Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Tielen en Wiersma over het artikel 'Soms blijkt een diploma van leerfabriek NCOI bitter weinig waard'
Vragen van de leden Tielen en Wiersma (beiden VVD) aan de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het artikel «Soms blijkt een diploma van leerfabriek NCOI bitter weinig waard» (ingezonden 20 januari 2021).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 18 februari 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bovengenoemde artikel in Trouw van 13 januari jl?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de constatering dat er maar weinig keuze is in om- en bijscholen in Nederland?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om dit te verbeteren?
Antwoord 2
We zien dat formele opleidingen voor volwassenen nog niet altijd flexibel genoeg zijn,
doordat ze onvoldoende rekening houden met reeds verworven vaardigheden en kennis.
En dat deze opleidingen vaak minder goed te combineren zijn met zorg en werk, doordat
ze niet tijd- en plaats-onafhankelijk kunnen worden gevolgd. Tegelijkertijd bestaan
er ruimschoots (korte) scholingsmogelijkheden en scholingsmogelijkheden die leren
combineren met werken in de praktijk, zoals bbl of de mkb-route in het hbo. Zodoende
is er veel mogelijk als het gaat om scholing naar tekortberoepen en worden diverse
scholingstrajecten door meerdere opleiders aangeboden.
Zowel in het hoger onderwijs (experimenten leeruitkomsten) als in het middelbaar beroepsonderwijs
(flexibel beroepsonderwijs in de derde leerweg) zijn stimuleringsprogramma’s uitgevoerd
waarin publieke bekostigde en niet-bekostigde instellingen worden gestimuleerd (al
dan niet gezamenlijk in samenwerkingsverbanden) flexibele scholingstrajecten voor
formele opleidingen te ontwikkelen. In het hoger onderwijs zal de extra ruimte voor
flexibilisering die in het experiment leeruitkomsten wordt geboden, verankerd worden
in de wet. Na aanpassing in de wet kunnen alle instellingen ook een flexibele invulling
van hun leertrajecten aanbieden waarbij leeruitkomsten centraal staan. De student
in samenspraak met de opleiding bepaalt hoe hij of zij werkt aan de leeruitkomsten
en die vervolgens aantoont. Daarnaast wordt gewerkt aan het mogelijk maken van flexibele
deelname aan opleidingen in het hoger onderwijs met het experiment flexstuderen. Dit
is ook voor werkenden van belang, om studie, werk en privéleven goed op elkaar af
te kunnen stemmen.
In het middelbaar beroepsonderwijs zijn mbo-certificaten geïntroduceerd. Deze kunnen
door OCW worden verbonden aan keuzedelen en beroepsgerichte onderdelen van opleidingen
met een zelfstandige betekenis op de arbeidsmarkt.
Vraag 3
Herkent u de grote behoefte aan modulair en flexibel opleidingsaanbod die er bij werkenden
en werkzoekenden is? Is bij u bekend hoeveel groter deze behoefte is geworden sinds
het ontstaan van de coronacrisis en de dalende werkgelegenheid? Binnen welke sectoren
is deze behoefte momenteel het grootst?
Antwoord 3
Vanaf november kunnen werkzoekenden en werkenden kosteloze scholingstrajecten volgen
via de tijdelijke crisisregeling NL leert door met inzet van scholing. Dit aanbod
bevat kortdurende cursussen en trainingen. Opleiders hebben laten weten dat er veel
interesse is voor het gratis scholingsaanbod. Om inzichtelijk te krijgen hoe groot
deze behoefte precies is en wat de financiële realisatie is, wordt momenteel een monitor
uitgevoerd. De eerste resultaten daarvan worden verwacht in maart. Ook wordt onder
de deelnemers van de scholingstrajecten een enquête uitgevoerd om te onderzoeken wat
de aanleiding is voor het volgen van een kosteloos scholingstraject. Hier wordt ook
gevraagd naar de kenmerken en eigenschappen van de deelnemer, waaronder de sector
waar de hij of zij werkzaam is of was. De resultaten van de monitor en de uitkomst
van de enquête worden met uw Kamer gedeeld.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het van groot belang is dat het niveau en de kwaliteit van opleidingen
inzichtelijk moeten zijn voor zowel de deelnemers als werkgevers? En deelt u de mening
dat dat voor zowel hele opleidingen als voor modules geldt? Zo ja, op welke manier
wordt dit nu vormgegeven? Zo nee, hoe gaat u dit verbeteren?
