Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Dik-Faber over microplastics in placenta’s van ongeboren baby’s
Vragen van het lid Dik-Faber (ChristenUnie) aan de Staatssecretarissen van Infrastructuur en Waterstaat, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Medische Zorg over microplastics in placenta’s van ongeboren baby’s (ingezonden 24 december 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer (Infrastructuur en Waterstaat),
van Minister Van Ark (Medische Zorg) en van Staatssecretaris Blokhuis (Volksgezondheid,
Welzijn en Sport) (ontvangen 10 februari 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2020–2021, nr. 1357.
Vraag 1
Kent u de berichten «Microplasticdeeltjes ontdekt in placenta’s van ongeboren baby’s»1 en «Microplastics revealed in the placentas of unborn babies»2?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat microplasticdeeltjes zijn gevonden in placenta’s? Deelt u de
zorgen over de mogelijk schadelijke gevolgen voor de ontwikkeling van ongeboren baby’s?
Antwoord 2
Het kabinet kan zich voorstellen dat dit bericht mensen ongerust maakt. De aanwezigheid
van microplastics in het menselijk lichaam is verontrustend genoeg om de mogelijke
gezondheidseffecten nader te onderzoeken. Al eerder was duidelijk dat het waarschijnlijk
is dat microplastics overal in het menselijk lichaam aanwezig zijn en het is dan ook
niet verwonderlijk dat zij ook in de placenta – die onder meer een filterende werking
heeft – kunnen worden aangetoond.
Het onderzoek naar microplastics in placenta’s toont de aanwezigheid van microplastics
aan, maar geeft geen inzicht in de mogelijke gezondheidseffecten. Er is op dit moment
onvoldoende kennis om de conclusie te kunnen trekken of microplasticdeeltjes een gevaar
vormen voor de ontwikkeling van ongeboren baby’s.
Het kabinet neemt de signalen over mogelijke gezondheidsrisico’s van microplastics
serieus en vindt het belangrijk hier meer inzicht in te krijgen. Daarom draagt het
Ministerie van IenW bij aan het onderzoeksprogramma Microplastics & Health van ZonMw,
waarvan de eerste resultaten 11 januari jongstleden zijn gepresenteerd3 (zie ook het antwoord op vraag 8). De signalen van deze onderzoekers neemt het kabinet
zeer serieus.
Daarnaast heeft IenW ZonMw gevraagd een kennisagenda op te stellen, zodat we weten
welk verder onderzoek nodig is om gericht de vraag te kunnen beantwoorden of en hoe
microplastics een gevaar vormen voor de volksgezondheid. De kennisagenda is ook op
11 januari jongstleden gepubliceerd4. ZonMw is in gesprek met mogelijke financiers over de uitvoering van deze kennisagenda.
Het Ministerie van IenW maakt daar in 2021 € 500.000 voor vrij.
Vanuit het Ministerie van VWS wordt gewerkt aan een programma Gezonde Leefomgeving,
waarin de relatie tussen gezondheid en leefomgeving in bredere zin wordt opgepakt.
Hierbij wordt ook gekeken hoe meer aandacht voor gezondheidseffecten van microplastics
integraal kunnen worden meegenomen in de aanpak voor de leefomgeving. Dat zal dan
eventueel vanaf 2022 zijn eerste uitwerking krijgen. U ontvangt dit voorjaar een actieprogramma
over de te nemen stappen op Gezonde Leefomgeving.
Vraag 3
Herinnert u zich de uitkomst van onderzoek aan de universiteit van Dublin (Ierland),
waaruit blijkt dat baby’s die met een plastic flesje worden gevoed, gemiddeld dagelijks
1,58 miljoen deeltjes per dag binnenkrijgen?
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Hoe wilt u ervoor zorgen dat kinderen een gezonde start krijgen, zowel in de baarmoeder
als tijdens de eerste levensjaren, als plastic overal is en zelfs ons lichaam kan
binnendringen?
