Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over de wenselijkheid van vermenging van accountancy en advocatuur
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de ministers van Financiën en voor Rechtsbescherming over de wenselijkheid van vermenging van accountancy en advocatuur. (ingezonden 13 januari 2021).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën), mede namens de Minister voor Rechtsbescherming
(ontvangen 11 februari 2021).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht in het Financieele Dagblad, waarin geschreven
wordt over de plannen van accountantskantoren om zich ook toe te gaan leggen op het
leveren van juridische diensten? Zo ja, wat vindt u van deze ontwikkeling?1
Antwoord 1
Ja. De ontwikkeling dat accountantskantoren binnen hun netwerk ook juridische adviesdiensten
leveren is niet nieuw. Het artikel richt zich op het door accountantskantoren leveren
van diensten uit het domeinmonopolie van advocaten. In het antwoord op vraag 2 gaan
de Minister voor Rechtsbescherming en ik in op de wenselijkheid van deze ontwikkeling.
Vraag 2
Bent u het eens met de kritiek van de schrijver van bovengenoemd artikel op deze ontwikkeling?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
De Minister voor Rechtsbescherming en ik zijn het met de schrijver eens dat advocaatdiensten
en accountancydiensten een verschillend belang dienen. Advocaten dienen het belang
van de cliënt en accountants dienen rekening te houden met het publiek belang. Bij
het mogelijk opzetten van een advocatenpraktijk door accountantskantoor zal hiermee
dan ook goed rekening moeten worden gehouden. Zoals uit onderstaande beantwoording
blijkt bevat de huidige wetgeving al waarborgen om onwenselijke vormen daarvan tegen
te gaan. Dit dwingt de accountantskantoren om de wenselijkheid goed in overweging
te nemen en er zorg voor te dragen dat de het publiek belang en fundamentele beginselen
van de beroepsuitoefening niet in het geding komen.
Vraag 3
In hoeverre staan huidige wetten en regels een vermenging van accountants- en advocatenwerk,
zoals bijvoorbeeld voorgesteld door Deloitte, EY en KPMG Meijburg die een deel van
de markt voor juridische diensten willen overnemen, in de weg? Met andere woorden:
kan een dergelijke vermenging op dit moment wettelijk door de beugel? Zo ja, vindt
u dit wenselijk en waarom dan?
Antwoord 3
Wat betreft de controlepraktijk van accountantskantoren geldt het samenloopverbod
van controle en niet-controlediensten. Dit geldt zowel voor de wettelijke controle
van organisaties van openbaar belang (oob’s) 2 op grond artikel 24b van Wet toezicht accountantsorganisaties, als voor overige controles
op grond van de door de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants
(NBA) vastgestelde Verordening inzake onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten
(zie antwoord vraag 4). Wat betreft de niet-controlepraktijk van accountantskantoren
(bijvoorbeeld adviesdiensten) is vermenging niet verboden, maar dwingen de beroepsregels
waaraan accountants en advocaten in al hun activiteiten gebonden zijn nog steeds tot
een zekere distantie tussen de uitoefening van die twee beroepen om conflictsituaties
tussen de daarvoor geldende beroepsregels te voorkomen. Overtreding van die beroepsregels
kan tuchtrechtelijke consequenties hebben.
Vraag 4
Bent u bekend met de onderzoeksrapporten die in het artikel genoemd worden, uit onder
meer Australië, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Zuid-Afrika én Nederland, waarin
wordt gewezen op de perverse en verkeerde prikkels die kunnen uitgaan van de samenloop
tussen accountants- en adviesdiensten? Zo ja, bent u het eens met de stelling dat
er perverse en verkeerde prikkels uitgaan van de samenloop tussen accountants- en
adviesdiensten? Zo nee, bent u bereid de bewuste rapporten tot u te nemen en dan alsnog
dezelfde stelling van commentaar te voorzien?
