Verslag van een algemeen overleg : Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 3 februari 2021, over Arbeidsmigratie
29 861 Arbeidsmigratie en sociale zekerheid
Nr. 68 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 16 februari 2021
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 3 februari 2021
overleg gevoerd met de heer Koolmees, Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
over:
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 21 juni 2019 inzake
aanpak misstanden arbeidsmigranten (Kamerstuk 29 861, nr. 47);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 20 december 2019
inzake integrale aanpak misstanden arbeidsmigranten (Kamerstuk 29 861, nr. 48);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 11 juni 2020 inzake
eerste aanbevelingen Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten (Kamerstuk 29 861, nr. 51);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 3 juli 2020 inzake
kabinetsreactie aanbevelingen Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten (Kamerstuk
29 861, nr. 52);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 7 juli 2020 inzake
stand van zaken premieshoppen en A1-verklaringen (Kamerstuk 35 358, nr. 24);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 12 oktober 2020
inzake informeren over toestaan inhouden in verband met de accreditatie van het AKF
(Kamerstukken 29 544 en 29 681, nr. 1027);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 30 oktober 2020
inzake tweede advies Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten (Kamerstuk 29 861, nr. 53);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 14 december 2020
inzake kabinetsreactie tweede advies Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten (Kamerstuk
29 861, nr. 55);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 5 januari 2021
inzake arbeidsmigranten en COVID-19 (Kamerstukken 25 295 en 29 861, nr. 911);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 11 januari 2021
inzake reactie op de openbare consultatie Europese Commissie over de toekomst van
legale migratie (Kamerstuk 22 112, nr. 3003).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Van Toorenburg
De griffier van de commissie, Post
Voorzitter: Smals
Griffier: Sjerp
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Bruins, Gijs van Dijk, Jasper van Dijk,
Palland, Smals, Smeulders, Tielen en Van Weyenberg,
en de heer Koolmees, Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Aanvang 10.01 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen, dames en heren. Ik open de vergadering. Welkom allemaal. Welkom aan de
collega's. Er zal in ieder geval nog één collega-Kamerlid binnen komen wandelen; hij
had pech met de trein. Welkom aan de Minister. U had verwacht dat er twee Ministers
zouden zitten, maar mevrouw Ollongren verexcuseert zich vanwege een agendaprobleem.
De tweede bijzonderheid is dat er al een VAO is aangevraagd door de heer Jasper van
Dijk tijdens de regeling van gisteren. Tot zover.
Ik heb nog een dienstmededeling: we hebben tot 13.00 uur en er is geen uitloop. We
moeten dus echt haast maken. Ik wilde u voorstellen om drie vragen te stellen bij
wijze van interruptie. Als het goed gaat, kunnen we altijd nog een vierde vraag toestaan.
Zo hebben we wellicht nog wat tijd om de Minister voldoende antwoord te laten geven,
wat ook belangrijk is.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Bedoelt u dan drie vragen in tweeën?
De voorzitter:
Als we drie vragen in tweeën doen, halen we 13.00 uur niet. Ik bedoel eigenlijk drie
korte vragen, één interruptie dus. Dan kijken we even: als het goed gaat met de tijd,
wil ik u wellicht wat meer toestaan. Maar we hebben echt maar tot 13.00 uur, dus om
13.00 uur is het schluss. Ik wil het wel zo eerlijk mogelijk verdelen.
Om maar snel te beginnen wil ik het woord geven aan de heer Smeulders, die spreekt
namens GroenLinks.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Heel fijn dat we zo vlak voor de verkiezingen nog over dit
belangrijke onderwerp kunnen praten. Gisteren hadden we op het Plein een bijeenkomst
van de FNV met een aantal arbeidsmigranten. Volgens mij maken hun verhalen, maar ook
die van alle arbeidsmigranten die we de afgelopen jaren gesproken hebben, duidelijk
dat er echt iets moet gebeuren. Het is dan ook goed dat de commissie-Roemer een rapport
heeft geschreven met de veelzeggende en veelzijdige titel Tweederangs burgers. Want
dat is helaas vaak wel zo: het zijn tweederangsburgers. We moeten veel meer doen om
arbeidsmigranten te beschermen. Dat heeft ook te maken met de grotere problemen op
de arbeidsmarkt en allerlei constructies die mogelijk zijn. Ik hoop dat we daar na
de verkiezingen afspraken over kunnen maken in de formatie. Er zijn echt een aantal
specifieke dingen die zich richten op arbeidsmigranten die we gewoon nu al moeten
regelen.
Op dat vlak is het natuurlijk ontzettend positief dat het kabinet, na de best wel
nikszeggende kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Roemer, «nou, schuif
maar door tot na de verkiezingen», nu demissionair is en dat vorige week in een verkiezingsdebat
van de ABU de heer Van Weyenberg van D66 en mevrouw Palland van het CDA hebben aangegeven
dat zij gewoon achter de uitspraken van de commissie-Roemer en de uitvoering van dat
rapport gaan staan. Dat betekent echt wel wat voor de arbeidsmigranten. Ik zou dus
ook het rapport van de commissie-Roemer nu als basis nemen, omdat ik ervan uitga dat
we dat gewoon gaan aannemen in het VAO en dat we in dat VAO de nadruk leggen op een
aantal vragen en mogelijk een aantal dingen die vergeten zijn.
Een van de belangrijkste opbrengsten van het rapport van de commissie-Roemer is wat
GroenLinks betreft dat we malafide uitzendbureaus gaan aanpakken. Roemer en het kabinet
stellen beide een verplicht certificeringsstelsel voor. GroenLinks is eerlijk gezegd
meer voorstander van een vergunningsstelsel, omdat wij denken dat je daarmee betere
waarborgen kan inbouwen. Daarom vraag ik aan de Minister of bij een certificeringsstelsel
ook publiek toezicht mogelijk is. Het is nu onduidelijk wat de rol van bijvoorbeeld
de Inspectie SZW hierin gaat zijn. Kun je met een certificeringsstelsel ook toetsen
op integriteit van degene die het certificaat aanvraagt, bijvoorbeeld aan de hand
van een vog, een strafblad of een ondernemingsplan? Klopt het dat een koppeling met
de Wet Bibob niet mogelijk is in zo'n certificeringsstelsel? Ik ben heel benieuwd
naar de reactie van de Minister hierop. We willen dit dan misschien wel verder aanscherpen
en inkleuren op basis van een motie.
Dan over de afhankelijkheidsrelatie en de huisvesting. De commissie-Roemer zegt hier
een aantal goede dingen over. Maar een constructie die nu toch mogelijk blijft, is
om huur in te houden op het loon. In onze ogen is dat onwenselijk. Wij overwegen dan
ook een motie in te dienen om dat toch onmogelijk te maken. Verder vragen we ons af
of het niet mogelijk is om huisvestingsvoorwaarden te regelen via gemeentelijke verordeningen.
Dan kunnen gemeenten zelf ook gaan controleren, zoals ze graag willen. Ik wil graag
van de Minister weten of in gesprek met de keurmerken kan worden meegenomen dat er
onaangekondigde controles moeten plaatsvinden. We hebben volgens mij allemaal de verhalen
gehoord hoe het gaat als zo'n controle wordt aangekondigd. Er wordt dan op het laatste
moment een team binnengereden dat zorgt dat het er allemaal netjes uitziet voor het
oog, terwijl dat niet het geval is.
Dan een punt met betrekking tot de registratie. Wij denken dat het heel belangrijk
is om dit goed te regelen, zodat iedere arbeidsmigrant ook echt ingeschreven moet
staan met een adres. De commissie-Roemer zegt dat werkgevers een zorgplicht hebben,
maar wij vragen ons af hoe effectief dat is. Sterker nog, er zijn ook signalen dat
werkgevers dreigen met ontslag als mensen zich gaan registreren. Dat moeten we in
onze ogen koste wat het kost voorkomen. Zou het niet beter zijn om dit ook te regelen
via een gemeentelijke woonverordening? Dan kunnen gemeenten alle arbeidsmigranten
verplichten om een Nederlands woonadres op te geven, zodat we weten waar het over
gaat.
