Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Jetten, Klaver, Ploumen en Van der Staaij over de snelheid van het vaccineren en de uitvoering van de vaccinatiestrategie
Vragen van de leden Jetten (D66), Klaver (GroenLinks), Ploumen (PvdA) en Van der Staaij (SGP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de snelheid van het vaccineren en de uitvoering van de vaccinatiestrategie (ingezonden 28 januari 2021).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 18 februari
2021).
Vraag 1
Wat is volgens u de voornaamste reden dat Nederland een vaccinatiegraad heeft van
1,01 procent terwijl het gemiddelde binnen de Europese Unie ligt op 2,19 procent1? Kunt u nader toelichten of dit te maken heeft met de voorbereiding, de tegenvallende
uitvoering van de strategie of de tegenvallende levering die voor elk lidstaat hetzelfde
is?
Antwoord 1
De eerste prik is in Nederland gezet op 6 januari. Andere lidstaten van de Europese
Unie hadden de eerste prik in de 2 weken daarvoor gezet. Tevens heeft Nederland een
ruime zekerheidsmarge gehanteerd in het voorraadbeheer. Nederland heeft in eerste
instantie gekozen voor het 100% op voorraad houden van een vaccin voor de tweede prik,
uitgaande van wisselende en tegenvallende leveringen. Over de wijze waarop we momenteel
aan het inlopen zijn, met onder meer een aangepast voorraadbeheer en een lagere spillage
dan waar we eerder rekening mee hielden, heb ik u nader geïnformeerd in mijn Kamerbrief
van 20 januari en 2 februari jl.
Vraag 2
Welke afgesproken deadlines betreffende de vaccinatiestrategie zijn afgelopen maanden
niet gehaald?
Antwoord 2
Zoals ik meermaals richting uw Kamer heb aangegeven moet in de uitvoering van de vaccinatiestrategie
rekening worden gehouden met een drietal afhankelijkheden. Ten eerste, de geschiktheid
van vaccins voor specifieke groepen, ten tweede het moment van beschikbaarheid van
vaccins en de aantallen waarin ze worden geleverd, en tot slot de logistieke kenmerken
en de wijze van levering van vaccins. Op basis van adviezen van de Gezondheidsraad
is een volgorde bepaald van de verschillende doelgroepen die voor een vaccinatie in
aanmerking komen. Gegeven de afhankelijkheden houd ik zo veel mogelijk vast aan de
volgorde, omdat daarmee bescherming tegen ziekte en sterfte wordt geboden. Gegeven
de informatie van fabrikanten over de exacte momenten en aantallen van leveringen
kunnen we de uitvoering steeds concreter en specifieker plannen. Tegelijkertijd moeten
we dus soms schuiven in de start van een doelgroep en is ook sprake van een langere
doorlooptijd. Over het bijstellen en/of verder invullen van de activiteiten zoals
ook weergegeven in de flowchart informeer ik uw Kamer doorlopend, laatstelijk 5 februari
jl.
Vraag 3
Wanneer verwacht u dat Nederland op dezelfde vaccinatiegraad zit als het EU-gemiddelde
(of zelfs daarboven) en welke vaccinatiesnelheid (aantal vaccinaties per dag) is daarvoor
nodig?
Antwoord 3
Het is niet goed in te schatten wanneer Nederland op dezelfde vaccinatiegraad zit
als de andere EU-landen of zelfs daar boven. Ik verwacht dat de relatieve achterstand
snel zal zijn ingelopen. De EU-landen krijgen naar rato van de bevolkingsomvang ongeveer
dezelfde hoeveelheid vaccins geleverd. De vaccinatiesnelheid en -graad in de verschillende
landen is afhankelijk van de snelheid waarmee vaccin geleverd wordt en de omvang van
die leveringen in de landen en de wijze waarop dit ingezet wordt; bijvoorbeeld hoe
omgegaan wordt met het voorraadbeheer, inzet van vaccin en hoe landen omgaan met het
prikinterval voor de eerste en tweede prikken voor de verschillende vaccins. In mijn
Kamerbrief van 2 februari jl. leg ik uit hoe ik een aantal uitgangspunten heb gewijzigd
om de vaccinatieoperatie te versnellen.