Antwoord 4
Het niveau en de kwaliteit van onderwijs moeten inzichtelijk zijn voor zowel deelnemers
als werkgevers. Het hoger onderwijs kent associate degree, bachelor- en masteropleidingen,
deze zijn geaccrediteerd door de NVAO. Alle geaccrediteerde opleidingen zijn opgenomen
in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs (CROHO). Dit register is openbaar,
net als alle accreditatiebesluiten en -rapporten.
Opleidingen leidend tot een diploma worden van overheidswege op kwaliteit beoordeeld.
Dat geldt niet voor afzonderlijke modules. Ik heb in het afgelopen jaar gesprekken
gevoerd met partijen in het hoger onderwijs over de toekomst van het accreditatiestelsel.
In dat kader is ook gesproken over instellingsaccreditatie en de kwaliteitsborging
van kleinere onderwijseenheden van opleidingen. Ik ben voornemens uw Kamer op korte
termijn te informeren over de opbrengsten van die gesprekken.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u de informatievoorziening over modulair onderwijs met betrekking tot
afronding met een volwaardig diploma of een module op hbo-niveau, die slechts onderdeel
is van een later te behalen diploma? In hoeverre is er toezicht op de wijze waarop
opleidingen worden aangeprezen? Bent u bereid met instellingen, deelnemers en werkgevers
af te stemmen hoe onduidelijkheden worden voorkomen?
Antwoord 5
Studenten moeten duidelijk geïnformeerd worden over wat voor opleiding ze gaan volgen.
Voor het hoger onderwijs gelden daarvoor wettelijke voorschriften. Met de Wet bescherming
namen en graden hoger onderwijs (ingevoerd in 2017) zijn hiervoor normen en sancties
geïntroduceerd. De inspectie voert dit toezicht uit op basis van signalen. Daarbij
neemt de inspectie ook mee hoe een onderwijsinstelling communiceert, bijvoorbeeld
op haar website, over het aangeboden onderwijs. Ik ben reeds met de inspectie in gesprek
over de duidelijkheid van de betreffende regelgeving.
Vraag 6
Herinnert u zich het pleidooi tijdens de begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
over het jaar 2021 dat vroeg naar een inventarisatie van de manier waarop modulair
onderwijs, zowel bij bekostigde als niet-bekostigde onderwijsinstellingen, moet worden
vormgegeven? Wanneer kan de Kamer de gevraagde brief verwachten over de modulaire
aanpak binnen het bekostigd onderwijs?
Antwoord 6
De bedoeling was om dit in de brief over de bekostiging van begin 2021 mee te nemen
over of en hoe de modulaire aanpak een plek kan krijgen in de bekostiging. Het gaat
echter om een complexe vraag met ingrijpende gevolgen voor het stelsel. Dit kabinet
zal daar geen beslissingen meer over nemen en het wordt daarom aan een volgend kabinet
gelaten.
Vraag 7
Herkent u zich in de constatering uit het artikel dat reguliere hbo- en mbo-instellingen
grote moeite hebben met het geven van volwassenonderwijs, vanwege wettelijke beperkingen?
Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Klopt het dat niet-bekostigde onderwijsinstellingen
een groter modulair opleidingenaanbod hebben dan de bekostigde instellingen? En klopt
het ook dat dat verschil voor opleidingen in tekortsectoren en -beroepen groter is?
Antwoord 7
Nee, dat herken ik niet. In het artikel wordt als voorbeeld van wettelijke beperkingen
genoemd dat publieke instellingen alleen overheidsbekostiging krijgen voor volledige
opleidingen. Het ontbreken van overheidsbekostiging is echter geen wettelijke belemmering
voor het aanbieden van modulair opleidingenaanbod. Bekostigde instellingen kunnen
het onderwijsprogramma modulair inrichten. Ze kunnen ook losse modules als contractonderwijs
aanbieden. Beide vormen van modulair aanbod van bekostigde instellingen worden niet
geregistreerd, dus de precieze omvang is ons niet bekend.
Vraag 8
Wat is de groei van het aantal deelnemers aan deeltijd- of modulaire opleidingen in
tekortberoepen en -sectoren, zoals de gezondheidszorg, onderwijs, techniek en ict?
