Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van den Nieuwenhuijzen over klimaatfinanciering voor ontwikkelingslanden
Vragen van het lid Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over klimaatfinanciering voor ontwikkelingslanden (ingezonden 28 januari 2021).
Antwoord van Minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen
17 februari 2021)
Vraag 1
Hoe kijkt u terug op de Climate Adapation Summit (CAS) 2021? Welke concrete resultaten
zijn er behaald?
Antwoord 1
Gelet op de omvang van de klimaatadaptatieopgave, in het bijzonder voor de meest kwetsbare
ontwikkelingslanden, staat het belang vast van een Nederlandse actieve inzet om klimaatadaptatie
hoog op de internationale politieke agenda te houden en de wereldwijde financiering
van klimaatadaptatie te stimuleren. De Climate Adaptation Summit 2021 (CAS) met 32
wereldleiders en meer dan 50 ministers was een uitgesproken gelegenheid om klimaatadaptatievraagstukken,
waaronder financiering van klimaatadaptatie voor ontwikkelingslanden, te bespreken.
In een speciale-sessie onder mijn voorzitterschap spraken Afrikaanse leiders en andere
betrokkenen over uitdagingen en oplossingen op het Afrikaanse continent, met speciale
aandacht voor partnerschap, lokaal geleide initiatieven en innovatieve financiële
oplossingen. Het kabinet zal in een separate brief aan uw Kamer terugblikken op de
CAS.
Vraag 2
Bent u bekend met het artikel «Rijke landen rommelen met klimaatfinanciering voor
ontwikkelingslanden»?1
Antwoord 2
Ja, daar ben ik bekend mee.
Vraag 3
Deelt u de strekking van het artikel dat er geen sprake is van heldere definities
van klimaatfinanciering en dat het daardoor niet mogelijk is om goed vast te stellen
of de afspraak van 100 miljard dollar per jaar voor ontwikkelingslanden daadwerkelijk
wordt nagekomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is uw inzet om dit te verhelpen?
Antwoord 3
In 2009 tijdens de 15e UNFCCC-klimaatconferentie (COP15) zegden de ontwikkelde landen toe vanaf 2.020 USD
100 miljard per jaar vrij te maken voor klimaatactie in ontwikkelingslanden. Deze
collectieve toezegging werd in 2015 in Parijs bij COP21 herbevestigd. De bijdrage
aan klimaatfinanciering mag uit diverse bronnen komen en via diverse instrumenten
en kanalen worden verstrekt, waarbij leningen niet zijn uitgesloten. Het betreft additionele
financiering. Er is geen consensus over de definiëring van het concept additionaliteit.
Een verdeling per donor is niet gemaakt.
Tijdens COP24 in Katowice is een zgn. Rulebook afgesproken waarin afspraken zijn gemaakt over de wijze van rapporteren over klimaatfinanciering.
Er is toen afgesproken dat landen vrij zijn om aan te geven welke methodologie zij
gebruiken voor rapportage mits zij dit toelichten in hun Biennial Report aan UNFCCC. Nederland is altijd transparant geweest over de methode die het gebruikt
om klimaatfinanciering te berekenen.
De verschillende meetmethodes maken het optellen tot een totaal lastig maar wel mogelijk.
Het meest recente OESO-rapport over internationale klimaatfinanciering van de OESO-landen
tussen 2013 en 2018 geeft een beeld van het totaal van de klimaatfinanciering.2
Tijdens de klimaattop COP26 in Glasgow van november as. beginnen besprekingen over
een nieuw lange termijn doel voor klimaatfinanciering na 2025. Het huidige doel van
100 mrd. USD per jaar loopt in 2025 af. Ook zal worden gesproken over de voor rapportage
te gebruiken tabellen. De EU-delegatie, waarvan Nederland onderdeel uitmaakt, heeft
zich altijd ingezet voor meer transparantie en coherentie in de rapportage. De delegatie
zal een actieve rol vervullen in het proces en de onderhandelingen over een nieuw
lange termijn doel en rapportagerichtlijnen.
Vraag 4
Deelt u de mening dat klimaatfinanciering in de vorm van leningen ongewenst is, omdat
het de staatsschuld van ontwikkelingslanden verder omhoog stuwt? Deelt u de mening
dat leningen niet zouden mogen worden meegeteld als klimaatfinanciering? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 4
Mede gelet op de omvang van de klimaatopgave, dat financiering zowel aan publieke
als aan private partijen verstrekt wordt en dat de economie van ontwikkelingslanden
in sterke mate kan verschillen, ben ik geen voorstander van het volledig uitsluiten
van welke vorm van klimaatfinanciering dan ook. Afhankelijk van de activiteit, het
doel en de landen die klimaatfinanciering nodig hebben om in adaptatie en mitigatie
te kunnen investeren, kunnen ook leningen en garanties een passende oplossing bieden.
