Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Amhaouch en Palland over het bericht ‘Nauwelijks coronasteun voor startende ondernemers: 'Ik hou het nog drie maanden vol'’
Vragen van de leden Amhaouch en Palland (beiden CDA) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Nauwelijks coronasteun voor startende ondernemers: «Ik hou het nog drie maanden vol»» (ingezonden 21 december 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Keijzer (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 15 februari
2021), Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1341.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Nauwelijks coronasteun voor startende ondernemers:
«Ik hou het nog drie maanden vol»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 4a, b en c
Kunt u nog eens voor zowel de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid
(NOW) als de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) uiteenzetten waarom het niet mogelijk
is in 2020 gestarte bedrijven tot deze steunmaatregelen toe te laten? Kunt u hierbij
onderscheid maken tussen (juridisch-)technische en organisatorische aspecten?
Klopt het dat wanneer er sprake is van een omzethistorie er tot een (meer of minder
representatieve) referentieomzet kan worden gekomen waarop compensatie voor omzetverlies
kan worden gebaseerd?
Zou het derde kwartaal van 2020, waarin (horeca)bedrijven open waren en omzet hebben
kunnen draaien, een basis kunnen bieden voor een vorm van compensatie aan startende
bedrijven (waarbij altijd sprake zal zijn van over- dan wel ondercompensatie)?
Zouden op grond van het gelijkheidsbeginsel (gelijke gevallen worden gelijk behandelen)
in 2020 gestarte bedrijven met aantoonbaar omzetverlies vanwege COVID-19 vanaf het
vierde kwartaal van 2020 moeten worden toegelaten tot reguliere steunmaatregelen?
Antwoord 2, 4a, b en c
Om ondernemingen die zijn gestart in de periode vanaf 1 oktober 2019 tot en met 30 juni
2020 te kunnen ondersteunen, zal het kabinet een separate regeling voor starters ontwikkelen,
zoals is vermeld in de Kamerbrief «Uitbreiding steun- en herstelpakket» van 21 januari
jl. De doelgroep van de regeling is uitgebreid, waardoor ook starters tussen 30 september
2019 en 1 januari 2020 in aanmerking komen, conform de aangenomen motie Aartsen c.s.2. Met deze regeling, de Tegemoetkoming Starters, wil het kabinet tegemoetkomen aan
de groep starters die op dit moment geen of zeer beperkt aanspraak maken op het steunpakket.
Voor de genoemde groep ondernemingen is het mogelijk een volledig kwartaal (het derde
kwartaal van 2020) aan referentieomzet vast te stellen en daarmee de regeling uitvoerbaar
te houden. Zo kan alsnog een omzetverlies worden vastgesteld en kunnen ondernemers
worden ondersteund bij het betalen van hun vaste lasten. Dit zal ook voor doorstarters
in die periode een oplossing zijn. Voor de regeling wordt een budget beschikbaar gesteld
van 180 miljoen euro voor het eerste en tweede kwartaal van 2021.
Het kabinet heeft een aantal alternatieven onderzocht voor situaties waarin de referentieomzet
van een startende onderneming onbekend is. Belangrijk uitgangspunt voor het kabinet
was daarbij om de steun zo goed mogelijk te laten aansluiten op de situatie van de
individuele ondernemer. De regeling moet echter ook uitvoerbaar blijven en zal dus
een generiek karakter moeten hebben.
Vraag 3a
Hoeveel ondernemers zijn in 2020 een bedrijf gestart?
Antwoord 3a
In 2020 zijn er 236.589 bedrijven gestart, hiervan zijn 138.568 bedrijven zzp’ers.
In 2020 zijn er 236.589 bedrijven gestart, hiervan zijn 138.568 bedrijven zzp’ers.
Vraag 3b
Van hoeveel van deze bedrijven kan worden aangenomen dat zij een omzetverlies hebben
geleden vanwege COVID-19, omdat zij op enig moment van overheidswege tijdelijk moesten
sluiten (zoals horecaondernemingen)?
