Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake 'Er zit energie in het beroepsonderwijs'! (Kamerstuk 31524-484)
2021D06411
31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs
en Media d.d. 18 december 2020 inzake Er zit energie in het beroepsonderwijs (Kamerstuk
31 524, nr. 484). Bij brief van ... hebben de Ministers deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn
hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De griffier van de commissie, De Kler
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
3
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
4
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
5
•
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
6
II
Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis-
en Voortgezet Onderwijs en Media
7
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van 18 december
2020. Zij onderschrijven de noodzaak van regionale samenwerking tussen scholen in
het beroepsonderwijs en het regionale bedrijfsleven en in de begeleiding van jongeren
bij een soepele overstap van vmbo naar het vervolgonderwijs. Daarnaast loven zij de
onderwijsinstellingen voor hun inspanningen om de studenten ook in deze tijd te voorzien
van goed onderwijs. Wel hebben zij nog enkele vragen naar aanleiding van de brief.
De leden van de VVD-fractie lezen dat werk wordt gemaakt van het samenvoegen van de
gl1 en tl2 in het vmbo tot een nieuwe leerweg. De leden lezen dat het doel van een nieuwe leerweg
is om jongeren beter voor te bereiden op zowel de keuze als op de daadwerkelijke overstap
naar het vervolgonderwijs. Op welke manier wordt dit doel beter bediend dan in de
oude leerwegstromingen gl en tl? Kan de Minister een tijdspad schetsen van deze herindeling?
Wat zijn overwegingen van scholen om niet deel te nemen aan deze nieuwe leerweg? Op
welke manier worden de behoeftes van de regionale arbeidsmarkt meegenomen in de praktijkgerichte
programma’s van de nieuwe leerweg? Daarnaast zijn de leden verheugd te constateren
dat de digitale kennisdeling over de doorlopende leerroutes als ook de nieuwe leerweg
goed loopt. Is de Minister voornemens om ook op andere onderwerpen webinars te organiseren
om kennisdeling binnen de sector te stimuleren?
Actielijn 1: Samen staan we sterker
De leden van de VVD-fractie merken op dat de Minister drie punten beschrijft waarop
nog stappen gezet moeten worden om een toekomstbestendig, gevarieerd aanbod van beroepsonderwijs
in iedere regio te realiseren. Kan de Minister beschrijven welke regio’s nog welke
stappen moeten zetten en wie verantwoordelijk is voor welke stap?
Daarnaast lezen de leden dat elke regio een aanbod moet bieden met regionale meerwaarde.
Hoe wordt deze meerwaarde vastgesteld? Zijn hier objectieve maatstaven voor ontworpen?
Welke partners besluiten uiteindelijk of iets een regionale meerwaarde heeft?
Daarnaast zijn deze leden positief dat elke jongere naast theorie ook praktijkgericht
onderwijs op het vmbo krijgt. Op welke manier spelen professionals, door middel van
gastlessen, hierin een rol, zodat jongeren kennis opdoen van ervaringsdeskundigen
uit het werkveld? Ook vragen de leden op welke manier de basiskennis zoals lezen,
schrijven en rekenen wordt geborgd binnen deze leerroute.
Praktijkgerichte programma’s
De leden van de VVD-fractie lezen dat de pilot met de praktijkgerichte programma’s
duurt tot eind 2023–2024. De leden zijn van mening dat het goed is om te experimenteren
met onderwijsprogramma’s om een toekomstbestendig, gevarieerd aanbod van beroepsonderwijs
in iedere regio te realiseren. Zij zien echter dat pilots draaien op de motivatie
van de programmamanagers en dat als een pilot ten einde loopt de continuïteit van een pilot, en daarmee de schaalbaarheid naar een regulier programma, onder
druk komt te staan. Daarom vragen de leden wanneer kan worden besloten of de pilot
kan worden opgeschaald naar een regulier programma. Wanneer kan de Kamer hierover
de eerste evaluatie verwachten, zo vragen de leden.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Ministers over
het beroepsonderwijs. Deze leden hebben nog enige vragen.