Dan nog een paar opmerkingen tot slot, voorzitter. De eerste gaat over de integratie
van arbeidsmigranten. Volgens mij hebben we er allemaal belang bij dat zeker mensen
die hier voor langere tijd komen, integreren in de Nederlandse samenleving en dat
die bijvoorbeeld ook de Nederlandse taal machtig zijn. Het is voor hen nu echt moeilijk
om mee te doen aan taal- en integratiecursussen. Zouden we niet kunnen regelen dat
de werkgever hier een belangrijke rol in gaat krijgen? Die heeft nu al een scholingsplicht,
maar zou die ook niet verplicht moeten worden om bijvoorbeeld een financiële bijdrage
te leveren aan het taalonderwijs van arbeidsmigranten? Ik ben benieuwd hoe de Minister
daarnaar kijkt.
Dan nog een laatste punt, voorzitter. De commissie-Roemer zegt niks over kinderen.
Dat vind ik ontzettend jammer. Volgens mij zijn er in ieder geval 70.000 kinderen
van arbeidsmigranten in Nederland die in een heel moeilijke situatie zitten. Zou het
niet interessant zijn om specifiek te vragen om een vervolgonderzoek van Roemer naar
de positie van kinderen of om dat aan te bevelen, juist omdat Roemer daar niks over
zegt? Dat lijkt ons heel interessant. We overwegen ook om daar samen met de ChristenUnie
een motie over in te dienen.
De voorzitter:
Dank u wel meneer Smeulders. Dan geef ik het woord aan de heer Jasper van Dijk namens
de SP.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dank u, voorzitter. Het werd al even genoemd: gisteren waren wij op het Plein uitgenodigd
door de FNV, door de heer Bart Plaatje. Die had ook twee arbeidsmigranten meegenomen:
Martin en Marcin uit Polen. Die hielden echt een glashelder pleidooi: behandel ons
als mensen en niet als slaven. Dat waren hun woorden. Dat laat niets aan duidelijkheid
te wensen over, denk ik. We hebben veel te vaak verhalen gehoord over uitbuiting,
erbarmelijke omstandigheden en zelfs geweld: snoeihard geweld vanuit uitzendbureaus
richting arbeidsmigranten.
Kan de Minister bijvoorbeeld een update geven over de Roemeense arbeidsmigrant die
vorig najaar zwaar werd mishandeld door een manager van Reyhan, een van de grote uitzendbureaus
in de vleessector? De FNV heeft aangifte gedaan en de slachterijgigant Vion heeft
de samenwerking met Reyhan meteen stopgezet. Maar ik vind dat het een kwestie van
beschaving is dat wij ons daar ook over uitlaten. Het zou goed zijn als de Minister
er een update over kan geven of die manager is aangepakt. Want het is echt schokkend
om op het filmpje te zien hoe die jongen bont en blauw wordt geslagen.
Voorzitter. Het advies van Emile Roemer is een antwoord op deze wantoestanden: behandel
arbeidsmigranten niet als tweederangsburgers. De FNV heeft daarover een zwartboek
gemaakt. Dat wil ik overigens aan de Minister aanbieden. Daarin staan verhalen over
arbeidsmigranten en hun situaties. Dat bied ik u bij dezen aan. Het advies van Roemer
is daar een antwoord op. Roemer zegt terecht dat het eigenlijk een vrijwel ongereguleerde
sector is. Hij doelt dan op de sectoren waar arbeidsmigranten actief zijn, waar louche
uitzendbureaus als paddenstoelen uit de grond schieten, waar de huisvesting erbarmelijk
is en waar werknemers steeds afhankelijk zijn van tijdelijke flexcontracten. Het advies
is dan ook een schot in de roos. Het is heel mooi dat we dit op de valreep nog kunnen
bespreken. De hamvraag is, denk ik: deelt de Minister het advies van de heer Roemer?
Gaat hij ermee aan de slag? Of schuift hij de hete aardappel door?
Dat zou niet uit moeten maken, want als het goed is, gaan we vandaag als Kamer sowieso
zakendoen. Vorige week bleek namelijk in het debat over de uitzendbureaus, de ABU,
dat de Kamer steun geeft aan het rapport. De enige partij die nog wat piepte, was
de VVD. Maar zo kennen we ze ook. Bij het debat hebben de SP, GroenLinks, de Partij
van de Arbeid, D66 en het CDA gezegd dat ze het advies van Roemer willen overnemen.
Ook de ChristenUnie zal dit steunen, kan ik u garanderen. Ik had daarom ook al een
VAO aangekondigd om moties in te dienen. Dat heb ik gedaan, omdat het tegenwoordig
onduidelijk is of er nog VAO's gepland kunnen worden. Ik wil gewoon zeker weten dat
we voor de verkiezingen nog een uitspraak kunnen doen, met stemmingen.
Voorzitter. De speerpunten uit het rapport zijn: regulering van uitzendbureaus, verbetering
van de huisvesting, scheiding van bed en baan, registratie – zorg voor zicht op de
mensen – verbetering van de arbeidsomstandigheden en meer toezicht. Een belangrijke
toevoeging wat mij betreft is dat we echt gaan zorgen voor meer vaste aanstellingen
in de sectoren. Het advies heeft ook veel overlap met het Actieplan Arbeidsmigratie
dat mijn partij samen met de ChristenUnie heeft geschreven. U begrijpt dus dat we
er heel blij mee waren. Het zou vreemd zijn als de Minister het rapport naast zich
neerlegt. Hij heeft Roemer immers zelf gevraagd. Ik wacht de antwoorden straks dus
in spanning af.
De uitzendbureaus zouden wat ons betreft heel snel aan een vergunningplicht moeten
voldoen. Roemer noemt dat een certificeringsplicht. Dat mag ook, als we maar criteria
opstellen die gelden aan de voordeur van de uitzendbureaus. Roemer zegt ook: geef
arbeidsmigranten direct als ze in Nederland komen, recht op het wettelijk minimumloon.
Ik ben benieuwd of de Minister het daarmee eens is.
Dan de huisvesting. Ik heb persoonlijk afschuwelijke situaties gezien, in Kaatsheuvel,
in Waalwijk. Ik ben daar eigenlijk van het terrein afgestuurd, omdat de eigenaar niet
langer kon aanzien dat ik de situatie daar zag: daar werden caravans verhuurd aan
arbeidsmigranten voor € 100 per week per bed. Onaanvaardbaar. De FNV zegt dus: zorg
dat er een scheiding komt tussen de dubbele petten; zorg dat op z'n minst wooncontracten
en arbeidscontracten gescheiden worden, maar nog beter is een verbod op inhoudingen
op loon. Graag een reactie op dat punt.
Tot slot, voorzitter. Wil de Minister zich laten inspireren door Duitsland? Duitsland
heeft heel duidelijk gezegd: mensen in de vleesindustrie krijgen gewoon een vast contract;
bij structureel werk verdien je een vast contract. Deelt de Minister die mening?
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Jasper van Dijk. Dan geef ik het woord aan de heer Van Weyenberg
namens D66.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Volgens mij bespreken we vandaag iets waarin deze Kamer bijna
eensgezind wil optrekken, soms vanuit hele verschillende vertrekpunten. De SP en D66
hebben over arbeidsmigratie en de noodzaak en het belang ervan – dat moet geborgd
worden – vaak vrij verschillende standpunten, maar op één punt zijn we het volstrekt
eens: het moet goed geregeld zijn. De heer Jasper Van Dijk vindt dat omdat hij bezorgd
is over arbeidsmigratie en mijn partij vindt het echt een ultiem recht in de Europese
Unie. Maar juist als je eraan hecht, moet het natuurlijk wel goed en eerlijk geregeld
zijn, en dat is het nu te weinig.
Ik dank het aanjaagteam onder leiding van Emile Roemer voor een buitengewoon doorwrocht
en uitgebreid rapport. Volgens mij is het allerbelangrijkste dat wij ons daar verenigd
achter scharen. Want we kunnen wel weer een hele discussie voeren – ik heb bij de
vorige twee sprekers ook al punten gehoord waarin ze verder willen gaan, wat vanzelfsprekend
hun goed recht is – maar volgens mij moeten we gewoon echt meters maken. Dit is een
grote kans om met elkaar te zeggen: voer dit mooie rapport gewoon integraal uit, met
alles wat erin staat, inclusief een certificeringssysteem, wat dan niet het vergunningssysteem
is, waarvan ik weet dat sommige collega's dat nog liever zouden willen. Maar er is
draagvlak voor, dus let's do it.