Vraag 4
Welke sleutelfiguren binnen het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben
de regie over de verschillende uitvoerende instanties in de vaccinatiestrategie? Welke
taken heeft het ministerie onder zich en uit welke hoedanigheid wordt deze regie uitgevoerd?
Antwoord 4
Het ministerie is eindverantwoordelijk voor de COVID-19 vaccinatie. Op het beleidsdepartement
ligt de verantwoordelijkheid voor de beleidsafwegingen binnen de strategie en de financiering,
en het RIVM voert de regie over de uitvoering. De uitvoering vindt plaats in samenwerking
met de verschillende uitvoerende partijen (zoals de GGD’en, huisartsen, ziekenhuizen
en instellingen). Tussen het beleidsdepartement, het RIVM en de uitvoerende partijen
vindt dagelijks overleg en afstemming plaats, variërend van bestuurlijk tot operationeel
niveau.
Vraag 5
Wat is uw opvatting om een regierol bij Defensie te leggen en klopt het dat Defensie
de inzet van het leger heeft aangeboden om de uitvoering te verbeteren? Klopt het
dat u dat hebt geweigerd?
Antwoord 5
Nee. Voor de zomer van 2020 is verkend op welke wijze de uitvoering van de vaccinatiecampagne
tegen COVID-19 het meest logisch zou zijn. Toen is geconcludeerd dat de meest voor
de hand liggende route is om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de reeds bestaande
structuren. Er is daarom gekozen om het RIVM als coördinator van het vaccinatieprogramma
aan te wijzen. Bij de uitvoering wordt wel degelijk beroep gedaan op Defensie. Defensie
ondersteunt het RIVM bij de logistieke operatie met name op het coördinerende vlak.
Daarnaast is met Defensie de afspraak gemaakt dat, indien nodig, binnen afzienbare
termijn maximaal 1000 medewerkers van Defensie kunnen worden ingezet voor de ondersteuning
en het vaccineren. Van deze mogelijkheid hebben we tot nu toe geen gebruik hoeven
maken.
Vraag 6
Klopt het dat vanuit het bedrijfsleven hulp is aangeboden om de uitvoering te verbeteren?
Klopt het dat u dat hebt geweigerd?
Antwoord 6
Nee. Het klopt dat er vanuit het bedrijfsleven hulp wordt aangeboden. Ik heb hierover
overleg met VNO-NCW en het bedrijfsleven. Ik ben hen zeer erkentelijk voor hun betrokkenheid
en het aanbod van expertise om de vaccinatiecampagne te kunnen versnellen. Het RIVM
laat zich op dit moment adviseren over de logistiek en het planningsproces. Dit gebeurt
onder de vlag van de Topsector Logistiek en met betrokkenheid van leden van VNO-NCW
(zoals logistieke specialisten uit bedrijven als ASML en Heineken), onder leiding
van prof. dr. ir. Jan C. Fransoo, hoogleraar Operations and Logistics Management aan
Tilburg University en de TU Eindhoven. Op basis hiervan worden voorstellen gedaan
voor het mogelijk verbeteren van plannings- en logistieke processen, zowel om bij
te dragen aan mogelijke versnellingen op de kortere termijn, alsook om meer en regelmatige
scenarioplanning mogelijk te maken voor de middellange termijn. Daarnaast hebben in
de afgelopen periode veel (individuele) bedrijven aanbiedingen gedaan voor ondersteuning
met onder andere koel- en invriesapparatuur, ICT-voorzieningen, digitale mogelijkheden
voor vaccinatiebewijzen en vervoersaanbiedingen. Van deze aanbiedingen wordt in veel
gevallen nu geen gebruikgemaakt, omdat er al afspraken zijn met verschillende leveranciers.
Indien nodig kan en zal alsnog van de aanbiedingen gebruikgemaakt worden.
Vraag 7
Kunt u in een tabel uiteenzetten: (1) hoeveel vaccins er op 28 januari 2021 op voorraad
zijn, (2) uitgesplitst naar fabrikant hoeveel vaccins er de komende drie weken (tussen
28 januari en 18 februari) worden geleverd, (3) hoeveel vaccinaties er tussen 28 januari
en 18 februari per dag gepland staan en (4) hoeveel afspraken hiervoor daadwerkelijk
zijn ingepland en kunt u hierbij aangeven of dit een eerste of tweede prik betreft?
