Cultuuruitwisseling is van groot belang, maar wanneer het gaat
over een veilige, rechtvaardige en toekomstbestendige wereld, is het behoud van cultuur
cruciaal. Al in 1948 introduceerde de jurist Raphael Lemkin de term «culturele genocide»:
de ondermijning van de manier van leven van een groep. Culturele kenmerken en erfgoed
zijn voor bepaalde groepen en volkeren nauw verweven met hun identiteit en levensonderhoud,
en de bedreiging ervan kan de overleving van deze groepen in gevaar brengen. Hoe zet
het kabinet in op behoud, bescherming en restoratie van cultureel erfgoed in landen
waar dat bedreigd wordt?
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet ondersteunt het werk van UNESCO op het gebied van de bescherming van het
erfgoed door in te zetten op activiteiten in het kader van het Werelderfgoed (UNESCO-verdrag
1972) en immaterieel erfgoed (UNESCO-verdrag 2003), de bescherming van erfgoed tijdens
gewapend conflict (Haags Verdrag) en de bestrijding van de illegale handel in cultuurgoederen
(UNESCO-verdrag 1970).
Ook via het Cultural Emergency Response programma van het Prins Claus Fonds wordt snelle hulp geboden bij het evacueren,
stabiliseren of redden van cultureel erfgoed dat dreigt te worden vernietigd of dat
is beschadigd door natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen, bijvoorbeeld
recentelijk in Libanon. In het kader van CER worden ook opleidingen van erfgoedredders
georganiseerd en de ontwikkeling van een netwerk van experts die waar nodig een snelle
reactie mogelijk maken. CER werkt samen met andere internationale organisaties voor
erfgoedbehoud.
Als gekeken wordt de naar het derde doel (de inzet van culturele diplomatie) zetten
«ambassades en consulaten-generaal cultuur vooral in voor internationale rechtsorde
en mensenrechten, (duurzame) handel en investeringen en Europese samenwerking». De
leden van Partij voor de Dieren-fractie vinden dat de sommige van de genoemde projecten
meer lijken te gaan over het overbrengen van de Nederlandse cultuur. Zo lijkt het
project van What Could/Should Curating Do (WCSCD) – een drie maanden durende curatorcursus
in Belgrado (Servië) – meer gericht te zijn op promotie, aangezien veel van deze cursussen
al online en gratis worden aangeboden door bijvoorbeeld Tate, met als extra voordeel
dat verschillende culturen online samenkomen om samen te werken.1 Kortom, de leden willen weten hoe lokaal gestuurde initiatieven door ambassades gefinancierd
kunnen worden.
Antwoord van het kabinet:
Met het instrument culturele diplomatie worden belangen van het Nederlands buitenlandbeleid
ondersteund. Lokaal gestuurde initiatieven kunnen daar een rol in spelen. Bij de inzet
van culturele diplomatie wordt ook veel samengewerkt met lokale partners en/of locaties.
Dat kunnen festivals zijn op het gebied van bijvoorbeeld letteren, fotografie of film,
maar ook lokale cultuurorganisaties of kunstenaars. De kleine selectie voorbeelden
uit de voortgangsrapportage What could/should curating do (WCSCD), de Lagos Fashion Week maar ook de samenwerking met Cuba inzake erfgoed geeft goede illustraties van deze
samenwerking.
Als er gekeken wordt naar het beleid voor internationale erfgoedsamenwerking waarderen
de leden van de Partij voor de Dieren-fractie projecten waarbij de rol van de Nederlandse
kolonisatie voor het voetlicht wordt gebracht, zoals de documentaire van Sandra Beerends,
die verteld wordt vanuit het perspectief van een Indonesisch kindermeisje. Echter
merken deze leden op dat «ruim een kwart van het budget voor erfgoedprojecten ging
naar workshops of trainingen, bijvoorbeeld over museum- en collectiemanagement en
dat 23% ging naar (verkennend) onderzoek of advies, bijvoorbeeld bij digitalisering
van archieven of herbestemming van monumenten». Kan aangegeven worden vanuit wie het
verzoek kwam om bijvoorbeeld de archieven te digitaliseren en hoe dit onder andere
bijdraagt aan «een beter en genuanceerder beeld van Nederland in het buitenland» en
hoe dit «de dialoog op tal van onderwerpen» stimuleert?
