Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ziengs over het bericht 'Doorgeschoten overheidsbeleid leidt tot vervuiling in plastic afval'
Vragen van het lid Ziengs (VVD) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «Doorgeschoten overheidsbeleid leidt tot vervuiling in plastic afval» (ingezonden 18 december 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Van Veldhoven-Van der Meer (Infrastructuur en Waterstaat)
            (ontvangen 10 februari 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021,
            nr. 1239.
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het artikel «Doorgeschoten overheidsbeleid leidt tot vervuiling
               in plastic afval»?1
Antwoord 1
            
Ja
Vraag 2
            
Bent u bekend met de conclusies van meerdere onderzoeken dat sturen op restafvalreductie
               een averechts effect heeft op afvalscheiding? Wat vindt u van deze conclusies? Erkent
               u dat sturen op restafvalreductie averechts werkt?
            
Antwoord 2
            
De afgelopen jaren is gestuurd op kwalitatief goede afvalscheiding, naast vermindering
               van de hoeveelheid restafval, zodat er deelstromen ontstaan die geschikt zijn voor
               hoogwaardige recycling. Dit beleid heeft succes: de hoeveelheid restafval vermindert
               gestaag zo blijkt uit gegevens van het CBS. Er is niet gebleken van een eenduidige
               relatie tussen sturen op restafval en een vermindering van de kwaliteit van de reststromen
               van afvalscheiding. Wel is gebleken dat het te ver verlagen van de service op de inzameling
               van restafval kan leiden tot een slechtere kwaliteit PMD als deze aanpassing van de
               service niet tezamen gaat met de juiste en voldoende communicatie en handhaving. Zo
               heeft onderzoek van het Learning Centre Kunststof Verpakkingsafval2 naar voren gebracht dat vervuiling in het PMD niet het gevolg is van de keuze voor
               PMD, maar het gevolg van de andere karakteristieken van het afvalinzamelsysteem, zoals
               de inzamelfrequentie, de hoogte van tarieven voor restafval of het al dan niet toepassen
               van omgekeerd inzamelen.
            
Afhankelijk van de lokale situatie moet hierin door de gemeente de juiste balans worden
               gevonden. Het rapport PMD: Handvatten voor kwaliteitsverbetering3, dat werd opgesteld in opdracht van het Platform Keten Optimalisatie, biedt hiervoor
               aangrijpingspunten.
            
Vraag 3
            
Klopt het dat het percentage plastic dat wordt afgekeurd, landelijk steeds groter
               wordt en dat in Twente de afgelopen vijf maanden zelfs 90% van de plastic verpakkingen,
               metalen verpakkingen en drankenkartons (pmd) is afgekeurd? Hoe verklaart u deze ontwikkeling
               en wat gaat u hiertegen doen?
            
Antwoord 3
            
Er zijn geen aanwijzingen dat het percentage plastic dat wordt afgekeurd landelijk
               steeds groter wordt. Recentelijk is door gemeenten en het verpakkende bedrijfsleven
               afgesproken de kwaliteit van het ingezamelde pmd te verbeteren, hetgeen resulteert
               in scherpere kwaliteitseisen. Als het ingezamelde pmd niet voldoet aan de afgesproken
               kwaliteitseisen wordt dit afgekeurd en beschouwd als restafval. In dit nieuwe kader
               wordt naar individuele gemeenten gerapporteerd over afzonderlijke partijen ingezameld
               pmd, hetgeen leidt tot meer meldingen, aangezien in het oude kader afzonderlijke partijen
               pmd werden samengevoegd tot één geheel waardoor deze elkaar onderling compenseerden.
            
Gebleken is dat bij de betrokken Twentse gemeenten de kwaliteit van de betreffende
               ingezamelde pmd-partijen niet voldeed aan de afgesproken kwaliteitseisen. Dit is een
               specifieke situatie waarin momenteel door betrokkenen naar een oplossing wordt gezocht.
            
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor hun eigen afvalbeleid en hoe zij dit inrichten,
               rekening houdend met de specifieke omstandigheden. Ik ondersteun hen op verschillende
               manieren bij het realiseren van een goede afvalscheiding, zoals aangegeven in het
               antwoord op de vragen 4 en 6. Daarnaast streef ik ernaar om samen met de ketenpartners
               uit het Platform Ketenoptimalisatie de komende jaren de dataset te vergroten zodat
               inzicht en sturingsmogelijkheden met betrekking tot de kwaliteit van de pmd-fractiestroom
               worden versterkt.
            
Vraag 4
            
Klopt het dat het pmd-afval dat wordt afgekeurd, moet worden verbrand en zorgt dat
               voor hogere kosten voor gemeenten? Klopt het dat deze hogere kosten middels de afvalstoffenheffing
               vaak door de burger worden betaald? Welke maatregelen gaat u aanbevelen aan gemeenten
               om de verbranding van afval te reduceren?
            
