Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over Sint Maarten (o.a. Kamerstuk 35420-203)
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 224 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 16 februari 2021
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over
de brief van 22 december 2021 inzake het akkoord derde tranche liquiditeitssteun Sint
Maarten (Kamerstuk 35 420, nr. 203).
De vragen en opmerkingen zijn op 21 januari 2021 aan de Staatssecretaris van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 11 februari 2021 zijn de vragen
beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Paternotte
De adjunct-griffier van de commissie, De Vos
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
II
Reactie van het kabinet
6
III
Volledige agenda
18
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
over het gevangeniswezen op, de liquiditeitssteun aan en de voortgangsrapportage over
Sint Maarten. Zij hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie benadrukken dat Sint Maarten een autonoom land is binnen
ons koninkrijk. De gevangenis op Sint Maarten is dus een aangelegenheid van het lokale
bestuur. Echter, de situatie in de Pointe Blanche-gevangenis en huis van bewaring
op Sint-Maarten verslechtert steeds verder. Bovendien wordt ook het Koninkrijk der
Nederlanden, daarmee dus ook Nederland, aangesproken op de zorgelijke toestanden in
de gevangenis.
De leden van de VVD-fractie willen eveneens benadrukken dat Nederland reeds in 2019
speciale containercellen aan Sint-Maarten heeft geleverd. Wat wordt daar op dit moment
mee gedaan, zo vragen zij het kabinet.
De leden van de VVD-fractie vinden dat, ondanks de omstandigheden waarin Sint Maarten
zich momenteel bevindt als gevolg van het coronavirus en de orkanen Irma en Maria
in 2017, het urgent blijft dat de detentieomstandigheden binnen afzienbare termijn
verbeteren. Zij willen daarom nogmaals de steun uitspreken aan de Staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor Rechtsbescherming
om duidelijke en heldere eisen te stellen in de verdere gesprekken met de regering
van Sint Maarten over het gevangeniswezen en de liquiditeitssteun. Wat is de huidige
stand van zaken van die gesprekken?
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van
de Staatssecretaris over de stand van zaken met betrekking tot de moties over het
gevangeniswezen op Sint Maarten (Kamerstuk 35 300 IV, nr. 73). Zij constateren dat door het opnemen van de ontwikkeling van het gevangeniswezen
in het landspakket er nieuwe mogelijkheden lijken te ontstaan om tot verbeterende
stappen te komen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van
de Staatssecretaris over het akkoord derde tranche liquiditeitssteun Sint Maarten
(Kamerstuk 35 420, nr. 203). Deze leden vragen aandacht voor de samenloop tussen enerzijds dit traject van de
derde tranche liquiditeitssteun – en de daarmee samenhangende Rijkswet Caribisch Orgaan
voor Hervorming en Ontwikkeling (COHO) en het zogeheten landspakket – en het reeds
langer lopende financiële steuntraject dat na orkaan Irma via de Wereldbank tot stand
is gekomen. Is de Staatssecretaris bereid kort te schetsen wat de omvang is van beide
trajecten, waar beide trajecten zich qua aandachtspunten op richten en in hoeverre
deze door elkaar heen kunnen gaan lopen? Is er aanleiding om het Wereldbank-traject
voortijdig te stoppen en onder te brengen binnen de COHO-plannen?
Kan het kabinet aangeven welke vorm van ambtelijke ondersteuning ingericht wordt,
zowel in Nederland als op Sint Maarten, inclusief inzicht in de ondersteuning vanuit
of op kosten van Nederland aan de overheid op Sint Maarten, daar waar het gaat om
de realisatie van het landspakket en alles wat daarmee samenhangt? Wat is de kwaliteit
van die ondersteuning: puur op proces of financieel, of wordt er ook juridisch inhoudelijke
– rechtsstatelijke – ondersteuning verleend? Op welke wijze wordt de uitvoeringsvaardigheid
van de overheid op Sint Maarten versterkt?
De leden van de CDA-fractie willen weten aan welke ondernemingen die gevestigd zijn
op Sint Maarten dan wel opereren vanuit Sint Maarten de Nederlandse overheid deelneemt.
Kunt u daarbij aangeven wat de omvang van de deelneming is en op welke wijze de Nederlandse
overheid (als aandeelhouder) invloed uitoefent op die deelneming?
De leden van de CDA-fractie willen weten of de Nederlandse overheid als deelnemer
in Winair bekend is met het feit dat in 2012 sprake is geweest van de onrechtmatige
toe-eigening van een bedrag van USD 41.230,04 door een werknemer van Winair? Is het
de Staatssecretaris bekend dat deze ex-medewerker inmiddels een actief politicus is?
Heeft bij de steunverlening het terugbetalen van deze openstaande vordering een rol
gespeeld in het wel of niet toekennen van steun aan Winair? Waarom is er voor gekozen
om als extern financier van Winair op te treden, in plaats van als kapitaal verschaffende
aandeelhouder te werken aan het laten afnemen van het (huidige) negatieve eigen vermogen
van Winair?
Kunt u toelichten waaruit blijkt dat in de Staten van Sint Maarten concreet steun
is voor het huidige akkoord, nu de uitlatingen in de Staten veeleer wijzen op steun
voor de Minister-President in plaats van voor een akkoord? Deelt u de waarneming van
de leden van de CDA-fractie dat de steun in de Staten zeer kwetsbaar is en wat betekent
dit voor de noodzakelijke politieke steun op Sint Maarten om succesvol tot een consensus-Rijkswet
te komen?
De leden van de CDA-fractie wijzen het kabinet op een artikel van Stmaartennews.com
van 20 november 2020 waarin een foto staat afgebeeld van parlementsvoorzitter de heer
Brison in een restaurant in Cupecoy met de heer Corallo. Is de Staatssecretaris bekend
met het feit dat deze heer Corallo op 13 december 2016 door TBO en RST op verzoek
van de Italiaanse autoriteiten aangehouden is wegens verdenking van onder meer belastingfraude
en witwassen? Uw ambtsvoorganger heeft bij brief van 21 april 2017 de Tweede Kamer
daarover geïnformeerd. Uit een op 27 november 2018 door de Hoge Raad in stand gelaten
uitspraak tegen G. Schotte is vastgesteld dat er sprake was van, kort gezegd, oneigenlijke
politieke beïnvloeding op Curaçao door deze heer Corallo. Is het kabinet van mening
dat er op dit moment voldoende waarborgen zijn op Sint Maarten dat de politieke besluitvorming
– zeker rond de financiële steun vanuit Nederland – voldoende gevrijwaard is van oneigenlijke
beïnvloeding?
De leden van de CDA-fractie hebben met genoegen kennisgenomen van het betrekken van
de ontwikkeling van gevangenis Point Blanche bij het landspakket, als één van de randvoorwaarden
voor financiële steun. Kan het kabinet aangeven op welke wijze de eerder – veelal
door het lid van Dam ingediende of medeondertekende – moties betrekking hebbende op
Point Blanche tot uitvoering kunnen worden gebracht? Kunt u in het bijzonder aangeven
op welke wijze (als project?) de verbetering van de detentieomstandigheden worden
aangepakt, welke rol Sint Maarten, Nederland en UNOPS daarbij spelen, welk tijdpad
voorzien wordt, wie daarbij welke verantwoordelijkheid heeft? Wilt u in het bijzonder
aandacht besteden aan wie verantwoordelijkheid voor het beheer van de gevangenis op
zich neemt?
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D6-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van voorliggende
brieven. Zij hebben daarover nog enkele vragen.
