Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Leijten en Kwint over de hoge BTW-heffing over digitale popevenementen
Vragen van de leden Leijten en Kwint (beiden SP) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Financiën over de hoge BTW-heffing over digitale popevenementen. (ingezonden 15 januari 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Vijlbrief (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst),
mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 10 februari
2021).
Vraag 1
Klopt het dat onder meer poppodia – die doorgaans tickets verkopen tegen het 9%-BTW
tarief – voor de kaartverkoop voor digitale evenementen 21% BTW moeten rekenen?
Antwoord 1
Ja, het betreft dan elektronische diensten waarvoor met uitzondering van e-publicaties
geen verlaagd btw-tarief kan worden toegepast.
Vraag 2
Deelt u de mening dat dit een hernieuwde klap is voor podia die geen fysieke evenementen
meer kunnen organiseren, omdat de financiële drempel voor bezoekers te hoog wordt?
Antwoord 2
De vraag gaat uit van de veronderstelling dat de digitale evenementen duurder zijn
dan de fysieke evenementen en dat dit wordt veroorzaakt door een verschil in btw-tarief.
Deze veronderstelling kan ik niet vaststellen en daarom kan ik ook niet onderschrijven
dat door de toepassing van het standaardtarief (i) de tickets van digitale evenementen
duurder zijn dan van fysieke evenementen of (ii) de financiële drempel voor bezoekers
te hoog is. Anderzijds begrijp ik dat de cultuursector het op dit moment moeilijk
heeft vanwege de beperkende COVID-19-maatregelen. Vandaar dat er op dit moment verschillende
steunpakketten beschikbaar zijn om de cultuursector te ondersteunen. Deze steunpakketten
zijn een effectiever middel om de sector te ondersteunen en het organiseren van evenementen
tegen een lagere prijs mogelijk te maken.
Vraag 3
Waarom wordt ervoor gekozen om gestreamde evenementen van culturele instellingen te
zien als elektronische dienst in plaats van het verlenen van toegang tot een cultureel
evenement? Op welke wijze volgt dit volgens u uit Bijlage III bij de BTW-richtlijn?
Antwoord 3
Dit volgt uit artikel 58, lid 1, onderdeel c, in samenhang met Bijlage II, punt 4
van de Btw-richtlijn. Bijlage I van de uitvoeringsverordening geeft hieraan nadere
invulling. Elektronische diensten zijn uitgesloten van de toepassing van het verlaagde
btw-tarief.1 Alleen voor elektronische publicaties geldt op dit moment een uitzondering in de
Btw-richtlijn.
Vraag 4
Heeft u, indien dit volgt uit overleg met de Europese Commissie, pogingen ondernomen
om deze activiteiten, net als e-books, onder het lage tarief te laten vallen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 4
De uitzondering van elektronische publicaties van het algemeen btw-tarief is in de
Btw-richtlijn opgenomen bij een eerdere aanpassing van de Btw-richtlijn voor telecommunicatiediensten,
omroepdiensten en elektronische diensten. Anders dan voor de elektronische publicaties
was er op dat moment geen aanleiding voor uitzonderingen van elektronische diensten
van het algemeen btw-tarief.
Vraag 5
Bent u bereid om digitale culturele evenementen, evenals digitale literatuur, gelijk
te behandelen met andere culturele evenementen en het lage tarief hierop van toepassing
te laten zijn?
Antwoord 5
Nee. Het is op grond van het EU-recht niet toegestaan online culturele evenementen
onder het verlaagd tarief te plaatsen. Bovendien zou dit direct uitstralingseffecten
hebben naar alle elektronische diensten ook buiten de culturele evenementen (bijvoorbeeld
het streamen van muziek, series en films). Daarnaast zouden ook afbakeningsproblemen
ontstaan. Er is namelijk geen duidelijk afgebakende definitie van het product online
culturele diensten en daarin kan ook niet goed worden voorzien binnen de meeromvattende
categorie elektronische diensten.
