Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Stoffer over het bericht dat er mogelijk bezuinigd gaat worden op de kinderbijslag
Vragen van het lid Stoffer (SGP) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht dat er mogelijk bezuinigd gaat worden op de kinderbijslag (ingezonden 27 januari 2021).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 17 februari
2021).
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Uitkeringsorganisaties maken meer kosten, en
ouders mogen het betalen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 5
Waarom moeten gezinnen met kinderen de rekening betalen van de extra kosten bij het
UWV en de Sociale Verzekeringsbank?
Deelt u de mening dat het ongepast is om in deze crisistijd, waarin gezinnen het al
erg zwaar te verduren hebben, met dergelijke bezuinigingsvoorstellen te komen?
Antwoord 2 en 5
Het kabinet zet in op een versterking van de uitvoering. Met het traject «Werk aan uitvoering» worden voorstellen gedaan om de dienstverlening aan burgers, bedrijven en instellingen
te versterken en om de wendbaarheid, continuïteit en toekomstbestendigheid van diverse
uitvoeringsorganisaties te vergroten. Dit is hard nodig om het vertrouwen van burgers
in de overheid te houden en te versterken.
Het kabinet heeft binnen de begroting van SZW gezocht naar dekking voor deze investering.
Het kabinet stelt voor om een deel van deze investering te dekken door de kinderbijslag
in 2022 en 2023 niet, en in 2024 deels niet te indexeren. Omdat dit over ruim 1,9
miljoen gezinnen wordt gespreid, zijn de inkomens-effecten relatief beperkt en acht
het kabinet dit aanvaardbaar. Ter illustratie: het cumulatieve, mediane inkomenseffect
over de gehele periode 2022–2024 van de groep huishoudens met kinderen is -0,1%.
Overigens vindt het kabinet het belangrijk dat alle kinderen, ongeacht de financiële
situatie van hun ouders, zich kunnen ontplooien en ontwikkelen. Daarom heeft het kabinet
deze kabinetsperiode fors, zo’n € 900 miljoen extra, geïnvesteerd in de ondersteuning
van gezinnen. Veel ouders zijn er daardoor structureel op vooruit gegaan.
Vraag 3
Om welke extra kosten bij de uitvoeringsorganisaties gaat het en waarom kan het budget
hiervoor niet op een andere wijze worden ingevuld?
Antwoord 3
Met de uitvoering van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekering (UWV) en de Sociale
Verzekeringsbank (SVB) worden miljoenen burgers in ons land ondersteund. De uitvoering
van de sociale zekerheid is echter kwetsbaar. De continuïteit in het verlenen van
de juiste dienstverlening staat onder grote druk. Sluipenderwijs is achterstallig
onderhoud ontstaan en is de kwaliteit onder druk komen te staan.
Via de Ministeriële Commissie Uitvoering en de daarbij horende «Werkagenda voor de uitvoering» werkt het kabinet hard aan het toekomstbestendig maken van de uitvoering. In het
rapport «Werk aan uitvoering fase II – handelingsperspectieven en samenvatting probleemanalyse» zijn concrete handelingsperspectieven opgenomen voor verbetering van de dienstverlening,
wendbaarheid en toekomstbestendigheid die zijn in te zetten voor de korte en langere
termijn.
Vooruitlopend op de kabinetsreactie op het traject «Werk aan de Uitvoering» (WAU) investeert het kabinet € 100 miljoen in UWV, de SVB en het Bureau Keteninformatisering
Werk en Inkomen (BKWI) vanaf 2022. De middelen worden ingezet voor onderhoud en modernisering
van ICT, het verbeteren van en maatwerk bieden in de dienstverlening en voor artsen-
en handhavingscapaciteit. Voor BKWI wordt structureel extra ontwikkelcapaciteit beschikbaar
gesteld. Voor deze investering is dekking nodig binnen de Begroting SZW.
Omdat het inkomenseffect relatief beperkt is, acht het kabinet de voorgestelde dekkingsmaatregel
aanvaardbaar.
Vraag 6
Klopt het dat het kabinet in 2019 ook al voornemens was een kindregeling (het kindgebonden
budget) niet te indexeren, om een budgettaire tegenvaller te dekken?
Antwoord 6
Ja. Als gevolg van het herstellen van een omissie in de uitvoeringspraktijk bij de
Belastingdienst/Toeslagen nam het niet-gebruik van het kindgebonden budget sterk af,
waardoor veel extra gezinnen recht op kindgebonden budget kregen. Gevolg hiervan was
dat de structurele uitgaven aan kindgebonden budget naar verwachting hoger uitvielen
dan in de SZW-begroting was voorzien. Het kabinet heeft op dat moment eveneens de
afweging gemaakt de budgettaire gevolgen van dekking te voorzien door geen indexering
van het kindgebonden budget voor te stellen.2 Het kabinet heeft echter met het oog op het koopkrachtbeeld de maatregel later ongedaan
gemaakt, waardoor indexering van het kindgebonden budget wel heeft plaatsgevonden.3
Vraag 7, 8 en 4
Bent u het eens met de stelling dat ouders moeten kunnen rekenen op een betrouwbare
overheid en dat dit jojobeleid ten aanzien van het wel of niet indexeren van kindregelingen
daar niet bij past? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat de reflex om te bezuinigen op gezinnen met kinderen door middel
van bezuinigingen op het kindgebonden budget en de kinderbijslag onwenselijk is en
dat de gezinnen niet langer als het kind van de rekening moeten worden gezien?
Hoe beoordeelt u het dat juist in deze crisistijd de kinderbijslag mogelijk ruim twee
jaar lang niet geïndexeerd wordt, terwijl op grond van de Wet koppeling en afwijkingsbevoegdheid
(WKA) halfjaarlijks een indexering moet plaatsvinden?
Antwoord 7, 8 en 4
Op grond van de Algemene Kinderbijslagwet wordt het basiskinderbijslagbedrag twee
keer per jaar aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex zodat deze
de algemene prijsontwikkeling volgt en daarmee zijn waarde behoudt.4 Het wetvoorstel dat van 13 januari tot en met 10 februari in internetconsultatie
is geweest, stelt voor daar voor de jaren 2022, 2023, en deels in 2024 vanaf te zien.
Ouders moeten kunnen rekenen op een betrouwbare overheid. De kinderbijslag inclusief
indexering maakt onderdeel uit van het geheel aan instrumenten waarover het kabinet
beschikt om ouders financieel te ondersteunen. Dit kabinet vindt het belangrijk dat
alle kinderen, ongeacht de financiële situatie van hun ouders, zich kunnen ontplooien
en ontwikkelen. Dit kabinet heeft deze kabinetsperiode daarom fors extra geïnvesteerd
in gezinnen en kinderen. De kinderbijslag is verhoogd met € 250 mln, het kindgebonden
budget voor paren met € 500 mln en recent het kindgebonden budget vanaf het derde
kind met € 150 mln. Daarnaast ontvangen werkende ouders kinderopvangtoeslag en ondersteunt
het kabinet via gemeenten kinderen die in armoede opgroeien.
Door bovengenoemde maatregelen zijn ouders er structureel op vooruit gegaan. De voorgenomen
niet-indexering doet daar niet aan af. Per saldo is er van bezuinigingen geen sprake.
Door de relatief beperkte inkomenseffecten van de voorgenomen niet-indexering en de
versterking van de uitvoering waaraan deze intensivering bijdraagt, vindt het kabinet
het (deels) niet-indexeren binnen dit totaalpakket aan structurele intensiveringen
aanvaardbaar.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.