Kunt u daarbij een overzicht geven van het totaal aantal deelnemers in deeltijd- of
modulaire opleidingen, binnen zowel het bekostigde als het niet-bekostigde onderwijs?
Antwoord 8
Hieronder vindt u een overzicht met het aantal deeltijdstudenten in het bekostigd
onderwijs. Bekostigde onderwijsinstellingen bieden in principe geen bekostigd modulair
onderwijs. Daarom is modulair onderwijs buiten beschouwing gelaten. Ook geldt dat
in het wo in de sector techniek doorgaans alleen voltijdopleidingen worden aangeboden.
Ik beschik niet over historische gegevens van niet-bekostigd deeltijd- en modulair
onderwijs.
Aantal studenten per sector:
Hbo of wo
Sector
2016
2017
2018
2019
2020
Hbo deeltijd
gezondheidszorg
3.561
4.130
4.903
5.627
6.515
Hbo deeltijd
onderwijs
19.083
18.540
18.310
18.742
19.934
Hbo deeltijd
techniek
5.071
5.389
5.691
6.387
6.793
Wo deeltijd
gezondheidszorg
405
452
461
510
552
Wo deeltijd
onderwijs
271
243
235
242
217
28.391
28.754
29.600
31.508
34.011
Aantal eerstejaarsstudenten per sector:
Hbo of wo
Sector
2016
2017
2018
2019
2020
Hbo deeltijd
gezondheidszorg
1.032
941
1.172
1.245
1.385
Hbo deeltijd
onderwijs
973
1.182
1.376
1.631
2.049
Hbo deeltijd
techniek
845
959
1.027
1.381
1.267
Wo deeltijd
gezondheidszorg
11
35
29
39
38
Wo deeltijd
onderwijs
9
5
11
5
8
2.870
3.122
3.615
4.301
4.747
Vraag 9
Wat doet u eraan om alle onderwijsinstellingen (zowel niet-bekostigd als bekostigd)
te stimuleren om het modulair en flexibel opleidingenaanbod te vergroten? In hoeverre
zorgt u er daarbij voor dat vooral voor tekortsectoren en -beroepen meer opleidingsmodules
worden aangeboden?
Antwoord 9
In mijn antwoord op vraag 2 heb ik aangegeven hoe ik het vergroten van flexibel opleidingenaanbod
vergroot. Meer flexibel aanbod kan ook leiden tot meer modulair opleidingenaanbod.
Daarbij zijn er geen specifieke maatregelen gericht op tekortsectoren en -beroepen.
Wel wordt er in de tekortsectoren met onderwijsvormen gewerkt om onderwijs en arbeidsmarkt
dichter bij elkaar te brengen zoals Make IT work, fast switch en hybride leeromgevingen.
Vraag 10
Klopt het dat de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) de diplomaclaims
van de NCOI «misleidend» noemt? Zo ja, waarom? En was u hiervan op de hoogte? Welke
stappen heeft u na dit signaal genomen om dit te verbeteren?
Antwoord 10
Indien de NVAO in communicatie-uitingen van instellingen of opleidingen voor hoger
onderwijs informatie ziet, die zij onjuist acht, wordt de inspectie daarover geïnformeerd.
Dat is ook in dit geval gebeurd. Op vraag van de betreffende journalisten heeft de
NVAO-woordvoerder bevestigd dat het misleidend is om bij niet-geaccrediteerd onderwijs
te vermelden dat deelnemers aan het eind een «Diploma hbo van Hogeschool NCOI» ontvangen.
Het is nu aan de inspectie om zich hierover een oordeel te vormen. Het toezicht op
naleving van wet- en regelgeving is immers belegd bij de inspectie.
Vraag 11
Is de NVAO inmiddels gestart met een onderzoek naar «misleidende» claims over diploma’s
van NCOI? Zo nee, waarom niet en waar baseert de NVAO deze kwalificatie dan op? En
deelt u de constatering van de NVAO dat de wet verduidelijkt dient te worden als het
gaat om de diplomaclaims?
Antwoord 11
Zoals gezegd doet de inspectie onderzoek naar de naleving door NCOI van de Wet ter
bescherming van namen en graden. Daarbij wordt onder andere onderzocht of sprake is
van misleiding. Ik ben reeds met de inspectie in gesprek over de duidelijkheid van
de betreffende regelgeving.