Dat gevoel heb ik ook op heel veel andere punten, zoals het voorstel om in ieder geval
te zorgen dat het arbeidscontract en het huurcontract aparte contracten zijn. Daarom
vind ik het heel goed dat een hele brede groep in dat aanjagersteam zich achter dat
rapport heeft geschaard. Mijn oproep wordt – ik zal hier in het VAO ook een motie
voor indienen – om als Kamer uit te spreken dat wij dat ook doen. Er zullen vast nog
meningsverschillen blijven, maar misschien kunnen we die even laten voor wat ze zijn.
Laten we hier met elkaar de schouders onder zetten.
Het is natuurlijk een bijzondere periode als je een demissionair kabinet hebt. In
de kabinetsreactie, die overigens nog van voor dat moment is, schrijft de Minister
op een heel aantal punten, vaak de wat meer precieze punten, dat hij ermee aan de
slag gaat, maar een paar grote politieke vragen laat hij liggen voor na de formatie.
Op zich snap ik dat wel, zeker nu het kabinet demissionair is, maar dat mag straks
geen reden zijn voor het excuus dat we er weer op moeten studeren. In een motie die
ik in het VAO ook zal indienen, zal ik vragen om alles klaar te zetten, zodat alles
op de plank ligt en we het na de formatie, als er een politiek akkoord is, met een
druk op de knop kunnen regelen. Wat mij betreft kan het regeerakkoord, wie er ook
aan meedoen, op dit punt uit één zin bestaan: het nieuwe kabinet voert het advies
van het aanjaagteam-Roemer integraal uit. Dan hebben we een hele grote stap vooruitgezet.
De voorzitter:
Meneer Van Weyenberg, u heeft een interruptie van de heer Smeulders.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Ja, want het wordt voor mij wat onduidelijk. Het kabinet is demissionair, de Kamer
niet. Als de motie die u of meneer Van Dijk indient – wat mij betreft doen we het
met z'n allen – zegt dat de Kamer vóór het rapport is van de commissie-Roemer, dan
wordt die toch gewoon uitgevoerd door het kabinet? Dan hoeft dat toch niet na een
regeerakkoord opnieuw besproken te worden? Wij kunnen dat toch gewoon zeggen?
De heer Van Weyenberg (D66):
De Kamer is zeker nog missionair. Dat is de reden waarom ik mij vrij principieel verzet
tegen iedereen die bijvoorbeeld initiatiefwetten van de Kamer controversieel wil verklaren.
Dat vind ik echt aan de Kamer. Maar ik snap het wel als deze Minister zegt: ja sorry,
u kunt van mij nu moeilijk wetsvoorstellen verwachten, terwijl ik vanwege die afschuwelijke
toeslagenaffaire heb gezegd dat het kabinet de facto het werk neerlegt en alleen op
het gebied van de lopende zaken rond corona en de afhandeling van de toeslagenaffaire
nog volop doorwerkt. «Demissionair» is geen hol begrip, want dan zou ook het aftreden
een hol begrip zijn geweest. Het is een heel vergaand begrip. Natuurlijk is het zaak
om nog zover mogelijk te komen, maar uiteindelijk zal de formatie zo meteen moeten
zorgen dat het kabinet de ultieme stappen gaat zetten. Het echt goede nieuws, waar
ik erg blij mee ben, is dat er nu iets ligt waar iedereen vanuit verschillende vertrekpunten
zich mee kan verenigen.
De voorzitter:
Meneer Smeulders, tweede vraag.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Het is me nog steeds niet helemaal helder. Er ligt een nikszeggende kabinetsreactie
van voor het moment dat het kabinet demissionair was. Het beeld dat ik daarvan heb,
is dat de VVD het gewoon gevetood heeft en dat er nu ruimte is, ook voor partijen
als D66 en het CDA, om te zeggen dat ze het eigenlijk wel eens zijn met Roemer. Dat
gaan we toch gewoon zeggen in dat VAO? Dan kan het kabinet, gesteund door een overgrote
meerderheid van de Kamer, dat toch meteen gaan uitvoeren, ook al is het demissionair?
Als wij als Kamer het kabinet die opdracht geven, moet het die toch gewoon opvolgen?
De heer Van Weyenberg (D66):
Volgens mij heeft het woord «demissionair» een iets andere betekenis. Maar in alle
eerlijkheid, het allerbelangrijkste is dat er nu een kabinetsreactie ligt. Er is overigens
helemaal niks door iemand gevetood. Sterker nog, we behandelen het hier nu voor het
eerst. Mijn lijn was en is – overigens had ik dezelfde lijn gehad als er nog een missionair
kabinet had gezeten – dat wij ons met elkaar achter dit rapport moeten scharen. Dat
vind ik na jaren waarin wij ook af en toe in de loopgraven zaten, echt een hele grote
stap vooruit.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Ik was samen met de heer Plaatje, een aantal uitzendbureaus en de burgemeester
van Zeewolde op een plek waar de huisvesting op een nieuwe wijze samen wordt vormgegeven.
Is dat perfect? Nee, het is allemaal echt nog niet perfect, maar het is wel een wereld
van verschil met de soms inderdaad mensonterende toestanden waar onder meer de heer
Jasper van Dijk net naar verwees, zoals caravans met bedden voor € 100 per stuk. Dat
heeft niets met vrij verkeer voor werknemers te maken. Dat zit echt dichterbij Qatarese
toestanden. Dat moeten wij gewoon niet willen. Sterker nog, die oproep heb ik gedaan
in het congres van de uitzenders, maar ik doe hem dan ook maar hier in deze zaal.
De uitzendsector is ook buitengewoon dom bezig als hij dit doet. Dat zeg ik niet alleen
omdat ik het niet rechtvaardig vind, maar ook omdat, als we willen dat arbeidsmigranten,
die wij nodig hebben, hier komen werken, wij in Nederland ervoor moeten zorgen dat
het aantrekkelijk is voor hen om hier te werken. Dat staat onder druk. Ik zag vanochtend
overigens ook de voorzitter van een van de uitzendbrancheverenigingen dat zeggen,
en dat is een terecht punt. Dat weten de nette uitzenders donders goed. Het is ook
in hun belang om mee te werken, niet alleen omdat zij dat hopelijk sociaal vinden,
maar ook omdat het welbegrepen zakelijk eigenbelang is.
Voorzitter. In dat verband zou ik het nu nog over een aantal meer specifieke punten
willen hebben. Het eerste gaat over het halen van je recht. Er is een hele mooie aanbeveling.
Dat is dat er een soort arbeidscommissie komt, een beetje analoog aan de Huurcommissie,
waar een arbeidsmigrant bij een geschil of klacht, als hij het niet precies weet,
zijn recht kan halen. Die wordt buiten de sociale partners gelegd, echt à la de Huurcommissie.
Ik wil niets afdoen aan het grote belang van de vakbeweging, die hier iets aan kan
doen als vertegenwoordiger van de werkenden, maar ik vond dat mooi. Maar is de Minister
het met D66 eens dat we dit veel breder moeten doen? Want in alle eerlijkheid, dit
geldt niet alleen voor arbeidsmigranten. We hebben ook discussies over oproep- en
nulurencontracten. Even los van het feit dat wij de spelregels daarvoor willen veranderen,
is het halen van je recht op dat punt heel ingewikkeld. De regels zijn ingewikkeld,
dus lastig te begrijpen, maar ze zorgen er ook voor dat, als je je recht haalt, je
nooit meer aan het werk komt omdat je in een afhankelijke relatie zit. Zou dit niet
veel breder moeten? Zou er niet gewoon een generieke arbeidscommissie moeten komen
waar je terechtkunt als het gaat over arbeidsrecht en de rechten die je daaraan kunt
ontlenen?
