Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over nucleaire veiligheid
25 422 Opwerking van radioactief materiaal
Nr. 273 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 15 februari 2021
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief
van 29 juni 2020 over de rapportage ongewone gebeurtenissen 2019 (Kamerstuk 25 422, nr. 267), over de brief van 26 oktober 2021 over de rapportage voor de zevende conferentie
van het Gezamenlijk Verdrag inzake Bestraalde Splijtstoffen en radioactief Afval (Joint
Convention) (Kamerstuk 25 422, nr. 270), over de brief van 4 december 2020 over verschillende onderwerpen op het terrein
van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming (Kamerstuk 25 422, nr. 271) en over de brief van 15 december 2020 over de staat van de nucleaire veiligheid
en stralingsbescherming (Kamerstuk 25 422, nr. 272).
De vragen en opmerkingen zijn op 19 januari 2021 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 10 februari 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Schuurkamp
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties e reactie van de bewindspersoon
Vraag 1
De VVD-leden vragen zich af wat de stand van zaken van de uitwerking van deze aanbevelingen
is. Het gaat dan met name om de volgende aanbevelingen:
A. Doelmatigheidskader: Wat is volgens de Staatssecretaris de stand van zaken van de
ontwikkeling van de indicatoren voor het doelmatigheidskader? Wanneer zal het doelmatigheidskader
gereed zijn volgens de Staatssecretaris?
C. Mogelijkheden voor herziening van het vergoedingenbesluit: De evaluatie van het Besluit
Vergoedingen Kernenergiewet is aangekondigd in het huidige besluit. Bij de evaluatie
zal het beleid van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat inzake vergoedingen
en het Kabinetsbeleid «Maat houden» worden betrokken. De evaluatie zal plaatsvinden
in overleg met andere betrokken departementen. Deze leden vragen naar de stand van
zaken van deze evaluatie.
E. Advies bestuurlijke boete: Wat is de stand van zaken van het eventueel invoeren van
de bevoegdheid voor het opleggen van een bestuurlijke boete door de toezichthouder
ANVS?
Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen het mogelijk invoeren van een dergelijk instrument?
G. Advisering crisisbeheersing. Hoe staat het met de verkenning naar mogelijkheden om
de huidige structuur en werkwijze op dit dossier verder in lijn te brengen met het
gangbare nationale model? In welke mate is de crisisbeheersing Nucleair momenteel
in lijn met het gangbare nationale model crisisbeheersing? Op welke termijn zal de
crisisbeheersing Nucleair volledig in lijn zijn met het gangbare nationale model?
Antwoord 1
Doelmatigheidskader:
In nauwe samenwerking tussen IenW en de ANVS worden momenteel indicatoren ontwikkeld
voor het evalueren van de doelmatigheid van de ANVS («Doelmatigheidskader»). De verwachting
is dat het ANVS-doelmatigheidskader in de 2e helft van 2021 gereed is.
Mogelijkheden voor herziening van het vergoedingsbesluit:
Het traject voor het bezien van herziening van het Vergoedingenbesluit loopt nog,
op basis van de in het Besluit aangekondigde evaluatie en de aanbeveling uit de wettelijke
evaluatie van de ANVS. Op dit moment wordt het onderzoek naar de posten en bedragen
voor vergoedingen door de ANVS afgerond. Daarna zal verder vorm worden gegeven aan
de beleidsmatige uitwerking van de herziening. Onderdeel daarvan is het betrekken
van alle relevante stakeholders waaronder andere betrokken departementen. Het beleidskader
«Maat Houden» blijft uitgangspunt.
Advies bestuurlijke boete:
De ANVS heeft mij recent advies uitgebracht over de bruikbaarheid van de bestuurlijke
boete voor de ANVS. De ANVS ziet goede redenen om de bestuurlijke boete te introduceren
voor nader te bepalen overtredingen in het werkterrein van de ANVS en adviseert om
dit in gang te zetten. De ANVS geeft daarbij een aantal aandachtspunten mee, bijvoorbeeld
ten aanzien van de organisatorische aspecten.
Ik neem dit advies over en zal daartoe de noodzakelijke stappen zetten, waaronder
het voorbereiden van een wijziging van de Kernenergiewet.
Advisering crisisbeheersing:
De huidige structuur en werkwijze zijn reeds deels in lijn met het gangbare nationale
model. Momenteel wordt door mijn departement gewerkt om dit meer met elkaar in lijn
te brengen in samenwerking met de ANVS en de relevante betrokken partijen. Naast het
RIVM en het Ministerie van Justitie en Veiligheid zijn dit de overige departementen
en, met name, de veiligheidsregio’s. Gewerkt wordt aan het nader beschrijven van processen
bij zowel de voorbereiding als ten aanzien van de bestrijding van een crisis, als
ook aan het specifiek uitwerken van de verantwoordelijkheden van de betrokken partijen.
Indien zich verdere relevante ontwikkelingen voordoen, zal ik de Kamer daarover informeren.
Vraag 2
De leden van de VVD-fractie achten het van groot belang dat de samenwerking met België
op het gebied van nucleaire veiligheid soepel verloopt. Deze leden vragen de Staatssecretaris
dan ook wat de stand van zaken van de samenwerking is en zijn benieuwd of er al een
overleg gepland staat om de samenwerking met België te optimaliseren. Kan de Staatssecretaris
daarop reflecteren?
Antwoord 2
In de afgelopen jaren heb ik met verschillende Belgische bewindspersonen contact gehad
om elkaar te informeren over relevante ontwikkelingen. Met voormalig Minister Marghem
(verantwoordelijk voor Energie, Leefmilieu en Duurzame ontwikkeling) heb ik in november
2019 overleg gevoerd over de manier waarop beide landen elkaar betrekken bij grensoverschrijdende
inspraak bij milieueffectrapportages. Ik heb uw Kamer hier eerder over geïnformeerd1. Ik hecht belang aan de samenwerking met België en ik wil die dan ook graag continueren.
Inmiddels is een nieuwe Belgische regering aangetreden. Ik ben voornemens om op korte
termijn een overleg met mijn Belgische ambtsgenoot te plannen om verder te spreken
over voorzetting van de samenwerking. Om grensoverschrijdende samenwerking bij nucleaire
incidenten verder te verbeteren en te intensiveren heb ik gesprekken gevoerd met de
voorzitters van een aantal Veiligheidsregio’s. Ook in die gesprekken is geconcludeerd
dat de samenwerking met België een stevige en positieve impuls heeft gekregen.
Daarnaast heeft de ANVS regelmatig contact met het Belgische Federaal Agentschap voor
Nucleaire Controle (FANC) over uiteenlopende zaken op het gebied van nucleaire veiligheid
en stralingsbescherming zoals grensoverschrijdende inspraak, het meekijken bij elkaars
inspecties en publieke communicatie. Dat is tevens het gevolg van het sluiten van
een samenwerkingsovereenkomst tussen beide diensten waarover u eerder per brief2 bent geïnformeerd. De ANVS hecht veel waarde aan het continueren van de samenwerking
met het FANC.
Vraag 3
De leden van de CDA-fractie constateren dat de blootstelling van werknemers aan straling
bij alle vergunninghouders onder de wettelijk vastgelegde limieten en de door henzelf
opgelegde dosisbeperkingen is gebleven. Ook de lozingen van radioactiviteit naar lucht
en water zijn in 2019 ruim onder de gestelde limieten gebleven. Daarnaast hebben alle
installaties in 2019 veilig gefunctioneerd en zijn er geen ongevallen geweest. Wel
lezen deze leden dat er in 2019 in Nederland elf ongewone gebeurtenissen zijn geweest,
maar dat deze allemaal van het laagste niveau (INES-0) waren, waarbij er geen gevolgen
voor mens en leefomgeving zijn. Deze leden vragen zich af hoe dit aantal ongewone
gebeurtenissen zich verhoudt tot de ons omringende landen. Kan de Staatssecretaris
aangeven of het aantal ongewone gebeurtenissen in Nederland vergelijkbaar is met dat
in andere Europese landen? Hoe verhoudt het aantal ongewone gebeurtenissen in Nederland
in 2019 zich daarnaast tot de voorgaande jaren?