38ste voortgangsrapportage van de voortgangscommissie Sint Maarten
De leden van de D66-fractie lezen in de generieke voorwaarden voor de derde tranche
liquiditeitssteun zoals genoemd in de brief van 10 juli dat er geen bezuinigingen
worden toegepast die de operationele uitvoeringscapaciteit binnen de meest vitale
sectoren van de rechtsstaat raken, waaronder het gevangeniswezen. Deze leden vragen
zich af hoe dit zich verhoudt tot de aanbeveling om de politieketen te reorganiseren.
Ook vragen zij wat de stand van zaken is met betrekking tot het uitvoeren van de voorwaarden
voor de tweede tranche?
De leden van de D66-fractie constateren dat het nieuwe MT van de gevangenis ambitieuze
plannen heeft gemaakt, maar nog geen overeenstemming heeft weten te bereiken met het
de Minister van Justitie. Deze leden vragen of Nederland iets kan betekenen in de
bemiddeling tussen de Minister van Justitie en het nieuwe MT van de gevangenis? Ook
vragen zij of de 11 containergevangenissen die buiten Point Blanche stonden opgesteld
in gebruik zijn genomen? Zo nee, wat staat hier nu voor in de weg? Hoeveel verdachten
wachten hun zitting nu in vrijheid af? Hoeveel daarvan worden verdacht van zware delicten?
Ook vragen deze leden zich af in welke mate het huidige bestuur betrokken zal worden
bij de bouw van een nieuwe gevangenis.
De leden van de D66-fractie constateren dat het jeugd detentie centrum beschadigd
is geraakt door de orkaan Irma en dat hier herstelwerkzaamheden hebben plaatsgevonden.
Zij vragen of het jeugddetentie centrum weer volledig operationeel is na het herstel
van de schade door orkaan Irma?.
Overboeking Derde tranche trustfonds wederopbouw Sint Maarten
De leden van de D66-fractie lezen in de beantwoording van de feitelijke vragen over
Wijziging van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES fonds (H)
voor het jaar 2020 dat er momenteel een zestal projecten in voorbereiding zijn. Ook
lezen zij dat twee lopende activiteiten meer zullen gaan kosten.
Kan de Staatssecretaris inzicht geven in de resultaten van de lopende projecten en
toelichten waarom deze naar verwachting meer geld zullen gaan kosten? Kan de Staatssecretaris
aangeven op welke wijze in de benodigde technische kennis zal worden voorzien? Welke
stappen zijn sinds de halfjaarlijkse rapportage uit 2020 om de wederopbouw te versnellen?
In hoeverre zijn de door de Staatssecretaris genoemde knelpunten weggenomen?
Deze leden vragen zich ook af of de Staatssecretaris meer inzicht kan geven in de
wijze waarop de activiteiten van de COHO en het Trust Fonds op elkaar aan zullen sluiten.
Op welke wijze voorkomt dat de Staatssecretaris dat het COHO tegen dezelfde problemen
aan zal lopen als het Trust Fonds bij de realisatie van de geplande projecten?
Ook vragen deze leden wanneer zij de volgende voortgangsrapportage over de wederopbouw
kunnen verwachten.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de fractie van GroenLinks hebben met belangstelling kennisgenomen van
de stukken over het gevangeniswezen op Sint Maarten en de derde tranche van de liquiditeitssteun
aan Sint Maarten. Deze leden maken zich al langer grote zorgen over de detentieomstandigheden
op Sint Maarten. Zij zijn blij dat Nederland zich inzet voor het aanpakken van de
huidige situatie, die naar het oordeel van de leden van de GroenLinks-fractie als
inhumaan voor de gedetineerden en gevaarlijk voor het gevangenispersoneel mag worden
betiteld.
De leden van de GroenLinks-fractie nemen met grote zorg kennis van de constatering
van de Voortgangscommissie Sint Maarten dat, ondanks beloften, de autoriteiten van
Sint Maarten niet op eigen kracht het gevangeniswezen op orde zullen kunnen krijgen.
De achtendertigste voortgangsrapportage is, zo lezen deze leden, helaas wederom pessimistisch
gestemd: «Helaas leidt het nog niet tot voortgang in de uitvoering van de desbetreffende
plannen van aanpak. Het voortgangsproces zou zeer gediend zijn met continuïteit en
een goede bezetting van het Ministerie van waaruit de diensten behoren te worden ondersteund
bij de uitvoering, te beginnen met de aanstelling van een goede secretaris-generaal.
De commissie heeft al meermalen aangegeven dat een versterking van het ministerie
een randvoorwaarde is voor het kunnen uitvoeren van de plannen van aanpak». Hoe verhoudt
zich deze constatering van de Voortgangscommissie tot de beslissing om eenmalig een
bedrag van € 30 mln. beschikbaar te stellen voor het gevangeniswezen, ten behoeve
van de bouw van een nieuwe gevangenis en structurele verbeteringen in de detentiesituatie?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de brief van de Staatssecretaris een stevige
inzet op het in Nederlandse handen houden van de besteding van dit budget. Hoe wordt
de toegezegde Nederlandse regie en toezichthoudende rol precies ingevuld? Hoe wordt
voorkomen dat de door de Voortgangscommissie Sint Maarten geconstateerde problemen
(gebrekkige uitvoering van de plannen van aanpak, het ontbreken van doortastend leiderschap
op het justitiedepartement van Sint Maarten) de voortgang van het verbeteren van het
gevangeniswezen op Sint Maarten hinderen? En hoe verhoudt de bouw van een nieuwe gevangenis
zich tot de aanbeveling van de Voortgangscommissie om als uitgangspunt te nemen dat
de hele detentieketen wordt verbeterd, in plaats van de door Sint Maarten gewenste
bouw van een nieuwe gevangenis?
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geagendeerde
voortgangsrapportages en brieven.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat er toch nog enige zorgen leven over het
gebrek aan voortgang. Hoewel er op er Ministerie van Justitie op Sint Maarten hard
gewerkt wordt om de voorwaarden te scheppen voor een gestructureerde aanpak van de
bedroevende situatie in de gevangenis, leidt dit helaas nog niet tot voortgang in
de uitvoering van de desbetreffende plannen van aanpak. De commissie geeft aan dat
het voortgangsproces zeer gediend zou zijn met continuïteit en een goede bezetting
van het Ministerie van waaruit de diensten behoren te worden ondersteund bij de uitvoering,
te beginnen met de aanstelling van een goede secretaris-generaal. Wat is de stand
van zaken op dit moment bij de aanstelling van een secretaris-generaal? Nu het Sint-Maartense
lid van de voortgangscommissie om persoonlijke redenen zijn ontslag heeft aangeboden,
is het bekend of er inmiddels een kandidaat in beeld is?
De leden van de PvdA-fractie delen ook de zorgen omtrent de vulling van het korps.
De afgelopen tien jaar is nog niet de helft van de bezetting ingevuld en tot op de
dag van vandaag tracht het korps een verdere teruggang in de bezetting te voorkomen.
Welke concrete stappen worden er genomen om de huidige sterkte van het korps uit te
breiden? Welke mogelijkheden ziet het kabinet om hierbij ondersteunend te zijn? Hoe
kan verdere teruggang in bezetting worden voorkomen?
De leden van de PvdA-fractie hebben -net als de commissie- waardering voor de inspanningen
van de waarnemend gevangenisdirecteur en het hoofd bedrijfsvoering om binnen de schaarse
mogelijkheden al wat mogelijk is te doen om in de gevangenis de omstandigheden te
verbeteren en een werkbare sfeer te bereiken. Tegelijkertijd moeten we lezen dat in
de Point Blanche gevangenis ongeveer 50 procent van de werknemers door ziekte afwezig
is. Is er een verklaring voor het hoge ziektepercentage?