Vraag 5
In hoeverre telt Nederland leningen mee als klimaatfinanciering?
Antwoord 5
De Nederlandse publieke klimaatfinanciering bestaat voor een substantieel deel uit
giften. Een deel, waaronder bijvoorbeeld de bijdragen aan het Dutch Fund for Climate
and Development (DFCD) en het AGRI3 Fonds, betreft zogenaamde revolverende bijdragen
die instrumenteel zijn in het mobiliseren van meer private financiering. Deze bijdragen
kunnen worden ingezet voor leningen.
Vraag 6
Tellen andere rijke landen leningen mee als klimaatfinanciering? Zo ja, is dat besproken
bij de Climate Adaptation Summit en bent u bereid om die landen daar actief op aan
te spreken?
Antwoord 6
Ja, landen als Japan, Frankrijk en Duitsland tellen leningen mee als klimaatfinanciering.
Het onderwerp is tijdens de Climate Adaptation Summit op verschillende sessies ter
sprake gekomen, maar niet om tot concrete conclusies te komen. Dat laatste was ook
niet het doel van deze klimaattop. Zie verder het antwoord bij vraag 3 over het proces
rond een nieuw klimaatfinancieringsdoel en de Nederlandse inzet.
Vraag 7
Klopt het dat de afspraak zoals gemaakt in Parijs was dat klimaatfinanciering additioneel
zou zijn aan reguliere ontwikkelingssamenwerking? In hoeverre is de Nederlandse klimaatfinanciering
additioneel aan ontwikkelingssamenwerking?
Antwoord 7
Zoals aangegeven bij het antwoord bij vraag 3 is er geen consensus over de definiëring
van het begrip additionaliteit. De Nederlandse publieke klimaatfinanciering is geïntegreerd
in met ODA gefinancierde activiteiten.
Vraag 8
Herinnert u zich de toezegging gedaan bij het wetgevingsoverleg van 22 juni 2020 om
in internationaal verband de mogelijkheden te bespreken om bij de indicatoren én doelstellingen
voor klimaatfinanciering duidelijk onderscheid te maken tussen publieke en private
financiering, tussen adaptatie en mitigatie, en tussen projecten met klimaat als hoofddoel
en projecten met klimaat als nevendoel?
Antwoord 8
Ja, ik herinner mij de toezegging om voor de wijze van rapporteren over klimaatfinancieringen
bij indicatoren de mogelijkheid te bespreken de geopperde onderscheiden te maken tussen
klimaatadaptatie, -mitigatie en tussen hoofd- en nevendoelen. Binnen het door de OESO
geleid samenwerkingsverband «Tracking Finance for Climate Action» is het belang van deze onderscheiden – die
al worden toegepast – bij klimaatfinancieringsrapportages benadrukt door Nederland.
De formele onderhandelingen over het uitwerken van een nieuw rapportageformat voor
klimaatfinanciering zijn in VN-verband nog niet begonnen; zie ook het antwoord bij
vraag 3.
Vraag 9
In hoeverre zijn deze punten besproken bij de Climate Adaptation Summit? Wat was de
uitkomst van die besprekingen en bent u bereid om dit punt te blijven benadrukken
in de aanloop naar COP26, zodat er in de toekomst bijvoorbeeld aparte doelstellingen
komen voor publieke klimaatfinanciering gericht op adaptatie?
Antwoord 9
Deze punten zijn besproken tijdens verschillende sessies van de Climate Adaptation
Summit, echter zonder tot concrete afspraken te komen. Zie verder het antwoord bij
vraag 3 over het proces rond een nieuw klimaatfinancieringsdoel en de Nederlandse
inzet.
Vraag 10
Wat is volgens u de eerlijke bijdrage (fair share) van Nederland aan de jaarlijkse 100 miljard dollar van het Parijsakkoord en waar
baseert u dat op? Bent u bereid om deze eerlijke bijdrage te laten berekenen, bijvoorbeeld
door de Algemene Rekenkamer, en op basis daarvan aan te geven op welke wijze Nederland
daaraan gaat voldoen, inclusief de verdeling tussen adaptatie en mitigatie?
Antwoord 10
Gelet op het bestaan van verschillende methodieken is het lastig om eenduidig te bepalen
wat een eerlijk aandeel is. De inzet van dit kabinet zoals verwoord in de nota «Investeren
in perspectief» was om de totale publieke klimaatfinanciering op te laten lopen tot
480 miljoen euro per jaar aan het einde van de kabinetsperiode. Zoals in de HGIS Nota
2021 is aangegeven, is de verwachting dat Nederland het komende jaar EUR 580 miljoen
aan publieke klimaatfinanciering zal realiseren. Daarnaast zal naar schatting EUR
600 miljoen aan private klimaatfinanciering worden gemobiliseerd met (een deel van)
de publieke inzet.
