Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van den Berg en Geurts over de berichten 'Polders tijdelijk onder water om Zeeland veilig te houden' en 'Ontpolderen is niet dé oplossing'
Vragen van de leden Van den Berg en Geurts (beiden CDA) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de berichten «Polders tijdelijk onder water om Zeeland veilig te houden» en «Ontpolderen is niet dé oplossing» (ingezonden 28 januari 2021).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen
17 februari 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met de artikelen uit de Provinciale Zeeuwse Courant (PZC) «Polders tijdelijk
onder water om Zeeland veilig te houden»1 en «Ontpolderen is niet dé oplossing»?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u van het plan dat genoemd wordt om polders tijdelijk onder water te zetten?
Wie hebben allemaal meebetaald aan deze studie/dit plan van het Koninklijk Nederlands
Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) in Yerseke?
Antwoord 2
Dit concept is uitgewerkt door het WNF, dat ook de opdrachtgever en de financier is
van het onderzoek gedaan door het NIOZ. Ik heb dus geen betrokkenheid bij deze studie.
Daarnaast is bij dit soort ideeën draagvlak in het gebied cruciaal.
Uit de studie komt naar voren dat het concept mogelijk relevant is in het licht van
de waterveiligheids-, zoetwater- en daarvan afgeleide ruimtelijke vraagstukken voor
de langere termijn. Voor deze vraagstukken heb ik samen met de Deltacommissaris het
Kennisprogramma Zeespiegelstijging opgericht. Natuurlijk zijn ook andere denkrichtingen
mogelijk. Voorlopig zijn er nog de nodige vragen te stellen en te beantwoorden. Midden
jaren «20 zal aan de hand van de resultaten van het kennisprogramma bezien worden
welke perspectieven nadere uitwerking verdienen. Zie ook het antwoord op vraag 14.
Vraag 3
Bent u zich bewust van het gebrek aan draagvlak voor ontpolderen van goede landbouwgrond
in Zeeland?
Antwoord 3
Dat is mij bekend.
Vraag 4
Klopt het dat Rijkswaterstaat op social media heeft aangegeven ontpolderen een interessante
optie te vinden?
Antwoord 4
Op officiële RWS-kanalen is er – voor zover dit achterhaald kon worden – niets van
die strekking gepubliceerd.
Vraag 5
Kunt u aangeven hoeveel jaar een polder niet gebruikt zou kunnen worden indien het
als overloop wordt gebruikt voor klimaatadaptatie?
Antwoord 5
Volgens het rapport van het NIOZ bereikt een polder na zo’n 30 á 50 jaar de maximale
bodemhoogte, afhankelijk van het beschikbare sediment in het water. In deze periode
zal landbouw die afhankelijk is van zoetwater niet mogelijk zijn. Aquacultures, zilte
landbouw en vormen van recreatie zijn wel mogelijk gedurende de opslibbingsperiode.
Vraag 6
Deelt u de mening dat er geen noodzaak is om deze plannen uit te voeren, aangezien
het waterschap monitort en aangeeft dat de dijken veilig zijn?
Antwoord 6
Voor de veiligheid van het achterland is er op dit moment inderdaad geen noodzaak
in te grijpen. De waarde van dit concept voor de veiligheid en zoetwaterbeschikbaarheid
op de lange termijn moet nader onderzocht worden. Zie verder de antwoorden op vraag
2 en 14.
Vraag 7
Kunt u aangeven hoe dit plan strookt met ruimtedruk waar Nederland nu al mee te maken
heeft, met betrekking tot onder andere voedselproductie, woningbouw, industrie, infrastructuur,
recreatie en energieproductie?
Antwoord 7
Het concept gaat uit van meervoudig gebruik: bijvoorbeeld van natuur, recreatie, aquacultuur
en landbouw.
Vraag 8
Kunt u reageren op de conclusie «Toch concluderen zij dat een dergelijk systeem uiteindelijk
zelfs aanzienlijk goedkoper is dan het blijven verhogen en versterken van de huidige
dijken.»? Is hierin ook de compensatie voor boeren en andere terreineigenaren in het
gebied meegenomen?