Deze leden lezen in de voortgangsrapportage dat het oplossen van humanitaire misstanden
in de gevangenis ontegenzeggelijk een eerste verantwoordelijkheid is van de regering
van Sint Maarten, doch bij het uitblijven van de uitoefening daarvan is Nederlandse
steun onontbeerlijk om die situatie op te heffen. Daarbij draagt naar de mening van
de commissie ook de Koninkrijksregering verantwoordelijkheid om die situatie op te
heffen of te doen opheffen. Wat is de reactie van de Staatssecretaris daarop? In de
brief van september 2020 van de Staatssecretaris staat dat hij ook andere mogelijkheden
onderzoekt om te komen tot concrete vooruitgang ten aanzien van de detentiesituatie
en dat hij ook de mogelijkheid onderzoekt om op basis van de Samenwerkingsregeling
waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten – door de Koninkrijksregering –
een voorziening te treffen. De Staatssecretaris zou hierop terugkomen wanneer hij
heeft gesproken met Sint Maarten. Heeft dat gesprek inmiddels plaatsgevonden? Wat
is de uitkomst van dat gesprek? En als het gesprek nog niet heeft plaatsgevonden,
op welke termijn zal dat plaats gaan vinden?
In de laatste voortgangsrapportage adviseert de commissie om in het ministerieel overleg
concrete afspraken te maken over de spoedige werving van de programmamanager via Nederlandse
en Sint Maartense wervingskanalen. Wat is op dit moment de stand van zaken? Zijn er
concrete afspraken gemaakt? In welke fase bevindt de werving van de programmamanager
zich?
II Reactie van het kabinet
Gevangeniswezen Sint Maarten
Algemeen
Uit de inbreng van de verschillende fracties klinken de zorgen door over het gevangeniswezen
in Sint Maarten. De Minister voor Rechtsbescherming, mede namens wie ik de vragen
over het gevangeniswezen beantwoord, en ik delen deze zorgen. Ik constateer dat het
verbeteren van de detentieomstandigheden in Sint Maarten niet langer kan wachten.
Sinds 10 oktober 2010 is Sint Maarten een autonoom land binnen het Koninkrijk der
Nederlanden, en heeft Sint Maarten een eigen verantwoordelijkheid voor de rechtshandhaving
gekregen, inclusief het gevangeniswezen. Het gevangeniswezen kampt echter met hardnekkige
problemen en Sint Maarten heeft de afgelopen jaren te weinig vooruitgang geboekt als
het gaat om verbetering van de omstandigheden. De signalen en constateringen van instanties
zoals de voortgangscommissie Sint Maarten, de Raad voor de Rechtshandhaving, het Europees
Hof voor de Rechten van de Mens en het College voor de Rechten van de Mens zijn duidelijk:
verbetering van het gevangeniswezen mag niet langer op zich laten wachten. Zoals ik
uw Kamer vaker heb laten weten, vraagt de problematiek om een daadkrachtige aanpak.
Het kabinet heeft zich meerdere malen bereid getoond om hulp en bijstand te bieden.
De VVD-fractie informeert naar de gesprekken die ik met Sint Maarten voer over het
gevangeniswezen, ook in verband met het traject van de derde tranche liquiditeitssteun,
waarover een akkoord met Sint Maarten is bereikt op 22 december 2020. Hieronder ga
ik in op de afspraken die zijn gemaakt in de gesprekken tussen Sint Maarten en Nederland
in het kader van de meerjarige liquiditeitssteun, en in het kader van het Ministerieel
Overleg van 9 november 2020.
Afspraken akkoord 22 december 2020
Met het akkoord van 22 december 2020 over de derde tranche liquiditeitssteun – en
de daarmee samenhangende Rijkswet Caribisch hervormings- en ontwikkelingsorgaan (COHO)
en het zogeheten landspakket – wordt onder andere stevig ingezet op verbeteringen
in het gevangeniswezen. Hiervoor wordt eenmalig een bedrag van € 30 miljoen beschikbaar
gesteld. Dit is ten behoeve van zowel de bouw van een nieuwe gevangenis als structurele
verbeteringen in de detentieomstandigheden.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben verschillende vragen gesteld over deze eenmalige
bijdrage. De leden vragen zich af hoe de toegezegde Nederlandse regie en toezichthoudende
rol precies zal worden ingevuld en hoe er zal worden voorkomen dat de problemen die
de voortgangscommissie Sint Maarten constateert (gebrekkige uitvoering van de plannen
van aanpak en het ontbreken van doortastend leiderschap op het justitiedepartement
van Sint Maarten), voortgang van het verbeteren van het gevangeniswezen op Sint Maarten
hinderen. In reactie hierop kan ik melden dat de € 30 miljoen via de begroting en
onder regie en toezicht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK) tot besteding worden gebracht. Dit gebeurt in samenwerking met het Ministerie
van Justitie en Veiligheid en in overleg met onder andere het Ministerie van Justitie
van Sint Maarten.
Ook willen de leden van de GroenLinks-fractie weten hoe de bouw van een nieuwe gevangenis
zich verhoudt tot de aanbeveling van de voortgangscommissie om verbetering van de
hele detentieketen als uitgangspunt te nemen, in plaats van de door Sint Maarten gewenste
bouw van een nieuwe gevangenis. Daarnaast stellen zij de vraag hoe de aanbeveling
van de Voortgangscommissie, dat een versterking van het Ministerie van Justitie van
Sint Maarten een randvoorwaarde is voor het kunnen uitvoeren van de plannen van aanpak,
zich verhoudt tot de eenmalige bijdrage van € 30 miljoen. Ik kan u melden dat dee
€ 30 miljoen substantieel zal moeten bijdragen aan de uitvoering van het plan van
aanpak1 en daarmee het gevangeniswezen in zijn geheel. € 20 miljoen van deze bijdrage zal
gaan naar de bouw van een nieuw gevangenisgebouw. Het huidige gevangenisgebouw voldoet
niet vanwege de te beperkte capaciteit. Daarnaast is het dusdanig verouderd en beschadigd
door de orkanen Irma en Maria dat het bouwen van een nieuwe inrichting de meest effectieve
manier is om duurzame verbeteringen tot stand te brengen. Dit werd ook al geconstateerd
door de Dienst Justitiële Inrichtingen, die in 2018 het plan van aanpak uitbracht.
De bouw van de nieuwe gevangenis draagt dan ook voor een belangrijk deel bij aan de
uitvoering van het plan van aanpak. Sint Maarten is echter vanwege de huidige financiële
positie niet in staat om dit zelf volledig te financieren. De resterende € 10 miljoen
zal worden besteed aan andere onderdelen van het plan van aanpak voor de komende vijf
jaar, zodat de gehele detentieketen wordt versterkt. Hiermee versterkt Nederland het
Ministerie van Justitie niet direct, dit is immers aan Sint Maarten zelf, maar ondersteunt
Nederland wel de rol die het ministerie in het plan van aanpak heeft. Bovendien draagt
Nederland ook bij aan de aanstelling van een programmamanager, zoals hieronder wordt
toegelicht. Hiermee wordt een belangrijke aanbeveling van de voortgangscommissie opgevolgd.
In het licht van voorgaande is het ook van belang om te vermelden dat er over het
gevangeniswezen twee maatregelen in het kader van het landspakket zijn overeengekomen.