Mijn tweede punt – ik zie u kijken, voorzitter – gaat over de huisvesting. Er zijn
al vragen gesteld over het scheiden, vooral van de huurcontracten. Twee dingen. Is
de Minister het met D66 eens dat je, als je hiernaartoe komt, voor een bepaalde tijd
gewoon recht moet hebben op minimaal het minimumloon en een aantal uren, zodat je
niet hiernaartoe komt en dan de facto moet afwachten of je elke week nog een keer
twee of drie uurtjes wordt ingehuurd? En wat betreft de huisvesting: er is dit jaar
50 miljoen beschikbaar voor de huisvesting voor kwetsbare doelgroepen, en volgend
jaar nog eens 50 miljoen. Kan de Minister daar iets over zeggen? Zijn sommige groepen
arbeidsmigranten daar een onderdeel van? Ik vind overigens dat uitzenders en de partijen
die inhuren, hier primair aan de bak moeten en dat de overheid hier niet de trekker
moet zijn, maar zou dat kunnen?
Voorzitter. Dan mijn allerlaatste vraag, als u mij toestaat. Hoe staat het nu met
het samenwerkingsplatform covid? Dat is opgestart na grote misstanden. Werkt dat nou
echt in de praktijk? Kunnen we dat na covid ook doorzetten? En kan de Inspectie SZW,
als we die een grote rol geven, toe met de 90 fte die het aanjaagteam voorstelt als
extra capaciteit? Kunnen zij daarmee de ambities van het rapport waarmaken? Ik zeg
eerlijk dat ik daar zorgen over heb.
De voorzitter:
Meneer Van Weyenberg, dank u wel. U heeft nog wel een interruptie van Jasper van Dijk,
dus u heeft nog een kans om nog wat te zeggen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Een compliment aan de heer Van Weyenberg, want hij was het die vorige week bij het
nu al roemruchte ABU-debat zei «jongens, laten we ophouden met kletsen; we gaan dat
advies gewoon overnemen», en terecht. Ik zie daarnaar uit. Wat mij betreft zouden
we in die scheiding tussen bed en baan nog iets verder mogen gaan door inhoudingen
op het loon te voorkomen. Dat zou echt heel mooi zijn; dan zouden we een grote stap
vooruit zetten. Maar vooruit, even over dat rapport. Volgens mij maakt Roemer ook
onderscheid tussen kortetermijnoplossingen en langetermijnoplossingen. Zit daarin
niet een beetje het antwoord op de vraag die net ook werd gesteld door Smeulders,
namelijk: kunnen wij het kabinet niet op pad sturen om kortetermijnoplossingen nu
al uit te voeren? Misschien moeten we dat uit elkaar halen, misschien in die motie
al, zodat we heel concreet weten wat er op korte termijn kan gebeuren.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik vind dit een constructieve interruptie, waarvoor dank. Die vraag over die scheiding,
hoe je dat precies het beste regelt, vind ik overigens interessant. Daar zit volgens
mij ook geen principieel verschil van opvatting. Het is meer de vraag wat in de praktijk
het beste gaat werken. Volgens mij heeft de Minister gezegd dat hij over een paar
hele principiële en misschien wel bijna ideologische debatten die we al heel lang
voeren, niet in de demissionaire periode de knoop doorhakt. In alle oprechtheid: dat
snap ik wel. Als er acute knelpunten zijn die nu zonder een principieel debat over
bijvoorbeeld certificering of vergunningen kunnen worden opgelost, dan sta ik daar
heel erg open voor. Daar gaan we naar kijken. Ik alle eerlijkheid: ik denk ook niet
dat de Minister, als hij concreet dingen kan doen die op korte termijn helpen, hopelijk
ook met draagvlak – dat is bijvoorbeeld gebeurd als er iets speelde rondom covid en
arbeidsmigranten – op zijn handen gaat zitten. Maar ik denk dat de realiteit is dat
hele grote principiële koersdebatten voor een demissionair kabinet ingewikkeld zijn.
Maar volgens mij gaan wij elkaar op dit punt wel vinden, meneer Van Dijk.
De voorzitter:
Dan heeft u nog een vraag van mevrouw Tielen.
Mevrouw Tielen (VVD):
Ik hoor de heer Van Weyenberg spreken over een arbeidscommissie om je recht te halen.
Dat recht halen lijkt mij heel belangrijk, maar wat is het grootste verschil tussen
de arbeidscommissie die de heer Van Weyenberg wil oprichten en de bestaande Inspectie
Sociale Zaken en Werkgelegenheid?
De heer Van Weyenberg (D66):
Dank voor deze vraag. Ik hoop overigens ook u te verleiden om straks de motie die
wij in het VAO gaan indienen te steunen, zodat we echt met elkaar achter Roemer gaan
staan. Dat zou ik een fantastisch gebaar vinden. Maar om de vraag van mevrouw Tielen
te beantwoorden: de Arbeidsinspectie moet er toezicht op houden of de wet wordt nageleefd.
Die doet dus controles met betrekking tot de arbeidsomstandigheden. Ze controleert
of het minimumloon wel wordt betaald. Wat mij betreft heeft ze bijvoorbeeld ook een
grote rol als uitzendbureaus meegaan in discriminerende verzoeken. Dan moet er een
meldplicht komen. Deze commissie is voor individuele werkenden die vastlopen in hun
recht. Dit is dus meer rechtsbijstand en «hoe zit het met mijn recht?» dan een toezichthouder.
De voorzitter:
Mevrouw Tielen, uw tweede vraag.
Mevrouw Tielen (VVD):
Dat klinkt mij sympathiek en goed in de oren. We weten alleen uit andere domeinen
dat hoe meer van dit soort instanties er naast elkaar bestaan, hoe ingewikkelder het
wordt om je recht daadwerkelijk te halen. Ik zou de uitwerking daarvan dus wel eerst
willen zien voordat we nieuwe instanties, instituties en professionals gaan neerzetten
die uiteindelijk nergens toe leiden. Is meneer Van Weyenberg dat met mij eens?
De heer Van Weyenberg (D66):
Nou, meneer Van Weyenberg is vooral een beetje bezorgd dat vragen soms meer een excuus
worden om niks te doen. Dat vind ik kwetsbaar; dat moeten we niet doen. De commissie-Roemer
doet hier een heel concreet voorstel om dit voor arbeidsmigratie te organiseren, dat
ik warm aanbeveel aan mevrouw Tielen. Ik zou dat wat breder willen maken. Overigens
is het ingewikkelde hier niet de veelheid aan instanties; het ingewikkelde is dat
mensen hun rechten niet kennen en hun recht heel moeilijk halen. Dat hebben we bijvoorbeeld
bij de start van de covidcrisis gezien bij mensen met een nuluren- of oproepcontract.
We hebben in de wet, ook in de Wet arbeidsmarkt in balans, vrij complexe dingen opgetuigd
waarmee we zeggen: als je zoveel gewerkt hebt, kun je toch aanspraak maken op een
contract. Maar de praktijk is dat mensen dat recht moeilijk weten te verzilveren.
Daar wil ik ze bij helpen. Dat idee heb ik niet zelf bedacht; dat komt van de commissie-Roemer.
D66 zou dat alleen graag breder toepassen, maar arbeidsmigratie zou een onderwerp
kunnen zijn voor de eerste fase van zo'n commissie.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Weyenberg. Dan geef ik het woord aan mevrouw Palland. Zij spreekt
namens het CDA.
Mevrouw Palland (CDA):
Voorzitter, dank u wel. In De Stentor van 28 december 2020 stond het verhaal van de
directeur van MFE, een bedrijf in de metaalindustrie. Hij heeft arbeidsmigranten aan
het werk en wil hen huisvesten. Hij is bereid om te investeren en wil ook best kantoorpanden
verbouwen, maar hij komt bij de gemeente al anderhalf jaar niet verder, tot zijn grote
frustratie. Gisteren sprak ik samen met een paar collega's op het Plein met de FNV
en met Hugo en Marti uit Portugal en Polen. Zij zijn beiden orderpickers. Onzekerheid
troef in hun bestaan, in werk en in huisvesting.