Antwoord 4
Er wordt wereldwijd veel onderzoek gedaan naar microplastics. Alhoewel steeds meer
gemeten en bekend wordt, zijn er ook nog steeds veel vragen. Het is op dit moment
niet bekend in hoeverre microplastics een risico vormen voor de gezondheid van de
foetus en kinderen in de eerste levensjaren. Er is daardoor onvoldoende basis om aanpassingen
in de omgang met plastics voor te schrijven. Het kabinet hecht aan meer duidelijkheid,
daarom zetten we in op meer onderzoek en volgen we de internationale ontwikkelingen
actief (zie vraag 2).
Vraag 5
Begrijpt u dat ouders vertrouwen op de overheid en ervan uit moeten kunnen gaan dat
producten die verkocht worden, veilig gebruikt kunnen worden?
Antwoord 5
Ja, dat begrijpen we. Producten moeten voldoen aan de wettelijke eisen, en onderzoek
is van groot belang om die steeds aan te scherpen naar de stand van de wetenschap.Als
er bewijzen, aanwijzingen of vermoedens zijn dat bepaalde producten schadelijk kunnen
zijn, zullen er maatregelen worden genomen om de veiligheid van de producten te garanderen,
zoals toegelicht in antwoord 6.
Vraag 6
Gaat u op basis van de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek producten zoals plastic
babyflesjes en verzorgingsproducten met microplastics weren? Waarom wel/niet?
Antwoord 6
De wetgeving voor voedsel, consumentenproducten en stoffen moeten zorgen voor veilige
producten. Zoals in het antwoord op vraag 5 is aangegeven, betekent dit dat er maatregelen
worden genomen als er bewijzen, aanwijzingen of vermoedens zijn dat bepaalde producten
schadelijk kunnen zijn. Dit kan zowel uit milieuoogpunt als voedselveiligheidsoogpunt
zijn.
Vanwege de milieu-impact van microplastics werkt de Europese Commissie aan een Europees
verbod onder de REACH-verordening van bewust toegevoegde microplastics in verzorgingsproducten.
Dit verbod zal ook gelden voor alle andere producten waaraan bewust microplastics
worden toegevoegd. Het kabinet onderschrijft het belang van dit verbod op Europees
niveau om de emissies van bewust toegevoegde microplastics te reduceren. Het voorstel
van de Europese Commissie voor een dergelijk verbod wordt in de eerste helft van dit
jaar verwacht.
Voor voedselcontactmaterialen zoals babyflesjes zijn er geen uitkomsten van wetenschappelijk
onderzoek die aangeven of, en zo ja welke maatregelen noodzakelijk zijn. Voor een
verbod op bepaalde voedselcontactmaterialen is er nog te weinig kennis. Zo is het
onbekend of en bij welke hoeveelheden microplastics schadelijk zijn en wat de belangrijkste
bronnen zijn. Het is niet zinvol producten te verbieden als we niet weten of er een
consumentenrisico bestaat en of een verbod op bepaalde producten bijdraagt aan een
oplossing daarvan. Daarom zet het kabinet in op het vergroten van de kennis hierover.
Dit onderzoek kan ons vertellen of de veiligheid in het gedrang komt. En als dat zo
is, hebben we dan ook de kennis om effectieve maatregelen te nemen om de veiligheid
te vergroten.
Vraag 7
Als het antwoord op de vorige vraag negatief is, wilt u dan – al dan niet samen met
maatschappelijke organisaties zoals de Plastic Soup Foundation – ouders voorlichten
over de mogelijke risico’s van microplastics in onder meer verzorgingsproducten en
babyflesjes? Waarom wel/niet?
Antwoord 7
Aangezien er (nog) geen duidelijkheid is over mogelijke schadelijkheid van de genoemde
producten, kan daarover ook geen gerichte informatie gegeven worden.
Het kabinet neemt de signalen over mogelijke gezondheidsrisico’s van microplastics
serieus en investeert daarom in verder onderzoek. Ook zal IenW de kennisagenda van
ZonMw onder de aandacht van de Europese Commissie brengen, zodat ook Europese onderzoeksmiddelen
gericht kunnen worden op deze belangrijke vragen.
