Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Helvert, Sjoerdsma en Van Nispen over de zaak van dhr. Singh
Vragen van de leden Van Helvert (CDA), Sjoerdsma (D66) en Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de zaak van dhr. Singh (ingezonden 20 januari 2021).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 17 februari 2021). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1625.
Vraag 1
Herinnert u zich de aangenomen motie van het lid Van Nispen c.s. waarin de regering
wordt verzocht zich maximaal in te spannen om de heer Singh op korte termijn naar
Nederland over te laten brengen, verzoeken tot overbrenging te honoreren en hiertoe
zo nodig de procedure tot overdracht van de tenuitvoerlegging te starten?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u een update geven over de gezondheidssituatie van dhr. Singh? Klopt het dat
hij corona heeft?
Antwoord 2
Volgens de Amerikaanse autoriteiten is de heer Singh (betrokkene) besmet geweest met
COVID-19. Hij heeft op dit moment geen actieve COVID-infectie meer. Hij is op 19 januari
2021 vanuit de medische afdeling van de California Medical Facility in Vacaville terug
overgebracht naar zijn reguliere cel. Zijn reguliere cel bevindt zich ook in de California
Medical Facility, volgens de District Attorney (DA) een instelling met toegang tot
goede gezondheidszorg.
Vraag 3
Bent u bereid om, ondanks al uw procesmatige en inhoudelijke bezwaren, uit humanitair
oogpunt zo snel mogelijk bij de Verenigde Staten een verzoek te doen om de procedure
tot overdracht van de tenuitvoerlegging te starten, zodat dhr. Singh zijn resterende
leven in Nederland kan doorbrengen?
Antwoord 3
In mijn brief aan uw Kamer d.d. 21 september 2020, in reactie op de motie van het
lid Van Nispen c.s., heb ik aangegeven waarom ik geen ruimte zie voor een verzoek
aan de Amerikaanse autoriteiten tot overdracht van de tenuitvoerlegging van zijn straf
aan Nederland (een Wots-verzoek).2 De bezwaren daartegen gelden onverkort. Daarbij is de Wots niet bedoeld als humanitair
instrument. De humanitaire situatie waar betrokkene zich in bevindt (lange detentie,
ouderdom en een zwakke gezondheid) maakt dit niet anders. In dezelfde brief heb ik
daarom uiteengezet dat ik betrokkene, in overleg met het juridisch team van betrokkene,
vanuit een humanitair oogpunt diplomatiek zou ondersteunen bij een gratieverzoek,
mits er met de vrijlating die daarin wordt verzocht geen maatschappelijke risico’s
zijn gemoeid. Vervolgens is het gratieverzoek door het juridische team van de betrokkene
ingediend en zijn er vanuit mijn ministerie stappen gezet om het gratieverzoek bij
de Amerikaanse autoriteiten actief te ondersteunen.
Vraag 4
Welke maximale inspanningen heeft u, naar aanleiding van de aangenomen motie, de afgelopen
zeven maanden verricht om dhr. Singh naar Nederland te halen?
Antwoord 4
De volgende stappen zijn naar aanleiding van de motie ondernomen:
– In augustus 2020 is de advocaat van betrokkene uitgenodigd om een gezamenlijke strategie
te bepalen. Tijdens de gesprekken van 18 september 2020 en 8 oktober 2020 is afgesproken
dat het ministerie een, door betrokkene in te dienen, gratieverzoek zou ondersteunen
op humanitaire gronden, mits met die vrijlating geen maatschappelijke risico’s zijn
gemoeid.
– Nadat het gratieverzoek door betrokkene is ingediend, heb ik gesproken met de Amerikaanse
ambassadeur Pete Hoekstra in Nederland en de Nederlandse ambassadeur André Haspels
in de V.S. Dit gesprek heeft aanknopingspunten gegeven om de zaak van betrokkene verder
diplomatiek te ondersteunen.
– Vervolgens hebben er diverse gesprekken plaatsgevonden met het Nederlandse Consulaat-Generaal
in San Francisco en de legal office van gouverneur Newsom.