Antwoord van het kabinet:
Binnen het programma Internationale Erfgoedsamenwerking (voorheen: Gedeeld Cultureel
Erfgoedprogramma) richt het Nationaal Archief zich op het digitaliseren en toegankelijk
maken van archiefcollecties in binnen- en buitenland, die te maken hebben met het
gedeeld verleden. Door middel van digitalisering wordt de historische informatie in
deze documenten veiliggesteld en toegankelijk gemaakt voor een breed publiek.
Erfgoedsamenwerking draagt, zeker als er sprake is van een gedeelde geschiedenis,
bij aan wederzijds begrip. Aansluiting op actuele thema’s en prioriteiten in de partnerlanden
is gewenst om vanuit een dialoog samen te werken. Verzoeken om archieven in partnerlanden
of in Nederland te digitaliseren kunnen komen van buitenlandse universiteiten, onderzoeksinstituten,
maar ook van archiefdiensten en overheidsbedrijven. Vanuit de Protestantse Kerk van
de Molukken in Indonesië kwam bijvoorbeeld het verzoek om aldaar berustende kerkarchieven
te digitaliseren. Deze zijn relevant voor de lokale christelijke gemeenschappen op
de Molukken, maar ook voor de Molukse gemeenschap in Nederland.
Vanuit de Stichting voor Surinaamse Genealogie en de Radboud Universiteit kwam het
verzoek om de registers van de Burgerlijke Stand Paramaribo te digitaliseren. Vanuit
de Anton de Kom Universiteit Paramaribo kwam het verzoek om archieven van de Nederlandsche
Handelmaatschappij (NHM) met betrekking tot de behandeling van contractarbeiders in
Suriname te digitaliseren en de Kereta Api Indonesia (Indonesische Spoorwegen) heeft
het Nationaal Archief gevraagd om archiefstukken aangaande de grondrechten van de
Nederlands-Indische spoorwegen te digitaliseren. Soms verzoekt het Nationaal Archief
zelf organisaties om samen te werken op het gebied van digitalisering, bijvoorbeeld
om archieven te ontsluiten die complementair zijn aan archieven in de collectie van
het Nationaal Archief.
Door aspecten uit het Nederlandse koloniale verleden als slavernij, contractarbeid
en onderdrukking van de oorspronkelijke bevolking aandacht te geven binnen het programma,
worden deze onderwerpen bespreekbaar. Door bijvoorbeeld de digitalisering en ontsluiting
van de Slavenregisters Suriname en Curaçao beoogt het programma onderzoek naar dit
verleden te stimuleren en te faciliteren en daarmee bij te dragen aan de dialoog over
het Nederlands slavernijverleden en de doorwerking hiervan in Nederland en de betreffende
focuslanden.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie denken dat internationaal erfgoedsamenwerking
bij uitstek een kans biedt om in te zetten op activiteiten op het gebied van «vrede,
veiligheid, stabiliteit en ontwikkeling» en om tot betere samenwerking te komen met
landen waar Nederland een stempel op heeft gedrukt door haar koloniale verleden. De
leden van de Partij voor de Dieren-fractie menen dat het bijvoorbeeld een goed idee
is om te beginnen met te onderzoeken hoe geroofd erfgoed teruggegeven kan worden.
Is het kabinet het ermee eens dat internationaal cultuurbeleid ingezet zou kunnen
worden om in het reine te komen met het Nederlandse verleden? Zo ja, is het kabinet
bereid om dit tot een onderdeel te maken van het internationaal cultuurbeleid?
