Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Krol over het rapport Onderzoeksrapport Feitenrelaas verkoop pand Noordeinde 64/64a van de Auditdienst Rijk
Vragen van het lid Krol (Krol) aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het rapport Onderzoeksrapport Feitenrelaas verkoop pand Noordeinde 64/64a van de Auditdienst Rijk (ingezonden 23 december 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Knops (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
11 februari 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1306.
Vraag 1
Kunt u nu, na het verschijnen van het rapport van de Auditdienst Rijk (ADR), alsnog
ingaan op de schriftelijke vragen van 1 september jl. over mogelijke integriteitsschendingen,
belangenverstrengelingen en misbruik van voorkennis bij de verkoop van het pand aan
het Noordeinde te Den Haag?1 Indien u deze vragen niet kunt beantwoorden op grond van dit onderzoek, bent u dan
bereid verder onderzoek te laten doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 1
In de beantwoording op uw schriftelijke vragen van 1 september 20202 heb ik aangegeven dat bij het verkoopproces van Noordeinde 64/64A binnen het Rijksvastgoedbedrijf
geen betrokkenheid van ex-werknemers of ex-opdrachtnemers is waargenomen. Ook uit
het rapport van de Auditdienst Rijk (ADR)3 zijn hiervoor geen aanwijzingen naar voren gekomen. Evenmin komt uit het ADR-rapport
naar voren dat bij de verkoop van het pand Noordeinde 64/64A sprake zou zijn geweest
van integriteitsschendingen, belangenverstrengeling of misbruik van voorkennis door
ex-werknemers of ex-opdrachtnemers van het RVB. Ik zie dan ook geen aanleiding voor
verder onderzoek.
Vraag 2
Was er bij de verkoop van het pand sprake van vriendjespolitiek en wensdenken in het
Haagse College van B&W? Is de gemeenteraad steeds juist geïnformeerd? Welke consequenties
verbindt de huidige burgemeester van Den Haag aan het handelen van zijn voorganger?
Antwoord 2
Het ligt niet op mijn weg om deze vragen te beantwoorden.
Vraag 3
Kunt u uitleggen waarom u in uw brief van 18 december jl. volhoudt dat het pand voor
een marktconforme prijs is verkocht, nu in het rapport van de ADR sprake is van 4
verschillende taxaties variërend van € 1,3 mln. tot € 2,8 mln. en terwijl u in genoemde
brief stelt dat de reallocatieprocedure wordt aangepast, er niet meer ondershands
verkocht wordt en voortaan niet de taxaties, maar de marktwaarde bepalend wordt voor
verkoopprijs? Waarom blijft u volhouden dat het pand voor een marktconforme prijs
werd verkocht?
Antwoord 3
Zoals ook uit het ADR-rapport blijkt, zijn er diverse taxatierapporten uitgebracht,
waarbij verschillende uitgangspunten, aannames en doelstellingen zijn gehanteerd.
Deze rapporten hebben dientengevolge verschillende uitkomsten. Het in de vraag genoemde
bedrag van € 1,3 mln. betreft een verouderde taxatie uit 2014, ten behoeve van de
balans van het Rijksvastgoedbedrijf. Het in de vraag genoemde bedrag van € 2,8 mln.
is in het ADR-rapport voorzien van een voetnoot (54), waarin staat: «De gecertificeerde
taxateur tekent hierbij aan: dit betreft duidelijk niet de marktwaarde, aangezien de situatie afwijkt van de feiten
per waardepeildatum. De reden dat wij deze waarde vermelden is dat de opdrachtgever
inzicht wil krijgen in het eventuele waarde-effect van de herontwikkeling.»
Bij een onderhandse verkoop wordt de marktconforme waarde bepaald door een marktwaardetaxatie,
uitgevoerd door een onafhankelijke NRVT-gecertificeerde taxateur. Met dat doel voor
ogen heeft Frisia het pand in 2016 en 2018 getaxeerd. Op basis van de in 2018 uitgevoerde
taxatie is het pand aan de gemeente Den Haag verkocht.
Vraag 4
Nu ook door de ADR is vastgesteld dat met de verkoop van het pand geen maatschappelijk
doel is gerealiseerd, maar enkel een privaat doel van een natuurlijk persoon, bent
u dan niet van mening dat de verkoopovereenkomst tussen staat en gemeente dient te
worden vernietigd met het oog op dwaling c.q. bedrog? Houdt u daarbij de verjaringstermijn
goed in het oog?
Antwoord 4
In dit geval werd met een leer-werktraject voor mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt
voldaan aan de voorwaarde om het pand met gebruikmaking van de reallocatieprocedure
aan de gemeente te kunnen verkopen. Anders dan in de vraag ligt besloten, heeft de
ADR niet vastgesteld dat achteraf bezien geen maatschappelijk doel is gerealiseerd.
Het ADR-rapport biedt dus geen grond voor de veronderstelling dat sprake zou kunnen
zijn van dwaling of bedrog.
Vraag 5
Is vanuit het oogpunt van veiligheid teruglevering van het pand niet de enige oplossing?
Wat is uw mening over de prijs die daarmee gemoeid kan zijn indien dit niet op grond
van vernietiging gebeurt?
Antwoord 5
Veiligheid staat uiteraard regulier op de agenda van alle betrokken partijen. De Nationaal
Coördinator voor Terrorismebestrijding en Veiligheid is hier nauw bij betrokken. Zoals
altijd zullen afwegingen over te nemen maatregelen dan ook moeten passen binnen de
gehanteerde veiligheidslevels.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.