Zoals ik uw Kamer per brief van 11 september 2020 liet weten, is de eerste maatregel
het gezamenlijk opdrachtgeverschap van Nederland en Sint Maarten aan de United Nations
Office for Project Services (UNOPS) voor de bouw van een nieuwe gevangenis2. De tweede maatregel betreft de uitvoering van de afspraken die op 19 oktober 2018
tussen Sint Maarten en Nederland zijn gemaakt over de meest noodzakelijke verbeteringen
na de beschadigingen aan de gevangenis als gevolg van de orkanen Irma en Maria in
2017. Aan deze maatregelen in het landspakket is een einddatum verbonden, zodat Nederland
druk op de verbeteringen in het gevangeniswezen houdt.
Afspraken Ministerieel Overleg 9 november 2020
Hoewel het de verantwoordelijkheid van Sint Maarten is en blijft om het gevangeniswezen
op orde te krijgen, lukt het Sint Maarten tot op heden niet om zelfstandig voortgang
te boeken. Om deze reden heeft de Minister van Justitie van Sint Maarten bij brief
van 9 oktober 2020 mij een verzoek gedaan tot zowel hulp en bijstand als samenwerking
ten aanzien van het gevangeniswezen. In het Ministerieel Overleg van 9 november 2020
met de Minister-President van Sint Maarten, in het bijzijn van de Minister van Justitie
van Sint Maarten en de Nederlandse Minister voor Rechtsbescherming, is vervolgens
onder meer afgesproken hoe het kabinet steun kan bieden. Concreet is er gesproken
over hulp en bijstand met financiële middelen vanuit Nederland om op korte termijn,
onder andere bouwkundige verbeteringen te realiseren én over afspraken op de lange
termijn, zoals met een nieuw gevangenisgebouw.
De middelen voor deze hulp en bijstand voor de korte termijn komen uit de directe
steun in het kader van de wederopbouw. Deze worden besteed aan de volgende afspraken:
– Programmamanager
Naar advies van de Voortgangscommissie Sint Maarten zal er een programmamanager worden
ingezet met de opdracht de planning en de uitvoering van het plan van aanpak voor
het gevangeniswezen op zich te nemen. De werving voor de programmanager zal dit voorjaar
aanvangen.
– Opleidingen
Al langer ontbeert het gevangenispersoneel van de Point Blanche gevangenis Sint Maarten
de benodigde (up-to-date) kennis en expertise om hun taak naar behoren uit te kunnen
voeren. Sint Maarten heeft onvoldoende opleidingsmogelijkheden om het personeel zelf
op te leiden. Daarom bezie ik met de Minister voor Rechtsbescherming en het opleidingsinstituut
van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) welke opleidingsmogelijkheden Sint Maarten
kunnen worden geboden.
– HR-adviseur
De voortgangscommissie heeft in meerdere rapportages geconstateerd dat de personeelsbezetting
in de gevangenis Point Blanche op Sint Maarten niet op orde is. Om het capaciteitstekort
terug te brengen en de hoge mate van ziekteverzuim aan te pakken zal Nederland voorzien
in een HR-adviseur. In een Ministerieel Overleg met Sint Maarten zullen de vervolgstappen
worden besproken waar Sint Maarten opvolging aan zal geven. Zo kan Nederland nauwlettend
volgen of het HR-beleid op orde komt.
– Bouwkundige verbeteringen
De orkanen Irma en Maria in 2017 hebben de gevangenis zwaar getroffen. Nederland zal
financieel bijdragen aan diverse bouwkundige verbeteringen van de afsprakenlijst verbetermaatregelen
2018, zoals het compleet vernieuwen van de bliksembeveiliging en het op orde brengen
van de brandmeldinstallatie.
– UNOPS vooronderzoek
Het voornemen van Sint Maarten is om op korte termijn UNOPS een vooronderzoek uit
te laten voeren naar het bouwen van een nieuwe gevangenis. In het Ministerieel Overleg
van 23 april 2020 heb ik mij namens het kabinet bereid getoond een deel van het vooronderzoek
te financieren. Voorwaarde hiervoor is een gedeeld opdrachtgeverschap met Sint Maarten
richting UNOPS. Dit laat overigens onverlet dat Sint Maarten structureel financiële
middelen in de begroting zal moeten vrijmaken ten behoeve van het gevangeniswezen,
hetgeen aan de orde is geweest in het Ministerieel Overleg van 9 november 2020.
Door de combinatie van de inzet van Sint Maarten, de hierboven genoemde hulp en bijstand
en de middelen die het kabinet beschikbaar stelt voor een nieuwe justitiële inrichting
ontstaat een win-win situatie. Nederland zal – net als met de eenmalige bijdrage van
€ 30 miljoen – via hulp en bijstand richting kunnen geven aan de uitvoering van het
plan van aanpak en op deze manier verbeteringen bespoedigen.
Moties over het gevangeniswezen
De CDA- en GroenLinks-fracties vragen naar de rol en verantwoordelijkheidsverdeling
ten aanzien van de verbeteringen in het gevangeniswezen, waarbij de CDA-fractie in
het bijzonder vraagt naar de stand van zaken rondom de moties. Ik ga hieronder nader
in op de uitvoering van deze moties.
De vragen van beide fracties hebben betrekking op de opvolging die het kabinet heeft
gegeven aan de motie-Van Dam/Bosman3 van 22 juni 2020 over het laten overnemen van het gevangeniswezen in Sint Maarten
door de Rijksministerraad en de motie-Van Dam c.s.4 van 10 oktober 2019 over een scheiding van beheer en gezag in de handhaving van de
rechtsorde. De PvdA-fractie vraagt daarbij naar een reactie op de opmerking van de
voortgangscommissie dat de Koninkrijksregering verantwoordelijkheid draagt om de situatie
rondom humanitaire misstanden in de gevangenis op te lossen.
Mijn standpunt in dezen is dat voorop blijft staan dat Nederland kan bijdragen aan
de verbetering van het gevangeniswezen, maar dat het zorgdragen voor de verwezenlijking
van mensenrechten ingevolge artikel 43, eerste lid, van het Statuut, een aangelegenheid
is van het land zelf. Het Koninkrijk is daarnaast, op grond van het tweede lid van
artikel 43 Statuut, wel verantwoordelijk voor het waarborgen van deze rechten.
De leden van de PvdA-fractie vragen ook of tussen Nederland en Sint Maarten is gesproken
over de mogelijkheid tot het treffen van een voorziening op basis van de Samenwerkingsregeling
waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten – door de Koninkrijksregering.
Het kabinet is er niet van overtuigd dat het treffen van een voorziening of ingrijpen
door het Koninkrijk, door het overnemen van het gevangeniswezen of anderszins, op
dit moment de beste keuze is. Er zijn zoals hierboven beschreven nog andere keuzes
mogelijk, die samenwerking tussen Sint Maarten en Nederland als uitgangspunt nemen.
Een scheiding maken tussen beheer en gezag, in het kader van zulke samenwerking, waartoe
de motie Van Dam c.s. oproept, voert volgens het kabinet evenwel te ver en zou te
zeer raken aan de autonomie van Sint Maarten. De wil van Sint Maarten om nu stappen
te zetten ten aanzien van het gevangeniswezen in combinatie met bovengenoemde hulp
en bijstand, de maatregelen in het kader van het landspakket en de eenmalige bijdrage
van € 30 miljoen voor het gevangeniswezen zie ik als de aangewezen weg om te komen
tot de lang gewenste verbetering van de detentieomstandigheden. Dit sluit aan bij
de gedachte achter de moties en de breed bestaande zorgen. Voor het kabinet gaat het
immers niet om de vorm van of grondslag voor de verbetering, maar om het bereiken
van het doel: de verbetering van de detentieomstandigheden. Ik constateer dat ik hiermee
invulling heb gegeven aan de moties van de Tweede Kamer.