Antwoord 3
INES-statistieken zijn niet geschikt of bedoeld om een vergelijking te maken tussen
landen of installaties. INES is bedoeld als communicatiemiddel om de ernst van een
gebeurtenis te duiden, in combinatie met een beschrijving van die gebeurtenis. Inschalingen
van het niveau INES-1 en hoger volgen een vastgelegde internationale systematiek.
De meldcriteria op basis waarvan (met name) de INES-0 inschaling plaatsvindt, worden
per installatie vastgelegd en zijn sterk afhankelijk van het technisch ontwerp en
het soort handelingen. Meldingscriteria zijn dan ook op maat gesneden en het aantal
meldingen bij installaties kan daarom structureel verschillen tussen installaties
zonder dat dit een aanwijzing is van een lagere of hogere veiligheid van de installaties.
De situatie zoals in Nederland met een klein aantal diverse installaties is niet één
op één vergelijkbaar met buurlanden met grotere aantallen kerncentrales. Voor de kerncentrale
Borssele ziet de ANVS over de jaren heen overigens geen grote verschillen met de buurlanden
voor wat betreft het aantal gemelde storingen per reactor. Het aantal ongewone gebeurtenissen
in 2019 wijkt niet af van voorgaande jaren.
Vraag 4
De leden van de CDA-fractie lezen dat uit inspectie bij Elektriciteits Produktiemaatschappij
Zuid-Nederland (EPZ) bleek dat de veiligheidscultuur bij de teams afvalverwerking
en stralingsbescherming binnen EPZ verder moest verbeteren en dat daarvoor maatregelen
zijn getroffen. Deze leden vragen om te verduidelijken welke verbeteringen er in dit
geval nodig waren en welke maatregelen daarvoor zijn getroffen. Kan de Staatssecretaris
tevens aangeven wat het resultaat is geweest van deze maatregelen?
Antwoord 4
Als achterliggende oorzaak is geconstateerd dat er bij genoemde teams onvoldoende
sprake was van leiderschap, waardoor medewerkers te weinig aandacht hebben gekregen
en er een tekort aan capaciteit is ontstaan. De ANVS heeft in juni 2019 aan EPZ opgedragen
een plan van aanpak op te stellen om deze punten te verbeteren en heeft het door EPZ
ingediende plan goedgekeurd. De ANVS ziet toe op de uitvoering daarvan. Sindsdien
heeft ieder kwartaal een voortgangsbespreking plaatsgevonden tussen de ANVS en EPZ.
Uit tussentijdse rapportages van EPZ, locatiebezoeken, voortgangsbesprekingen en gesprekken
met de betrokken medewerkers concludeert de ANVS dat de cultuur bij deze teams ondertussen
is verbeterd. De ANVS blijft de voortgang op het plan actief volgen.
Vraag 5
De leden van de CDA-fractie merken op dat er wordt gesteld dat er in toekomstige edities
van de Staat van de Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming ook de veiligheidssituatie
bij andere toepassingen van straling zal worden beschreven. Op welke toepassingen
van straling wordt hierbij gedoeld? Aan welk type toepassingen van straling moet hierbij
worden gedacht? Zal de veiligheidssituatie bij deze toepassingen op dezelfde wijze
worden beschreven als de toepassingen van straling die nu in de Staat van de Nucleaire
Veiligheid en Stralingsbescherming 2019 zijn benoemd of zijn daarvoor bijvoorbeeld
andere criteria van belang?
Antwoord 5
Naast de nucleaire installaties wordt straling op veel plaatsen toegepast, bijvoorbeeld
in de medische sector (ziekenhuizen, tandartsen, etc.), in de industrie (bijvoorbeeld
in de meet- en regeltechniek) en door universiteiten voor onderzoek. Het kan gaan
om zeer diverse vormen van straling zoals röntgenstraling voor röntgenonderzoek in
ziekenhuizen, versnellers voor radiotherapie, maar ook om radioactieve bronnen voor
meet- en regeltechniek in de industrie. De wijze waarop dit wordt meegenomen in de
volgende editie van de Staat wordt op dit moment door de ANVS bezien.
Vraag 6
De leden van de D66-fractie lezen in de rapportage «Ongewone gebeurtenissen nucleaire
installaties» dat er elf «ongewone gebeurtenissen» hebben plaatsgevonden in 2019,
welke alle kleine afwijkingen waren en dat er geen indicatie is dat er in 2018 meer
dan de gemelde «ongewone gebeurtenissen» hebben plaatsgevonden. Wel geeft deze rapportage
aan dat een tijdige en zorgvuldige afhandeling van het onderzoek naar deze ongewone
gebeurtenissen een punt van aandacht is. Deze leden vragen de Staatssecretaris toe
te lichten hoe gewaarborgd wordt dat deze gebeurtenissen tijdig en zorgvuldig onderzocht
worden. Wat is hiervoor nodig? Heeft ANVS voldoende kennis en middelen om deze gebeurtenissen
adequaat te onderzoeken?
Antwoord 6
Na de melding van een ongewone gebeurtenis aan de ANVS is de installatie verplicht
zelf onderzoek te doen naar de achterliggende oorzaken van de gebeurtenis. Dit onderzoeksproces
resulteert in een voorlopige rapportage en een definitieve rapportage. De ANVS beoordeelt
deze rapportages en zo nodig doet zij zelf aanvullend onderzoek of geeft daar opdracht
toe. De ANVS heeft voldoende capaciteit daarvoor. Om de tijdige afhandeling door de
installaties te bevorderen heeft ANVS in 2019 een handreiking meldcriteria nucleaire
inrichtingen ontwikkeld waarin de verwachtingen ten aanzien van onderzoek en rapportage
zijn verduidelijkt. De onderzoeksrapportages kunnen aanleiding zijn om een inspectie
uit te voeren.
Vraag 7
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het nationaal rapport
voor het Internationaal Atoomenergieagentschap: IAEA. In de rapportage wordt gereflecteerd
op de reeds in 2018 geïdentificeerde vier uitdagingen. Deze leden vragen de Staatssecretaris
of deze vier genoemde uitdagingen nog steeds actueel zijn en of er in de tussentijd
geen nieuwe uitdagingen zijn opgekomen die mee zouden moeten worden genomen in de
rapportage. De voorgenoemde leden dringen er daarnaast op aan om tijdens de zevende
toetsingsconferentie in mei/juni 2021 in de peer review expliciet te vragen naar uitdagingen
buiten deze vier genoemde uitdagingen.
Antwoord 7
De rapportage over de stand van zaken van de uitdagingen in het Nationale Rapport
(National Report) beslaat de periode 2018-heden en is actueel. Deze onderwerpen zijn
ook geadresseerd in het verslag van het schriftelijk overleg van 8 juli 20203 (over de route naar de eindberging en de inrichting van het maatschappelijke proces)
en in de brief aan de Tweede Kamer van 4 december 20204 (over de voortgang van de overdracht van het afvoeren van het historisch afval).
Het beleid voor de beëindiging en ontmanteling van niet-nucleaire installaties is
verder ontwikkeld en wordt nog verder vormgegeven.
Ik kijk uit naar de zevende toetsingsconferentie, waar de verdragspartijen van de
Joint Convention elkaar zullen inspireren en uitdagen. Tijdens de toetsingsconferentie
zullen verdragspartijen bepalen of (en welke) uitdagingen Nederland meekrijgt. In
mijn brief5 bij de aanbieding van het nationale rapport heb ik uw Kamer medegedeeld dat de toetsingsconferentie
van 25 mei tot 4 juni 2021 zou plaatsvinden. Vanwege de COVID-19 pandemie is deze
uitgesteld tot 2022. Er is afgesproken dat verdragspartijen tijdens de nationale presentatie
op de toetsingsconferentie ingaan op ontwikkelingen sinds de vaststelling van het
nationale rapport en op de impact van de COVID-19 pandemie op de veiligheid van het
beheer van verbruikte splijtstoffen en radioactief afval.