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief over de samenvoeging binnen het vmbo
van de gl en tl tot een gezamenlijke nieuwe leerweg waarbinnen alle leerlingen een
praktijkgericht programma zullen volgen met als doel het optimaal voorbereiden van
de leerlingen op het mbo of de havo. Deze leden lezen op de website van de projectgroep
die dit samengaan van de twee leerwegen begeleidt echter dat voortaan alle leerlingen
minimaal vijf examengerichte vakken hebben terwijl in de oude leerwegen voor zowel
gl als tl minimaal zes vakken verplicht waren.3 Deze leden lezen in de onderhavige brief dat de opzet van de nieuwe leerweg als doel
heeft dat het vmbo beter aansluit op het mbo of de havo. Nu zien de leden dit voordeel
voor vmbo-leerlingen die na hun examen naar het mbo gaan wel met het sterkere accent
op een praktijkgericht programma. Naar mening van deze leden wordt hiermee echter
de overgang van het vmbo naar de havo moeilijker gemaakt, omdat sinds de invoering
van de Wet gelijke kans op doorstroom vmbo-havo als eis voor doorstroom van vmbo naar
havo een extra examenvak wordt gesteld. Dit omdat uit onderzoek blijkt dat een vmbo-leerling
met een extra vak meer kans heeft om de havo succesvol af te ronden. Waar in de oude
situatie vmbo-leerlingen één examenvak misten ten opzichte van havoleerlingen, is
dat in de nieuwe situatie al opgelopen tot twee. Deze leden hebben dan ook de volgende
vragen. Wat is de reden van het terugbrengen van het aantal verplichte examenvakken
naar minimaal vijf? Waarom is niet vastgehouden aan de oude situatie van minimaal
zes examenvakken, omdat immers niet alleen de route van vmbo naar mbo gewenst is maar
ook van vmbo naar havo? Hoe groot is de kans op het succesvol doorlopen van de havo
als je als vmbo-leerling ondanks één extra examenvak nog steeds één algemeen vormend
examenvak mist? De leden vragen de Minister waarom het teruggaan in vakken niet expliciet
wordt benoemd in de brief, omdat dit wel degelijk de succesvolle overgang van vmbo
naar havo bemoeilijkt in tegenstelling tot de teneur in de brief. Wanneer is de Kamer
geïnformeerd over specifiek deze wijziging in het aantal examenvakken? Waarom is de
Kamer tijdens de behandeling van de Wet gelijke kans op doorstroom vmbo-havo niet
expliciet gewezen op deze verandering waarmee ondanks de verplichting bij doorstroom
naar havo van een extra examenvak voor de vmbo-leerling, deze leerling nog altijd
een vak minder heeft dan de havoleerling, omdat in de nieuwe leerweg het verschil
in vakken is opgelopen tot twee? Deelt de Minister de mening dat de opzet van de nieuwe
leerweg het moeilijker maakt voor de vmbo-leerling om succesvol over te stappen naar
de havo? Hoe beoordeelt de Minister dit punt in het licht van het streven naar het
gemakkelijker maken van het stapelen van opleidingen? Hoe ziet de Minister dit in
het licht van kansengelijkheid waarbij het feit dat voor sommige kinderen het keuzemoment
in groep acht te vroeg komt, bijvoorbeeld omdat het laatbloeiers zijn, onder andere
kan worden gecompenseerd door het gemakkelijker maken van de overgangen van de ene
onderwijssoort naar de andere en het vergemakkelijken van stapelen? Hoe schat de Minister
de kansen van een vmbo-leerling in die wil overstappen naar de havo na het eindexamen
in het nieuwe leerweg met twee examenvakken minder dan de havoleerling? Immers in
de memorie van toelichting van de Wet gelijke kans op doorstroom vmbo-havo wordt een
succesvolle overstap heel duidelijk gekoppeld aan het volgen van een extra vak tijdens
het vmbo.4 Op welke wijze moet de vmbo-leerling in de nieuwe leerweg zich voorbereiden op de
overstap naar de havo? Zal deze leerling dan twee extra examenvakken moeten kiezen
en kan dat wel in de praktijk en wordt dat niet een te zware belasting waarmee de
overstap naar de havo wordt bemoeilijkt? Klopt het verder dat dit effect vooral wordt
versterkt bij de profielen met de combinatie van aardrijkskunde/geschiedenis, de combinatie
natuur- en scheikunde 1/2 of natuur- en scheikunde 1 met biologie? Deze leden ontvangen
graag een uitgebreide toelichting.