Overige vragen gevangeniswezen
Ik benadruk nogmaals dat het gevangeniswezen in Sint Maarten onder de verantwoordelijkheid
van Sint Maarten zelf valt, alsmede het bestuur en beleid van de detentiefaciliteiten
van Point Blanche. Vragen die betrekking hebben op landsaangelegenheden van Sint Maarten,
beantwoord ik hieronder. Zo vragen de leden van de D66-fractie of Nederland iets kan
betekenen in de bemiddeling tussen de Minister van Justitie en het nieuwe management
van de gevangenis. Een bemiddelende rol van Nederland in de relatie tussen de Minister
van Justitie en het gevangenisbestuur, zou echter gelet op voorgaande niet op zijn
plaats zijn. Op de vraag van de leden van de D66-fractie in welke mate het huidige
bestuur van de gevangenis betrokken zal worden bij de bouw van een nieuwe gevangenis,
kan ik zeggen dat bij dit vanzelfsprekend alle stakeholders worden betrokken.
Zowel de VVD-fractie als de fractie van D66 vragen naar de plaatsing en ingebruikname
van de containercellen die Nederland in 2019 aan Sint Maarten heeft geleverd. De autoriteiten
van Sint Maarten hebben mij laten weten dat de containercellen nog niet in gebruik
zijn genomen. Als reden hiervoor geeft Sint Maarten de hoge kosten die gemoeid zijn
met de plaatsing en installatie, alsmede de zorgen over de geschiktheid van de containercellen
voor Sint Maarten, gelet op omgevingsfactoren zoals het orkaanseizoen. In het voorstel
van UNOPS zal worden meegenomen of inzet van de containers alsnog tot de mogelijkheden
behoort voor tijdelijke verhoging van de celcapaciteit.
Wat betreft de vraag van de D66-fractie over het aantal verdachten dat hun zitting
nu in vrijheid afwacht en hoeveel daarvan worden verdacht van zware delicten was dit
bij de autoriteiten van Sint Maarten ten tijde van de verzending van deze brief nog
onbekend. Ten aanzien van de vraag van de D66-fractie over Miss Lalie Centre hebben
de Sint Maartense autoriteiten mij laten weten dat het jeugddetentiecentrum volledig
operationeel is en op dit moment acht cliënten heeft. Over de vraag van de PvdA-fractie
naar de stand van zaken omtrent de Sint Maartense kandidaat als lid van de voortgangscommissie,
hebben de autoriteiten van Sint Maarten mij desgevraagd geïnformeerd dat er binnenkort
een nieuw lid ter benoeming in de voortgangscommissie zal worden voorgedragen aan
de Rijksministerraad. Tot slot vragen de leden van de PvdA-fractie of er een verklaring
is voor het hoge ziektepercentage onder de werknemers van de gevangenis Point Blanche
is. De voortgangscommissie constateert in hun 28ste rapportage dat ongeveer 50% van de personeelsleden door ziekte afwezig is. De autoriteiten
van Sint Maarten hebben hier mij geen verklaring voor kunnen geven. Het kabinet acht
het van belang dat het HR-beleid snel op orde wordt gesteld door Sint Maarten. Ook
op dit terrein verleent het kabinet daarom zoals gezegd hulp en bijstand, in de vorm
van een HR-adviseur.
Wederopbouw en liquiditeitssteun
Ik ga hieronder verder met het per fractie beantwoorden van de vragen over de wederopbouw
en de liquiditeitssteun in relatie tot het COHO. Waarbij ik begin met de vraag naar
de samenhang tussen beide trajecten. Zowel de leden van de CDA-fractie als de leden
van de D66-fractie hebben hier vragen over gesteld.
De leden van de CDA-fractie vragen aandacht voor de samenloop tussen enerzijds het
traject van de derde tranche liquiditeitssteun – en de daarmee samenhangende Rijkswet
COHO en het zogeheten landspakket – en het reeds langer lopende financiële steuntraject
dat na orkaan Irma via de Wereldbank tot stand is gekomen. Ook de leden van de D66-fractie
informeren hiernaar. In het verlengde hiervan vragen de leden van de CDA-fractie wat
de omvang is van beide trajecten, waar beide trajecten zich qua aandachtspunten op
richten en in hoeverre deze door elkaar heen kunnen gaan lopen. Ik kan de leden van
beide fracties melden dat de steun van maximaal € 550 miljoen (waarvan maximaal € 470 miljoen
voor het trustfonds) die Nederland in het kader van de wederopbouw Sint Maarten heeft
toegezegd betrekking heeft op herstel van de gevolgen van de orkanen Irma en Maria,
die in september 2017 het land voor een flink deel hebben verwoest. De liquiditeitssteun
die in tranches aan Sint Maarten wordt verstrekt is noodzakelijk als gevolg van de
Covid-19 pandemie. Om de weerbaarheid van het land tegen de gevolgen van dergelijke
crises in de toekomst te vergroten, zijn de landspakketten overeengekomen en wordt
het COHO opgericht. Dit traject ziet op het bevorderen dat hervormingen van bestuurlijke
aard worden doorgevoerd, duurzaam houdbare overheidsfinanciën worden gerealiseerd
en de weerbaarheid van de economie wordt versterkt, met inbegrip van de rechtsstatelijke
inbedding die daarvoor nodig is. Het belangrijkste raakpunt tussen beide trajecten
is het bevorderen van goed bestuur als voorwaarde voor succesvolle implementatie.
De hervormingen die zijn overeengekomen in het landspakket zijn complementair aan
de wederopbouwprojecten die reeds worden uitgevoerd in het kader van het trustfonds
bij de Wereldbank. Hoewel de beide trajecten van elkaar gescheiden zullen blijven,
moeten deze elkaar wel gaan versterken. Ter illustratie hiervan noem ik het herstel
van de luchthaventerminal via het trustfonds, in combinatie met de in het landspakket
opgenomen noodzakelijke verbeteringen van de corporate governance van de luchthaven
en van andere overheidsentiteiten. In het kader van Building Back Better is een investering
in de «stenen» van de luchthaven niet voldoende; ook de wijze waarop de luchthaven
bestuurd wordt en de bijbehorende «checks & balances» moeten onder handen genomen
worden. Met deze verbetering van de corporate governance was in het kader van de wederopbouw
reeds een start gemaakt als voorwaarde voor het vrijgeven van de middelen voor het
herstel van de luchthaventerminal. Hiervoor had Sint Maarten een Taskforce Corporate
Governance ingesteld. De plannen die zij hebben opgeleverd zijn echter sindsdien nog
nauwelijks verder gebracht door de overheid van Sint Maarten. In het landspakket is
nu afgesproken dat de overheid van Sint Maarten deze plannen actief gaat uitvoeren.
Nederland kan daar bovendien via de Tijdelijke Werkorganisatie/het COHO ondersteuning
bij bieden. Bij de beantwoording van de vragen van de CDA-fractie ga ik nader in op
de rol en functie van de Tijdelijke Werkorganisatie (TWO).
Een ander voorbeeld waar de beide trajecten elkaar kunnen versterken is het Wereldbank-project
dat ziet op de digitalisering van de overheid. Digitalisering is een belangrijke basis
voor het functioneren van de overheid en een noodzakelijke randvoorwaarde voor veel
van de maatregelen in het landspakket. Via het trustfonds wordt hiermee reeds een
start gemaakt. Het project heeft drie hoofdcomponenten: (1) het versterken van het
beleid en de institutionele omgeving, (2) het bouwen van digitale platforms om dienstverlening
mogelijk te maken, en (3) het verbeteren van gebruikersgerichte openbare diensten.