Vraag 8
De leden van de D66-fractie zijn blij dat de kennisinfrastructuur voor nucleaire veiligheid
wordt uitgebreid en zien uit naar de voortgangsrapportage op het interdepartementaal
oppakken van het verbeteren van de kennisinfrastructuur voor nucleaire technologie
en straling naar aanleiding van het rapport «Naar een Agenda en Platform Nucleaire
Technologie en Straling». Deze leden ontvangen signalen vanuit de markt dat specifieke
kennis rondom nucleaire technologie verloren dreigt te gaan doordat experts met pensioen
gaan. Deze leden vragen de Staatssecretaris of zij deze signalen herkent en om dit
probleem en mogelijke oplossingen specifiek mee te nemen in de volgende voortgangsrapportage.
Daarnaast zien deze leden in de voortgangsrapportage graag de voortgang en bijbehorende
acties per aanbeveling beschreven, zoals beschreven in het rapport.
Antwoord 8
Ik herken inderdaad de signalen rondom vergrijzing in de nucleaire sector en neem
deze ook serieus. De afgelopen jaren is van verschillende kanten gewezen op deze problematiek.
Zo vinden bijvoorbeeld de respondenten van de «Peiling nationale kennisbehoefte straling
en nucleaire veiligheid» (2018) dat er te weinig mensen academisch geschoold worden
op het gebied van straling en nucleaire veiligheid om op termijn aan de nationale
kennisbehoefte te kunnen voldoen. Het adviesrapport «Naar een Agenda en Platform Nucleaire
Technologie en Straling», benoemt problemen rondom de kennisbasis en kennisinfrastructuur
en biedt een basis om de gesignaleerde problemen aan te pakken.
Zoals ik recent in mijn brief (Kamerstuk 25 422, nr. 271) heb aangegeven, is naar aanleiding van dit adviesrapport inmiddels een interdepartementale
ambtelijke werkgroep opgericht die zich specifiek op dit kennisvraagstuk richt. Met
de oprichting van deze werkgroep is tevens een start gemaakt met één van de aanbevelingen
uit dit adviesrapport: «Versterk de horizontale interdepartementale coördinatie op (hoog)ambtelijk niveau». Zoals ik reeds eerder heb toegezegd, zal ik uw Kamer jaarlijks over de acties en
voortgang met betrekking tot borging en versterking van de kennisbasis informeren.
Vraag 9
De leden van de D66-fractie zien uit naar het definitieve Nationale Actieprogramma
Radon in het eerste kwartaal van 2021. Deze leden vragen de Staatssecretaris om de
reacties op het actieprogramma, dat momenteel ter inzage ligt, ook te delen met de
Kamer en per reactie aan te geven of deze zijn meegenomen in het definitieve Nationale
Actieprogramma Radon en zo niet, waarom niet.
Antwoord 9
Zoals ik heb aangegeven in mijn recente brief6 zal het Nationaal Actieprogramma Radon in het eerste kwartaal van 2021 naar uw Kamer
worden gezonden. De ingediende zienswijzen naar aanleiding van de terinzagelegging
van het actieprogramma worden meegenomen bij de vaststelling van het definitieve Nationaal
Actieprogramma Radon. In een bijlage bij het actieprogramma of in een separaat document
zal ingegaan worden op de ingediende zienswijzen, waarmee tevens wordt aangegeven
op welke wijze de zienswijzen zijn meegenomen in het definitieve Nationaal Actieprogramma
Radon.
Vraag 10
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de nieuwe aanpak
voor het radioactieve Waste Management Programma (RWMP) waarbij geen internationaal
transport nodig is, de risico’s vergelijkbaar en op sommige punten zelfs kleiner zijn
en we niet meer afhankelijk zijn van de ontvangstcapaciteit van het Hoogradioactief
Afval Behandelings- en OpslagGebouw (HABOG). Wel hebben deze leden zorgen bij de kanttekening
dat deze procedure zich op de lange termijn slecht laat voorspellen. Is het evalueren/herzien
van deze aanpak op 1 juli 2022 tijdig genoeg om bij te stellen als het plan afloopt
op 1 november 2022?
Antwoord 10
NRG moet uiterlijk 1 juli 2022 een volledig geactualiseerd plan bij de ANVS ter beoordeling
indienen. Daarin moeten eventuele bijstellingen op basis van actuele ontwikkelingen
al zijn opgenomen. De periode tot 1 november 2022 (4 maanden) is voor de ANVS voldoende
om dit plan te beoordelen en waar nodig NRG aanvullende aanpassingen te laten doorvoeren.
Het RWMP bestaat uit twee grote componenten: het afvoeren van het historisch afval
te Petten en de (toekomstige) ontmanteling van gebouwen op de Onderzoekslocatie Petten.
De onzekerheden in de aanpak van het historisch afval zijn afgelopen jaren sterk afgenomen
doordat er inmiddels in veel deelprojecten al grote voortgang is geboekt en afval
is afgevoerd. In enkele nog niet gestarte deelprojecten en met name bij ontmantelingsprojecten
die verder in de toekomst liggen, is de onzekerheid groter. De ANVS kiest er daarom
voor de goedkeuring van het gehele plan voor het RWMP, inclusief eventuele tussentijdse
wijzigingen, steeds voor bepaalde tijd af te geven, in dit geval tot 1 november 2022.
Vraag 11
De leden van de D66-fractie hebben tijdens het schriftelijk overleg Nucleaire veiligheid
van 17 juni 2020 gevraagd naar de stand van zaken van de financiële knelpunten van
het historisch afval in Petten. De Staatssecretaris gaf in haar beantwoording aan
dat met de subsidie in de vorm van een lening van 117 miljoen euro er voldoende middelen
zijn voor afronding van het project, maar dat er onzekerheid blijft bestaan in de
kostenraming op de lange termijn. Deze leden lezen in de brief horende bij dit schriftelijk
overleg dat er een achterstand is in het sorteren en het verpakken van historisch
afval. Gelukkig zijn hierbij geen veiligheidsrisico’s. Leidt deze achterstand tot
extra kosten? Denkt de Staatssecretaris dat het op voorraad houden van reserveonderdelen
voldoende is om het ontstaan van dit soort vertragingen in de toekomst te voorkomen?
Kan de Staatssecretaris eventuele bijgestelde kostenramingen nu en in de toekomst
actief delen met de Kamer? Zijn er verder nog nieuwe ontwikkelingen rondom de nieuwe
installatie in Petten?
Antwoord 11
De achterstand die is opgelopen in het verwerken van het historisch afval leidt tot
beperkte extra kosten die samenhangen met de langere doorlooptijd en benodigde personele
inzet. Daarnaast zijn er extra kosten die voortvloeien uit de aangepaste afvoerroute
van het afval naar COVRA. NRG geeft aan dat deze extra kosten gedekt worden met de
jaarlijkse dotatie die NRG aan de voorziening voor het RWMP doet. Op dit moment loopt
er een onderzoek door het Britse bureau Atkins in opdracht van NRG om deze raming
van 2018 ten aanzien van de ontmanteling van de gebouwen te actualiseren. Daarnaast
werkt NRG zelf aan een actualisatie van de raming voor het opruimen en afvoeren van
het historische, radioactief afval. De Kamer zal hierover nader worden geïnformeerd.
Indien met nieuwe ontwikkelingen rondom de nieuwe installatie in Petten de nieuwe
verpakkingsinstallatie ten behoeve van het voor transport gereed maken van middelhoog
radioactief afval wordt bedoeld, het volgende. Deze installatie wordt momenteel opgebouwd
in een hiervoor aangepast gebouw in Petten. Indien bedoeld wordt de nieuwe reactor
ten behoeve van medische isotopenproductie (PALLAS) en bijbehorende faciliteiten,
dan verwijs ik u naar de antwoorden op vraag 22, 23, 24 en 29.
Vraag 12
De leden van de D66-fractie hebben tijdens het schriftelijk overleg Nucleaire Veiligheid
van 17 juni 2020 gevraagd naar de status van de ontmanteling van Dodewaard en specifiek
naar de financiële situatie en de juridische procedure. De Staatssecretaris gaf toen
aan dat de Landsadvocaat voorbereidingen heeft getroffen voor het vervolg van de aansprakelijkheidsprocedure,
maar dat deze procedure tijdelijk wordt aangehouden omdat de aandeelhouders van de
kerncentrale Dodewaard hebben aangegeven opnieuw te willen onderhandelen. De Staatssecretaris
gaf aan dat de Staat nu aan het verkennen is of deze onderhandelingen zinvol zijn.