Het schetst zomaar de ongemakkelijke praktijk in Nederland. Arbeidsmigranten vormen
een structureel onderdeel van de Nederlandse economie en maatschappij. Vitale sectoren
als de land- en tuinbouw, de voedingsindustrie, de logistiek- en distributiesector,
de bouwnijverheid en inmiddels ook de zorg kunnen niet zonder hen. Maar er zijn problemen:
afhankelijkheid, niet zelfredzaam zijn, je weg niet kennen in de Nederlandse regelgeving
en instanties, te weinig of slechte huisvesting, en constructies met arbeid als kostenbesparende
productiefactor. Het is goed dat het kabinet het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten
heeft aangesteld, dat in het kader van corona met spoedadviezen kwam, maar nu ook
komt met adviezen die de positie van arbeidsmigranten op de korte en middellange termijn
moeten verbeteren.
Een eerste vraag aan het kabinet. Het kabinet onderschrijft eigenlijk wel ongeveer
alle aanbevelingen, zo lezen wij. Het neemt deze over en treft voorbereidingen, maar
schuift ook door naar een volgend kabinet. Kan de Minister nog eens toelichten wat
precies wordt doorgeschoven? We hebben namelijk het idee dat hij toch ook allerlei
voorbereidingen treft en wel dingen in gang zet.
Ik wil kort stilstaan bij vier elementen. Als eerste registratie. Het begint ermee
dat we weten wie waar verblijft. De registratie van migranten moet beter, stelt ongeveer
iedereen. Een snelle invoering van een vereenvoudigde inschrijvingsprocedure bij de
BRP en aanpassing van de Wet BRP zijn nodig. Het kabinet neemt vanaf 2021 de contactgegevens
op in de RNI, maar geen verblijfgegevens. Waarom niet? En geldt dit voor alle arbeidsmigranten
of pas na vier maanden? Het is van belang dat het kabinet ondanks de demissionaire
status de noodzakelijke aanpassingen in de BRP, zoals voorgesteld door de commissie-Roemer,
doorzet. Hoe eerder er inzicht is, hoe eerder handhaving, beheer en toezicht kunnen
plaatsvinden en we administratieve onzichtbaarheid kunnen voorkomen. Zo kunnen we
migranten ook bereiken voor inburgeringsaanbod, het wonen controleren en bijvoorbeeld
kinderen bereiken.
Dan de huisvesting. Dat is een groot probleem in kwantiteit en kwaliteit. Eerst de
kwantiteit. Wij vinden het een goede suggestie dat bij grote nieuwvestiging van bedrijfslocaties
ook wordt nagedacht over de huisvestingsvraag. Een probleem bij het realiseren van
huisvesting is onder andere de vergunningsprocedure bij gemeenten, die complex en
onvoldoende transparant is. Vaak moet ook een wijzigingsprocedure van bestemmingsplannen
worden doorlopen. Wat is het kabinet voornemens hieraan te doen? Wellicht moet dit
worden doorgeleid naar Minister Ollongren.
De branche is zelf ook actief in het aanscherpen van de keurmerken, onder andere voor
huisvesting, zoals SNF en AKF, en integratie ligt in het verschiet. Prima. Eerder
hebben wij per motie gevraagd om niet alleen met gemeenten te praten over de huisvesting,
maar hen ook te wijzen op de mogelijkheid om het huisvestingskeurmerk op te nemen
in de algemene plaatselijke verordening. We hebben al een paar keer gesproken over
de afhankelijkheid en het eventueel scheiden van bed en baas. Wat ons betreft staat
het recht centraal om het als arbeidsmigrant zelf te mogen regelen. Uitgangspunt is
dat voorkomen moet worden dat arbeidsmigranten acuut op straat komen te staan als
het werk ineens ophoudt. Een ontkoppeling van arbeidsovereenkomst en huurovereenkomst,
zoals Roemer voorstelt, lijkt ons dan een goede vervolgstap. Maar het lijkt ons contraproductief
als we de huisvesting bij de inlener, werkgever of opdrachtgever totaal verbieden.
De voorzitter:
Mevrouw Palland, u heeft een vraag van de heer Jasper van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Mevrouw Palland was gisteren ook op het Plein, waar de FNV met arbeidsmigranten actievoerde
voor die scheiding van bed en baan. Het was heel goed dat u daarbij was. Nou wilt
u een scheiding van contracten, van het arbeidscontract en het huisvestingscontract.
Dat is absoluut een stap vooruit. Maar het kan dan nog steeds dezelfde persoon zijn.
Het kan dan nog steeds dezelfde feodale structuur blijven waarbij één persoon én over
de huisvesting én over de arbeid van de persoon in kwestie gaat. Hoe gaat het CDA
nou zorgen dat mensen echt onafhankelijk, zelf kunnen beschikken over hun leven? Ik
zet dit bewust zwaar aan, omdat we volgens mij allebei af willen van die afhankelijkheidsrelatie.
Mevrouw Palland (CDA):
Daarom ben ik blij, sowieso in den brede, met de aanbevelingen van de commissie-Roemer.
Ze zijn ook best praktisch gericht. Roemer zegt ook: haal die contracten nou los van
elkaar. Hij zegt bewust niet, denk ik, dat het verboden moet worden dat een inlener
of een werkgever ook huisvesting kan aanbieden. Want als we dat wel zouden verbieden,
maak je een heleboel gevallen waarin het nu wél goed loopt, ook ineens onmogelijk.
Of je tuigt een soort juridische constructie op waarin het per se een andere entiteit
moet zijn. Nou, dan wordt er een bv tussengeschoven of naast gezet en is het in theorie
gescheiden, maar in de praktijk lost het niks op. Daar ben ik beducht voor. Hoe wil
ik dan borgen dat arbeidsmigranten sterker hun rechten kunnen behouden en niet meteen
op straat staan? Dat is door de huurrechten te verbeteren en die los te koppelen van
een arbeidscontract.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
Mevrouw Palland (CDA):
Dan kom ik bij het derde punt: betrouwbare bemiddeling en bureaus. De malafiditeit
bij uitzend- en bemiddelingsbureaus moeten we aanpakken. Ook de bonafide bureaus hebben
daar groot belang bij. Het CDA heeft eerder gepleit voor de invoering van een waarborgsom.
Wanneer zou dit effectief kunnen zijn? Roemer stelt certificering voor. Wij zijn daar
niet tegen, maar vinden wel dat we moeten leren van het oude vergunningensysteem dat
we ooit hebben gehad en dat met reden is afgeschaft. Certificering moet daarom wat
ons betreft hand in hand gaan met handhaving.
Voorzitter. Tot slot: een eerlijk speelveld. In de Tubantia van 8 december 2020 waren
artikelen opgenomen over Nederlandse schilderbedrijven die gefrustreerd waren vanwege
broodroof veroorzaakt door concurrentie met bureaus die bijvoorbeeld Poolse schilders
als zzp'ers aan het werk zetten voor de helft van het geld. Er worden in Nederland
geen verzekeringen en dergelijke of een cao-loon betaald. Het is legaal, maar het
is ook verdringing en een race naar de bodem. We krijgen ook signalen dat de inspectie
niet controleert op cao-loon maar enkel op het wettelijk minimumloon. Klopt dit? Op
basis van de WAADI zou dit toch wel moeten?
Voorzitter. Eerder hebben we het gehad over A1-verloning en contracting, waarmee ook
vaak door premieshoppen goedkope arbeid kan worden ingezet en eerlijke concurrentie
wordt verstoord. We zien dat het inhuren van niet-Europese werknemers via andere EU-lidstaten
fors is toegenomen. In 2017 waren het er nog minder dan 4.000 en in 2019 waren het
er al meer dan 10.000. Het verbieden van deze dienstverlening, zoals bijvoorbeeld
de ABU zou willen in zijn Fair Employment Code, zou niet mogelijk zijn vanwege mededingingsregels.
Is er al meer duidelijkheid vanuit de ACM hieromtrent? Wil de Minister zich inzetten
om dit bespreekbaar te maken in Europees verband en te bezien of de ELA ter zake van
het opsporen van schijnconstructies iets kan betekenen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Palland. Dan geef ik graag het woord aan de heer Gijs van Dijk
namens de PvdA.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Deze maandagochtend stond ik voor een hele hoge en oude flat
in Vlaardingen. Twee derde van die flat is in handen van een uitzendbureau en twee
derde van die flat wordt bewoond door met name Poolse arbeidsmigranten. Ik werd uitgenodigd
om in een van die appartementen binnen te komen. We hebben, denk ik, allemaal wel
die beelden op het netvlies van een flatje van 40 m2 waar vier mensen op elkaar gepakt zitten en totaal afhankelijk zijn van hun baas,
hun uitzendbureau. Totaal geen privacy: ieder moment van de dag kan iemand van het
uitzendbureau binnenlopen voor een inspectie, niet alleen in de algemene ruimte van
het appartement, maar ook in de slaapkamer, waar je overigens op een matras ligt direct
naast iemand anders die je waarschijnlijk niet eens kent.