Antwoord 7
Op 28 januari waren er 485.670 doses vaccin van BioNTech/Pfizer, 200 van Moderna en
0 van AstraZeneca (deze was immers nog niet goedgekeurd) op voorraad. Voor het BioNTech/Pfizer
vaccin wordt in deze berekeningen uitgegaan van 6 doses per flacon en voor Moderna
van 10 doses per flacon. Voor een overzicht van hoeveel vaccins per fabrikant de komende
drie weken worden verwacht, verwijs ik u naar mijn Kamerbrief van 2 februari jl.
Hoeveel vaccinaties er tussen 28 januari en 18 februari per dag gepland staan is niet
te zeggen. Immers: de vaccinaties worden op dit moment onder meer binnen de muren
van honderden instellingen gezet, die allemaal hun eigen planning hebben. Het totale
aantal gezette en nog te zetten vaccins in die periode kunt u afleiden uit figuur
2 van de Kamerbrief van 2 februari jl. Voor het aandeel BioNTech/Pfizer en Moderna
betreft dit in alle gevallen al ingeplande vaccinaties. Voor het aandeel AstraZeneca
niet, omdat we in afwachting waren van het advies van de GR en ontvangst van de leveringen
van dit vaccin.
Voor de BioNTech/Pfizer-vaccins geldt dat het deels om eerste en deels om tweede vaccinaties
gaat. Voor Moderna en AstraZeneca geldt dat het in alle gevallen in deze periode om
eerste prikken gaat.
Vraag 8 en 9
Kunt u op basis van de geplande afspraken voor vaccinatie komende weken ook een prognose
geven wat komende weken de vaccinatiesnelheid (het aantal vaccinaties per dag) is?
Kunt u dit uitsplitsen per uitvoerder (GGD, huisarts, instellingsarts, etc.)?
Bent u bereid de vaccinatiesnelheid (het aantal vaccinaties per dag) en de geprognosticeerde
vaccinatiesnelheid voor aankomende weken te publiceren op het coronadashboard van
de rijksoverheid?
Antwoord 8 en 9
Zie het antwoord op vraag 7 en mijn brief van 2 februari jl. voor een benadering van
het aantal te verwachten vaccinaties.
Sinds 26 januari jl. is op het Coronadashboard de vaccinatie pagina toegevoegd. De
data op dit dashboard wordt dagelijks geüpdatet, op basis van de data die bij ons
bekend is. Momenteel wordt het totaal aantal gezette prikken per dag door het RIVM
berekend op basis van de gerapporteerde cijfers door GGD-GHOR en LNAZ voor prikken
gezet bij de GGD’en en in ziekenhuizen respectievelijk, en cijfers afgeleid uit de
hoeveelheid bezorgde vaccins voor de instellingen in de langdurige zorg. Op het dashboard
worden deze gegevens zowel als totaal als per type uitvoerende organisatie weergegeven.
In figuur 2 van mijn brief aan uw Kamer van 2 februari jl. heb ik het cumulatieve
aantal geleverde (t/m week2 en verwachte doses vaccins (BioNTech/Pfizer, Moderna en AstraZeneca), op basis van
de laatste leveringsschema’s uitgezet in de tijd en tegen de geplande vaccinaties.
De komende weken groeit het aantal gezette prikken steeds dichter toe naar het aantal
geleverde vaccins. De snelheid van prikken groeit sneller dan de snelheid van levering.
Vraag 10
Klopt het dat indien in week vijf in totaal 757.000 vaccins op voorraad zijn en er
tot nu toe 185.356 vaccins zijn toegediend3], er momenteel een voorraad is van ongeveer 385.000 vaccins (757.000 – 2 * 185.356)
die niet gereserveerd zijn voor een tweede prik en dat deze (excl. spillage) aan circa
193.000 personen toegediend hadden kunnen zijn? Zo nee, wat is dan de huidige voorraad
van vaccins dieniet gereserveerd zijn voor een tweede prik? Zo ja, welke gezondheidswinst
zou het hebben opgeleverd als deze vaccins reeds waren toegediend?
