Schriftelijke vragen : Het bericht dat Erdogan volgens uitgelekt vertrouwelijk NCTV-rapport een grote rol speelt bij de opkomst van het salafisme in Nederland.
Vragen van het lid Van Kooten-Arissen (Van Kooten-Arissen) aan de ministers van Buitenlandse Zaken en van Justitie en Veiligheid over het bericht dat Erdogan volgens uitgelekt vertrouwelijk NCTV-rapport een grote rol speelt bij de opkomst van het salafisme in Nederland. (ingezonden 15 februari 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Geheime «Turkije analyse» NCTV lekt uit: Grote rol
Erdogan bij opkomst salafisme in Nederland» in HP/De Tijd?1
Vraag 2
Bent u bekend met de inhoud van het vertrouwelijke rapport «Ontwikkeling van het salafisme
onder Turken – de invloed in Nederland» van de Nationaal Coördinator Terrorisme en
Veiligheid (NCTV) en zo ja, sinds wanneer?
Vraag 3
Klopt het dat de NCTV het rapport onder meer wil gebruiken om gemeenten die in contact
staan met Turks-Nederlandse organisaties, vertrouwelijk te waarschuwen voor de opkomst
van het salafisme in Nederland?
Vraag 4
Had u het NCTV-rapport, al dan niet vertrouwelijk, met de Kamer willen delen, en zo
ja, wanneer had u dat willen doen, en zo nee, waarom niet?
Vraag 5
Klopt het dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken het rapport vertrouwelijk wil
houden, omdat er gewezen wordt op het belang van de Turkijedeal en de vrees bestaat
dat publicatie mogelijk zal leiden tot escalatie in de relatie met Turkije, omdat
de NCTV-analyse door Turkije zal worden gezien als een rechtstreekse aanval op president
Erdogan?
Vraag 6
Hoe beoordeelt u het feit dat er in het vertrouwelijke NCTV-rapport melding wordt
gemaakt van een politiek gevoelige kwestie die volgens de NCTV kan raken aan de Nederlandse
Nationale Veiligheid, omdat vitale belangen zoals de sociale en politieke stabiliteit
in het geding komen?
Vraag 7
Deelt u de zorgen van de NCTV over de islamistische koers van de Turkse president
Erdogan, namelijk het uitvoering geven aan een bewuste islamiseringsstrategie waarin
door Erdogan ruimte wordt gegeven aan salafistische, soms jihadistische organisaties,
die tevens invloed hebben op Turks-Nederlandse instellingen in ons land en op Nederlandse
Turken?
Vraag 8
Hoe beoordeelt u de analyse van de NCTV dat een deel van de Turkse gemeenschap in
Nederland kwetsbaar is voor beïnvloeding vanuit Turkije, omdat Turkije de Nederlandse
Turken beschouwt als onderdanen en veel Turkse Nederlanders zich nauw betrokken voelen
met het land?
Vraag 9
Hoe groot is het deel van de Turkse gemeenschap dat kwetsbaar is voor beïnvloeding
vanuit Turkije en welke mogelijkheden ziet Nederland om deze groep te beschermen voor
beïnvloeding?
Vraag 10
Hoe beoordeelt u de analyse van de NCTV dat de toenemende intensiteit van Erdogans
religieuze boodschappen en activiteiten haat kunnen zaaien onder Nederlandse Turken
en ervoor kan zorgen dat zij zich afkeren van de Nederlandse democratie?
Vraag 11
Wat vindt u van de conclusie dat bepaalde boodschappen van Erdogan ertoe kunnen leiden
dat groepen in Nederland tegenover elkaar komen te staan, onderling botsen, en dat
dit kan gelden voor Nederlandse Turken onderling, maar ook voor Nederlandse Turken
en «autochtone» Nederlanders, en dit in het uiterste geval kan leiden tot aantasting
van de sociale en politieke stabiliteit en daarmee raken aan aspecten van de Nederlandse
nationale veiligheid?
Vraag 12
In hoeverre zijn de verschillende factoren die geleidelijk een gewijzigd islamitisch
landschap hebben gecreëerd binnen de Nederlands Turkse gemeenschap, en in het NCTV-rapport
benoemd worden, nieuw voor u?
Vraag 13
Gezien dit rapport en de bevindingen, hoe beoordeelt u nu uw lovende toespraak over
de betrekkingen met Turkije op de Turks-Nederlandse Wittenburgconferentie van 27 januari
2021?
