Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Nijboer en Gijs van Dijk over beslaglegging op compensatie door de Belastingdienst
Vragen van de leden Nijboer en Gijs vanDijk (beiden PvdA) aan de Staatssecretarissen van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Rechtsbescherming over beslaglegging op compensatie door de Belastingdienst (ingezonden 14 januari 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Van Huffelen (Financiën – Toeslagen en Douane) (ontvangen
9 februari 2021).
Vraag 1
Kunt u reageren op de volgende casus? Ouders zijn aangemerkt als slachtoffer van de
kinderopvangtoeslagaffaire. Medio juni is door de wsnp-rechter1 een schone lei afgegeven na drie jaar schuldsanering. In december geeft de bewindvoerder
aan dat de nieuw te ontvangen compensatie dient te worden gebruikt om de openstaande
boedelrekening te voldoen.
Antwoord 1
De ouders die geraakt zijn door de toeslagaffaire verdienen een schone lei, zodat
zij zonder schulden en met geld uit de compensatie een nieuwe start kunnen verwezenlijken.
Dat is de inzet van het kabinet. Het recht op compensatie volgt uit Wet hardheidsaanpassing
Awir die op 7 juli 2020 in werking is getreden. Eén van de doelen van deze spoedwet
is om de ouders die getroffen zijn door de kinderopvangtoeslag problematiek zo snel
mogelijk tegemoet te komen.
Er zijn echter ouders op wie de wettelijk schuldsaneringsregeling (Wsnp: wettelijke
schuldsanering natuurlijke personen) van toepassing was op het moment dat deze wet
in werking trad. Wordt aan die ouders na afloop van de termijn van de schuldsaneringsregeling
een tegemoetkoming uitgekeerd, dan geldt op basis van de Faillissementswet dat die
tegemoetkoming alsnog onder het wsnp-beslag en daarmee de boedel valt. Alhoewel dat
vanuit het perspectief van de schuldeiser logisch is,vindt het kabinet dit een onwenselijk
effect voor de gedupeerde ouders.
Daarom ben ik in gesprek met schuldeisers en betrokken partijen om te komen tot een
oplossing die recht doet aan de verschillende belangen.
De beoordeling van specifieke praktijksituaties is voorbehouden aan de bewindvoerder
en aan de rechter. Ik kan slechts in algemene zin het volgende opmerken over de wettelijke
schuldsaneringsregeling (hierna ook: wsnp). Op basis van de Faillissementswet (Fw)
bestaat de boedel waaruit de boedelkosten moeten worden voldaan en waaruit de betrokken
schuldeisers na afloop van de schuldsaneringsregeling voor zover mogelijk een uitkering
ontvangen, uit de goederen die de schuldenaar heeft op het moment dat hij tot de schuldsaneringsregeling
wordt toegelaten en de goederen die hij gedurende de termijn van die regeling verkrijgt.
De termijn van de schuldsaneringsregeling bedraagt in beginsel drie jaar op basis
van de Fw. Als de schuldenaar zijn wsnp-verplichtingen naar behoren nakomt, kan de
rechter hem na verloop van deze termijn een «schone lei» verlenen op basis van de
Fw. De bewindvoerder stelt vervolgens een zogenoemde slotuitdelingslijst op die de
basis vormt voor de verdeling van de boedel onder schuldeisers. Verkrijgt de schuldenaar
goederen na afloop van de genoemde termijn, dan vallen die in beginsel niet in de
boedel. Dit geldt alleen niet voor baten die zijn vrijgekomen na afloop van de termijn
van de schuldsaneringsregeling, maar die voortvloeien uit een aanspraak die gedurende
die termijn is ontstaan. Die baten vallen dan alsnog onder het wsnp-beslag, zodat
ten aanzien van deze baten de schuldsaneringsregeling niet is opgehouden te bestaan.
De bewindvoerder kan – als behartiger van de belangen van de gezamenlijke schuldeisers
– dan dus nog aanspraak maken op deze baten.
Op 7 juli 2020 is de Wet hardheidsaanpassing Awir in werking getreden. Eén van de
doelen van deze spoedwet is om de ouders die getroffen zijn door de kinderopvangtoeslag
problematiek zo snel mogelijk tegemoet te komen. Er zijn ouders op wie de schuldsaneringsregeling
van toepassing was op het moment dat deze wet in werking trad. Wordt aan die ouders
na afloop van de termijn van de schuldsaneringsregeling een tegemoetkoming uitgekeerd,
dan geldt op basis van de eerder genoemde bepalingen uit de Faillissementswet dat
die tegemoetkoming alsnog onder het wsnp-beslag en daarmee de boedel valt.
Vraag 2
Bent u voornemens een beslagverbod in te voeren voor compensatie die wordt uitgekeerd
aan slachtoffers van de kinderopvangtoeslagaffaire, zodat alle gedupeerde ouders hun
compensatie kunnen houden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Op dit moment wordt alles in het werk gesteld om voor de ouders een oplossing te bewerkstelligen.
Zoals ook toegelicht in de Vijfde voortgangsrapportage Kinderopvangtoeslag ben ik
mede naar aanleiding van de Motie Omtzigt, in gesprek met publieke en private schuldeisers
om te komen tot een oplossing voor de schulden van de gedupeerde ouders, waaronder
ouders in een WSNP-traject. Publieke schuldeisers hebben reeds toegezegd dat zij de
schulden van alle gedupeerde ouders, met uitzondering van schulden die voortvloeien
uit ernstige fraude of strafrechtelijke feiten, zullen kwijtschelden.