Ik zie geen aanleiding om het Wereldbank-traject voortijdig te stoppen en onder te
brengen binnen de COHO-plannen. Voor het wederopbouw traject is indertijd de Wereldbank
gevraagd dit uit te voeren, mede vanwege hun expertise op dit onderwerp en de kennis
en ervaring met small island states. Voor de implementatie van de landspakketten is
zoals gezegd andere expertise nodig. Dat de wederopbouw vertraging oploopt, deels
veroorzaakt door de Covid-19 crisis, betekent niet dat er andere expertise nodig is
voor het wederopbouw traject met de Wereldbank. Het is wel belangrijk dat eventuele
projecten van de wederopbouw en de landspakketten elkaar aanvullen en versterken.
CDA-fractie
Hieronder ga ik in op vragen van de CDA-fractie over vorm en kwaliteit van de ambtelijke
ondersteuning, de uitvoeringsvaardigheid van de overheid op Sint-Maarten, deelnemingen,
de financiële steun aan Winair, integriteit van bestuurders en de mate van steun in
de Staten voor de consensus-Rijkswet.
De leden van de CDA-fractie willen weten welke vorm van ambtelijke ondersteuning ingericht
wordt, zowel in Nederland als op Sint Maarten, inclusief inzicht in de ondersteuning
vanuit (of op kosten van) Nederland aan de overheid op Sint Maarten, daar waar het
gaat om de realisatie van het landspakket en alles wat daarmee samenhangt. Tevens
zijn zij geïnteresseerd in de kwaliteit van die ondersteuning en of dit puur op proces
of financieel gebied is, of dat er ook juridisch inhoudelijke – rechtsstatelijke –
ondersteuning wordt verleend.
Het COHO zal enerzijds toezicht houden op de uitvoering van de hervormingen en anderzijds
zal zij op benodigde manieren hieraan ondersteuning bieden. Zolang het COHO nog niet
is opgericht, is binnen mijn ministerie een TWO belast met de ondersteuning van de
uitvoering van het landspakket. Over de exacte inrichting en de werking van het voorgenomen
COHO zal ik de inhoudelijke gesprekken met uw Kamer voeren op het moment nadat het
wetsvoorstel is ingediend bij de Kamer.
Sint Maarten is primair zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van de maatregelen
die zijn overeengekomen in het landspakket. Hierbij is het uitgangspunt dat het een
samenwerking betreft tussen het COHO, Sint Maarten en de Nederlandse vakdepartementen.
Welke ambtelijke ondersteuning hiertoe aan Sint Maartense zijde wordt ingericht, is
uiteraard aan het land zelf. De Minister-President heeft mij tijdens mijn bezoek in
januari 2021 geïnformeerd dat het SG-platform, waaraan de secretarissen-generaal van
alle Sint Maartense ministeries deelnemen, de hervormingsopgave gaat uitvoeren. Tevens
heeft zij mij geïnformeerd dat een Monitoring Committee is ingesteld die verantwoordelijk is voor het monitoren van de voortgang.
In reactie op de vraag van de leden van de CDA-fractie naar de wijze waarop de uitvoeringsvaardigheid
van de overheid op Sint Maarten wordt versterkt kan ik melden dat de maatregelen die
zijn geformuleerd in het landspakket er op zijn gericht om economische, financiële,
sociale en institutionele hervormingen door te voeren die nodig zijn om de uitvoeringskracht
van Sint Maarten te vergroten en het land weerbaar en veerkrachtig te maken. Hierbij
is het expliciet van belang dat deze ontwikkelingen toekomstgericht zijn en dat duurzame
borging centraal staat zodat de ontwikkelingen standhouden op de lange termijn. Dit
sluit aan bij de uitgangspunten die zijn geformuleerd ten aanzien van de werkwijze
van de TWO en het COHO.
De leden van de CDA-fractie willen graag weten aan welke ondernemingen die gevestigd
zijn op Sint Maarten dan wel opereren vanuit Sint Maarten de Nederlandse overheid
deelneemt, wat de omvang is van de deelneming en op welke wijze de Nederlandse overheid
(als aandeelhouder) invloed uitoefent op die deelneming.
De Nederlandse Staat is aandeelhouder in één onderneming die op Sint Maarten gevestigd
is. De Staat neemt voor 7,95% deel in de luchtvaartmaatschappij Winair. De Minister
van Infrastructuur en Waterstaat vervult namens de Nederlandse Staat de aandeelhoudersrol.
Winair voert vanaf de thuisbasis op Sint Maarten vluchten uit op diverse bestemmingen
in het Caribisch gebied. Saba en Sint Eustatius zijn voor hun bereikbaarheid afhankelijk
van de luchtverbinding met Sint Maarten.
De Nota Deelnemingenbeleid5 beschrijft op welke wijze de Nederlandse Staat invulling geeft aan haar aandeelhoudersrol.
Dat is door continu te beoordelen of de bedrijfsstrategie congruent is met het publieke
belang dat de staatsdeelneming dient, door actief investeringen te beoordelen en door
het beloningsbeleid van de raden van bestuur en commissarissen vast te stellen. De
Staat stuurt bovendien door middel van normrendement en het streven naar gezonde vermogensverhoudingen
ook waardebehoud na. Tot slot stuurt de Staat als aandeelhouder op good governance
van een staatsdeelneming. Uw Kamer wordt jaarlijks geïnformeerd over de actuele invulling
van de aandeelhoudersrol in het Jaarverslag beheer Staatsdeelnemingen6.
In reactie op de vragen van de leden van de CDA-fractie kan ik melden dat de Nederlandse
overheid als deelnemer in Winair bekend is met het feit dat in 2012 sprake was van
onrechtmatige toe-eigening van een bedrag van USD 41.230,04 door een werknemer van
Winair. Tevens ben ik op de hoogte van het feit dat deze ex-medewerker nu een actief
politicus is. Deze zaak uit het verleden heeft geen rol gespeeld bij de besluitvorming
rond het toekennen van steun aan Winair. De persoon in kwestie is niet langer in dienst
van Winair en het bedrag van USD 41.230,04 is volledig terugbetaald. Vanuit de aandeelhoudersrol
zet het Rijk in op good governance bij de staatsdeelnemingen.
De Minister-President van Sint Maarten heeft begin december een urgent verzoek gedaan
om directe steun aan Winair. Het ligt voor de hand om de kosten voor de belastingbetaler
en het risico voor de staat te minimaliseren. Door het afsluiten van een hypothecaire
lening wordt daaraan invulling gegeven. Het geleende geld moet worden terugbetaald
en het luchthavengebouw dient als onderpand, en het bedrijf mag totdat de lening is
terugbetaald geen bonussen, dividenden of winsten uitkeren. Het bedrijf Winair heeft
eerder ook zelf een verzoek tot financiële steun ingediend bij de rijksoverheid. Dit
verzoek wordt behandeld volgens het Afwegingskader bij steunverzoeken van individuele
bedrijven7. Het kan zijn dat daaruit naar voren komt dat aanvullende steun in een andere vorm
nodig is. Hiermee is de vraag beantwoord waarom er voor is gekozen om als extern financier
van Winair op te treden, in plaats van als kapitaal verschaffende aandeelhouder te
werken aan het laten afnemen van het (huidige) negatieve eigen vermogen van Winair.
