Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Wijngaarden en Weverling over het bericht 'Beschermenswaardige partijen: bescherming van het daderdier'
Vragen van de leden Van Wijngaarden en Weverling (beiden VVD) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Beschermenswaardige partijen: bescherming van het daderdier» (ingezonden 16 november 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens
            de Minister van Justitie en Veiligheid (ontvangen 12 februari 2021). Zie ook Aanhangsel
            Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1015.
         
Vraag 1
            
Kent u het artikel «Beschermenswaardige partijen: bescherming van het daderdier»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Klopt het dat slachtoffers de aanval door een vechthond niet kunnen voorkomen of afweren,
               tenzij zij over een wapen beschikken, omdat zij uit het niets geconfronteerd worden
               met een hond die de intentie en het vermogen heeft om zijn slachtoffer te doden? Wat
               vindt u van het feit dat het bezit van vechthonden zonder enige restricties is toegestaan?
            
Antwoord 2
            
Een hond is pas een vechthond als dit dier specifiek getraind is om te vechten en
               om te winnen. Dat het vaak gaat om een bepaald type hond heeft te maken met de schade
               die het dier kan toebrengen. Er zijn talloze voorbeelden van deze typen honden die
               niet geschikt blijken te zijn om te vechten en daarom vervolgens gebruikt worden als
               oefenmateriaal. Er gelden strafrechtelijke voorschriften die beperkingen opleggen
               aan houders van gevaarlijke honden. Het betreft hier de strafbare feiten van aanhitsen,
               niet terughouden van een dier dat een mens aanvalt of onvoldoende zorgdragen voor
               het onschadelijk houden van een gevaarlijk dier. Daarnaast zijn er bevoegdheden op
               gemeentelijk niveau die kunnen worden ingezet tegen gevaarlijke honden. Ik verwijs
               hiervoor naar de door mij en mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid gegeven
               antwoorden op de vragen van de leden Moorlag en Kuiken van 10 februari 2020 (Aanhangsel
               Handelingen II 2019–2020, nr. 2487)
            
Vraag 3
            
Heeft u een kostenoverzicht van de medische hulp, ambulance- en politie-inzet die
               verband houden met de aanwezigheid van vechthonden? Wordt er onderzoek verricht onder
               chirurgen naar de veroorzakers van ernstige aanvallen? Zo nee, waarom niet? Zitten
               er slachtoffers in de overlegstructuren over dit probleem? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 3
            
De politie registreert incidenten waar haar aandacht voor wordt gevraagd, ook zogenaamde
               bijtincidenten. De kosten van de politie-inzet ten gevolge daarvan worden niet vastgelegd.
               Het komt zelden voor dat de politie buitengewone kosten maakt in verband met dergelijke
               incidenten. Het volledige proces rond inbeslagname, inclusief vervoer en opslag, valt
               onder de verantwoordelijkheid van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. De kosten
               daarvan komen ten laste van de organisatie die beslag legt.
            
Er wordt geen chirurgisch onderzoek verricht naar de veroorzakers van ernstige aanvallen.
               Wel zijn soms medische ingrepen nodig bij (ernstige) slachtoffers van bijtincidenten.
            
Om redenen van privacy heb ik geen inzicht in de medische kosten (waaronder eventueel
               ambulancevervoer) ten gevolge van bijtincidenten.
            
Vraag 4
            
Bent u bereid de regelgeving rondom vechthonden uit te breiden zodat bijvoorbeeld
               de burgermeester of het college van burgmeester en wethouders sneller en doeltreffender
               kunnen ingrijpen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u daarnaast kijken naar de mogelijkheid
               een plicht op te leggen die landelijk geldt en niet (zoals een muilkorfplicht) slechts
               binnen de gemeentegrenzen? Hoe krijgen gemeenten ondersteuning, nu voormalig Minister
               van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Verburg deze taak uitdrukkelijk aan hen heeft
               toegewezen?
            
Antwoord 4
            
Ik verwijs hiervoor naar de door mij en mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid
               gegeven antwoorden op de vragen van de leden Moorlag en Kuiken van 10 februari 2020
               (Aanhangsel Handelingen II 2019–2020, nr. 2487).
            
Vraag 5
            
Welke mogelijkheden zijn er om dierenasiels aan te pakken indien zij een vechthond
               plaatsen in een onveilige omgeving zonder zich ervan te vergewissen dat de nieuwe
               eigenaar voldoende maatregelen heeft getroffen c.q. zal treffen om te voorkomen dat
               de betreffende hond schade zal aanrichten?
            
Antwoord 5
            
Ik verwijs hiervoor naar de door de gegeven antwoorden op vragen van het lid Weverling
               (VVD) over het bericht «Dierenasiels verzwijgen verleden van gevaarlijke vechthonden
               van 19 juni 2020 (Aanhangsel Handelingen II 2019–2020, nr. 3541) en naar de door de gegeven antwoorden op vragen van het lid Moorlag (PvdA) over
               vechthonden uit dierenasielen van 22 juni 2020 (Aanhangsel Handelingen II 2019–2020,
               nr. 3542).
            
Vraag 6
            
Deelt u de mening dat vechthonden die letsel veroorzaken niet herplaatst mogen worden
               in een andere gemeente omdat dit niets afdoet aan het feit dat ze nog steeds gevaarlijk
               zijn?
            
Antwoord 6
            
Nee, deze mening deel ik niet. Niet iedere hond die gebeten heeft is een hond die
               getraind is om te vechten. Ook niet getrainde honden kunnen in een situatie terecht
               komen waarbij zij gaan bijten. Het in mijn opdracht uitgevoerde onderzoek (Safedog
               Project) heeft aangetoond dat met name eigenaar gerelateerde factoren naast omgevingsfactoren
               bepalend zijn voor het ontstaan van een bijtincident. Het zal mede afhankelijk zijn
               van de gedragstest in hoeverre een gevaarlijke hond herplaatst kan worden. Als het
               dier al dan niet onder voorwaarden herplaatst kan worden, kan het dier ook herplaatst
               worden in een andere gemeente.
            