Kan de Staatssecretaris een update geven? Denkt zij dat nieuwe onderhandelingen zinvol
zijn en wat zijn de vervolgstappen voor de ontmanteling?
Antwoord 12
Momenteel wordt de verkenning naar potentiële onderhandelingen nog uitgevoerd. Ik
zal u in de loop van 2021 over de uitkomsten berichten.
De ontmanteling moet voor 1 juli 2045 beginnen (maximaal 40 jaar na gereedkomen van
de veilige insluiting). Tijdens deze wachttijd is de kerncentrale veilig ingesloten
en beveiligd. GKN beschikt hiervoor op dit moment over voldoende middelen. De nucleaire
veiligheid en stralingsbescherming is derhalve niet in het geding. De ANVS houdt daarop
toezicht.
Vraag 13
De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij om in de «Staat van de nucleaire veiligheid
en stralingsbescherming» te lezen dat er in 2019 geen ongevallen en geen incidenten
van niveau INES-1 of hoger hebben plaatsgevonden in de Nederlandse nucleaire installaties.
In dat jaar zijn er toch elf ongewone gebeurtenissen geweest met een inschaling van
het niveau INES-0. Van de elf incidenten vonden er negen plaats in Petten. Welke stappen
zijn er in 2020 in Petten genomen om ook het aantal incidenten van het laagste niveau
te verminderen?
Antwoord 13
Net als in ieder bedrijf vinden ook in de nucleaire installaties ongewone gebeurtenissen
plaats die van invloed (kunnen) zijn op de veiligheid of de bedrijfsvoering. Gebeurtenissen
die vallen onder INES-0 hebben geen gevolgen voor mens en leefomgeving en zijn voor
de nucleaire veiligheid en stralingsbescherming binnen de installatie zeer beperkt
van belang. In algemene zin is uit het aantal gebeurtenissen geen conclusie te trekken
over de veiligheid van de installatie. Dit kan alleen door te kijken naar de aard
en oorzaak van de individuele storingen en de wijze waarop de installatie hiermee
om is gegaan. Voor iedere storing is een inhoudelijk oordeel vereist over de aanleiding,
ernst van de storing en de manier waarop met de storing is omgegaan. Een storingsmelding
kan verschillende oorzaken hebben; zo kan een storingsmelding het gevolg zijn van
het aanscherpen van procedures waarmee de veiligheid juist verhoogd wordt. De follow-up
van ongewone gebeurtenissen wordt meegenomen in het opstellen van het jaarlijkse inspectieprogramma
van de ANVS.
Vraag 14
De leden van de GroenLinks-fractie hebben recentelijk vragen gesteld over de berichten
dat ziekenhuizen de rekening betalen voor de eindberging van het kernafval van kerncentrale
Borssele. Deze leden zijn echter nog niet tevreden met de beantwoording en hebben
nog zorgen over het feit dat de tarieven die de Centrale Organisatie Voor radioactief
Afval (COVRA) hanteert niet transparant zijn. De toezichthouder ANVS had in 2019 het
voornemen om aan COVRA een dwangsom van 90.000 euro op te leggen, omdat COVRA niet
voldeed aan de wettelijke verplichting om de tarieven op een transparante wijze vast
te stellen. Deze leden vernemen bovendien dat de ANVS niet heeft kunnen vaststellen
of de tarieven niet-discriminerend en objectief waren, omdat er een gebrek aan transparantie
was bij de COVRA. Daarnaast heeft de Staatssecretaris voor de beantwoording van de
schriftelijke vragen zelf bij COVRA moeten opvragen welke tarieven in rekening zijn
gebracht voor welk type afval7. Deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden dat het zorgelijk is dat die
tarieven niet transparanter zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen worden
genomen om de tarieven transparanter te maken?
Vraag 15
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het zeer zorgelijk dat de Staatssecretaris
en de ANVS op dit moment niet kunnen vaststellen of COVRA voldoet aan haar wettelijke
verplichting uit het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming om de in
rekening te brengen kosten voor het beheer van radioactief afval en de ontwikkeling
van een eindberging op een transparante, objectieve en niet-discriminerende wijze
vast te stellen. De Staatssecretaris schrijft dat er op het ministerie wordt gesproken
over het advies van de ANVS om een regelgevend kader voor de financiering van beheer
van radioactief afval uit te werken. Op welke termijn verwacht de Staatssecretaris
dat die uitwerking klaar zal zijn en geïmplementeerd kan worden? Deelt de Staatssecretaris
de mening dat die uitwerking er op korte termijn moet komen, om te voorkomen dat ziekenhuizen
de rekening betalen voor het kernafval van de kerncentrale Borssele?
Antwoord 14 en 15
COVRA is de enige erkende organisatie voor ontvangst en opslag van radioactieve afvalstoffen
in Nederland en is een staatsdeelneming, waarvan het Ministerie van Financiën de enige
aandeelhouder is. In de regelgeving zijn eisen gesteld aan de wijze van tarifering.
De ANVS houdt hier toezicht op. De ANVS heeft door middel van een inspectie nader
inzicht gekregen in de wijze waarop COVRA de tarieven (met name voor standaardafval)
vaststelt. De ANVS heeft echter geen conclusies kunnen trekken over de transparantie,
de objectiviteit en de niet-discriminerende wijze waarop de COVRA de kosten bij de
aanbieders van afval in rekening brengt. Daarom heeft de ANVS mij een (uitvoerings)signaal
gegeven. Hierbij signaleert de ANVS dat de kaderstelling voor het systeem voor de
financiering van beheer van radioactief afval verder dient te worden uitgewerkt, zodat
de kosten voor het beheer van radioactief afval op een transparante, objectieve en
niet-discriminerende wijze vastgesteld kunnen worden. Het overleg over deze uitwerking
met in eerste instantie de ANVS en het Ministerie van Financiën is opgestart. Het
streven is om de uitwerking gereed te hebben in het vierde kwartaal van dit jaar.
Ik zal uw Kamer op de hoogte brengen van de uitwerking.
Vraag 16
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de beantwoording op hun vragen dat COVRA
er voorzichtigheidshalve van uitgaat dat al het ontvangen afval in de eindberging
geplaatst moet worden in 2130. De COVRA stelt nog geen eisen voor het gescheiden aanleveren
van verschillende soorten radioactief afval, zoals ook blijkt uit het rapport van
het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). De leden constateren dat
de COVRA daarmee vaten radioactief afval accepteert die bestaan uit een deel langlevend
afval en een deel met een korte halfwaardetijd. Aangezien deze vaten in hun geheel
worden samengeperst en in beton gegoten is het onmogelijk om afval dat is vervallen
als niet-radioactief afval af te voeren. Deze leden vragen de Staatssecretaris naar
haar oordeel op de praktijk om gemengd kortlevend radioactief afval alsnog in de eindberging
te plaatsen. Is deze praktijk niet in strijd met de verplichting om het ontstaan van
radioactief afval te beperken? Is deze praktijk ook niet in strijd met nationaal beleid
om slechts een derde van het radioactief afval in de eindberging te plaatsen? Wat
gaat de Staatssecretaris eraan doen om ervoor te zorgen dat de totale hoeveelheid
radioactief afval dat in de eindberging geplaatst moet worden te beperken?
Antwoord 16
Een recent rapport8 van het RIVM geeft onder meer het volgende aan:
• De totale gemiddelde afvoer van radioactief afval afkomstig van Nederlandse ziekenhuizen
naar de COVRA wordt in totaal geschat op circa 6 m3 per jaar.
• Ziekenhuizen scheiden hun afvalstromen zoveel als redelijkerwijs mogelijk om de hoeveelheid
radioactief afval die naar COVRA moet worden afgevoerd, te beperken.
• Op dit moment voeren grote ziekenhuizen ongeveer één keer per jaar, of om het jaar
afval af naar de COVRA. De hoeveelheden afval zijn dermate klein dat een hogere afvoerfrequentie
niet gerechtvaardigd is. Om het radioactieve afval zo efficiënt mogelijk af te voeren
naar de COVRA worden verschillende kleine potten, zakken, e.d. gecombineerd in COVRA-vaten.
Ondanks scheiding aan de bron ontvangt de COVRA daarom toch vaten die mengsels van
radionucliden bevatten.