Het geleende geld moet worden terugbetaald, en het luchthavengebouw dient als onderpand.
Met deze lening is Winair voor de korte termijn uit de problemen.
De leden van de CDA-fractie vragen waaruit blijkt dat in de Staten van Sint Maarten
concreet steun is voor het huidige akkoord, nu de uitlatingen in de Staten veeleer
wijzen op steun voor de Minister-President in plaats van voor een akkoord. De leden
van de CDA-fractie vragen of ik hun beeld deel dat de steun in de Staten zeer kwetsbaar
is. Deze leden vragen daarbij wat dit betekent voor de noodzakelijke politieke steun
op Sint Maarten om succesvol tot een consensus-Rijkswet te komen.
Met het akkoord dat de Minister-President van Sint Maarten en ik op 22 december 2020
hebben ondertekend, zijn onze landen een samenwerkingstraject aangegaan dat alleen
kans van slagen heeft als beide landen zich hieraan volledig committeren. Voldoende
politieke steun, niet alleen in het kabinet maar ook in het parlement, is daarbij
cruciaal. Dat geldt niet alleen voor de consensus-Rijkswet, maar ook voor het doorvoeren
van de in het landspakket opgenomen noodzakelijke hervormingen.
Gezien de uitlatingen en de woordkeuze van verschillende Statenleden, begrijp ik de
zorg dat de steun van deze leden kwetsbaar is. Toch moet dit niet afleiden van het
feit dat een zeer ruime meerderheid van de Statenleden expliciet steun heeft uitgesproken
voor een akkoord en dat deze steun bovendien schriftelijk is bevestigd door de voorzitter
van de Staten. Als land binnen ons Koninkrijk verdient Sint Maarten dan ook het voordeel
van de twijfel. Dit kabinet zal zich maximaal inzetten om samen met Sint Maarten de
noodzakelijke hervormingen te realiseren, zolang Sint Maarten de gemaakte afspraken
nakomt. Onderdeel van die afspraken is de totstandkoming van de Rijkswet COHO. Indien
de hiertoe vereiste consensus ontbreekt of aan het voorstel komt te ontvallen, zal
het reeds gesloten landspakket van rechtswege ophouden te bestaan.
De leden van de CDA-fractie vragen naar de aanhouding van de heer Corallo op 13 december
2016 door Team Bestrijding Ondermijning (TBO) en het Recherchesamenwerkingsteam (RST)
op verzoek van de Italiaanse autoriteiten wegens verdenking van onder meer belastingfraude
en witwassen en of het kabinet van mening is dat er op dit moment voldoende waarborgen
zijn op Sint Maarten dat de politieke besluitvorming – zeker rond de financiële steun
vanuit Nederland – voldoende gevrijwaard is van oneigenlijke beïnvloeding.
Naast de door u genoemde brief van 21 april 2017 waarin mijn ambtsvoorganger de Tweede
Kamer heeft geïnformeerd, heb ik u ook in reactie op gewezen op de aanhouding van
de heer Corallo8. Waar sprake is van (verdenkingen van) criminele activiteiten is een rol weggelegd
voor het Openbaar Ministerie van Sint Maarten. Nederland ondersteunt Sint Maarten
bij de ondermijningsaanpak die vanaf 2022 zal worden omgezet naar een structurele
versterking van de betrokken organisaties (het RST, Openbaar Ministerie en het Gemeenschappelijk
Hof van Justitie) waarover ik uw Kamer 6 oktober 2020 heb ingelicht9. In mijn brief van 7 oktober 201910 heb ik reeds gerapporteerd over de resultaten van de projectaanpak 2016–2019 waarin is gebleken dat de aanpak succesvol corruptie, belastingfraude,
witwassen, valsheid in geschrifte, oplichting en verduistering door politically exposed persons en private ondernemingen aan het licht heeft gebracht. In dezelfde brief heb ik uw
Kamer bovendien gemeld dat als bijeffect van de ondermijningsaanpak de weerstand in
de samenleving tegen corruptie toeneemt. Dit versterkt de informatiepositie van de
politiediensten, hetgeen kansen biedt om in gevallen van gesignaleerde oneigenlijke
beïnvloeding tijdig en adequaat op te treden.
D66-fractie
Hieronder ga ik in op de vragen over reorganisatie van de politieketen, de stand van
zaken van uitvoering voorwaarden tweede tranche liquiditeitssteun en derde tranche
trustfonds wederopbouw, gesteld door de leden van D66.
De leden van de D66-fractie vragen hoe de generieke voorwaarde uit de derde tranche
dat er geen bezuinigingen worden toegepast die de operationele uitvoeringscapaciteit
binnen de meest vitale sectoren van de rechtsstaat raken, zich verhoudt tot de aanbeveling
om de politieketen te reorganiseren.
Deze voorwaarde is afgesproken in het kader van de liquiditeitssteun en houdt in dat
tot nader orde geen bezuinigingen mogen worden toegepast die de operationele uitvoeringscapaciteit
binnen de meest vitale sectoren van de rechtsstaat raken, waaronder de politieketen.
Het doel van deze voorwaarde is om er zorg voor te dragen dat de basis van de rechtsstaat
niet zodanig wordt aangetast dat de openbare orde en veiligheid in het geding komt.
Het efficiënter en effectiever (re)organiseren van organisaties, hoeft niet tot een
beperking van de operationele uitvoeringscapaciteit te leiden. In het kader van de
maatregelen moet wel worden bewaakt dat de uitvoeringscapaciteit niet in het gedrang
komt en daarmee in strijd is met de voorwaarde. Conform het bepaalde in de Samenwerkingsregeling
waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten zendt de Minister
die het aangaat onverwijld na de vaststelling van een gewijzigd plan van aanpak (waaronder
het formatieplan) dit gewijzigde plan ter bekrachtiging aan het Ministerieel Overleg,
bestaande uit de Minister-President van Sint Maarten en mijzelf.
De leden van de D66-fractie informeren naar de stand van zaken met betrekking tot
het uitvoeren van de voorwaarden voor de tweede tranche.
Toen Nederland en Sint Maarten op 22 december jl. een akkoord overeenkwamen ten aanzien
van het Landspakket, had Sint Maarten reeds voldaan aan een groot deel van de voorwaarden
die waren gesteld om in aanmerking te komen voor de tweede tranche. Aan drie voorwaarden
was niet voldaan, namelijk het vaststellen van drie landsverordeningen die zien op
de verlaging van 25% op het totale pakket arbeidsvoorwaarden van Statenleden, de korting
van 12,5% op het totale pakket arbeidsvoorwaarden voor medewerkers in de (semi)publieke
sector en een maximering van topsalarissen. Om in aanmerking te komen voor de derde
tranche liquiditeitssteun zijn Nederland en Sint Maarten overeengekomen dat Sint Maarten
uiterlijk 25 januari 2021 uitvoering geeft aan het vaststellen van de genoemde landsverordeningen
waaraan met terugwerkende kracht per 1 juli 2020 invulling gegeven dient te worden.
Enkele dagen voor het verstrijken van deze deadline ontving ik van de Minister-President
van Sint Maarten een schriftelijk verzoek om uitstel. Uit deze brief kwam naar voren
dat de landsverordeningen bij het parlement liggen ter vaststelling en dat de Minister-President
verwachtte dat de parlementaire behandeling die strekt tot deze vaststelling op 29 januari
a.s. zou zijn afgerond. Daaruit bleek mij dat Sint Maarten serieuze stappen aan het
zetten was om te komen tot vaststelling van voormelde landsverordeningen. Omdat ik
de ruimte wilde bieden voor een gedegen parlementaire behandeling heb ik uitstel verleend
tot 31 januari 2021. De landsverordeningen zijn uiteindelijk op 3 februari jl. door
de Staten vastgesteld.