Antwoord 10
Het is niet juist dat in week vijf in totaal 757.000 vaccins op voorraad zijn. In
week 5 bedroeg de beschikbare voorraad ongeveer 486.000. Maar deze verschilt per dag
– afhankelijk van wat er per dag geleverd en uitgereden wordt.
Het aantal tweede vaccinaties is tot en met 31/1 nog relatief gering. Vanaf week 5
begint dit aantal op te lopen.
Vraag 11
Kunt u het draaiboek aan de Kamer doen toekomen (dat gold ten tijde van de Kamerbrief
van 20 januari jl.), waarin beschreven staat hoe de 7,6 miljoen vaccins in het eerste
kwartaal zouden worden toegediend en waarin beschreven staat wat hierbij de snelheid
van vaccineren was per week, per uitvoerder, aangezien er volgens de genoemde Kamerbrief
indicatief 7,6 mln. vaccins werden verwacht in het eerste kwartaal van 2021?
Antwoord 11
In de vaccinatiestrategie wordt ingezet op meerdere uitvoeringspartijen die samen
invulling geven aan de uitvoering van de vaccinaties in Nederland. Samen met en voor
deze uitvoeringspartijen worden door het RIVM specifieke uitvoeringsafspraken gemaakt,
worden verschillende op de uitvoering gerichte draaiboeken en instructies vormgegeven.
Daarnaast zijn er algemene producten zoals de uitvoeringsrichtlijn(en), die voor alle
uitvoeringspartners gedetailleerd beschrijven hoe de uitvoering eruit moet zien. Deze
producten, die de vaccinatie-uitvoering richten en sturen, worden op de website van
het RIVM gepubliceerd, maar daar waar het specifieke instructies betreft, juist ook
via de betreffende koepels met de uitvoeringspartijen gedeeld. Voorbeelden daarvan
zijn de Uitvoeringsrichtlijn COVID-19 vaccinatie, NHG-Praktijkhandleiding COVID-19-vaccinatie
voor de huisartspraktijk, Werkinstructie voor vaccinatie in de instellingen, PvA COVID-19-vaccinatie
voor ziekenhuizen, Handleiding inzet BRBA Registraties voor uw organisatie etc. Deze
producten en ook de uitvoeringsafspraken worden, wanneer de situatie daar aanleiding
toegeeft, gewijzigd; bijvoorbeeld als er nieuw vaccin toegelaten wordt, of als de
vaccinatiestrategie en planning gewijzigd moet worden. In de uitvoeringsoverleggen
en afspraken met de uitvoeringspartijen wordt qua voorbereiding en capaciteit(-sopbouw)
aangesloten bij de verwachte leveringen en de prioriteiten en planning uit de vaccinatiestrategie.
Hierbij wordt ook gekeken op welke wijze gebruikmakend van de ervaringspraktijk en
capaciteit – onder voorwaarden – net als bij de griepprik grote hoeveelheden vaccins
in korte periode gezet kunnen worden. Met de uitvoeringspartijen kijken we steeds
welke capaciteit op welk moment nu en in de toekomst nodig is om de vaccins maximaal
weg te kunnen prikken.
Vraag 12
Wordt er in de bestaande draaiboeken gestuurd op overcapaciteit in de uitvoering zodat
de voorraad maximaal benut wordt, rekening houdend met de tweede prik, en dat in het
ergste geval mensen voor hun eerste prik moeten worden afgezegd als leveringen tegenvallen?
Zo nee, waarom niet en bent u van plan dit de komende weken wel te gaan doen? Zo ja,
waarom blijft het vaccinatiepercentage in Nederland zo ver achter bij andere Europese
landen, die naar rato dezelfde leveringen krijgen?