De leden van de CDA-fractie lezen verder op bovengenoemde website dat de nieuwe leerweg
sterk is gericht op vaardigheden waarbij het praktijkgerichte programma zich onderscheidt
van theoretische vakken doordat leerlingen praktische ervaring opdoen in en buiten
de school en dat de leerlingen door het ontwikkelen van brede praktische vaardigheden
zich kunnen oriënteren op verschillende opleidingen en beroepen. Hoe zal dit er in
de praktijk uitzien? Betekent dit ook intensieve betrokkenheid van het bedrijfsleven
bij dit praktijkgerichte programma en in hoeverre is dit aantrekkelijk voor het bedrijfsleven
aangezien deze leerlingen vooral in het begin van hun schoolloopbaan veel begeleiding
nodig hebben en nog weinig praktische vaardigheden hebben? Kortom, hoe zit het met
de uitvoerbaarheid in de praktijk, zo vragen de leden.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe de inrichting van de nieuwe leerweg
zich verhoudt tot het reeds ingezette traject van curriculum.nu waar bij de herziening van eindtermen ook wordt gekeken wordt naar meer
praktijkdelen. De leden ontvangen graag een nadere toelichting.
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief dat er op dit moment pilots zijn gestart
met de nieuwe leerweg die uiteindelijk in een wetgevingstraject moeten worden vertaald
in 2024. Wanneer krijgt de Kamer informatie over het verloop van de pilots? Wordt
daarbij ook specifiek gekeken naar de gevolgen voor de overstap van vmbo naar havo?
Is de keuze voor minimaal vijf examenvakken definitief of zijn er ook pilots met minimaal
zes examenvakken? Wanneer komt het wetsvoorstel naar de Kamer, zo vragen de leden.
Inbrengen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de brief van
de Ministers en zijn positief over de gezette stappen door de Minister. Zij hebben
hier nog enkele vragen en opmerkingen over.
Leerroutes
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat wanneer iemand kiest voor een nieuwe
opleiding, rekening gehouden moet worden met eerder verworven competenties. Zodat
een passende en effectieve leerroute ontstaat en we kijken naar wat iemand al kan,
in plaats van wat iemand nog niet kan. Bovendien zijn deze leden van mening dat de
overstap van kleinschalig onderwijs naar grotere mbo-instellingen voor sommige studenten
een overgang is die ze niet (meteen) kunnen maken. Voor deze groep is het een goede
ontwikkeling wanneer zij een diploma mbo 1 of 2 kunnen behalen in de vertrouwde vmbo-omgeving,
in samenwerking met het mbo. Deze leden zijn dan ook tevreden dat de Minister zich
hard maakt voor het beroepsonderwijs en het mogelijk maken van doorlopende leerroutes,
met een regionaal passend en dekkend aanbod. Immers is het belangrijk dat in elke
regio mogelijkheden zijn tot die passende routes, in het kader van kansengelijkheid.
Zij vragen de Minister tegen welke knelpunten lopen instellingen nu aan, bij het realiseren
van doorlopende leerroutes vmbo-mbo en het opbouwen van regionale netwerken. Daarnaast
vernemen zij dat het de intentie is van de Minister om het komende jaar te zorgen
dat in elke regio tenminste «één doorlopende route aanwezig is». In hoeveel regio’s
is nu een doorlopende route aanwezig? Hoeveel doorlopende routes wil zij uiteindelijk
realiseren per regio, zo vragen zij.