Antwoord 4
            
Ja, dit is correct. Als de pmd-fractie te veel verontreiniging bevat, is het plastic
               daaruit niet geschikt voor recycling en dient dit te worden beschouwd als restafval
               dat tegen kosten wordt verbrand. Gemeenten ontvangen voor deze niet te recyclen stroom
               geen vergoeding van het verpakkend bedrijfsleven en dragen derhalve deze kosten. Ik
               ondersteun gemeenten bij hun inzet om hun afval beter te scheiden en zo de hoeveelheid
               restafval die moet worden verbrand te verminderen en daarmee de kosten voor de burger
               te verlagen. Gemeenten kunnen verschillende instrumenten inzetten, zoals financiële
               prikkels, communicatie met hun inwoners, goede dienstverlening, controles van gescheiden
               afvalstromen, feedback geven aan hun inwoners, handhaving en monitoring van de kwaliteit.
               Ik ondersteun hen bij hun inzet, onder meer via communicatiemiddelen, bijeenkomsten
               voor verwerven en delen van kennis, ondersteuning bij het opnemen van kwaliteit in
               afvalcontracten, benchmarking, de Zelfbeoordelingstool pmd-inzameling en via ondersteuning
               ter plaatse.
            
Vraag 5
            
Klopt het dat mensen die afval scheiden in sommige gemeenten meer moeten betalen dan
               mensen die dat niet doen, zoals in de gemeente Bunschoten? Deelt u de opvatting uit
               het artikel dat er in dergelijke gevallen sprake is van een boete op goed gedrag?
               Welke maatregelen gaat u nemen om dergelijke situaties in gemeenten te ontmoedigen?
            
Antwoord 5
            
Verschillen tussen gemeenten met betrekking tot de afvalstoffenheffing kunnen verschillende
               lokale oorzaken hebben. Algemeen geldt dat bronscheiding leidt tot minder reststromen
               die verbrand moeten worden, daarmee worden ook de kosten van verbranden vermeden.
               Gemeenten die bronscheiding hebben ingevoerd in combinatie met gedifferentieerde tarieven
               voor afvalinzameling (diftar) hebben gemiddeld nog lagere afvalbeheerkosten. In 2020
               bedragen de kosten in gemeenten met diftar gemiddeld 237 euro per huishouden. In gemeenten
               waar een vast tarief wordt geheven ongeacht de grootte van het huishouden bedragen
               de kosten 309 euro per huishouden. Een analyse bij 25 gemeenten die overschakelden
               naar diftar laat zien dat de kosten veelal direct met 20–30% daalden.
            
Het naleven van de gemeentelijke regels voor afval scheiden kan door de gemeente worden
               bevorderd door een goede dienstverlening voor het inzamelen van restafval, communicatie
               met haar inwoners en door handhaving. Ik ondersteun gemeenten hierbij op verschillende
               manieren, zoals aangegeven bij de antwoorden op vraag 4 en 6.
            
Vraag 6
            
Klopt het dat het afvalbeleid van gemeenten erg verschillend kan zijn? In welke mate
               bent u bereid om de kennisdeling tussen gemeenten te bevorderen? Zouden bijvoorbeeld
               de «best practices» in Nederland op het gebied van afvalbeleid met alle gemeenten
               gedeeld kunnen worden?
            
Antwoord 6
            
De uitvoering van het afvalbeleid kan verschillen tussen gemeenten. Gemeenten kunnen
               zelf het beste afwegen hoe zij hun afvalbeleid wensen vorm te geven, rekening houdend
               met de specifieke eigenschappen van de individuele gemeente.
            
Ik ondersteun de gemeenten al intensief met kennis en bij het onderling delen van
               ervaringen. Dat doe ik onder meer met kennisbijeenkomsten, de Benchmark Huishoudelijk
               Afval waaraan jaarlijks ca. 200 gemeenten deelnemen en het project Afvalscheiding
               in de hoogbouw dat heeft geresulteerd in het Netwerk Innovatie Stedelijke Afvalinzameling,
               waaraan ca. 20 grote steden deelnemen.
            
Vraag 7
            
Klopt het dat u tijdens de begrotingsbehandeling aangaf dat tussen 2015 en 2019 de
               hoeveelheid restafval per persoon met 25% is gedaald? In welke mate is in dit percentage
               rekening gehouden met de gestegen vervuiling in pmd-afval? Kunt u een uitgebreide
               berekening verstrekken van de door u genoemde 25% daling?
            
Antwoord 7
            
Bij de start van het uitvoeringsprogramma Van Afval naar Grondstof (VANG) in 2015
               was de hoeveelheid restafval ca. 240 kg per persoon per jaar. In 2019 is deze hoeveelheid
               180 kg, zo blijkt uit gegevens van het CBS. Dit komt neer op een daling van 25% ((240–180)/240=0,25=25%).
            
De aangegeven afname van 25% heeft alleen betrekking op de afname van de hoeveelheid
               restafval bij de inzameling door gemeenten en/of het nagescheiden restafval. Ik merk
               hierbij op dat de vermindering van de hoeveelheid restafval maar in beperkte mate
               is gerealiseerd door de pmd-fractie. Immers, deze fractie heeft vooral veel volume,
               terwijl de gft-fractie juist een belangrijke bijdrage levert op gewichtsbasis.
            
Vraag 8
            
Kunt u bovenstaande vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 8
            
Ja.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.