Vraag 14
Gezien het feit dat de Turkse Minister u «vriend» noemde tijdens bovengenoemde conferentie,
hoe beoordeelt u deze «vriendschap» in het licht van de reconstructie van de NCTV
waarin omschreven wordt dat Erdogan tussen 2002 en 2015 tegelijkertijd twee agenda’s
uitvoerde, namelijk ten eerste een toenadering tot het Westen en het verwerven van
steun van EU-landen en ten tweede het onverminderd doorzetten van de islamisering
van Turkije?
Vraag 15
Wat vindt u ervan dat, 100 jaar na de oprichting van de Turkse staat, Erdogan volgens
de NCTV zichzelf naar voren wil schuiven als de «wereldwijde leider van de soennitische
moslims» en tevens de ambitie zou hebben om in 2023 Turkije uit te roepen als Islamitische
Staat?
Vraag 16
Hoe verhoudt deze verontrustende boodschap van de NCTV over de invloed van Erdogans
islamiseringsstrategie op Nederlandse Turken zich tot de belangen van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken om een vriendschappelijke relatie met het Turkije van president
Erdogan te onderhouden?
Vraag 17
Hoe kan Nederland de betrekkingen met Turkije proberen inniger te maken, terwijl datzelfde
Turkije en president Erdogan in het bijzonder, salafistische, zelfs jihadistische
groeperingen actief steunt, hun invloed doet toenemen in Nederland en deze groeperingen
allen streven naar «theocratie in de vorm van invoering van de sharia en een islamitische
staat»?
Vraag 18
Denkt u dat het goed is voor de Nederlandse samenleving, de democratie en de veiligheid
als u als Minister van Buitenlandse Zaken in het openbaar lovende woorden spreekt
over de samenwerking en betrekkingen met Turkije en ondertussen de Tweede Kamer volledig
in het donker houdt over hoe ernstig de situatie in werkelijkheid is, waardoor de
parlementaire controle op het regeringsbeleid onmogelijk wordt gemaakt en democratie-ondermijnende
salafistische en zelfs jihadistische krachten vrij spel krijgen?
Vraag 19
Hoe beoordeelt u het mogelijke verband dat de NCTV legt tussen de antiwesterse retoriek
van Erdogan en de terroristische aanslag op de tram in Utrecht in 2019 waarbij vier
doden vielen?
Vraag 20
Wat doet Nederland om het lid van de jihadistische Kaplan groep te stoppen die door
de NCTV is geïdentificeerd als een broer van Gökmen T., de man die op 18 maart 2019
de terroristische aanslag pleegde op de tram in Utrecht?
Vraag 21
Herinnert u zich de inhoud van de verklaringen die Gökmen T. gaf voor zijn daden,
namelijk dat hij de aanslag pleegde vanwege zijn geloof, hij geen democraat is en
daarom de rechtbank niet wenste te erkennen, dat hij tevens geen spijt betuigde en
zichtbaar genoot van de pijn en het verdriet van de slachtoffers en nabestaanden?
Vraag 22
Hoe is het mogelijk dat een broer van jihadist Gökmen T. nog op vrije voeten is en
samen met andere gelijkgestemden de kans krijgt om de jihadistische Kaplan beweging
nieuw leven in te blazen met online-activiteiten vanuit Nederland?
Vraag 23
Wat vindt u van, zoals de NCTV dat noemt, de «vrijage» van Erdogan met radicale bewegingen
als IBDA/C en Kaplan, waarvan de banden met de jihadist Gökmen T. zijn aangetoond,
zowel familiair als ideologisch?
Vraag 24
Hoe voorkomt u dat de Milli Görüş-jongeren gaan radicaliseren, nu de NCTV signaleert
dat Milli Görüş overwegend politiek salafistische propaganda voert en dat deze groep
de laatste jaren aan het groeien is in Nederland, met waarschijnlijk enkele duizenden
aanhangers?
Vraag 25
In hoeverre heeft de regering het gemeenschappelijke doel van het vormen van een moslimgemeenschap
«Ummah» in het vizier, namelijk, volgens de NCTV, de vorming van één islamitische
wereldgemeenschap en salafisme voor alle moslims in Nederland, waarvoor Marokkaanse
en Turkse salafisten steeds vaker de banden aanhalen en traditionele nationale of
culturele verschillen naar de achtergrond verdwijnen ter bevordering van dit hogere
doel?