Antwoord 3b
Het is niet vast te stellen hoeveel startende bedrijven, gestart na 15 maart, omzetverlies
hebben geleden vanwege COVID-19. Doordat er voor deze bedrijven geen referentieomzet
beschikbaar is in voorgaande jaren, kan niet worden vastgesteld worden hoeveel omzetverlies
er geleden is. Bij de nieuwe regeling Tegemoetkoming Starters zal het derde kwartaal
van 2020, toen er slechts beperkte gedragsmaatregelen van kracht waren, als referentieomzet
gebruikt worden. We gaan ervan uit dat rond de 6.000 bedrijven gebruik gaan maken
van deze regeling. Dit is een grove schatting, omdat naast de groep starters die hard
getroffen wordt er namelijk ook veel starters zijn die juist een onderneming hebben
opgericht die inspeelt op de huidige situatie, zoals webshops en afhaalrestaurants.
Vraag 3c
Hoeveel van deze (horeca)bedrijven hebben naar schatting in het derde kwartaal van
2020, toen zij open waren, omzet gedraaid?
Antwoord 3c
Omdat in de zomer (horeca)bedrijven veelal geopend waren, is het realistisch dat veel
bedrijven omzet hebben behaald. Dit geldt ook voor bedrijven die zijn gestart in 2019
en in het eerste dan wel in het tweede kwartaal van 2020. Het is echter lastig vast
te stellen om hoeveel bedrijven het precies gaat.
Vraag 5a en b
Zou een oplossing als onder vraag 4b binnen de huidige NOW of TVL kunnen worden gevonden,
of juist daarbuiten in de vorm van een aparte regeling (zoals een TVL speciaal voor
starters)?
Welke andere oplossingen, zowel binnen als buiten de NOW of TVL, zijn door u met uitvoeringsorganisaties
en sociale partners verkend, refererend aan uw brief van 9 december jl. waarin u schrijft
dat «het kabinet hier in overleg met de uitvoeringsorganisaties en sociale partners
serieus naar heeft gekeken» maar «het uiteindelijk niet is gelukt om binnen de NOW-regeling
en de TVL-regeling tot een uitvoerbare oplossing te komen»?3
Antwoord 5a en b
De Tegemoetkoming Starters zal een aparte regeling zijn. Het is niet mogelijk de tegemoetkoming
voor starters binnen de bestaande regelingen uit te voeren zonder dat dit gevolgen
met zich meebrengt voor de uitbetaling van tijdige steun aan andere ondernemers.
Er zijn naast het gebruiken van het derde kwartaal van 2020 als referentieperiode,
nog twee alternatieven onderzocht.
Het eerste alternatief was om de referentieomzet te construeren op basis van de gemiddelde
referentieomzet van vergelijkbare ondernemingen. Door het omzetverlies te construeren
ontstaan er situaties van onder- en oversubsidiëring. Er kan immers niet gerekend
worden met het werkelijke omzetverlies van de onderneming. Daarmee komt de doelmatigheid
van de regelingen en gelijke behandeling van aanvragers in het geding.
Het tweede alternatief was het uitkeren van een forfaitair bedrag aan startende ondernemingen.
Dit zou betekenen dat alle startende ondernemingen, eventueel tot een bepaalde peildatum,
een vast bedrag zouden ontvangen. Dit is een zeer ongerichte maatregel, waarmee enerzijds
ondernemingen zouden worden gesubsidieerd die geen significante negatieve gevolgen
van de coronamaatregelen ondervinden en anderzijds ondernemingen te weinig subsidie
zouden ontvangen ten opzichte van hun omzetverlies en vaste lasten.
Vraag 5c
Kunt u de dilemma’s onder vraag 5b schetsen zodat wij inzicht krijgen in de afweging
die u heeft gemaakt?