Antwoord 4
Ik ben ermee bekend dat er in meerdere landen onderzoek wordt of is gedaan naar de
perverse prikkels die kunnen uitgaan van de samenloop tussen de controle van het jaarverslag
en andersoortige diensten. Nederland is een van de eerste landen die hierop vergaande
maatregelen hebben genomen door een wettelijk verbod in te voeren om bij oob-controles
ook andere diensten aan die oob te verlenen. Een later in werking getreden EU-verordening
heeft alleen bepaalde diensten verboden en het op grond van een lidstaatoptie mogelijk
gemaakt dat onze strengere Nederlandse wetgeving in stand bleef. Op basis van de door
de NBA vastgestelde Verordening inzake onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten
geldt eveneens een samenloopverbod bij controles van niet-oob’s dat alleen kan worden
doorbroken als er een maatregel wordt genomen die de onafhankelijke uitvoering van
de controle waarborgt. Gelet op het feit dat de aard van controlewerkzaamheden en
van juridische dienstverlening zo fundamenteel van elkaar verschillen, lijkt louter
een maatregel om de onafhankelijke uitvoering te borgen bij de samenloop van die twee
diensten geen optie. Juridische dienstverlening is immers gericht op het persoonlijk
belang van de cliënt. Dat verhoudt zich niet tot het publiek belang dat bij vele audits
is gemoeid.
In Nederland heeft de AFM in 2018 een onderzoek gepubliceerd naar kwetsbaarheden in
de structuur van de sector, waarin ook expliciet is gekeken naar perverse prikkels.
Dit rapport was voor mij mede aanleiding om de Commissie toekomst accountancysector
(Cta) in te stellen om te adviseren hoe de kwaliteit van de wettelijke controle duurzaam
kan worden verhoogd. Ook de Cta heeft gekeken naar de perverse prikkels in de sector.
Ze concludeerde dat de beschikbare informatie onvoldoende rechtvaardiging geeft om
in dit stadium ingrijpende maatregelen te nemen ten aanzien van de structuurkenmerken
van de accountancysector. Wel adviseerde ze om onder meer nader onderzoek te doen
naar het audit-only model, waarbij de wettelijke controlepraktijk wordt afgesplitst
van de andere onderdelen van de organisatie. De Cta deed ook een groot aantal andere
aanbevelingen om de kwaliteit van de sector duurzaam te verhogen. Naar aanleiding
van de aanbevelingen van Cta heb ik de Kwartiermakers toekomst accountancysector opdracht
gegeven onderzoek te doen naar de alternatieve structuurmodellen audit only, joint
audit en het intermediair model. De kwartiermakers zijn hiermee aan de slag.
Vraag 6
In hoeverre kan de bovengenoemde ontwikkeling los gezien worden van de tendens dat
meer bedrijven zogenaamd «zelfonderzoek» door advocaten instellen? Zijn deze twee
ontwikkelingen niet potentieel een heel gevaarlijke cocktail?