– Ook hebben de plv. ambassadeur en de Ambassaderaad voor Justitie & Veiligheid gesproken
met de DA in San Bernardino, waar de bewezenverklaarde feiten zijn gepleegd. Daarbij
was tevens de officier van justitie aanwezig die betrokken was bij het tweede proces
tegen betrokkene, de zogeheten retrial. Dit is niet de officier van justitie van het eerste proces. Het eerste proces tegen
betrokkene is nietig verklaard vanwege een specifieke onregelmatigheid. Deze onregelmatigheid
is met het tweede proces ongedaan gemaakt.
– Voorts heeft de Nederlandse ambassadeur in de V.S. op 15 december jl. gesproken met
een lid van de «Dutch Caucus» van het Huis van Afgevaardigden. Deze Representative bevestigde dat Nederland de juiste weg bewandelt door contact te hebben met de staf
van de gouverneur en tevens met het kantoor van de DA.
– Op 21 januari jl. heeft een gesprek plaatsgevonden met de nabestaanden van de slachtoffers
van de ten laste van betrokkene bewezenverklaarde feiten. Uit de eerder gevoerde gesprekken
met de Amerikaanse autoriteiten blijkt dat nabestaanden op basis van Marsy’s Law grote invloed hebben op het huidige gratieverzoek. Dat zou overigens ook zo zijn
bij een overdracht van de tenuitvoerlegging van het strafvonnis aan Nederland. Dit
gesprek heeft, net als alle overige stappen, bijgedragen aan het krijgen van een compleet
beeld van de zaak van betrokkene.
– De volgende te nemen stap is het inzetten op een gesprek met de gouverneur van Californië,
de heer Newsom.
Vraag 5 en 6
Klopt het dat de gratieverzoeken tot nu toe niks hebben opgeleverd, omdat er vanuit
de Verenigde Staten bezwaren zijn tegen een onmiddellijke invrijheidstelling van dhr.
Singh? Zo ja, waarom blijft u dan vasthouden aan de gratieprocedure?
Bent u bekend met het feit dat eerdere gratieverzoeken niet tot het gewenste resultaat
hebben geleid? Zo ja, waarom blijft u dan vasthouden aan de gratieprocedure?
Antwoord 5 en 6
Zoals toegelicht in antwoord 3 zie ik geen ruimte voor overbrenging in het kader van
de Wots. Daarom is er met het juridisch team van betrokkene afgesproken dat zij een
verzoek tot gratie in zouden dienen en ik dit zou ondersteunen. Alle stappen, zoals
genoemd in antwoord 4, zijn er op gericht om het gratieverzoek te ondersteunen.
Hoewel eerdere verzoeken tot vrijlating inderdaad zijn afgewezen zijn de omstandigheden
bij het lopende verzoek anders en kunnen ze anders worden beoordeeld dan bij eerdere
gratieverzoeken. Zo heeft betrokkene na zijn laatste Parole Hearing in 2018 gewerkt aan zijn rehabilitatie. Dat blijkt onder meer uit de certificaten
van opleidingen en trainingen die hij heeft gevolgd. De gouverneur beslist dan vervolgens
over zijn gratiëring.
Vraag 7
Bent u ervan op de hoogte dat bij een levenslange gevangenisstraf de voortgezette
tenuitvoerlegging kan worden toegepast (op basis van artikelen 9 t/m 11 van het Verdrag
inzake de overbrenging van gevonniste personen, hierna VOGP), waardoor er voor dhr.
Singh nog voldoende strafrestant overblijft en hij dus niet op vrije voeten komt bij
aankomst in Nederland? Zo ja, waarom hanteert u de procedure van de voortgezette tenuitvoerlegging
niet?
Antwoord 7
Nederland heeft in 2014 beargumenteerd waarom ze voor de VS een omzettingsprocedure
hanteert en geen voortzettingsprocedure. De argumenten hiervoor gelden onverkort.3 Daarbij geldt dat de hierna genoemde bezwaren met betrekking tot het strafrestant
zowel gelden voor de omzettingsprocedure als de voortzettingsprocedure.