Antwoord 12
In mijn brief van 2 februari jl. heb ik beschreven welke maatregelen ik heb getroffen,
in aanvulling op de reeds gecommuniceerde uitgangspunten uit mijn brief van 20 januari
jl., om de voorraad maximaal te benutten en daarmee meer mensen sneller een vaccin
te kunnen aanbieden. Ik heb in deze brieven toegelicht op welke wijze het voorraadbeheer,
met een minimaal veilig niveau van veiligheidsvoorraad, ingericht zal worden, zodat
snel meer mensen gevaccineerd kunnen worden, maar wel zodanig dat bij een tegenvallende
levering de vaccinatie niet meteen vertraagd of belemmerd wordt. De snelheid van vaccinatie
wordt bepaald door de snelheid van leveringen. De snelheid van prikken groeit de komende
weken sneller dan de snelheid van levering, als gevolg van de maatregelen die ik in
mijn brieven van 20 januari en 2 februari jl. heb aangekondigd. Ook bereiden we ons
voor op de, naar verwachting, grotere leveringen in het tweede kwartaal. In de eerstvolgende
Kamerbrief zal ik u weer informeren over de landelijke steunverzoeken.
Vraag 13
Hoeveel kwetsbaren in de langdurige zorg overlijden er gemiddeld per week ten gevolge
van COVID-19 en wat is bij deze groep de kans op overlijden ten gevolge van COVID-19?
Antwoord 13
Op basis van de beschikbare cijfers wordt geschat dat van week 10 van 2020 tot en
met week 4 van 2021 gemiddeld ca. 150 bewoners van verpleeghuizen per week zijn overleden
die positief waren getest op COVID-19. Dit blijkt uit de gegevens van het RIVM. In
deze periode zijn 36.000 bewoners besmet geraakt en van hen zijn 7250 overledenen
gemeld. Dat is 20% van het totaal aantal overledenen. De daadwerkelijke kans op overlijden
zal echter hoger zijn dan 20%, omdat bij een deel van de cliënten bij wie men een
besmetting met COVID-19 vermoedt, dit met name in de eerste golf niet met een test
is vastgesteld. In de locaties voor gehandicaptenzorg overleden van week 28 van 2020
tot en met week 4 van 2021 gemiddeld ongeveer drie bewoners per week aan COVID-19.
Op het Coronadashboard zijn dagelijks nieuwe gegevens beschikbaar over het aantal
positief geteste bewoners dat is overleden.
Vraag 14
Wat is de geschatte gezondheidsschade voor kwetsbaren in de langdurige zorg gegeven
het feit dat de mate van bescherming op ernstige ziekte ook al na één dosis van het
BioNTech/Pfizer vaccin wordt geschat op 50 tot 60% (en 95% na tweede dosis) en dat
van de 757.000 vaccins er momenteel slechts 17.000 zijn toegediend aan kwetsbaren
in de langdurige zorg?
Antwoord 14
Vanwege de hoge ziektelast in deze groep vind ik het belangrijk dat alle kwetsbare
mensen zo snel mogelijk een COVID-19 vaccin aangeboden krijgen. Ik baseer me hierbij
ook op de adviezen van de Gezondheidsraad. Vaccinatie gaat in fases en is afhankelijk
van de leveringen van de vaccins. Om zo snel mogelijk zo veel mogelijk kwetsbare mensen
te beschermen tegen het coronavirus, heb ik naar aanleiding van het gezamenlijke advies
van de Gezondheidsraad en het Outbreak Management Team, gekozen voor het verlengen
van het prikinterval tussen de eerste en tweede vaccinatie met het BioNTech/Pfizer
vaccin. Door de tweede vaccinatie uit te stellen en minder vaccins op voorraad te
houden, kunnen meer mensen snel een eerste vaccinatie ontvangen. Na de eerste prik
loopt de bescherming op (en in het geval van het BioNTech/Pfizer-vaccin is die meteen
heel behoorlijk). In mijn brief van 5 februari jl. heb ik aangegeven dat het vaccin
van BioNtech/Pfizer ook beschikbaar komt voor de bewoners van de genoemde kleinschalige
woonvormen die onder de medische verantwoordelijkheid van de huisarts vallen. Op deze
wijze kan het vaccinatietraject voor deze groepen met zeker drie weken worden versneld
en kunnen alle bewoners van deze kleinschalige woonvormen eind februari de eerste
vaccinatie hebben gehad.