Dit is in 2021 het beeld. Je zou denken «dat kan niet in Nederland», maar het gebeurt
in Nederland en het gebeurt ook heel veel in Nederland. Daarom is het heel goed dat
de commissie-Roemer daar nogmaals op wijst. Het is een praktijk – ik werd er later
ook op bevraagd – die al jaren aanwezig is in Nederland, die al jaren gebeurt. We
zien het en we laten het toe. Het is dus goed dat het rapport van de commissie-Roemer
laat zien dat dit echt moet veranderen. Ik denk dat het belangrijk is dat we als politiek
vandaag een signaal geven over dit soort taferelen. Zó afhankelijk zijn als arbeidsmigrant
van een uitzendorganisatie, zó zonder enige privacy leven, onder zulke slechte arbeidsomstandigheden,
zó als beest worden behandeld – letterlijke tekst, vertaald uit het Pools: wij worden
behandeld als varkens – is in feite wat heel veel mensen in Nederland moeten doormaken.
Zij komen hier gewoon werken en de verwachting van veel van die mensen is, zoals gisteren
op het Plein ook werd gezegd, dat ze in een welvarend land terecht zullen komen waar
ze netjes hun inkomen gaan verdienen en waar ze misschien zullen blijven of van waaruit
ze later zullen teruggaan naar hun eigen land. Maar die hele verwachting stuit op
de bittere realiteit dat dat allemaal niet gebeurt. Dat is schrijnend en moet echt
ophouden.
Ik denk dat het belang van het debat van vorig week is dat we politiek breed zeggen:
ja, het kabinet is demissionair, maar we geven het demissionaire kabinet wel de opdracht
mee om het rapport van de commissie-Roemer ter hand te nemen en alles in wetsvoorstellen
te gaan uitwerken, zodat we er bij de komende formatie een klap op kunnen geven en
dit soort taferelen tot de verleden tijd gaan behoren.
De kern van de aanpak – dit zit wel in het rapport-Roemer, maar niet helemaal – is
natuurlijk onze eigen arbeidsmarkt. Veel van die mensen zeggen dat ze al jarenlang
hier werken, maar voortdurend in fase A van het uitzendcontract blijven. Dit betekent
dat we echt iets moeten doen aan onze arbeidswetgeving. We weten dat het eigenlijk
niet mag, maar mensen worden voortdurend van de ene naar de andere plek vervoerd,
waardoor ze eindeloos in die fase A blijven zitten, zonder enige rechten. Dat is,
denk ik, het belangrijkste dat we moeten aanpakken.
De tweede kern is het aanpakken van de uitzendsector. De uitzendsector geeft dat ook
zelf aan. Ik zeg het iedere keer weer: iedere gek die dat wil, begint vandaag een
uitzendbureau. Dat is natuurlijk heel gek. We zullen veel meer drempels moeten opwerpen.
Inderdaad door een waarborgfonds, zoals hier werd gezegd, maar we zullen ook moeten
werken aan een vergunningensysteem, «certificering» noemt Roemer het, een certificering
waar we allerlei eisen aan koppelen, ook inhoudelijk, over hoe je omgaat met mensen,
wat je wel en niet doet.
Het derde punt, door meerdere sprekers al genoemd, is natuurlijk de scheiding van
baan en bed. Je zou de contracten moeten scheiden, want je zie met name in de grote
steden dat mensen totaal afhankelijk zijn. Op het moment dat je je mond opendoet over
het belabberde loon dat je krijgt of de belabberde arbeidsomstandigheden die je ervaart,
ben je direct ook je huis kwijt. Dat zul je dus moeten scheiden. Ik ben vooral voorstander
van de scheiding van contracten, want ik ken ook de goede voorbeelden, bijvoorbeeld
in de kop van Noord-Holland, waar veel boeren werken met tijdelijke arbeidsmigranten
en daarvoor keurige huisvesting op het eigen erf hebben georganiseerd, in samenspraak
met de gemeente. Je moet vooral de contracten loskoppelen van elkaar, zodat een arbeidsmigrant
kan zeggen «het zint mij niet, ik wil wat anders» en dan niet meteen zijn huis kwijt
is.
Ik zal gaan afronden, voorzitter, Mijn een-na-laatste punt betreft de registratie.
Veel gemeenten weten niet hoeveel arbeidsmigranten er überhaupt zijn. Ik zag dat ook
maandag in Vlaardingen weer; de gemeente heeft geen flauw idee. Zijn het er 1.000?
10.000? 20.000? We weten het niet. We zullen dit netjes moeten registreren, zodat
ook de gemeente de handhaving en het toezicht goed kan vormgeven, in samenspraak met
de inspectie.
Ten slotte. Dit is ook een Europese discussie; ik werd er door mijn collega Agnes
Jongerius nog op gewezen. Ik verwijs er de Minister gemakshalve ook maar naar. We
zullen Agnes ook in de gaten moeten houden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Gijs van Dijk. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Tielen.
Mevrouw Tielen (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Arbeidsmigratie blijkt nodig en is goed voor onze Nederlandse
bedrijvigheid en economie. Maar zoals al is gezegd door een aantal eerdere sprekers,
heeft arbeidsmigratie ook schaduwzijden. Het is werk waarvoor mensen van ver moeten
komen om het te doen en er is woonproblematiek: enerzijds slechte omstandigheden voor
de bewoners, anderzijds overlast door en gebrekkige integratie van groepen in woonwijken
waar mensen last van hebben. De VVD zou meer grip willen op arbeidsmigratie, in overleg
met alle betrokken partners.
Wat dat betreft wil ik inderdaad het aanjaagteam van de heer Roemer bedanken voor
zijn heldere rapport. Mijn favoriete pagina is pagina 19, waar het overzicht staat
van alle 28 aanbevelingen die het team doet. Daar heb ik zo mijn plusjes en toch ook
wel wat vraagtekentjes bij gezet. Want constructief-kritisch hebben we dit rapport
en de kabinetsreactie erop tegemoetgezien. Veel van wat erin staat – vorige week tijdens
het roemruchte ABU-debat noemde ik al 88,5% – herkennen we uit eerdere debatten die
we het afgelopen jaar hebben gevoerd. Ik noem de wens om bestaande certificering wettelijk
te verankeren en de mogelijkheid om bewezen malafide ondernemers uit te sluiten van
die hele uitzendmarkt. Wat de VVD betreft, en volgens mij sluit ik mij daarmee aan
bij een paar anderen, mag dit kabinet best alvast voorbereidingen treffen om die wettelijke
verplichte certificering en die uitsluiting van malafide ondernemers echt mogelijk
te maken.
Het is nodig dat instanties zoals de inspectie SZW en certificeerders gegevens uit
kunnen wisselen om malafiditeit uit te kunnen sluiten. In de kabinetsreactie zie ik
geen stappen over gegevensdeling. Hoe ziet de Minister het voor zich dat we toch effectief
kunnen handhaven zonder dat dat gebeurt? Wat staat er nu in de weg? Wat kan deze Minister,
maar ook de Minister van Binnenlandse Zaken, eraan doen om dat op te lossen? Graag
een reactie.
Diezelfde daadkracht zou ik willen zien als het gaat om de registratie van arbeidsmigranten.
Mevrouw Palland zei dat al en dat is niet zo gek, want we hadden daar samen een motie
over ingediend. Hoe staat het met de uitvoering van die motie over registratie? Ook
meneer Roemer, als ik het goed lees, is ervan overtuigd dat met betere registratie
ook de handhaving kan verbeteren, zodat eerder en steviger kan worden ingegrepen bij
misstanden.