De bekrachtiging van de voorwaarden van de tweede tranche en de wijze waarop invulling
is gegeven aan de uitvoering daarvan vormt één van de variabelen in de besluitvorming
ten aanzien van de toekenning van de vierde tranche. Deze besluitvorming is voorzien
in de Rijksministerraad van 26 februari a.s.
De leden van de D66-fractie vragen om inzicht in de resultaten van de lopende projecten
en willen graag een toelichting waarom deze naar verwachting meer geld gaan kosten.
Ook vraagt de D66-fractie naar stappen die sinds de halfjaarlijkse rapportage uit
2020 zijn genomen om de wederopbouw te versnellen en de mate waarin knelpunten zijn
weggenomen. Conform mijn toezegging11 informeer ik uw Kamer periodiek over de voortgang van de wederopbouw. Op 25 september
jl. informeerde ik uw Kamer over de laatste stand van zaken gebaseerd op de tweede
voortgangsrapportage12. Van de Wereldbank verwacht ik medio februari 2021 de Jaarrapportage 2020, welke
ik uiteraard met uw Kamer zal delen.
Vooruitlopend daarop kan ik uw Kamer melden dat er ondanks de negatieve impact van
Covid-19, voortgang is geboekt. Zo zijn er diverse reparaties afgerond of goed op
gang gekomen. Het betreft onder andere de politiekantoren, de belangrijkste schuilplaatslocaties
en het herstel van particuliere woningen. Ook is het herstel van de luchthaven terminal
in uitvoering genomen, evenals de nieuwbouw van het ziekenhuis. Daarnaast is het – juist
in deze tijd zo belangrijke – Enterprise Support Project succesvol gelanceerd. Met dit project worden aantrekkelijke financieringsopties geboden
aan ondernemers, zodat zij hun onderneming een verantwoorde (her)start kunnen geven.
Daarnaast is onder leiding van VNG international in samenspraak met lokale partners
het project Recources for Community Resilience (R4CR) gelanceerd, waarmee de trustfonds middelen ook toegankelijk zijn geworden
voor lokale non-gouvernementele organisaties (NGO’s). Desalniettemin is er structureel
aandacht nodig omdat voortgang en concrete resultaten soms te lang uitblijven. Ik
noem daarbij alvast het afvalproject, dat complex is en waarbij zich telkens nieuwe
dilemma’s voordoen. Het is daar van belang dat in het komende half jaar significante
stappen worden gezet. Naast het (aan)bieden van technische assistentie, heb ik bij
zowel de Wereldbank als Sint Maarten herhaaldelijk aangedrongen op een daadkrachtige,
effectieve en pragmatische aanpak. Deze lijn draag ik zowel mondeling als schriftelijk
uit en krijgt opvolging door concrete afspraken te maken en toe te zien op de uitvoering
daarvan.
Het is inderdaad de verwachting dat voor een aantal projecten meer budget nodig zal
zijn. Besluiten over additioneel budget voor projecten worden genomen in de stuurgroep,
waar Nederland in is vertegenwoordigd. Uiteraard zal ik uw Kamer informeren over deze
besluiten, ik verwacht dat met de volgende (Jaar)rapportage te kunnen doen.
Waar het gaat om de wijze waarop in de benodigde technische kennis zal worden voorzien
merk ik op dat de uitvoering van de wederopbouwprojecten allereerst primair de verantwoordelijkheid
is van Sint Maarten, daarbij ondersteund door de Wereldbank. De Wereldbank is op verzoek
van Nederland als partner betrokken juist vanwege de kennis en expertise met wederopbouw
trajecten op small island states. In de verschillende trustfonds projecten is voorzien in een component voor de inzet
van technische assistentie (kennis en expertise). Daarnaast is er vanuit Nederland
een budget voor directe steun, wat onder andere aangewend kan worden om rechtstreeks
bij te dragen in de vorm van technische assistentie. Zo is reeds actief bijgedragen
aan het verrichten van onderzoek naar de luchtkwaliteit naar aanleiding van de branden
op de dump (door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu in 2019), wordt
ondersteuning geleverd aan de luchthaven (door de Royal Schiphol Group, vanaf 2019)
en ondersteunt het Nederlandse Ministerie van Financiën bij de herziening van de belastingwetgeving
(2020–2021).
In reactie op de vraag hoe te voorkomen dat het COHO tegen dezelfde problemen aan
zal lopen als het trustfonds bij de realisatie van de geplande projecten, merk ik
op dat de ervaringen rond de wederopbouw leren dat een politiek akkoord met Sint Maarten
geen garantie is voor een soepele samenwerking. Doordat Nederland nu via de TWO/het
COHO gericht ondersteuning en capaciteit levert en stuurt op de voortgang denkt het
kabinet een goede basis te hebben voor het doorvoeren van noodzakelijke hervormingen
in het belang van de burgers van Sint Maarten. Indien hervormingen niet worden doorgevoerd
conform afspraak, voorziet het voorstel van Rijkswet COHO in een aantal mechanismen.
Over deze mechanismen ga ik desgewenst in gesprek tijdens de parlementaire behandeling
van het voorstel.
PvdA-fractie
Hieronder ga ik in op vragen van de PvdA-fractie over de sterkte en ondersteuning
vanuit Nederland van het Korps Politie Sint-Maarten.
De leden van de PvdA-fractie uiten hun zorgen omtrent de vulling van het politiekorps.
Zij willen weten welke concrete stappen worden genomen om de huidige sterkte van het
korps uit te breiden en welke mogelijkheden het kabinet ziet om hierbij ondersteunend
te zijn.
De Nederlandse Politie heeft de afgelopen jaren het Korps Politie Sint-Maarten (KPSM)
ondersteund en bijgestaan. De inzet van de Nederlandse politie is tweeledig: het leveren
van capaciteit om capaciteitsverlies op te vangen en de inzet van de Politieacademie
voor het opleiden. In totaal zullen vier klassen basispolitie onderwijs (BPO) worden
opgeleid, gefinancierd door Nederland. Alle klassen worden in 2021 afgerond. KPSM
probeert daarnaast ook zij-instromers te werven voor meer capaciteit.
Bovendien zal de Nederlandse Politie de komende twee jaar het KPSM op verzoek bijstand
verlenen op strategisch niveau (2 fte) en op het gebied van beleidsondersteuning (1 fte).
Hiermee kan het management van het KPSM de komende periode ondersteund worden in de
verdere opbouw en ontwikkeling van het korps en het management.
III Volledige agenda
Stand van zaken moties gevangeniswezen Sint Maarten
Kamerstuk 35300-IV-73 – Brief regering d.d. 11-09-2020, Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops
37e Voortgangsrapportage Sint Maarten
Kamerstuk 35570-IV-6 – Brief regering d.d. 02-10-2020, Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops
38ste voortgangsrapportage van de voortgangscommissie Sint Maarten
Kamerstuk 35570-IV-22 – Brief regering d.d. 04-12-2020, Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops
Overboeking Derde tranche trustfonds wederopbouw Sint Maarten
Kamerstuk 34773-22 – Brief regering d.d. 07-12-2020, Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops
Akkoord derde tranche liquiditeitssteun Sint Maarten
Kamerstuk 35420-203 – Brief regering d.d. 22-12-2020, Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.M. Paternotte, voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
A.C.W. de Vos, adjunct-griffier