Vraag 8
Wat is de stand van zaken van onderzoek dat door ZonMw wordt uitgevoerd, waarbij onder
anderen wetenschappers van de Vrije Universiteit Amsterdam, de Universiteit Utrecht
en de Rijksuniversiteit Groningen zijn betrokken, naar het vóórkomen van micro- en
nanoplastics in het menselijk lichaam, zoals in de placenta, hersenen en bloed? Wilt
u de Kamer onverwijld op de hoogte stellen als de onderzoeksresultaten beschikbaar
zijn?
Antwoord 8
De onderzoekers van de ZonMw opdracht hebben op 11 januari 2021 hun tussentijdse onderzoeksresultaten
gepresenteerd. De onderzoeksresultaten worden gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften,
en op de ZonMw website5.
De ZonMw kennisagenda beschrijft dat mensen microplastics via water, voeding en de
lucht binnen krijgen. Deze microplastics worden waarschijnlijk in het lichaam opgenomen,
waar ze mogelijk effect op onder meer het afweersysteem en de longen hebben. In hoeverre
en in welke mate dit echt gebeurt moet nog nader worden onderzocht, omdat specifieke
meetmethoden voor deze microplastics in de mens nog moeten worden ontwikkeld.
Het fundamentele ZonMw onderzoek geeft aanwijzingen dat microplastics mogelijk gevaren
opleveren. Zo blijken ze in vitro effect te hebben op hersencellen, longblaasjes en
ontstekingsreacties, en kunnen ze ziekteverwekkers meedragen. Om te weten wat de effecten
op de mens zijn is meer onderzoek nodig. Er wordt zeer zorgvuldig en baanbrekend onderzoek
gedaan, waarbij niet over één nacht ijs gegaan wordt. De onderzoekers doen geen uitspraak
over de risico’s voordat er voldoende bewijs is.
Ondertussen ontwikkelt IenW al beleid om emissies van microplastics naar het milieu
waar mogelijk te verminderen (zie antwoord 9). De signalen uit het ZonMW onderzoek
onderstrepen het belang daarvan.
Uit de ZonMw onderzoeken blijkt ook dat er grote verschillen zijn in soorten microplastics,
die ook andere effecten kunnen hebben. Meer inzicht hierin helpt om meer gedifferentieerd
beleid te ontwikkelen en gerichter zorgwekkende stoffen aan te kunnen pakken.
De onderzoeken laten zien dat er verder onderzoek nodig is, waarbij goede samenwerking
tussen deskundigen over milieu, gezondheid en plastic materialen nodig is. Daar draagt
het kabinet aan bij.
Vraag 9
Kent u de Plastic Health Coalition6, die resultaten van wetenschappelijk onderzoek inzichtelijk maakt? Deelt u de conclusie
dat onze leefomgeving dusdanig vervuild is met plasticdeeltjes dat het hoogstwaarschijnlijk
onze gezondheid schaadt? Zo ja, wat gaat u doen om deze risico’s terug te dringen?
Antwoord 9
ZonMw komt tot de conclusie dat er verder onderzoek nodig is om te oordelen of plastic
deeltjes de gezondheid schaden. Ook de Wereldgezondheidsorganisatie kwam tot deze
conclusie in haar rapport uit november 2019 over de aanwezigheid van microplastics
in drinkwater. Er is meer onderzoek nodig en dat kost tijd.
Dat neemt niet weg dat er in de tussentijd alle reden is om hard te werken aan het
terugdringen van microplastics. Niet alleen vanwege mogelijke gezondheidsrisico’s,
maar ook omdat plastics niet in het milieu horen. Het kabinet zet in op het verminderen
van de emissies van microplastics naar het milieu middels het beleidsprogramma microplastics7. Het programma richt zich op de grootste bronnen van microplastics naar het water,
zoals zwerfafval, autobanden en kleding. In het eerste kwartaal van 2021 ontvangt
uw Kamer een brief over de voortgang van dit beleidsprogramma.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
T. van Ark, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.