Dan kom ik op het meest urgente probleem, wat mij betreft. Dat is huisvesting. Ik
vind het jammer dat mevrouw Ollongren, ondanks de expliciete uitnodiging, niet aanwezig
kan zijn, maar ik vertrouw erop dat deze Minister voor haar waarneemt. De krapte op
de woningmarkt is natuurlijk überhaupt een probleem. Dat zie je ook in dit dossier
terug. Wat ons betreft kunnen we met slimme oplossingen twee vliegen in één klap slaan:
de huisvestingsproblemen voor arbeidsmigranten aanpakken en daarmee ook de druk op
de bestaande woningen en overlast bij eengezinswoningen die overbewoond worden, vermijden.
Wat heeft de Minister van BZK het afgelopen jaar gedaan met de 50 miljoen euro die
was vrijgemaakt voor extra units en flexwoningen die ook bestemd waren voor arbeidsmigranten?
Zijn er woningen van de grond gekomen? Ik geloof dat ergens 4.700 werd genoemd. Hoe
staat het met de plannen voor dit lopende jaar, 2021?
Er ligt ook een aangenomen motie voor spoedwetgeving over flexwoningen. Wat is de
status daarvan? Kunnen gemeenten die ook toepassen op huisvesting voor arbeidsmigranten?
Is de Minister bereid om gemeenten aan te sporen tot actie? Werkgevers uit de tuinbouw
bijvoorbeeld geven aan dat meer dan 80% van de uitgewerkte huisvestingsplannen geen
enkel extra bed oplevert, terwijl we zien dat de huidige huisvesting regelmatig tot
overlast en rare situaties leidt – er zijn er al een paar genoemd – en de problemen
op de woningmarkt verergert. Want gemeenten keuren blijmoedig vergunningen goed en
laten grote distributiecentra toe op hun grondgebied, maar de indruk, bij mij in ieder
geval, is dat ze wegkijken als er naast de reguliere bouwopgave woningen voor die
te verwachten honderden medewerkers nodig zijn. Juist flexwoningen moeten dan bijvoorbeeld
uitkomst kunnen bieden.
We krijgen ook signalen – een van de voorgaande sprekers hoorde soortgelijke verhalen –
dat gemeenten gewoon niet over de brug komen met bestemmingsplannen. Een voorbeeld
zijn vakantieparken waar al jaren en jaren op een goede manier arbeidsmigranten wonen,
maar die echt achterstallig onderhoud hebben. Die moeten verbeterd worden, gerenoveerd.
Er zijn partners om daar ook in te investeren, maar vervolgens komt de gemeente niet
over de brug. Kan de Minister met gemeenten en provincies om tafel om hier concrete
en naleefbare afspraken over te maken? Dat gaat verder dan «gemeenten moeten erover
nadenken». Gemeenten moeten ook tot actie overgaan. Graag een toezegging.
Bij de Wet toeristische verhuur is een amendement van de VVD en de SP aangenomen,
zodat gemeenten meer bevoegdheden hebben om op te treden als er woonoverlast is. Heeft
de Minister dit al actief bij gemeenten onder de aandacht gebracht en kan zij een
aanpak woonoverlast maken? Graag een reactie.
De voorzitter:
Mevrouw Tielen, u heeft een vraag van meneer Jasper van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik vroeg me af of mevrouw Tielen aan het eind van haar betoog was.
Mevrouw Tielen (VVD):
Nog één alinea, maar u mag de vraag wel nu stellen, want die ene alinea gaat over
iets anders.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik wilde een algemene vraag stellen, dus maakt u het af.
De voorzitter:
U zegt «nog één alinea», mevrouw Tielen, maar u heeft ook niet zo heel veel tijd meer.
Dus ik hoop dat het een hele korte alinea is.
Mevrouw Tielen (VVD):
Dat gaan we merken! Vanmorgen las ik in Trouw dat via de kennismigrantenregeling mogelijk
buitenlandse spionnen het land binnenkomen – als we het dan toch over arbeidsmigratie
hebben. Een signaal dat we zeer serieus zouden moeten nemen. Ik hoor van deze Minister
graag of deze risico's hem bekend zijn, welke maatregelen er nu zijn om dat tegen
te gaan en wat het kabinet wil doen.
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Tielen. Dat is een korte alinea. Ik geef graag het woord aan meneer
Jasper van Dijk voor een vraag aan mevrouw Tielen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Arbeidsmigratie is een buitengewoon serieus onderwerp, met ernstige misstanden. Toch
moet ik bij mevrouw Tielen ook een beetje denken aan zo'n feestje dat gevierd wordt,
waar iedereen het naar zijn zin heeft. Dan komt mevrouw Tielen binnen en dan slaat
de sfeer helemaal om. Ze is gewoon een partypooper. Iedereen hier steunt het advies
van Roemer. Alleen mevrouw Tielen zegt: ik heb nog wat slagen om de arm; nee, het
is toch niet allemaal goed. Bent u het nou met Van Weyenberg eens dat we dit advies
moeten omarmen, dat er echt heel snel actie moet worden ondernomen? Of gaat u de boel
traineren, gaat u vertragen en blijft u achteroverleunen? Hoe zit u in de wedstrijd?
Mevrouw Tielen (VVD):
Allereerst een persoonlijk feit. Ik ben echt nooit een partypooper. Ik zou dolgraag
gewoon weer naar een party gaan en samen met meneer Jasper van Dijk de lichten uit
doen. Daar verheugen we ons vast op, maar dat duurt nog wel even, denk ik.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Geen commentaar, voorzitter!
Mevrouw Tielen (VVD):
Ik heb letterlijk gezegd: 88% kunnen we gaan doorrekenen. Ik ben het eens met het
grootste deel van wat er staat. Ik heb een aantal specifieke dingen genoemd waarover
ik ook tegen de Minister zeg: bereid het gewoon voor, ga aan de slag! Die wettelijke
verplichte certificering, ga daarmee aan de slag. Registratieplicht, ga ermee aan
de slag. Gegevensdeling, ga ermee aan de slag.
Ik moet nadenken of ik een motie wil ondersteunen waarin je zegt dat we het helemaal
omarmen. Ik ben het op zich met de grote lijn eens. De richting klopt, zoals ze bij
ons in de partij op het congres over het verkiezingsprogramma zeggen. Maar het is
ook wel een beetje algemeen. Het gaat over korte- en langetermijnonderwerpen, maar
van sommige dingen vind ik het belangrijker dat die op korte termijn van de grond
komen dan dat daar nu heel veel energie in komt. Dat kan misschien ook later. Dus
ik begrijp wel waar de heer Jasper van Dijk heen wil en ik heb ook zeker geen zin
om het toch een beetje «wij van wc-eend»-gehalte van zijn betoog te verstoren, maar
volgens mij hebben Minister en kabinet er vooral iets aan als de Kamer heel specifiek
is over wat er nu meteen moet en wat er eventueel ook kan worden opgepakt in een volgende
periode. Het zijn wel 28 aanbevelingen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Tielen. Meneer Jasper van Dijk heeft drie vragen gesteld, dus
ik geef graag het woord aan de heer Van Weyenberg.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik sloeg toch even aan op de sneer dat de heer Jasper van Dijk aan «wij van wc-eend»
doet. Volgens mij heeft de heer Roemer dit rapport namens ons allemaal gemaakt. Het
mooie vind ik nou juist dat dit niet alleen het advies is van de heer Roemer, die
ook lid is van de SP – en dat is zijn goed recht – maar dat hij met een brede commissie,
een aanjaagteam, tot dit advies komt. Soms heb je op gevoelige onderwerpen waarover
we ook af en toe ideologisch van mening verschillen, een soort compromis nodig dat
wel ambitieus is, maar waar iedereen achter gaat staan. Mijn partij doet dat, ik heb
het mevrouw Palland horen doen namens het CDA, waarom laat de VVD deze kans nu lopen?
Dat het 28 maatregelen zijn, tja, dat haal je de koekoek, er moet ook wel wat gebeuren.
Mevrouw Tielen (VVD):
Ik verwees met de wc-eend vooral naar de initiatiefnota van de heer Jasper van Dijk.
Dat is zijn goed recht, geen probleem. Maar dat is wel zo.