Het is aan een nieuw kabinet om een volgende doelstelling te bepalen en of een extra
calculatie wenselijk is.
Vraag 11
Deelt u de mening dat de resultaten van de Nederlandse klimaatfinanciering die via
private investeringen loopt ondoorzichtig zijn, terwijl dat meer dan de helft van
de totale Nederlandse klimaatfinanciering betreft? Kunt u aangeven welk deel van deze
financiering terechtkomt bij minst-ontwikkelde landen en welk deel van de private
financiering gericht is op klimaatadaptatie? Zo nee, bent u bereid om dat te laten
onderzoeken?
Antwoord 11
Nee. Wel is publieke klimaatfinanciering naar zijn aard makkelijker te meten dan gemobiliseerde
private klimaatfinanciering, en had internationaal de methodologie voor het meten
van publieke klimaatfinanciering meer aandacht. Nederland heeft zich ervoor ingezet
de methodologie voor private financiering inzichtelijker te krijgen. Met actieve participatie
van Nederland heeft de OESO een methodologie ontwikkeld om scherper te kunnen bepalen
wat internationale klimaatfinanciering behelst en wat niet, juist om transparantie
te vergroten. De methodiek is in 2019 gereedgekomen. Verder heb ik een externe onafhankelijke
partij betrokken om systematisch conform die internationale methodiek aan u te rapporteren
over de gemobiliseerde private klimaatfinanciering voor ontwikkelingslanden. Voor
private klimaatfinanciering is er geen informatie over het aandeel voor minst-ontwikkelde
landen en klimaatadaptatie. Voor het eerst onderzoekt het externe bureau nu over het
jaar 2020 ook de geografische spreiding.
Vraag 12
Bent u bekend met het rapport «State and Trends in Adaptation 2020» van de Global
Center on Adaptation?3
Antwoord 12
Ja, daar ben ik bekend mee.
Vraag 13
Onderschrijft u de conclusie van dit rapport, dat de jaarlijkse financiering voor
klimaatadaptatie zal moeten stijgen tot 300 miljard dollar per jaar? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, bent u bereid om zich in internationaal verband in te zetten voor een
verhoging van de mondiale financiering voor klimaatadaptatie? Welke bijdrage zal Nederland
daar aan leveren?
Antwoord 13
Het rapport schat dat in 2030 voor ontwikkelingslanden tussen de 140 – 300 miljard
dollar per jaar nodig is voor adaptatie en stelt daarbij ook dat met name voor de
private sector een belangrijke rol is weggelegd. Het is overduidelijk dat wereldwijd
meer financiering voor adaptatie gewenst is. Nederland speelt als een van de oprichters
van het Global Centre for Adaptation en met de organisatie van de Climate Adaptation
Summit een prominente rol in het actief op de agenda zetten van klimaatadaptatie.
Zie verder het antwoord bij vraag 3 over het proces rond een nieuw klimaatfinancieringsdoel
en de Nederlandse inzet.
Vraag 14
Wat is uw reactie op de bevinding van hetzelfde rapport dat 95% van de gemobiliseerde
private klimaatfinanciering naar mitigatie gaat, en slechts 5% naar adaptatie? Welke
implicaties heeft dit voor uw beleid ten aanzien van de Nederlandse klimaatfinanciering?
Antwoord 14
Het klopt dat wereldwijd de private sector op dit moment meer investeringskansen ziet
op het gebied van klimaatmitigatie dan op het gebied van klimaatadaptatie. Het door
Nederland in 2019 opgezette Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) is een concrete
poging om daar verandering in te brengen. Nederland investeert via het DFCD 160 mln.
Euro, waarin gestreefd wordt 65% van de middelen in te zetten voor adaptatie (met
een ondergrens om minimaal 50% te behalen).
Vraag 15
Klopt het dat premier Rutte heeft beloofd dat de helft van alle Nederlandse klimaatfinanciering
naar adaptatie zal gaan? Zo ja, en gegeven het feit dat het overgrote deel van de
private klimaatfinanciering naar mitigatie gaat, hoe gaat Nederland aan die belofte
voldoen?
Antwoord 15
Premier Rutte heeft in zijn openingswoord tijdens de Climate Adaptation Summit uitgesproken
dat Nederland ervoor zorgt dat de uit ontwikkelingssamenwerking gefinancierde activiteiten,
dat is dus de publieke klimaatfinanciering, gelijkmatig verdeeld zijn tussen klimaatmitigatie
en -adaptatie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.