Vraag 12
Zijn de teksten op de website van NCOI afgestemd met de Onderwijsinspectie? Heeft
de Onderwijsinspectie vaker meegekeken met teksten van NCOI en die goedgekeurd? Waarom
spreekt de NVAO dan alsnog van «misleidende» claims?
Antwoord 12
De teksten op de website van NCOI worden niet afgestemd met de inspectie en door de
inspectie goedgekeurd. Wat de inspectie een aantal jaren geleden wel heeft gedaan
is onderzoek naar de juistheid van de informatie van NCOI. Toen is gekeken naar formuleringen
op de website. Informatie van instellingen (op websites) kan regelmatig wijzigen en
de inspectie kijkt (bij NCOI) niet mee met elke nieuwe formulering. Signalen kunnen
aanleiding zijn om onderzoek te doen naar formuleringen. In het onderzoek dat de inspectie
nu uitvoert bij NCOI, toetst de inspectie de actuele formuleringen aan wet- en regelgeving.
Hierbij betrekt de inspectie alle relevante signalen.
Vraag 13
In hoeverre heeft de Onderwijsinspectie het in het artikel genoemde onderzoek en de
daarbij behorende onderzoeksvragen met u afgestemd? Wat zijn de onderzoeksvragen en
wanneer kan de Kamer hierover de resultaten verwachten? In hoeverre is de NVAO betrokken
bij de toetsing van de kwaliteit van het onderwijs van NCOI? Hoe is de rolverdeling
tussen onderwijsinspectie en NVAO in deze specifieke situatie?
Antwoord 13
De inspectie heeft de Minister van OCW medio januari 2021 geïnformeerd over het onderzoek
naar aanleiding van signalen die de inspectie in het afgelopen jaar over het hoger
onderwijs van NCOI heeft ontvangen over mogelijk misleidende voorlichting met betrekking
tot de graadverlening. Doel van dit onderzoek is te beoordelen of de graadverlening
en de voorlichting daarover van NCOI voldoen aan de wettelijke vereisten die hiervoor
gelden. Verwachting is dat het onderzoek voor de zomer van 2021 is afgerond.
De NVAO accrediteert het onderwijs op basis van een periodieke beoordeling van de
kwaliteit, en de onderwijsinspectie kijkt naar de naleving van wet- en regelgeving
op basis van signalen. De inspectie en de NVAO informeren elkaar over relevante signalen
– zowel over instellingen als over het stelsel als geheel – ten aanzien van onderwijskwaliteit
en de toepassing van wet- en regelgeving.
Vraag 14
Wat zijn de coronarichtlijnen met betrekking tot afstandsonderwijs voor deeltijd-
en modulair onderwijs bij niet-bekostigde instellingen? Hoe wordt geborgd dat de kwaliteit
van afstandsonderwijs op hoog niveau blijft? Hoe worden de verschillen tussen theoretische
en praktische beroepsonderwijsmodules toegepast?
Antwoord 14
Voor niet-bekostigde onderwijsinstellingen die geaccrediteerd onderwijs bieden in
de vorm van deeltijd- en modulair onderwijs, gelden dezelfde coronarichtlijnen als
voor het bekostigd hoger onderwijs. Deze coronarichtlijnen zijn te vinden in het Servicedocument
hoger onderwijs2. Ook wat betreft de kwaliteitsbewaking gelden dezelfde regels. De NVAO en de inspectie
zijn hier vanuit hun eigen rol betrokken.
Vraag 15
Wat zijn de corona-afspraken met de instellingen over afstandsonderwijs en hoe worden
die gehandhaafd? Is bekend in hoeverre de afspraken worden nageleefd door instellingen,
docenten en deelnemers?
Antwoord 15
In het Servicedocument hoger onderwijs zijn alle afspraken die OCW met (bekostigde
en niet-bekostigde) instellingen heeft gemaakt terug te vinden. De inspectie houdt
toezicht op de naleving van de afspraken. Daarnaast heeft de Minister van OCW wekelijks
contact met de onderwijskoepels en studentenorganisaties over (afstands-)onderwijs
in de coronacrisis. Knelpunten die ontstaan worden op deze manier laagdrempelig benoemd
en besproken. Het beeld is dat tot zover de afspraken goed worden nageleefd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.