Vraag 6
Deelt u de mening dat een verlaagd BTW-tarief op culturele evenementen noodzakelijk
is om cultuuruitingen voor een zo breed mogelijk publiek mogelijk te maken? Zo ja,
waarom is dan voor deze BTW-strategie gekozen?
Antwoord 6
Het is begrijpelijk dat gekeken wordt naar hoe in deze tijden culturele evenementen
zo aantrekkelijk mogelijk kunnen worden gemaakt, waarbij de prijs onderdeel is van
die discussie. Uit onderzoek van het IMF, CPB, de EC en PBL blijkt echter dat verlaging
van het btw-tarief of een verlaagd btw-tarief geen geschikt instrument is om bestedingen
te sturen.2 Daarom wordt de culturele sector via subsidiëring ondersteund. Op dit moment zijn
er verschillende steunpakketten beschikbaar voor de culturele sector die bedoeld zijn
deze sector door deze moeilijke periode te helpen.
Vraag 7
Kunt u aangeven op welke andere wijze de regering poppodia en andere culturele instellingen,
die nu vrijwel volledig verstoken zijn van inkomsten, ondersteunt? Kunt u, indien
dit niet op andere wijze is dan de generieke ondersteuning voor bedrijven, aangeven
of gemeenten in staat gaan zijn om culturele instellingen overeind te houden? Kunt
u tevens aangeven welke verwachtingen u heeft van de Geefwet in deze crisis en of
cultuur hiermee een luxegoed is geworden dat alleen kan bestaan bij de gratie van
gulle gevers die er fiscaal beter van worden?
Antwoord 7
Er zijn verschillende generieke en specifieke steunmaatregelen waarmee de sector wordt
ondersteund. De cultuursector kan, indien wordt voldaan aan de voorwaarden, gebruik
maken van de generieke steunmaatregelen zoals de TVL, de TOZO, de NOW en de TOGS.
Met de beantwoording van de Kamervragen met kenmerk 2020Z13891 van 15 september 2020 is er eerder een uitgebreid overzicht gegeven van deze ondersteuningsmaatregelen.3 Via het tweede steunpakket specifiek voor de culturele en creatieve sector is € 482
miljoen beschikbaar gesteld.4 Hiervan gaat € 150 miljoen naar gemeenten om hen in staat te stellen de lokale culturele
instellingen en voorzieningen te ondersteunen. Dit is een vervolg op de € 48,5 miljoen
voor de vitale regionale infrastructuur uit het eerste steunpakket voor cultuur in
2020.5 Daarnaast hebben gemeenten en provincies in 2020 aanvullende middelen gekregen bestaande
uit tweemaal € 60 miljoen voor gemeenten en eenmalig € 8 miljoen voor provincies.
Gemeenten ondersteunen de lokale en regionale infrastructuur van (pop) podia, gezelschappen,
bibliotheken, musea, kunst- en cultuureducatie, beeldende kunstinstellingen, filmtheaters,
amateurkunstinstellingen en festivals. Voor de generieke fiscale ondersteuning verwijs
ik naar het Besluit noodmaatregelen coronacrisis.6
Daarnaast informeert de vragensteller naar de verwachtingen ten aanzien van de Geefwet.
De Geefwet die sinds 2012 van kracht is, is bedoeld om het klimaat rondom donaties
en giften in Nederland te verbeteren. Als gevolg van de Geefwet kent de giftenaftrek
een multiplier met als specifiek doel het geven aan cultuur te stimuleren. Het kabinet
hoopt dat hier ook in deze crisis gebruik van wordt gemaakt. De geefbereidheid aan
cultuur in deze coronacrisis lijkt hoog te zijn, maar er zijn (nog) geen gegevens
beschikbaar. Zoals hiervoor is uiteengezet, wordt cultuur breed ondersteund vanuit
de overheid. Particuliere giften aan cultuur zijn daar complementair aan. Overigens
worden gevers er zelf niet fiscaal beter van, het geven aan cultuur is met de Geefwet
fiscaal aantrekkelijker gemaakt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën -
Mede namens
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.