Door middel van de huidige praktijk wordt in de ziekenhuizen zoveel als redelijkerwijs
mogelijk is invulling gegeven aan de verplichting om het ontstaan van radioactief
afval te voorkomen of beperken. Het radioactief afval dat onder de dan geldende vrijgavegrenzen
niet vervallen is op het moment dat het afval naar de eindberging gaat, zal in elk
geval in de eindberging moeten worden opgenomen.
De RIVM-studie laat zien dat een verlenging van de termijn voor vervalopslag van radioactief
afval bij ziekenhuizen kan leiden tot een vermindering van de hoeveelheid afval die
naar de COVRA moet worden afgevoerd. Voor de opvolging van deze RIVM studie verwijs
ik u naar de eerder beantwoordde Kamervragen9.
Overigens is er geen sprake van nationaal beleid om slechts een derde van het radioactief
afval in de eindberging te plaatsen. Wel is in de afvalinventaris (2014) bij het Nationale
programma10 een prognose gemaakt voor de hoeveelheden radioactief afval in 2130. Een deel van
het laag- en middelactieve radioactief afval (LMRA) vervalt tijdens opslag bij COVRA.
Op basis van de vrijgave- en vrijstellingsgrenzen zou na 100 jaar opslag ruwweg tweederde
van het bestaande LMRA vervallen kunnen zijn. Het vervallen afval zou kunnen worden
afgevoerd als niet-radioactief afval en hoeft dan niet de eindberging in. Hoogradioactief
afval moet volledig geborgen worden in de eindberging.
Vraag 17
De leden van de GroenLinks-fractie hebben recentelijk schriftelijke vragen gesteld
over het bericht dat de export van verarmd uranium naar Rusland in strijd zou zijn
met Europese sancties11. Urenco exporteert verarmd uranium vanuit Duitsland via de Amsterdamse haven naar
Rusland. Verarmd uranium kan worden gebruikt als munitie en daarom zou de export daarvan
een schending zijn van de Europese sancties tegen Rusland onder de dual-use wetgeving.
Deze leden hebben hier meerdere vragen over gesteld, maar de beantwoording daarop
was voor deze leden onvoldoende. Deelt de Staatssecretaris de mening dat Nederland
in deze situatie ook verantwoordelijkheid draagt voor het naleven van de Europese
exportsancties, ondanks het feit dat het uranium afkomstig is uit Duitsland? Zo nee,
waarom niet? Deelt de Staatssecretaris daarnaast de mening dat het zeer onwenselijk
zou zijn als het verarmd uranium, dat via Nederland in Rusland terechtkomt, voor militaire
doeleinden gebruikt zou worden? Zo nee, waarom niet?
Vraag 18
De leden van de GroenLinks-fractie hebben gevraagd of de Staatssecretaris het ermee
eens is dat verarmd uranium onder de Europese sancties alleen naar Rusland mag worden
geëxporteerd als is vastgesteld dat het uranium uitsluitend civiel wordt gebruikt.
Deze leden lezen in de beantwoording inderdaad dat er geen verbod geldt voor het vervoer
van en naar Rusland voor civiel eindgebruik. Kan de Staatssecretaris met zekerheid
garanderen dat het verarmd uranium dat via Nederland naar Rusland wordt geëxporteerd
niet in de Russische militaire sector belandt? Zo ja, waarop is die garantie gebaseerd?
Zo nee, waarom wordt er niet strenger door de ANVS gekeken naar wat er in het Rusland
met het verarmd uranium gebeurt? Heeft de ANVS in dit soort gevallen contact met haar
Duitse collega’s om te controleren of de exportvergunningen terecht zijn afgegeven?
Kan de Staatssecretaris garanderen dat de Duitse autoriteiten daadwerkelijk strikt
controleren op mogelijk militair eindgebruik?
Antwoord 17 en 18
Op grond van de Kernenergiewet is de ANVS aangewezen als bevoegd gezag verantwoordelijk
voor de controle op de veiligheid en beveiliging van deze transporten. De Douane houdt
toezicht op het (EU-)grensoverschrijdende goederenverkeer – waaronder transacties die vallen onder sanctiewetgeving –
en handhaaft daarbij de voor dit verkeer geldende wet- en regelgeving. Voor wat betreft
toezicht en handhaving op de in-, uit- en doorvoer van strategische goederen, voert
de Douane deze taak uit in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Duitsland is een van de landen die de Nuclear Suppliers Group (NSG) heeft opgericht.
De NSG is een exportcontroleregime dat opgezet is om door middel van exportcontrole
de proliferatie van nucleaire wapens tegen te gaan. Leden van de NSG stellen gezamenlijk
exportcontrolerichtlijnen op voor export van nucleair materiaal en technologie die
op basis van consensus worden aangenomen. Derhalve gelden in Duitsland voor exportvergunningen
dezelfde richtlijnen en waarborgen als in Nederland. In antwoord op vragen van de
Bondsdag heeft de Duitse regering op 16 september 2020 aangegeven dat de export van
dual-use goederen naar Rusland strikt wordt gecontroleerd en getoetst op mogelijk
militair eindgebruik.12
Exportvergunningen voor (verarmd-)uranium kunnen worden verleend ten behoeve van civiele
doeleinden. De vergunningen worden slechts afgegeven onder strikte voorwaarden. Zo
worden de vergunningen uitsluitend verstrekt nadat de overheid van het ontvangende
land voorafgaand aan de export formele overheidsgaranties heeft gegeven omtrent dit
civiel eindgebruik. Deze werkwijze vloeit voort uit de richtlijnen van het exportcontroleregime
de Nuclear Suppliers Group (NSG) en uit de EU dual-useverordening. Deze overheidsgaranties
zijn formeel bindend. Het materiaal staat bovendien onder toezicht van het Internationaal Atomenergie Agentschap (IAEA).
Bij het verlenen van exportvergunningen is er sprake van bilaterale consulatie in
gevallen waarbij de goederen waarvoor een exportvergunning wordt aangevraagd zich
in een andere lidstaat bevinden of als een andere lidstaat voor een vergelijkbare
aanvraag de vergunning heeft afgewezen. Deze twee situaties zijn niet van toepassing
op deze transactie. Om die reden is er vooraf geen contact geweest tussen de Duitse
en Nederlandse overheid bij het behandelen van deze vergunningaanvraag. Dat is ook
niet nodig omdat Duitsland op basis van dezelfde afwegingsgronden vergunningen toekent
als Nederland.
De ANVS is geen bevoegd gezag voor exportvergunningen en kan niet in de bevoegdheid
treden van een ander bevoegd gezag. In dit geval is sprake van een Duitse exportvergunning
afgegeven door het Duits bevoegde gezag.
Vraag 19
De leden van de GroenLinks-fractie hebben vernomen dat Urenco werkt aan de ontwikkeling
van de U-batterij, een nieuw te ontwikkelen kernreactor die moet gaan werken op uranium dat tot 20 procent is verrijkt. Urenco is
op dit moment alleen vergund om uranium tot maximaal 10 procent te verrijken en daarvoor
moet toezichthouder ANVS ook expliciet toestemming geven. Is de Staatssecretaris bekend
met het initiatief van Urenco? Vindt zij het wenselijk dat het staatsbedrijf werkt
aan de ontwikkeling van een type kernreactor waarvoor proliferatiegevoelig uranium
moet worden geproduceerd? Zo nee, ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om een wettelijk
verbod op het verrijken van uranium met een hogere verrijkingsgraad dan 10 procent
in te voeren?
Antwoord 19
Ja, ik ben bekend met dit initiatief. Wereldwijd zijn er ca. honderd nieuwe typen
Small Modular Reactors in ontwikkeling: de U-battery van Urenco is er daar één van.
Het gegeven dat Urenco met deze partners werkt aan een dergelijke reactor is een zakelijke
beslissing van het bedrijf. Zoals ik u eerder meldde13 valt uranium met een verrijking tot 20% (het zogenaamde HALEU) in de klasse van laag
verrijkt uranium. HALEU is zowel brandstof voor nieuwe reactortypen als voor onderzoeksreactoren
en daarmee van belang voor de productie van medische isotopen. Met de productie van
HALEU is dan ook een maatschappelijk belang gemoeid. Bovendien is het gebruik in overeenstemming
met internationale verdragen, zoals het Non-Proliferatie Verdrag waarin vreedzaam
gebruik van uranium wordt toegestaan. Voor de productie van medische radioisotopen
werd aanvankelijk hoogverrijkt uranium (HEU) gebruikt. In het kader van non-proliferatie
spannen landen zich wereldwijd in om HALEU in plaats van HEU in te zetten bij de productie
van medische isotopen. Het kabinet ziet geen reden om productie van HALEU te voorkomen.