Praktijkgerichte programma’s havo
De leden van de D66-fractie signaleren dat meerdere scholen bezig zijn met de ontwikkeling
van praktijkgerichte programma’s voor de havo. Om hoeveel scholen gaat het? Deze leden
zijn blij dat deze ontwikkeling plaatsvindt en zijn benieuwd wanneer de gesprekken
van start gaan met het havoplatform, de Vereniging van Scholen in het voorgezet onderwijs
(VO-raad) en andere relevante partijen. Wanneer denkt de Minister de praktijkgerichte
programma’s voor de havo in brede zin te implementeren?
Nieuwe leerweg
De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over het samenvoegen van de gl
en tl in het vmbo tot een nieuwe leerweg. De Minister schrijft dat zij ziet dat de
wil om hiermee aan de slag te gaan groot is. Heeft zij ook tegengestelde signalen
ontvangen? Zo ja, hoe zien deze signalen eruit en welke zorgen leven er? Zijn er ook
scholen die hier liever niet mee aan de slag gaan? Is de Minister van mening dat het
samenvoegen van deze leerwegen kansengelijkheid bevordert? Wordt het naar aanleiding
van het samenvoegen van deze leerwegen moeilijker om door te stromen naar de havo?
Hoe beoordeelt de Minister de zorgen dat de beweging naar meer praktijkgericht onderwijs
ten koste gaat van theoretische vakken zo vragen de leden.
Inbrengen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief «Er zit energie in het
beroepsonderwijs». Zij zijn verheugd te lezen dat de VO-raad en de MBO Raad aan de
slag gaan met de uitvoering van de motie van het lid Kwint c.s.5 Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie merken op dat als een jongere onvoorzien alsnog uit een
geïntegreerde route stapt, hij gegarandeerd van een passende plek in het onderwijs
moet zijn. De leden vragen hoe een passende plek voor iedere jongere gevonden gaat
worden. Zij zijn van mening dat dit altijd in overleg moet gaan met de student of
leerling, de docenten, de instelling en eventueel de ouders. Daarnaast zijn de leden
benieuwd hoe het traject eruitziet vanaf het moment dat een leerling of student afhaakt
in de geïntegreerde route tot het moment dat er een passende plek is gevonden.
Daarnaast zijn de leden van de SP-fractie benieuwd wat de gevolgen zijn van de nieuwe
leerweg waarin vmbo gl en tl worden samengevoegd voor de geïntegreerde leerroute vmbo-mbo.
De leden hebben signalen ontvangen dat er bij de nieuwe leerweg vijf AVO6-vakken overblijven, waardoor er een tekort van twee AVO-vakken ten opzichte van het
havo ontstaat. Wat zijn hiervan de gevolgen voor de doorstroom naar het havo ongeacht
of een leerling deelneemt aan de geïntegreerde leerroute vmbo-mbo of niet? Tevens
hebben deze leden vernomen dat het nieuwe praktijkvak in de nieuw te vormen leerroute
waarschijnlijk een aantal AVO-vakken uit het aanbod gaat drukken. Klopt dit? Zo ja,
wat zijn hiervan de gevolgen voor een vervolgstudie die niet per se aansluit op de
sector waarin een leerling onderwijs volgt? Hoe kan voorkomen worden dat hier problemen
mee ontstaan, zo vragen de leden.
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben de brief over het beroepsonderwijs met
enthousiasme gelezen. Het is positief om te zien dat er een goede samenwerking tussen
het bedrijfsleven en het onderwijs tot stand komt. Onder de streep werkt een goede
samenwerking uiteindelijk positief uit voor ondernemers, bedrijven, scholen en bovenal
voor studenten en hun toekomst. Deze leden hebben nog enkele vragen over de rol van
het hbo, de hybride docent, het switchen tussen leerlijnen en bekostiging.