Vraag 15
Bent u het eens met de stelling dat het zo snel als mogelijk inhalen van de achterstand
op het EU-gemiddelde kan bijdragen aan het voorkomen van sterfgevallen in de langdurige
zorg? Zo ja, hoeveel sterfgevallen betreft dit? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 15
Met het oog op de opkomst van verschillende, meer besmettelijke, varianten van het
coronavirus, wil ik maximaal inzetten om de vaccinatieoperatie te versnellen waar
dat verantwoord kan. In mijn brieven van 20 januari jl. en 2 februari jl. heb ik toegelicht
welke stappen ik heb gezet, onder andere in het voorraadbeheer en de planning om sneller
meer mensen een eerste vaccinatie aan te bieden. Onderzoek wijst uit dat vanaf 60
jaar sterfte en ziekte aan COVID-19 sterk toenemen. Om die reden wil ik deze leeftijdsgroepen
zo spoedig mogelijk vaccineren. In mijn brief van 5 februari jl. heb ik aangegeven
dat de bewoners in de kleinschalige woonvormen die onder de medische verantwoordelijkheid
van de huisarts vallen sneller een eerste vaccinatie zullen ontvangen.
Vraag 16
Wordt de mate van gezondheidsschade ook meegenomen in de planning voor de komende
weken? Zo ja, hoe beïnvloedt dit de vaccinatiesnelheid en het maximaal benutten van
de voorraad van vaccins?
Antwoord 16
De vaccinatiestrategie is gericht op het voorkomen van (ernstige) ziekte en sterfte.
Door op basis van ziektelast te vaccineren wordt zoveel mogelijk gezondheidsschade
voorkomen. De prioriteit bij het vaccineren ligt daarom bij mensen die het meest kwetsbaar
zijn en zorgmedewerkers die voor hen zorgen.
Het doel van de vaccinatiestrategie is om in een zo kort mogelijk tijdsbestek, zo
veel mogelijk mensen te beschermen tegen het virus. De snelheid van leveren bepaalt
daarbij de snelheid van vaccineren. Ik zet alles op alles om te versnellen waar dat
verantwoord kan. De komende weken wordt er meer geprikt dan dat er aan vaccins binnen
komt; waarbij uiteraard wel een veilige buffer (voorraad) aangehouden wordt.
Vraag 17 en 18
Wat is uw mening ten aanzien van de geschetste casus in het artikel «Door «versnippering»
zijn verpleeghuizen weken of maanden bezig met vaccineren», dat in Huize Avondrood
op de afdeling Zonnebloem de mensen die naast elkaar wonen op verschillende momenten
en door verschillende uitvoerders worden gevaccineerd?4
Waarom is het niet mogelijk om, ten behoeve van de efficiëntie en de vaccinatiesnelheid,
alle mensen te vaccineren die woonachtig zijn binnen hetzelfde verpleeghuis ondanks
dat zij wellicht onder de verantwoordelijkheid vallen van verschillende artsen?
Antwoord 17 en 18
In het artikel wordt gesteld dat in veel van de ongeveer 2500 Nederlandse verpleeghuizen
vijf rondes nodig kunnen zijn om alle bewoners een eerste prik te geven. Dit is onjuist.
Bewoners in verpleeghuizen worden in twee rondes gevaccineerd. Bewoners die vallen
onder de medische verantwoordelijkheid van de specialist ouderengeneeskunde zijn of
worden door de specialist ouderengeneeskunde gevaccineerd. Bewoners die voor medische
zorg onder de eigen huisarts vallen, zijn of worden gevaccineerd door de huisartsen
vanuit de huisartsenpost. Ten slotte woont er een kleine groep mensen in verpleeghuizen
die geen Wlz-indicatie heeft. Zij hebben doorgaans hun vertrouwde huisarts uit de
tijd dat zij nog zelfstandig woonden. Door de verscheidenheid aan woonsituaties, is
het in sommige situaties moeilijk een scheidslijn aan te houden welke cliënt onder
welk deel van de vaccinatie-operatie valt. Dit heeft op sommige locaties voor onduidelijkheden
en verwarring gezorgd. Ik heb daarom met de sector duidelijkere afspraken gemaakt
over deze laatste groep. Zij kunnen tegelijkertijd met één van de andere twee groepen
gevaccineerd worden. In een instelling waar de primaire verantwoordelijkheid ligt
bij de specialist ouderengeneeskunde kunnen ook de bewoners die onder de verantwoordelijkheid
van de huisarts vallen gelijktijdig worden «meegeprikt» en dat gebeurt ook al geregeld.