Vraag 26
Sinds wanneer is de regering ervan op de hoogte dat de Turks-Nederlandse salafisten
beschikken over grote mogelijkheden en middelen in Nederland en dat dit voor een groot
deel te danken is aan de sterke band tussen Milli Görüş en de Moslimbroederschap en
politiek salafisme?
Vraag 27
Sinds wanneer is de regering ervan op de hoogte dat de Turks-Nederlandse salafisten
kunnen beschikken over de verworven capaciteiten van Milli Görüş, zoals het netwerk,
een goede naam bij sommige overheidsinstanties, de structuur, kennis van Nederland,
ervaring met de Nederlandse cultuur, beheersing van de Nederlandse taal, een groot
aantal locaties, onlineaccounts en pagina’s en ideologisch onderlegde imams en theologen?
Vraag 28
Wat vindt u ervan dat de basisideologie van Milli Görüş een gunstig vertrekpunt blijkt
te zijn richting salafisme, een weg die volgens de NCTV door een deel van de Milli
Görüş jongeren en imams wordt ingeslagen?
Vraag 29
Welke overheidsorganisaties werken op dit moment, of werkten in het recente verleden,
samen met de Milli Görüş beweging en kunt u verhelderen hoe deze beweging een goede
naam en een stevig netwerk op heeft kunnen bouwen zoals de NCTV beschrijft?
Vraag 30
Bent u bekend met het jaarverslag van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) uit
het jaar 2000 waarin de BVD waarschuwt voor de aanhangers van de Milli Görüş en de
Kaplanbeweging door te stellen: «De ruim 280.000 Turken in Nederland zijn op velerlei wijze met hun land van herkomst
verbonden. Zowel in familieverband als in de sfeer van religie, politieke en economie
onderhouden Turken in Nederland contacten met Turkije. De schaduwzijde hiervan is
dat Nederland wordt geconfronteerd met conflicten uit het land van herkomst, zoals
de polarisatie tussen de Turkse seculiere overheid en aanhangers van een politiek
religieuze opvatting (zoals Milli Görüş en de Kaplan-beweging)»?
Vraag 31
Wat heeft u in de afgelopen 21 jaar gedaan tussen het uitbrengen van het jaarverslag
van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) in 2000 en deze vertrouwelijke Turkije
analyse van de NCTV om de invloed van salafisme in Nederland en de organisaties waaraan
zij hun groeiende invloed ontlenen terug te dringen?
Vraag 32
Herinnert u zich nog de vraag van Van Toorenburg (CDA) tijdens het debat over de financiering
van moskeeën vanuit het buitenland («Dat hele beeld, een soort vrijstaatje Turkije in Nederland, in onze religieuze huizen.
Wat doet het kabinet daar nou eigenlijk tegen?») en uw antwoord («Nou, daar acteert het kabinet op als het in strijd is met de Nederlandse wet. Ik hoef
mevrouw Van Toorenburg niet uit te leggen dat de godsdienstvrijheid in Nederland heel
ver gaat. Dus als er in een godsdiensthuis, in dit geval door een door Diyanet betaalde
imam, zaken gezegd worden, dan hoeven wij het daar niet per se mee eens te zijn, maar
de Nederlandse overheid kan optreden als dat in strijd is met Nederlandse wet- en
regelgeving.» En: «Maar ook politieke meningen waar mevrouw Van Toorenburg of ik, of wij allebei, het
niet mee eens zijn, geven een overheid nog niet het recht om in te grijpen. Het kan
geen verrassing zijn als ik dat zeg.»)?
Vraag 33
Betekenen uw antwoorden geciteerd in bovenstaande vraag dat er niet opgetreden kan
en zal worden tegen de mogelijke radicalisering binnen de 150 Diyanet moskeeën indien,
zoals de NCTV beschrijft, «het beeld, dat momenteel bij bepaalde afdelingen van Diyanet-jongeren
te zien is, het standaardbeeld wordt van de hele jeugdafdeling van Diyanet» en «Nederland
op termijn te maken [kan] krijgen met het risico dat een groter wordende groep Turkse
jongeren radicaliseert»?
Vraag 34
Indien uw antwoord op voorgaande vraag ontkennend luidt, hoe zal er opgetreden worden
tegen mogelijke radicalisering binnen Diyanet moskeeën?
Vraag 35
Wilt u deze vragen één voor één en binnen de beantwoordingstermijn van drie weken,
dus uiterlijk 8 maart 2021, beantwoorden?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. van Kooten-Arissen, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.