In de gesprekken met private schuldeisers is ook aandacht voor de belangen van de
private schuldeisers. Ik ben mij daarbij bewust van de door uw Kamer aangenomen motie
Wilders, die oproept om indien nodig de schulden van private schuldeisers over te
nemen. Voor ouders die na de kwijtscheldingen van de vorderingen van publieke schuldeisers
nog openstaande schulden hebben, wordt onderzocht hoe zij hun compensatie alsnog zo
veel mogelijk zelf kunnen behouden.
Vraag 3
Indien een wsnp-rechter de schuldsanering na drie jaar beëindigt, kan de wsnp-bewindvoerder
na die datum alsnog beslag leggen op de voorlopig toegekende compensatie? Zo ja, waaruit
volgt dit, en acht u dit wenselijk?
Antwoord 3
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord dat ik u eerder heb
gegeven op vraag 1. Het kabinet vindt het onwenselijk als de compensatie niet (voor
een groot deel) ten goede komt aan de gedupeerde zelf, maar is zich tegelijkertijd
terdege bewust van de belangen en rechten van schuldeisers. Daarom streef ik in de
gesprekken met schuldeisers en met organisaties als de Recofa en de Branchevereniging
van WSNP Bewindvoerders (BBW) naar een oplossing die zowel recht doet aan de belangen
van de gedupeerde ouders, als van deze schuldeisers.
Vraag 4
Bent u bekend met signalen van personen van wie de wsnp-bewindvoerder beslag legt
op de (voorlopig) toegekende compensatie? Wat doet u met die signalen?
Antwoord 4
Op dit moment zijn signalen van beslag door een WSNP-bewindvoerder na beëindiging
van een WSNP mij niet bekend. Er zijn mij wel signalen bekend van een WSNP-traject
waarbij de beëindiging wordt uitgesteld in verband met de mogelijke uitkering van
de compensatie. Hierover verwijs ik u naar de beantwoording van de vragen van het
lid Leijten.2
Vraag 5
Klopt het dat de Belastingdienst heeft beloofd dat ouders het ontvangen bedrag niet
hoeven terugbetalen? Hoe rijmt u dit met de mogelijkheid dat bewindvoerders beslag
leggen op de compensatie om openstaande schulden – mogelijk ook aan de Belastingdienst
– te betalen?
Antwoord 5
Ik heb toegezegd dat het compensatie bedrag niet teruggevorderd zal worden door de
Belastingdienst. Daarnaast heb ik toegezegd alles in het werk te stellen zodat een
nieuwe start kunnen maken zonder schulden, met behoud van een zo groot mogelijk deel
van de compensatie. Hierover verwijs ik terug naar het antwoord vraag 2.
Vraag 6
Welke gevolgen heeft het predicaat «opzet/grove schuld» in deze casussen voor de schuldsanering
en eventuele beslaglegging?
Antwoord 6
Zoals aan u toegelicht in de feitelijke beantwoording op de POK, zijn uit de interne
reconstructie ten behoeve van de Auditdienst Rijk (ADR) signalen naar voren gekomen
dat de kwalificatie opzet/grove schuld doorwerking had op een verzoek tot een minnelijke
schuldsaneringsregeling. Bij deze kwalificatie in combinatie met een of meer belastingaanslagen
of toeslagterugvorderingen boven de 10.000 euro wees de Belastingdienst een minnelijk
schuldsaneringstraject, zonder inhoudelijke toets, af blijkt uit een instructie.3 In deze gevallen werd de burger aangerekend verwijtbaar te hebben gehandeld dan wel
niet te goeder trouw te zijn geweest. In hoeverre deze werkwijze zich heeft voorgedaan,
hoe vaak en wat de gevolgen waren voorschuldenaren, onderzoekt de ADR.
Naast het niet tot stand komen van minnelijke schuldregelingen, kan de kwalificatie
er ook toe hebben geleid dat gemeenten ouders geen toegang hebben verleend tot andere
vormen van gemeentelijke schuldhulpverlening en dat daardoor ook niet kon worden gewerkt
aan een oplossing voor hun schulden.
Op basis van de Fw kan de rechter een schuldenaar alleen toelaten tot de schuldsaneringsregeling
als de schuldenaar – kort gezegd – te goeder trouw was bij het ontstaan of onbetaald
laten van zijn schulden.
De kwalificatie opzet/grove schuld kon er dus toe leiden dat de schuldenaar ook bij
een wettelijk schuldsaneringstraject niet toegelaten werd.
In de genoemde casus is de gedupeerde ouder toegelaten tot de wsnp. Dit betekent dat
de rechter de ouder te goeder trouw heeft geacht, ondanks een eventuele opzet/grove
schuld-kwalificatie.
De kwalificatie opzet/grove schuld is niet langer een criterium voor het toekennen
van een betalingsregeling. Om de effecten van een eerdere kwalificatie weg te nemen
zullen ouders aan wie dit in het verleden onterecht is gegeven, binnenkort een getuigschrift
ontvangen waarin wordt verklaard dat er geen sprake is geweest van schuld of fraude.
Ook zullen de instanties die betrokken zijn bij de hersteloperatie – zoals de branchevereniging
voor schuldhulpverlening, sociaal bankieren en bewindvoering (NVVK), rechtspraak,
gemeenten en kredietverstrekkers – op de hoogte worden gesteld van de uitgifte van
het getuigschrift. Aan deze instanties wordt ook verzocht om de eventueel binnen hun
registratie aangebrachte fraude labels te verwijderen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.