Hoger beroepsonderwijs
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de Ministers in de brief een groot
aantal actoren in de regio noemen die betrokken zijn bij het informeren, adviseren,
(door)ontwikkelen en implementeren van doorlopende leerroutes in de opleidingssectoren
die een meerwaarde hebben in de regio. Deze samenwerking tussen onder andere de MBO
raad, VO-raad, Stichting Platforms vmbo (SPV) en de regio’s is vruchtbaar voor de
opleidingen in het middelbaar beroepsonderwijs. De leden denken dat het hogere beroepsonderwijs
veel kan leren van deze vruchtbare samenwerking en hierin ook meegenomen kan worden.
Het hbo is immers ook een vorm van beroepsonderwijs. Hoe gaan de Ministers het hbo
betrekken bij het programma Sterk beroepsonderwijs? Zien de Ministers sowieso een
rol weggelegd voor het hbo in de verschillende actielijnen, zo vragen de leden.
Hybride docent
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat in het stimuleren van de samenwerking
tussen het bedrijfsleven en het beroepsonderwijs er ook een mogelijkheid ligt voor
het rechtstreeks uitwisselen van kennis vanuit het bedrijfsleven: de hybride docent.
In de brief wordt niets geschreven over hybride docenten en hun rol in de samenwerking
tussen bedrijfsleven en beroepsonderwijs, terwijl zij bij uitstek de verbinder zijn
tussen studenten en de werkvloer. Hoe ziet de Minister de rol van hybride docenten
in de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) ontwikkelgroepen voor examens, maar breder
nog in de ontwikkeling van alle praktijkgerichte programma’s? Hoe kan de duur van
de aanstelling en de omvang van hybride docenten worden uitgebreid? Ziet de Minister
mogelijkheden om meer in te zetten op structurele duale (hybride) carrières? Daarnaast
willen deze leden weten wat de Minister vindt van het idee om nieuwe docenten in het
beroepsonderwijs per definitie of bij voorkeur hybride docenten te laten zijn.
«Afhankelijk van het moment»
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn positief over de gerichte aandacht voor
jongeren en studenten die tussentijds willen wisselen van leerroute. Het is inderdaad
van belang dat jongeren daarbij geholpen worden en dat voorkomen wordt dat een jongere
zonder startkwalificatie stopt. De Ministers schrijven in de brief: «afhankelijk van
het moment waarop de deelname aan de geïntegreerde route wordt beëindigd, moeten jongeren
in een ander profiel of route (...) kunnen instromen». Het stukje «afhankelijk van
het moment» baart deze leden zorgen. Wat zijn momenten dat het niet mogelijk is om
in te stromen in een ander profiel? Kan de Minister nader specificeren wat «afhankelijk
van het moment» betekent? Wanneer een jongere wil wisselen op bijvoorbeeld driekwart
van het studiejaar, zou het dan zo kunnen zijn dat hij of zij een kwart studiejaar
moet wachten tot hij of zij kan instromen bij een volgende leerlijn «omdat we al zover
in het jaar zitten», zo vragen de leden.
Bekostiging
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat in de brief niet verder wordt uitgeweid
over de financiële afspraken rondom doorlopende leerroutes. Kan de Minister ingaan
op de mogelijke knelpunten rondom deze financiële afspraken, bijvoorbeeld de invloed
van schommelingen in het aantal mbo-studenten, zo vragen de leden.
Techniekonderwijs voor iedereen
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat techniekonderwijs er voor iedereen
is. Toch zijn jongens vaak oververtegenwoordigd in de technische sector en heerst
er het hardnekkige stigma dat techniek voor mannen is, zeker in het beroepsonderwijs.
De leden denken dat er een rol voor het bedrijfsleven zelf is weggelegd om meer meiden
en vrouwen en jongeren met een niet-westerse achtergrond aan te trekken. Bijvoorbeeld
door initiatieven als de Girls» Day van het Expertisecentrum genderdiversiteit in bèta, techniek & IT (VHTO). De actielijnen
in de brief zijn voor een groot deel gericht op activiteit in de regio. De leden willen
graag weten of er regionale best practices zijn – die vanuit de overheid wellicht extra ondersteund kunnen worden – van initiatieven
om minderheden te enthousiasmeren voor de technieksector.
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor
Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
E.C.E. de Kler, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.