Vraag 7
            
Deelt u de mening dat de bestaande maatregelen opgelegd tegen een vechthond beter
               moeten worden gehandhaafd? Zo ja, kunt u dit wettelijk beter regelen?
            
Antwoord 7
            
De set aan wettelijke mogelijkheden om invloed uit te oefenen op gevaarlijke honden
               is voor de politie voldoende. Het begrip vechthond hanteert de politie niet. Het huidige
               begrip «gevaarlijke hond» voorziet in de politionele behoefte. Dit begrip vestigt
               de aandacht op het gedrag en de beheersbaarheid van deze individuele hond.
            
Vraag 8
            
Klopt het dat sinds 1 januari 2009 het bezit van ieder soort, ras of type vechthond
               zonder enige restrictive toegestaan is en dat iedereen deze honden in soorten en maten
               mag fokken, importeren, kopen, verkopen en houden, en zowel het straatbeeld als de
               representatie in asielhonden tonen aan dat dat ook gebeurt? Bent u voornemens te bewerkstelligen
               dat een regeling tot stand wordt gebracht waardoor eisen worden gesteld aan het fokken,
               importeren, verkopen en houden van bepaalde typen vechthonden?
            
Antwoord 8
            
Er gelden wel degelijk restricties aan het fokken van honden. Op grond van artikel
               3.4, eerste lid, van het Besluit houders van dieren is het verboden te fokken met
               gezelschapsdieren op een wijze waarop het welzijn en de gezondheid van het ouderdier
               of de nakomelingen wordt benadeeld. Vervolgens stelt artikel 3.4, tweede, lid, onder
               c, van het Besluit houders van dieren dat bij het fokken voor zover mogelijk wordt
               voorkomen dat ernstige gedragsafwijkingen worden doorgegeven aan of kunnen ontstaan
               bij nakomelingen. Hieronder valt bijvoorbeeld het fokken met honden op agressieve
               karaktereigenschappen. Dit is ook strafbaar gesteld in de Wet op de economische delicten.
            
Ik heb in mijn brief van 9 november 2018 (Kamerstuk 20 286, nr. 1003) aangegeven een gevalideerde risicobeoordelingstest te laten ontwikkelen. Met een
               dergelijke gevalideerde risicobeoordelingstest kunnen ouderdieren met gedragingen,
               waarvan het ongewenst is dat deze worden doorgegeven op objectieve gronden worden
               onderscheiden en uitgesloten van de fokkerij. Deze test zal eind 2021 afgerond zijn.
               Doordat niet op voorhand duidelijk is of een bepaalde hond ook een gevaarlijke hond
               is, kan ook niet op voorhand een importverbod voor een hond gaan gelden.
            
Vraag 9
            
Hoe beoordeelt u uw antwoord op bovenstaande vraag in het licht van de uitspraak van
               het Gerechtshof Amsterdam van 5 juni 2018, waar geen verwijtbaarheid werd aangenomen
               mede omdat het Hof wees op wisselende of zelfs ontbrekende wet- en regelgeving hetgeen
               tot gevolg had dat schadeverhaal voor het slachtoffer via het strafrecht onmogelijk
               werd?2
Antwoord 9
            
Het antwoord op vraag 8 gaat over gevallen waarin een hond als gevaarlijk kan worden
               bestempeld. In dat geval gelden er restricties.
            
In de zaak van het gerechtshof Amsterdam speelde onder meer de vraag of de betrokken
               hond wel of niet kon worden aangemerkt als gevaarlijk als bedoeld in artikel 425 WvSr.
               Het gerechtshof overweegt dat alleen het feit dat de hond tot een bepaald ras behoort
               onvoldoende is om de hond als gevaarlijk aan te merken. Daarbij verwijst het gerechtshof
               naar een lijst van «hoog-risicohonden», die is ingetrokken omdat betrouwbare data
               waarop een ras in zijn geheel aan te wijzen is als gevaarlijk, ontbreken. Nu er geen
               wet- of regelgeving is waarbij bepaalde hondenrassen verboden zijn, moet worden uitgegaan
               van het individuele dier en de feiten en omstandigheden van het geval. In deze specifieke
               casus bestonden er naar het oordeel van het gerechtshof geen feiten en omstandigheden
               op basis waarvan de hond als gevaarlijk kon worden aangemerkt. In andere casus zou
               dit wel het geval kunnen zijn en hoeft het ontbreken van wet- of regelgeving waarbij
               bepaalde hondenrassen verboden zijn niet in de weg te staan aan een veroordeling op
               basis van artikel 425 WvSr.
            
Vraag 10
            
Hoe weegt u, gelet op voorkoming van minderjarige slachtoffers, het belang van het
               kind zoals geformuleerd in het Internationaal verdrag van de rechten van het kind
               bij het gebruik van de mogelijkheid die de Wet Dieren biedt om soorten of categorieën
               van dieren die aantoonbaar gevaarlijk zijn voor de volksgezondheid te verbieden?
            
Antwoord 10
            
In het kader van de ontwikkeling van de huis- en hobbydierenlijst worden diersoorten
               onder meer beoordeeld op de risicofactor «gevaar op letselschade». Daarbij wordt gekeken
               naar het gevaar van een diersoort voor de mens. Indien een diersoort gevaren met zich
               brengt voor kinderen zal dit ook daar naar voren komen.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit - 
              
                  Mede namens
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.