Antwoord 6
De Minister voor Rechtsbescherming heeft mij laten weten dat de ontwikkeling ten aanzien
van het zelfonderzoek door advocaten in beginsel los lijkt te staan van de ontwikkeling
om door uitbreiding van het aanbod van dienstverleners meer innovatie en verbetering
van de toegang tot het recht te bewerkstellingen. De ontwikkeling van verdere samenwerking
lijkt vooral ingegeven door de toevoeging van de experimenteerparagraaf aan de Verordening
op de advocatuur. Hiermee wil de Nederlandse Orde van Advocaten onderzoeken in hoeverre
alternatieve bedrijfsstructuren, met behoud van de kernwaarden voor de advocatuur,
bijdragen aan verbetering van de toegang tot het recht. Dit moet ook ruimte bieden
aan meer (digitale) innovatie binnen de advocatuur, zodat de burger daarmee geholpen
is en een betere toegang tot het recht krijgt. De experimenteerparagraaf beperkt zich
tot rechtsbijstandsverzekeraars en schaderegelingskantoren en is daardoor niet van
toepassing op accountants- en consultancy kantoren. Uit het artikel in het Financieele
Dagblad van 5 januari 20213 blijkt dat de «Big Four» (de vier grootste accountantsorganisaties) de samenwerking
met advocaten ook willen aangaan. Deze grote kantoren hebben, met hun internationale
netwerk, hun innovatiebudget veel beter geborgd, waardoor zij, naar het zich laat
aanzien, innovatie gerichter en sneller naar de markt van de advocatuur zouden kunnen
brengen. Tegenover die samenwerking staat wel het spanningsveld tussen de kernwaarden
van beide beroepen als risico, iets waarmee bij een samenwerking en verdere verkenning
continu rekening gehouden zal moeten worden. Bij een verkenning naar een verdere samenwerking
tussen accountants en advocaten moet ook het effect op het verschoningsrecht en de
geheimhoudingsplicht van advocaten steeds worden onderzocht. Deze privileges van de
advocaat zijn gelet op hun oorsprong en doel niet automatisch overdraagbaar. Het is
dus nodig om zorgvuldigheid te betrachten en te onderzoeken welke neveneffecten verdere
samenwerking met zich brengen.
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft zoals u weet ten aanzien van de ontwikkeling
rondom het zelfonderzoek door advocaten, na een motie van uw Kamer, een onderzoek
laten starten door het WODC, waarover uw Kamer separaat zal worden geïnformeerd.
Vraag 5 en 7
Ziet u ook dat de belangen van accountants, die in essentie onafhankelijk, objectief
en onpartijdig moeten opereren, zich zeer slecht verhouden tot de belangen van een
advocaat, die het cliëntbelang altijd voorop moet stellen, en bent u het er dan mee
eens dat deze twee branches beter gescheiden zouden kunnen blijven? Zo nee, kunt u
uitgebreid beargumenteren waarom u dat niet zo ziet?
Bent u bereid de markt dusdanig te reguleren dat vermenging van accountancy en advocatenpraktijken
geen doorgang kan vinden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5 en 7
Zoals de Minister voor Rechtsbescherming en ik hebben aangegeven bij het antwoord
op vraag 2 onderschrijven wij dat beide beroepsgroepen twee verschillende belangen
dienen. De twee activiteiten kunnen dan ook moeilijk in één entiteit direct gecombineerd
worden. Ik verwacht dat de samenwerking tussen accountants en advocaten niet plaatsvindt
of zal plaatsvinden binnen een accountantskantoor, maar gescheiden in afzonderlijke
entiteiten van het netwerk waarvan het accountantskantoor deel uitmaakt. Op deze wijze
kunnen zij vanuit hun eigen rollen diensten van elkaar afnemen. Gelet op het reeds
van toepassing zijnde strikte samenloopverbod wat betreft de controlepraktijk van
accountants zie ik dan beperkte risico’s voor de onafhankelijke uitvoering van wettelijke
controles. Wat betreft de niet-controlepraktijk zullen de eigen verplichtingen waaraan
accountants en advocaten gebonden zijn nopen tot een zekere distantie. Een te nauwe
samenwerking kan resulteren in een conflict tussen de onderscheidenlijke beroepsnormen
van deze beroepsgroepen met mogelijke tuchtrechtelijke consequenties. Een nauwe samenwerking
is ook niet in het belang van deze beroepsgroepen. Een accountant heeft eigen verplichtingen
en kan zich naar verwachting niet beroepen op het verschoningsrecht van advocaten
als hij zelf op grond van een wettelijk voorschrift bijvoorbeeld een meldplicht of
plicht tot informatieverstrekking heeft. Daarom is het nodig om zorgvuldigheid te
betrachten en te bezien welke neveneffecten verdere samenwerking met zich kan brengen.
De Minister voor Rechtsbescherming en ik zullen deze ontwikkelingen nauwlettend volgen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën -
Mede namens
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.