Vraag 20
De leden van de GroenLinks-fractie hebben vernomen dat er in Duitsland recent een
eerste tussenrapportage is verschenen over onderzoek naar de locatie voor de eindberging
van radioactief afval. Uit de tussenrapportage blijkt dat er veel onderzoek is gedaan
naar de kleilagen in het westen van Münsterland, de grensregio bij Twente en de Achterhoek.
Wordt de regering formeel op de hoogte gehouden over de vorderingen rondom de eindberging
in Duitsland? Wordt het Verdrag van Aarhus met betrekking tot actieve informatieverstrekking
in dit geval nageleefd?
Antwoord 20
De Duitse overheid is een proces gestart voor een locatiekeuze voor een eindberging
voor hoogradioactief afval. Daarover heeft het Duitse Bundesgesellschaft für Endlagerung
(BGE) op 28 september 2020 een tussenrapportage gepubliceerd. De tussenrapportage
bevat de resultaten van de eerste analyse van bestaande geologische gegevens over
de ondergrond van Duitsland. De resultaten zijn enerzijds de gebieden die ongeschikt
zijn voor de definitieve berging van hoogradioactief afval, en anderzijds de gebieden
die wijzen op een mogelijk geschikte geologische situatie. In deze 90 mogelijk geschikte
deelgebieden, die gezamenlijk 54 procent van de oppervlakte van Duitsland beslaan,
lijkt het de moeite waard om in het verdere verloop van de procedure nader onderzoek
te doen, aldus de tussenrapportage. Een deel van de mogelijk geschikte gebieden bevindt
zich aan of in de buurt van de grens met Nederland, zoals blijkt uit de kaart in de
tussenrapportage.
Het gaat in dit stadium van het Duitse onderzoek om een wetenschappelijke oriëntatie
op mogelijke locaties. Daarover hoeft Duitsland Nederland niet in te lichten, maar
onverplicht doet zij dat wel. Voorafgaand aan de publicatie van het tussenrapport
heeft de Duitse overheid de Nederlandse overheid geattendeerd op de verschijning ervan.
De verdere planning van het proces voor locatiekeuze is als volgt, aldus BGE op haar
site www.bge.de. BGE werkt een locatievoorstel uit voor regio's die in fase twee bovengronds zouden
kunnen worden verkend. Daarbij zal het publiek gelegenheid tot inspraak worden geboden,
conform de verplichtingen van het Verdrag van Aarhus met betrekking tot actieve informatieverstrekking,
en ook in verdere fasen van het proces zal gelegenheid tot inspraak worden geboden.
«Het publiek» betreft iedereen, dus ook inwoners, organisaties en overheden van Nederland.
De situatiegebieden die vervolgens bovengronds worden onderzocht, worden bepaald door
de Duitse centrale overheid. Wettelijk is in Duitsland vastgelegd dat in 2031 een
locatie gevonden zou moeten zijn voor een opslagplaats, en dat deze uiterlijk in 2050
in gebruik moet worden genomen.
Vraag 21
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de brief niets terug over de stand van
zaken met Tihange. In november 2020 heeft de eigenaar van de kerncentrales Doel en
Tihange, exploitant Electrabel, laten weten niet langer te zullen investeren in de
levensduurverlenging van de zeven kernreactoren. In 2025 gaat op deze manier echt
de laatste kernreactor dicht, zoals in 2003 werd besloten. Deze leden hebben al vaak
vragen gesteld over de risico’s van Tihange 2. Wat is de stand van zaken met betrekking
tot de veiligheid van die centrale? De reactor is ondanks de duizenden scheurtjes
nog altijd in gebruik en zal volgens de planning in 2023 sluiten. Zijn er gezien de
zorgen van omwonenden nog plannen om de reactor toch nog eerder te laten sluiten?
Zo nee, kan de veiligheid van de reactor tot die tijd wel gegarandeerd worden?
Antwoord 21
Begin 2021 heeft het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (Belgische toezichthouder)
op haar website gecommuniceerd dat de waterstofvlokken in de reactor van Tihange 2
niet zijn geëvolueerd of in aantal zijn toegenomen.14 Dit blijkt uit de geplande follow-up inspectie, die is uitgevoerd tijdens gepland
onderhoud aan Tihange 2 en afgerond eind 2020. Het FANC had daarna geen bezwaar tegen
heropstart van die reactor. De ANVS heeft geregeld contact met het FANC, dat verantwoordelijk
is voor het toezicht op de nucleaire veiligheid in België. De ANVS ziet geen reden
om het oordeel van het FANC in twijfel te trekken.
Vraag 22
De leden van de SP-fractie betreuren het dat er rondom de isotopenfabriek Pallas zoveel
onduidelijkheid bestaat. Kan de Staatssecretaris bijvoorbeeld duidelijkheid verschaffen
over de financiën? Hoeveel geld is er inmiddels, naast de lening van 40 miljoen euro,
naar de Stichting Voorbereiding Pallas-reactor gegaan? Hoeveel daarvan is publiek
geld? Wanneer verwacht de Staatssecretaris deze investeringen terug te krijgen? Hoeveel
private investeerders hebben zich al gemeld? Welke zijn dit?
Antwoord 22
De Minister voor Medische Zorg heeft uw Kamer op 9 december jongstleden geïnformeerd
over de voortgang van de Pallas-reactor15. In deze brief is toegelicht dat het kabinet tot de conclusie is gekomen dat private
financiering geen redelijke kans van slagen meer maakt en zich om die reden beraadt
op alternatieven, waaronder publieke financiering, om het doel – voorzieningszekerheid
van medische isotopen – zo goed mogelijk te borgen. In deze brief worden de leningen
genoemd die aan de Stichting Voorbereiding Pallas-reactor (hierna: Pallas) zijn verstrekt.
Het Rijk en de provincie Noord-Holland hebben ieder een lening van 40 miljoen euro
ter beschikking gesteld die in meerdere tranches is overgemaakt. Naast deze leningen
is in de VWS-begroting van 2019 een bedrag van 40 miljoen euro opgenomen en als lening
aan Pallas verstrekt. Daarnaast is een bedrag in de vorm van een lening van 28 miljoen euro
verstrekt, die is opgenomen in de begroting van 2020. Tot slot is een lening van 18 miljoen euro
verstrekt aan Pallas, waarmee de Stichting de werkzaamheden tot het voorjaar van dit
jaar kan voortzetten. Er is tot op heden dus alleen sprake van publiek geld. Mocht
besloten worden om Pallas met publieke middelen te financieren, dan zullen de leningen
terugbetaald moeten worden uit de opbrengsten van de verkoop van medische isotopen.
Private financiering lijkt op dit moment alleen mogelijk met vergaande garanties van
de overheid. Dit zou een onwenselijke situatie opleveren waarin private partijen de
zeggenschap hebben, terwijl aanzienlijke risico’s bij de Staat blijven liggen. Om
deze reden is besloten om de route met private financiering op dit moment niet voort
te zetten. Over (de achtergrond van) de private partijen kunnen geen uitspraken worden
gedaan. De Minister voor Medische Zorg heeft toegezegd uw Kamer dit voorjaar nader
te informeren over het borgen van de voorzieningszekerheid van medische isotopen.
Vraag 23
«Shine wil garanties, anders geen isotopenfabriek in Groningen» zo kopte RTVNoord
in december 2020. Deze leden willen weten welke garanties het Amerikaanse bedrijf
Shine verlangde. Zijn er subsidies beloofd? Wat is überhaupt beloofd? Wat is de invloed
van Shine op de ontwikkelingen in Petten? Klopt het dat Shine van de regering eist
dat subsidies voor Pallas stoppen en dat het zich anders niet in Groningen wil vestigen?