Antwoord van het kabinet:
De Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap heeft op 29 januari 2021 de beleidsvisie
Collecties uit een koloniale context naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 32 820, nr. 405). Deze visie is opgesteld als reactie op het advies van de Raad voor Cultuur getiteld
Koloniale collecties en de erkenning van onrecht. De beleidsvisie is gericht op een zorgvuldige omgang met collecties uit een koloniale
context en biedt een kader voor de beoordeling van verzoeken van landen van herkomst
tot teruggave van cultuurgoederen. Het kabinet erkent in de beleidsvisie dat door
het tegen hun wil in bezit nemen van cultuurgoederen, de oorspronkelijke bevolking
van de koloniale gebieden onrecht is aangedaan en is bereid tot teruggave van cultuurgoederen
binnen het beschreven kader. Wat betreft de vraag of het internationaal cultuurbeleid
ingezet zou kunnen worden om in het reine te komen met het Nederlandse verleden, stelt
het kabinet in de beleidsvisie dat een dialoog met de landen van herkomst een onderdeel
is van een zorgvuldige omgang met cultuurgoederen uit een koloniale context, en dat
het kabinet inzet op verdere kennisuitwisseling en gezamenlijk onderzoek naar koloniale
collecties met landen van herkomst, in aansluiting op de inzet op de internationale
erfgoedsamenwerking in het kader van het internationaal cultuurbeleid.
Tot slot, volgens de leden van de Partij voor de Dieren-fractie liggen er kansen om
het internationaal cultuurbeleid beter aan te laten sluiten bij internationale maatschappelijke
uitdagingen, zoals de biodiversiteits- en klimaatcrisis. Cultuur heeft namelijk ook
te maken met hoe de samenleving wordt vormgeven, de verhouding van de mens tot het
klimaat en de biodiversiteit, de intrinsieke waarde van andere soorten en hoe om te
gaan met toekomstige en voorgaande generaties. De huidige cultuur van het «eeuwige
nu», die een duurzame toekomst in de weg staat vanwege overconsumptie, is wat de leden
van de Partij voor de Dieren-fractie betreft aan herziening toe. Internationaal cultuurbeleid,
waarbij kennis en inzicht tussen culturen worden uitgewisseld en waarbij kennis en
inspiratie uit de diversiteit van soorten gevonden kan worden, speelt hierbij een
rol. Deze leden menen dat in het huidige internationale cultuurbeleid meer oog zou
moeten zijn voor (de toekomstige) mens, dier en natuur, waarbij via échte samenwerking
aan twee kanten geleerd kan worden. Hierin liggen hoopvolle uitdagingen. Is het kabinet
het eens met deze suggestie en is het kabinet bereid om dit tot een onderdeel te maken
van het internationaal cultuurbeleid?
Antwoord van het kabinet:
Samen met de EU en UNESCO zijn we ervan overtuigd dat de culturele en de creatieve
sectoren kansen bieden om een innovatieve bijdrage te leveren aan de agendering en
bevordering van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (Sustainable Development Goals – SDG’s).
In het nieuwe beleidskader ICB voor de periode 2021–2024 zal hierbij, gelet op de
ervaringen met het programma «Inclusive Cities and Societies through Design» van het
Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, de nadruk liggen op SDG 11 (veilige en duurzame
steden) en SDG 16 (rechtvaardige, vreedzame en inclusieve samenlevingen). In principe
laat het ICB 2021–2024 echter ruimte voor initiatieven op álle SDG’s. De SDG’s bieden
een goed aanknopingspunt voor een verbinding met mens, dier en natuur.
Ook werkt Nederland in internationaal verband samen in UNESCO. In het kader van het
Werelderfgoedverdrag, dat ziet op cultuur en natuurerfgoed, zal het onderwerp van
werelderfgoed en klimaatverandering op de agenda staan bij de volgende Comitébijeenkomst.
Nederland hecht belang aan deze agendering en heeft het initiatief financieel gesteund.
In het kader van het immaterieel-erfgoedverdrag is een interactieve applicatie ontwikkeld
met steun van Nederland om de verbinding tussen het immaterieel erfgoed en de duurzame
ontwikkeling te maken «dive into intangible heritage, living heritage and sustainable development».
Nederland neemt ook deel aan een uitwisselingsgroep via de Open Methode van Coördinatie
in het kader van het EU Werkplan Cultuur 2019–2022 over duurzaam beheer van cultureel
erfgoed en klimaatadaptatie. Het doel is ervaringen uit te wisselen tussen EU lidstaten
over dit onderwerp en te leren van goede voorbeelden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.A. (Pia) Dijkstra, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
R. Konings, adjunct-griffier