Voorop gesteld, het is niet aan de Minister om te bepalen of er strafrestant is. Dat
is aan de rechter op het moment dat er een Wots-verzoek is ontvangen. In het kader
van een eventueel Wots-verzoek aan of vanuit de VS is wel een inschatting gemaakt
van een eventueel strafrestant. Hierbij is er van uitgegaan dat in de VS een tijdelijke
straf van 56 jaar to life met de mogelijkheid van parole (vervroegde invrijheidsstelling)
is opgelegd. In de VS bestaat er ook de mogelijkheid dat er een gevangenisstraf zonder
mogelijkheid van parole wordt opgelegd. In Nederland is de langste tijdelijke gevangenisstraf dertig jaar.
Betrokkene heeft in de VS inmiddels 36 jaar van zijn straf ondergaan. In casu zou
dat betekenen dat betrokkene, wegens het ontbreken van een strafrestant, direct op
vrije voeten gesteld zou worden. Het strafrestant is nodig om de gedetineerde voor
te bereiden op zijn terugkeer in de maatschappij. Nu hier geen sprake is van een strafrestant
ligt dit niet in lijn met doelen van de Wots, waaronder de kans tot resocialisatie.
De straf omzetten naar een levenslange gevangenisstraf is vermoedelijk strafverzwarend,
omdat in Nederland de levenslange gevangenisstraf (in tegenstelling tot een tijdelijke
gevangenisstraf) een onbepaalde duur heeft en niet de mogelijkheid van voorwaardelijke
invrijheidstelling kent.
Overigens geldt dat alvorens een rechter kijkt naar de vraag of er sprake is van een
strafrestant eerst wordt gekeken naar de binding met Nederland. In mijn brief van
21 september jl. heb ik hierover aangegeven dat, op grond van de eerdere inschatting
door IOS4 en het standpunt van de Ombudsman, ik van mening ben dat vaststaat dat betrokkene
niet voldoet aan het criterium binding als geformuleerd in het Beleidskader.
Vraag 8
Welke concrete aanwijzingen heeft u dat de Verenigde Staten het VOGP met Nederland
zou opzeggen indien een WOTS-verzoek (Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen)
van dhr. Singh door Nederland wordt ingewilligd?
Antwoord 8
In mijn brief van 21 september jl. heb ik aangegeven dat bij het afwijken van beleid
de kans bestaat dat sommige landen het vertrouwen in de Nederlandse staat verliezen
als we ons niet aan de doelen van de Wots/VOGP houden. Dit kan tot gevolg hebben dat
zij niet langer bereid zijn samen te werken op dit gebied en een overdracht te doen
voor de tenuitvoerlegging van strafvonnissen. Het vertrouwen tussen landen is van
essentieel belang voor de goede werking van onder andere het VOGP. Nederland hecht
hieraan dan ook een groot belang.
Vraag 9
Bent u het met ons eens dat, gezien de unieke situatie van dhr. Singh, van ongewenst
precedentwerking geen sprake kan zijn? Zo nee, over hoeveel soortgelijke zaken hebben
we het?
Antwoord 9
Nee, zoals in mijn brief van 21 september jl. beschreven ben ik van mening dat er
wel degelijk sprake zal zijn van precedentwerking. Op de voor de Wots relevante criteria
is de zaak van betrokkene namelijk niet uniek. Zoals ik in mijn brief van 21 september
jl. heb aangeven zijn er tussen 2016 tot en met 2019 in totaal 302 verzoeken afgewezen
vanwege het ontbreken van binding en/of strafrestant.
Vraag 10
Bent u het met ons eens dat bij de nadere invulling in de nationale wetgeving voor
de WOTS de menselijke maat uit het oog is verloren en het beleidskader wellicht moet
worden herzien om, in zaken zoals die van dhr. Singh, slagvaardiger te werk te kunnen
gaan?
Antwoord 10
Nee. Zoals ik in het antwoord op vraag 3 uiteen heb gezet is het inzetten van de Wots
uit humanitaire overwegingen niet geschikt. In overleg met het juridisch team van
betrokkene heb ik aangegeven het gratieverzoek vanuit een humanitair oogpunt diplomatiek
te ondersteunen. Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 4 neem ik hier verschillende
stappen toe.
Vraag 11
Kunt u deze vragen één voor één en binnen drie weken beantwoorden?
Antwoord 11
Nee, dat is niet gelukt. De beantwoording nam meer tijd in beslag dan de gevraagde
drie weken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.