Zo ja, hoe gaat de Staatssecretaris om met dit soort dreigementen? Is zij het met
deze leden eens dat dat soort macht niet bij private investeerders hoort te liggen,
en dat dit soort bedrijven niet horen te bepalen wat de overheid wel of niet subsidieert,
maar dat de overheid daar vooral de belangen van de inwoners dient te dienen?
Antwoord 23
Voor de Minister van Medische Zorg staat het belang van de voorzieningszekerheid van
medische isotopen voorop en daarmee de belangen van inwoners en patiënten. De afwegingen
die het kabinet maakt, worden hierdoor ingegeven. Het Amerikaanse bedrijf SHINE zou,
indien het zich in Nederland zou vestigen, een positieve bijdrage kunnen leveren aan
de gewenste voorzieningszekerheid. De zorg van SHINE is dat ze beconcurreerd wordt
door een door de overheid gesteunde Pallas-reactor, waardoor ze geen goede marktpositie
kunnen verkrijgen. De Minister voor Medische Zorg heeft aangegeven zich vanzelfsprekend
te houden aan de wet- en regelgeving op het gebied van staatsteun en mededinging.
De Minister wil SHINE gelijke kansen bieden en is hierover met hen in gesprek.
Vraag 24
De leden van de SP-fractie vragen welke gevolgen deze ontwikkelingen hebben voor de
medewerkers van de fabriek in Petten. Hoe en wanneer worden zij geïnformeerd? Hoe
worden medewerkers meegenomen in de besluitvorming? Welk plan is er? Hoe staat het
internationaal met de ontwikkelingen van isotopen die in ziekenhuizen worden geproduceerd?
Welke ziekenhuizen produceren zelf de nodige isotopen? Hoe is dit wereldwijd? Kunnen
zij in hun eigen behoefte voorzien? Zo ja, hoe is de stand van zaken hier in Nederland
op dat gebied?
Antwoord 24
Zoals eerder gezegd staat het belang van de voorzieningszekerheid voor de Minister
van Medische Zorg voorop. Ook het behoud van werkgelegenheid en het in stand houden
van de (medische) nucleaire kennisinfrastructuur moeten worden meegewogen. Indien
er een besluit wordt genomen over het al dan niet voortzetten van de Pallas-reactor
zullen de betrokkenen hierover vanzelfsprekend worden geïnformeerd. Hierbij is het
aan de Stichting Pallas zelf om de medewerkers te betrekken. Een besluit over het
voortzetten van de Pallas-reactor zal bovendien ook van invloed zijn op de Stichting
Nuclear Research and Consultancy Group. Indien er geen nieuwe reactor komt, zal een
groot deel van de werkzaamheden in Petten op termijn waarschijnlijk niet kunnen worden
voortgezet, gezien de (hoge) leeftijd van de bestaande reactor. Dit is echter nu niet
aan de orde.
Het International Atomic Energy Agency (IAEA) geeft aan dat er wereldwijd zo’n 1.500
cyclotrons zijn die medische isotopen kunnen produceren. In een database en op een
interactieve kaart kan worden gekeken in welke landen deze cyclotrons staan.16 In Nederland staan er productie-cyclotrons in Amsterdam, Petten, Groningen en Eindhoven,
die heel Nederland bedienen. In Alkmaar, Rotterdam en Nijmegen staan cyclotrons die
alleen voor de lokale behoefte produceren. De cyclotrons in (de buurt van) ziekenhuizen
maken isotopen die relatief kort houdbaar zijn, en die daarom snel aan de patiënt
moeten worden toegediend. Een belangrijke, diagnostische isotoop die momenteel in
cyclotrons wordt gemaakt is Fluor-18, met een halveringstijd (de tijd waarmee de hoeveelheid
radioactiviteit halveert) van 110 minuten. Andere isotopen hebben halveringstijden
die nog korter zijn. Zo is de halveringstijd van zuurstof-15 slechts 2 minuten, en
die van stikstof-13 bijna 10 minuten. Om deze te kunnen gebruiken, moet het ziekenhuis
beschikken over een eigen cyclotron en een eigen GMP-lab. Een cyclotron kan echter
niet de isotopen maken die in een reactor kunnen worden geproduceerd (en andersom).
Zo kunnen veel therapeutische isotopen alleen geproduceerd worden in een reactor.
Een cyclotron kan dus niet voorzien in de behoefte van alle isotopen.
Vraag 25
De leden van de SP-fractie hebben ook nog een aantal vragen over de afvoer van historisch
afval vanuit Petten naar de COVRA. Is het budget van de overheid voldoende om dit
afval veilig af te blijven voeren? Kan een overzicht gemaakt worden van de gemaakte
en nog te verwachten kosten? Zijn er al gegevens bekend van de verschillende bodemonderzoeken
die worden gedaan op de plek waar de oude laboratoria van Reactor Centrum Nederland
(RCN) (deels) zijn gesloopt? Wanneer wordt de Kamer daarvan op de hoogte gebracht?
Antwoord 25
NRG heeft een financiële voorziening voor het radioactive Waste Management Programme
(RWMP), die gedekt wordt door enerzijds financiering vanuit de bedrijfsvoering van
NRG en anderzijds de leningen verstrekt door de overheid. Op dit moment loopt er een
onderzoek door het Britse bureau Atkins om de raming voor de toekomstige ontmanteling
van gebouwen te actualiseren. Daarnaast werkt NRG zelf aan een actualisatie van de
raming voor het opruimen en afvoeren van het historisch, radioactief afval. Wanneer
de resultaten hiervan bekend zijn, is er een actueel inzicht te geven welke kosten
te verwachten zijn en of de RWMP-voorziening ook voor het ontmantelingsdeel van het
programma nog steeds toereikend zijn.
Om een volledig actueel overzicht van de kosten van het RWMP te kunnen geven is het
nog wachten op de informatie die moet komen vanuit de jaarcijfers van NRG over 2020.
Tot en met 2019 is in totaal aan de verwerking en afvoer van historisch afval en de
ontmanteling van gebouwen € 118 mln uitgegeven. De verwachte nog te maken kosten,
gedekt door de RWMP-voorziening per ultimo 2019, bedragen € 208,7 mln (waarvan € 103,7 mln
voor de ontmanteling van gebouwen). De kosten voor regulier operationeel radioactief
afval zijn hierbij buiten beschouwing gelaten. Zoals hierboven is aangegeven worden
deze cijfers nog geactualiseerd.
Vraag 26
De leden van de SP-fractie maken zich verder zorgen over hoe het zit met de financiële
garanties van de eigenaren van kerncentrale Dodewaard. Kan in een overzicht worden
weergegeven wat de kosten waren van de ontmanteling, wie welk deel heeft betaald en
wat nog niet betaald is? Kan de centrale van Borssele meteen in dat overzicht worden
meegenomen? Is de Staatssecretaris bereid zo snel mogelijk na de uitspraak van de
Raad van State over het ontmantelingsfonds Dodewaard van 18 januari 2021 de Kamer
op de hoogte te brengen van de gevolgen van deze uitspraak? Kan zij dan ook ingaan
op hoe zij denkt hier gehoor aan te geven en hoe en wanneer een dwangsom opgelegd
gaat worden om eigenaars van Dodewaard te dwingen het fonds te vullen? Welke lessen
trekt de Staatssecretaris uit deze slepende kwestie voor de ontmanteling van Borssele?
Is daar al een plan voor geschreven? Zo ja, hoe ziet dat eruit? Zo nee, wanneer gaat
dat plan er komen?
Antwoord 26
In 2014 is de (eerste) aanvraag van GKN, de vergunninghouder van de Kerncentrale Dodewaard,
tot goedkeuring van de financiële zekerheidstelling afgewezen. De ontmantelingskosten
waren toen door GKN geraamd op € 180 miljoen. De Staat vond deze raming niet correct.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in 2016 het beroep van
GKN tegen de afwijzing van de aanvraag ongegrond verklaard. Aangezien de Kerncentrale
Dodewaard niet meer in bedrijf is en dus geen inkomsten meer genereert, zijn de Minister
van Financiën en ik een civiele procedure gestart tegen de (achterliggende) aandeelhouders
van GKN om hen aansprakelijk te stellen voor een eventueel tekort.