Antwoord 8
Nee, dit is mij niet bekend. De studie is uitgevoerd door het NIOZ in opdracht van
het WNF zonder mijn betrokkenheid.
Vraag 9
Hoe staat dit idee ten opzichte van de motie Van den Berg c.s. over het in kaart brengen
van essentiële landbouwgronden en essentiële infrastructurele kunstwerken en de uitwerking
daarvan in de brief van 19 februari 2019 (Kamerstuk 29 826, nr. 73)?
Antwoord 9
In de reactie op de door u aangehaalde motie heeft de Minister van LNV aangegeven
dat er ondanks het grote belang van de omvang van het areaal landbouwgronden momenteel
geen aanleiding is om landbouwgronden aan de lijst van vitale infrastructuur toe te
voegen (Kamerstuk 29 576 nr. 90). De polders die in het NIOZ-rapport benoemd worden staan daarmee niet op de lijst
van vitale infrastructuur.
Vraag 10
Kunt u toelichten hoe wordt voorkomen dat de bodem volledig verzilt door het inlaten
van zeewater?
Antwoord 10
Nee, dit is mij niet bekend.
Ten algemene geldt dat wanneer een polder onder invloed staat van het getij de bodem
zilt is. Na opslibbing en inpoldering verzoet deze pas weer na vele jaren. Aangrenzende
polders kunnen beschermd worden tegen extra verzilting. Dat is bv. bij Perkpolder
gebeurd.
Vraag 11
Heeft u in beeld wat de precieze gevolgen zijn voor boeren en andere terreineigenaren
die in de betreffende gebieden grond hebben? Op welke manier zouden zij ervan verzekerd
worden dat het «tijdelijke natuurgebied» uiteindelijk teruggetransformeerd wordt naar
landbouwgebied? Op welke manier zouden deze boeren tegemoet gekomen worden in de al
dan niet tijdelijke transformatie die zij moeten doorvoeren in het bedrijf?
Antwoord 11
Het WNF heeft met dit rapport een aanleiding gegeven tot een discussie over het concept
«dubbele dijken». Implementatievraagstukken die u aan de orde stelt zijn daarin niet
meegenomen. De beantwoording van dergelijke vragen is zeker relevant voor draagvlak
in de regio.
Vraag 12
Kunt u aangeven waarom niet is onderzocht of het creëren van nieuwe polders, buitendijks,
niet dezelfde doelen kan dienen en niet het nadeel van verlies van goede landbouwgronden
heeft?
Antwoord 12
Het WNF is de opdrachtgever voor het rapport. Ik had daar zelf geen betrokkenheid
bij en kan daarom ook niet aangeven waarom bepaalde aspecten wel of niet zijn onderzocht.
Vraag 13
In hoeverre verwacht u dat de studie, zoals in het betreffende artikel wordt voorgesteld,
haalbaar en effectief is?
Antwoord 13
De haalbaarheid is onder meer afhankelijk van de bereidheid van lokale en regionale
partijen om te participeren aan de verdere uitwerking van de studie.
Het is voor mij op dit moment niet mogelijk een uitspraak te doen over de effectiviteit
van dit concept ten opzichte van andere opties. Zie ook het antwoord op vraag 14.
Vraag 14
In hoeverre bent u voornemens dit plan uit te voeren?
Antwoord 14
Voorlopig wordt dit concept van «dubbele dijken», als één van de concepten en plannen,
meegenomen binnen het Kennisprogramma Zeespiegelstijging. Het gaat dan om de verkenning
van alternatieven voor de langere termijn, met potentieel meerdere meters zeespiegelstijging.
Het kennisprogramma levert midden jaren twintig inzicht in effecten van zeespiegelstijging
op het huidige systeem en de effectiviteit van alternatieven voor de toekomst. Dan
wordt ook gekeken welke perspectieven nadere uitwerking verdienen.
Het kennisprogramma werkt nauw samen met de regionale Deltaprogramma’s, waarmee ook
de relevante partijen in de regio betrokken worden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.