Antwoord 5c
Het uitgangspunt voor een tegemoetkoming voor starters is dat de regeling voldoende
recht moet doen aan de situatie van de individuele ondernemer, maar ook generiek uitvoerbaar
moet zijn. Met de nieuwe regeling Tegemoetkoming Starters vindt het kabinet dat aan
deze voorwaarde wordt voldaan, waar dat bij de alternatieven niet het geval was. Daarnaast
wordt met het gebruik van derde kwartaal van 2020 voor de bepaling van de referentieomzet
de kans op over- of ondersubsidiëring voor een groot aantal ondernemers verkleind.
Vraag 6
In hoeverre zouden risico’s op misbruik of oneigenlijk gebruik kunnen worden gemitigeerd
door een verklaring van een accountant, overheid of andere partij?
Antwoord 6
Risico’s op misbruik of oneigenlijk gebruik kunnen ten dele worden gemitigeerd door
een derden-verklaring. Deze is nu al voor specifieke aanvragen van de NOW en TVL vereist.
Het kabinet acht echter in deze situatie een derden-verklaring niet wenselijk.
De verklaring moet zien op gegevens die (financiële) informatie van het bedrijf bevestigen.
Bij starters is echter zeer de vraag op basis van welke gegevens zo’n verklaring dan
zou moeten worden opgesteld. Daarnaast moeten duidelijke richtlijnen worden meegegeven
aan de verstrekkers van zo’n verklaring, anders zullen deze zo’n verklaring niet kunnen
of willen afgeven. Het probleem is juist dat dergelijke richtlijnen, over hoe een
referentieomzet vast te stellen van een startende ondernemers, niet goed zijn op te
stellen.
Naast de inhoudelijke dilemma’s, zijn er ook bezwaren in het kader van de uitvoerbaarheid
van de regeling. Een verklaring van een derde is een verklaring die (al dan niet steekproefsgewijs)
handmatig gecontroleerd moet worden en waar voor aanvragers hoge kosten aan verbonden
kunnen zijn. Dit betekent een extra uitvoeringslast voor UWV en RVO en een extra last
voor aanvragers, met name voor het mkb. Deze lasten en de kosten voor de ondernemer
staan qua administratieve lasten en bedrag niet in verhouding tot het te verwachten
gemiddelde subsidiebedrag per ondernemer.
Vraag 7
Hoezeer zouden provincies of gemeenten, die voor wat betreft dienstverlening het dichtst
bij ondernemers staan, bij de uitvoering van een startersregeling een rol kunnen spelen,
zoals zij dat ook doen bij de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemer
(Tozo) en de Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK)?
Antwoord 7
Het optuigen van een nieuwe regeling bij gemeenten of provincies vergt een nieuwe
infrastructuur. Door de tegemoetkoming voor starters door de RVO te laten uitvoeren,
kan gebruik worden gemaakt van de daar al aanwezige kennis en systemen. De regeling
zal immers veel gelijkenissen hebben met de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL).
Vraag 8
Kunt u, met de opgedane kennis uit de NOW en TVL, een ruwe schatting geven van het
budget en de uitvoeringscapaciteit die nodig zouden zijn om voor startende ondernemers
een voorziening zoals de NOW of TVL te treffen?
Antwoord 8
Gegeven de huidige capaciteitsvraag zal de Tegemoetkoming Starters pas in april of
mei kunnen worden opengesteld. Dit komt onder meer door de stapeling van de uitbreiding
van de TVL met de opslag Horeca Voorraad en Aanpassingskosten (HVA), de opslag Voorraad
Gesloten Detailhandel (VGD), de evenementenmodule, wijzigingen door het aangepaste
steun- en herstelpakket, de vaststelling van TVL 1 (juni – september 2020) en kwartaal
4 (2020) en het inregelen van de «basis» TVL voor kwartaal 1 en kwartaal 2 (2021).
De kosten voor de Tegemoetkoming Starters zijn geraamd op 90 miljoen euro per kwartaal.
Vraag 9
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden?
Antwoord 9
Ja. De beantwoording heeft op zich laten wachten om zo de overwegingen van het kabinet
bij het aanpassen van het steun- en herstelpakket mee te kunnen nemen in de beantwoording.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.