Dat geldt zeker ook voor de omgekeerde situatie waar huisartsen de primaire verantwoordelijkheid
hebben en waarbij de uitvoering via de huisartsenposten gebeurt. In beide gevallen
is ook mogelijk dat bewoners van (kleinschalige) verpleeghuizen die geen Wlz-indicatie
hebben in dezelfde ronde als hun medebewoners met een Wlz-indicatie gevaccineerd kunnen
worden. Dit heb ik in mijn brief van 2 februari jl. uiteengezet. Als een bewoner zonder
Wlz-indicatie op basis van zijn of haar leeftijd al eerder opgeroepen wordt door het
RIVM om door de GGD gevaccineerd te worden, kan deze vanzelfsprekend ook op die oproep
ingaan.
Vraag 19
Kunt u toelichten waarom u onder andere in uw brief van 12 januari jl.5 aangeeft eerst kwetsbaren in de langdurige zorg en de verpleeghuizen te vaccineren
maar er momenteel toch al gestart is met kwetsbaren van 90 jaar en ouder die mobiel
genoeg zijn om een vaccinatielocatie van de GGD te bezoeken?
Antwoord 19
Zoals ik in mijn brief van 12 januari jl. toelicht, wil ik de meest kwetsbare groepen
zo snel mogelijk een vaccin kunnen aanbieden.
Met het oog op de opkomst van verschillende, meer besmettelijke, varianten van het
coronavirus, wil ik, mede op advies van de Gezondheidsraad, maximaal inzetten om de
vaccinatieoperatie te versnellen waar dat verantwoord kan. In mijn brief van 20 januari
jl. heb ik de volgende wijzigingen in de uitgangspunten aangegeven:
– Het verlengen van het interval tussen de eerste en tweede dosis van het BioNTech/Pfizer-vaccin
van drie naar zes weken;
– Minder vaccins op voorraad houden. In plaats van 100% vaccins op voorraad te houden
voor de tweede vaccinatie, rekenen we nu met een voorraad van ongeveer 50% voor het
BioNTech/Pfizer-vaccin.
– In de planning wordt uitgegaan van minder spillage. Door te rekenen met een percentage
van 5%, in plaats van 10%, komen meer vaccins beschikbaar.
– Om te komen tot juiste inschattingen van de benodigde vaccins is de vaccinatiegraad
waarmee wordt gerekend aangepast. In plaats van 75% wordt dit 85%. Dat is goed nieuws,
want dit betekent dat meer mensen zich laten vaccineren dan werd voorzien.
Door deze stappen te zetten in het voorraadbeheer en de planning kunnen we sneller
meer mensen een eerste vaccinatie aanbieden. Dat gebeurt via verschillende uitvoerende
partijen. Zo is gestart met het uitnodigen en vaccineren van de groep 90-plussers
en wordt inmiddels ook de groep 85-plussers uitgenodigd voor een vaccinatie bij de
GGD. Op 5 februari zijn ook de eerste uitnodigingen verstuurd voor de groep 80-plussers.
Ik vind het onwenselijk om te wachten met deze groepen totdat het vaccineren in de
instellingen is afgerond. In mijn brief van 5 februari jl. heb ik gemeld dat medio
februari ook gestart zal worden met de vaccinatie van 60 tot en met 64 jarigen.
Vraag 20
Indien het antwoord op de vorige vraag met name te maken heeft met de logistieke uitdagingen
van het BioNTech/Pfizer vaccin, kunt u toelichten waarom Duitsland in staat is geweest
reeds 663.171 verpleeghuisbewoners te vaccineren?6
Antwoord 20
Gezien het antwoord bij vraag 19, acht ik deze vraag als niet van toepassing.
Vraag 21
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk en alvorens het eerstvolgende plenaire debat
over de ontwikkelingen rondom het coronavirus beantwoorden?
Antwoord 21
Het is helaas niet gelukt deze vragen voor het debat van 4 februari te beantwoorden
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.