In 2016 is een nieuwe aanvraag door GKN ingediend. Deze is wederom afgewezen op gelijke
gronden als de aanvraag in 2014. Over deze aanvraag financiële zekerheid 2016 loopt
een procedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waar recent
een zitting is geweest. Uit de uitspraak, die eind februari/begin maart wordt verwacht,
zal blijken of de afwijzing van de aanvraag terecht was. De Afdeling zal daarbij naar
verwachting een uitspraak doen over de vraag of de kostenraming voldoende is en zo
ja of GKN voldoende financiële middelen heeft zeker gesteld om de ontmanteling te
bekostigen. Indien dat niet het geval is zal bekeken worden op welke manier dit door
GKN aangevuld kan worden en welke stappen daarvoor nodig zijn. Ik zal na de uitspraak
van de Raad van State uw Kamer hierover informeren.
Door het ontbreken van een goedgekeurde financiële zekerheidsstelling GKN is er geen
geactualiseerde en vastgestelde kostenraming van de ontmanteling van de kerncentrale
Dodewaard beschikbaar.
NV EPZ, vergunninghouder van de Kerncentrale Borssele beschikt wel over een goedgekeurde
financiële zekerheidstelling. De kosten voor de ontmanteling worden geraamd op totaal
€ 493 mln. Dit betreft de kosten op basis van het prijspeil waarop de kostenstudie
is uitgevoerd, 1 januari 2015. De doelkaspositie is het bedrag dat met inflatie, verzekeringskosten
en onzekerheidsmarge beschikbaar moet zijn eind 2033 en dit bedraagt € 636 mln. Hiervan
was op 31 december 2020 reeds € 315 mln. in een fonds bij de Stichting Beheer Ontmantelingsgeld
Kerncentrale Borssele aanwezig. Het restant (€ 321 mln.) wordt gedurende de bedrijfsduur
van de kerncentrale verkregen door groei van het fonds (deels rendement, deel jaarlijkse
stortingen), zodat er ten tijde van de ontmanteling (2034 t/m 2048) voldoende middelen
aanwezig zullen zijn. De financiële zekerheidstelling wordt periodiek geactualiseerd
of tussentijds als hiervoor aanleiding is. EPZ dient de eerstvolgende vijfjaarlijkse
actualisatie in 2022 in te dienen.
Voor de ontmanteling beschikt de vergunninghouder EPZ over een door de ANVS goedgekeurd
ontmantelingsplan. Dit plan moet elke 5 jaar worden geactualiseerd door de vergunninghouder
en goedgekeurd worden door de ANVS. De volgende actualisatie van het plan moet uiterlijk
eind 2021 zijn ingediend. Voor de daadwerkelijke ontmanteling zal de vergunninghouder
te zijner tijd een ontmantelingsvergunning moeten aanvragen. De ANVS zal deze aanvraag
beoordelen.
Vraag 27
De leden van de SP-fractie vragen zich af wat de reactie van de Staatssecretaris is
op de Duitse plannen om mogelijk 30.000 ton kernafval uit Duitse kerncentrales op
te slaan bij de Twentse en Achterhoekse grens. Heeft de Staatssecretaris contact met
de Duitse regering hierover? Zo ja, welke afspraken zijn er inmiddels gemaakt? Zo
nee, is zij bereid hier snel over in overleg te gaan en de Kamer hierover te informeren?
Wat is een geschikte bodemsamenstelling voor ondergrondse opslag voor kernafval? Waar
moet de bodem aan voldoen? Waar bevinden zich deze gebieden? Wat gaat de overheid
doen om omwonenden van Twente en de Achterhoek te beschermen? Hoe gaan deze inwoners
geïnformeerd worden?
Antwoord 27
Zie antwoord 20.
Vraag 28
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat uit het rapport «Ongewone gebeurtenissen
2019» blijkt dat bij de nucleaire installaties in Petten zich negen incidenten hebben
voorgedaan, ten opzichte van een totaal van elf in Nederland. Maar een van deze incidenten
kwam naar voren tijdens een test. Deze leden erkennen het grote belang van medische
isotopen en waarderen onze belangrijke positie in de wereldmarkt. De uit 1961 stammende
reactor en installaties in Petten lijden echter sinds 2013 voor het grootste deel
aan INES-gebeurtenissen. Ook de incidenten uit 2019 lijken vooral voor te komen uit
ouderdom van de installaties. Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat een
60 jaar oude nucleaire installatie niet wenselijk is, en we gebruik moeten maken van
de meest recent mogelijke technieken ten behoeve van zowel de Nederlandse marktpositie
als de veiligheid voor werknemers en omwonenden?
Antwoord 28
In algemene zin is uit het aantal gebeurtenissen geen conclusie te trekken over de
veiligheid van de installatie. Dit kan alleen door te kijken naar de aard en oorzaak
van de individuele storingen en de wijze waarop de installatie hiermee is omgegaan.
Daarnaast betrof het gebeurtenissen ingeschaald op INES-0. Dat zijn gebeurtenissen
die geen gevolgen hebben voor mens en leefomgeving en voor de nucleaire veiligheid
en stralingsbescherming binnen de installatie zeer beperkt van belang zijn. Verder
is effectieve verouderingsbeheersing bij iedere nucleaire installatie een belangrijk
aandachtspunt, dus ook bij de HFR. Uiteraard dient de veiligheid altijd geborgd te
zijn. In de vergunning is vastgelegd waar dit aan moet voldoen. De ANVS houdt daar
toezicht op.
Vraag 29
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat vlak voor de kerstvakantie Pallas
liet weten een bouwvergunning toegekend te hebben gekregen ten behoeve van het Nuclear
Health Centre (NHC) in Petten. Deze leden zijn benieuwd wat de ontwikkeling van het
NHC betekent voor het nemen van stappen richting een nieuwe reactor. Kan de Staatssecretaris
laten weten wat er met het NHC gebeurt, mocht er uiteindelijk geen financiering gevonden
worden voor een nieuwe reactor in Petten? Gezien de ontwikkelingen rondom de mogelijke
ontwikkeling van isotopen met behulp van een (schonere) deeltjesversneller door Shine
Medical zien deze leden dit als een serieuze optie. Deze leden hopen dan ook dat er
geen onomkeerbare (financiële) stappen worden gezet in een richting waarvan nog niet
bekend is dat deze de juiste is.
Antwoord 29
Pallas werkt naast de ontwikkeling van de reactor ook aan de ontwikkeling van het
Nuclear Health Centre (NHC), een specifieke faciliteit voor therapeutische isotopen
waarin de «processing» (nabehandeling en zuivering) van de in de reactor bestraalde isotopen kan plaatsvinden.
Het NHC hangt nauw samen met de totstandkoming van de nieuwe Pallas-reactor. Indien
de reactor niet publiek zal worden gefinancierd, dan ligt de verdere ontwikkeling
van het NHC niet in de rede. De Minister voor Medische Zorg heeft aangegeven dat zij
de technologie van SHINE zeer interessant en veelbelovend vindt en dat het goed mogelijk
is dat Pallas en SHINE naast elkaar kunnen bestaan en elkaar kunnen versterken. Zo
kunnen met de versneller-techniek, zoals die van SHINE, niet alle isotopen gemaakt
worden, die met een reactor wel kunnen worden gemaakt.
Vraag 30
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn daarnaast benieuwd wanneer verwacht wordt
dat de reactor en bijbehorende installaties in Petten niet meer aan de gestelde veiligheidseisen
voldoen? In andere woorden: hoelang kunnen de reactor en installaties in Petten nog
mee?
Antwoord 30
De ANVS ziet er op toe dat de installaties in Petten voldoen aan de veiligheidseisen
en zal handhaven wanneer dit niet meer het geval is. De periode van bedrijfsvoering
van de reactor en bijbehorende installaties is niet gelimiteerd op basis van regelgeving,
vergunningen, normen en/of ontwerp. Uiteraard dient de veiligheid altijd geborgd te
zijn. In het verleden zijn daarom aan de vergunningvoorschriften ten aanzien van verouderingsbeheersing
en continu verbeteren verbonden. Verouderingsbeheer zorgt ervoor dat de inrichting
aan de veiligheidseisen blijft voldoen. Indien een onderdeel niet (meer) aan deze
eisen voldoet, zal het onderhoud of vervanging ondergaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
B. Schuurkamp, adjunct-griffier