Ik snap niet precies – nou ja, ik snap het eigenlijk best hoor – waar nu geprobeerd
wordt om het verschil te zoeken. Ik heb heel duidelijk aangegeven, als de heer Van
Weyenberg mijn betoog heeft gehoord, dat ik het eens ben met de grote richting. Ik
wil ook dat die uitbuiting weg is. Ik heb concreet – nogmaals: concreet – aangegeven
waarmee ik vind dat dit kabinet aan de slag moet. Als de heer Van Weyenberg daar niet
tevreden mee kan zijn, kan hij misschien nooit helemaal tevreden zijn. Dat is dan
ook jammer.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dat is het ingestudeerde politieke antwoord. Maar de crux is dat we proberen om hier
een doorbraak te forceren en eensgezind iets te gaan doen. Dus ik ben juist op zoek
naar samenwerking. Ik vind het gewoon jammer – niet meer, maar ook niet minder – dat
mevrouw Tielen zegt: ik heb nog een paar punten die ik misschien anders zou willen,
dus ik teken niet voor het geheel. Als je altijd dat ene punt dat je zelf graag anders
zou willen doen, eruit haalt, komen we nooit ergens met elkaar. De heer Jasper van
Dijk, de heer Smeulders en de heer Gijs van Dijk hebben ook dingen in het rapport
die ze anders zouden willen doen. Toch zeggen ze: als dit het pakket is, tekenen we
daarvoor, ook al is het niet honderd procent ons programma. Als je alleen maar wacht
tot je honderd procent je zin krijgt, verbeteren we nooit wat.
Mevrouw Tielen (VVD):
Ik weet niet zo goed wat ik hierop moet zeggen. In die zin ... Ik heb gezegd wat ik
heb gezegd. Het grootste deel klopt gewoon. Ik weet niet wat de heer Van Weyenberg
aan het proberen is. Ik heb zijn motie overigens nog niet gezien, dus ik weet niet
waar hij precies voor tekent. Volgens mij helpt het heel erg, echt serieus ook voor
de Minister, als hij leiding krijgt vanuit de Kamer: begin hiermee. Vervolgens gaan
we met de rest aan de slag, heel prima, maar niet alles kan tegelijk. Dit is grote
problematiek, en dat vraagt om urgente actie. Dan kun je niet op 28 schaakvelden tegelijk
een pion verzetten. Dat werkt gewoon niet.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Tielen. Meneer Van Weyenberg, dit wordt uw derde vraag. Daarna
geef ik het woord aan de heer Gijs van Dijk.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dat snap ik, voorzitter. U had er ook drie met ons afgesproken. Het gaat er helemaal
niet om dat niet alles tegelijk kan. Even in alle oprechtheid, u was de enige die
in het debat waar bijna iedereen behalve de heer Bruins bij aanwezig kon zijn, zei:
ik wil het niet. Dat vind ik jammer. Ik probeer nu juist uit een soort politieke ja/nee
te komen en te komen tot iets waar we ons in kunnen verenigen. Ik constateer dat de
VVD zegt: dat willen wij nu nog niet doen. Dat is overigens uw goed recht, maar ik
vind het wel een gemiste kans. En ik vind het argument dat niet alles in één keer
kan, een beetje een drogredenredenering, als ik eerlijk ben. Dit rapport heeft heel
veel praktische aanbevelingen, sommige voor de korte, sommige voor de lange termijn.
Als wij nu met elkaar zeggen dat wij dit gaan doen, dan geven wij een belangrijk signaal
af, ook aan de uitzendbranche, de werknemers zelf niet te vergeten, en de bedrijven
die willen werken met arbeidsmigranten. Dit wordt het nieuwe kader. De lat moet omhoog.
Dat zou ik een waardevol signaal vinden.
Mevrouw Tielen (VVD):
Dat meneer Van Weyenberg mij parafraseert in plaats van citeert uit het debat van
vorige week is ook zijn goed recht. Nogmaals, met mijn betoog heb ik heel duidelijk
gemaakt wat ik waardeer in het rapport en dat ik de signalen herken. Ik ga gewoon
niet van A tot Z tekenen bij het kruisje. Zo zit ik niet in elkaar. Dat mag de heer
Van Weyenberg vervelend vinden. Wat volgens mij juist heel fijn is, is dat de partners
in het veld, de uitzendbureaus, de werkgevers, heel duidelijk horen waarmee zij wat
mij betreft aan de slag moeten, en dat de Minister daarvoor op hun deur gaat kloppen.
Volgens mij helpt dat ons vooruit en kunnen we dan dingen gaan doen in plaats van
alleen maar ergens een naam onder krabbelen.
De voorzitter:
Meneer Gijs van Dijk, had u een vraag?
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Ja, voorzitter. Tot een jaar geleden was het gewoon in politiek Den Haag dat je, als
je een maatschappelijk probleem had over wat dan ook, je telefoon pakte en iemand
van de Partij van de Arbeid belde, en dan werd het opgelost. Ik ben heel blij dat
de SP in die kaartenbak terecht is gekomen met de heer Roemer, die een onwaarschijnlijk
goed rapport heeft afgeleverd. Dus ik zou de Minister een tip willen geven. We hebben
het ook best veel over pensioenen, pensioenproblemen, de rekenrente en de rekenregels.
Wellicht kan hij ook eens een keer iemand anders bellen dan iemand van de Partij van
de Arbeid, bijvoorbeeld iemand van de SP. Wellicht biedt dat weer nieuwe inzichten.
De voorzitter:
Kunt u terug naar het onderwerp?
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Ja, terug naar het onderwerp; excuus, voorzitter. Ik begrijp mevrouw Tielen heel goed.
Ze zegt dat we niet alles tegelijk kunnen, maar het gaat vooral om het doorbreken
van die afhankelijkheidsrelatie. Daar zitten de meest schrijnende verhalen. Je kunt
eigenlijk je mond niet opendoen, want op het moment dat je je mond opentrekt, ben
je je baan en je huis kwijt. Kunnen wij elkaar vandaag daarin vinden dat we dat zo
snel mogelijk doorbreken?
Mevrouw Tielen (VVD):
Ik denk het wel. De ontkoppeling van beide contracten lijkt mij een goed idee. Tegelijkertijd
sluit ik me aan bij wat mevrouw Palland daarover zei: als dat alleen maar een papieren
werkelijkheid is, dan heeft niemand daar wat aan. Volgens mij is de brede constatering
in deze Kamer dat er dingen gebeuren in de markt waar arbeidsmigranten hun werk doen,
die iedereen gewoon koud om het hart slaan en waar we echt als een dolle wat aan moeten
doen. Soms moet wetgeving aangepast worden. Soms moet gewoon beter gehandhaafd worden.
Dat scheiden van werk en bed stel ik mij goed voor. Tegelijkertijd moeten het ook
niet twee aparte entiteiten zijn. Als ik ergens in het buitenland wil gaan werken
voor een werkgever, vraag ik graag aan de werkgever om mij ook aan onderdak te helpen.
Dat is overigens ook letterlijk gebeurd.
De voorzitter:
Meneer Smeulders, u had een vraag.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Ik heb toch een beetje moeite met de lijn van de VVD. Ik weet nog heel goed dat, toen
het rapport van de commissie-Borstlap verscheen en de linkse partijen zeiden dat wij
niet heel enthousiast werden over de interne flexibiliteit, zoals het aanpakken van
vaste contracten, de VVD riep: cherrypicking, cherrypicking; we moeten alles doen!
Dat heeft de heer Borstlap toen ook gezegd: je moet niet erin shoppen; je moet alles
doen. De heer Roemer, die dit onderzoek heeft gedaan op verzoek van dit kabinet, deze
coalitie, waarin uw partij de grootste is, heeft in december heel helder gezegd: de
Kamer kan hier niet in gaan shoppen; je kan niet vijf aanbevelingen doen, bijvoorbeeld,
want dan stort het hele kaartenhuis in elkaar. Dus waarom wil de VVD als enige partij
hier aanwezig niet gewoon zeggen: we gaan dit onverkort uitvoeren?
Mevrouw Tielen (VVD):
Omdat er gewoon dingen in staan die ik onverkort te snel vind gaan. Ja, dat mag. Ik
vind het wel mooi dat de heer Smeulders Borstlap aanhaalt, die overigens door de Kamer
controversieel is verklaard – ook nog wel interessant – want daar zitten ook heel
veel afhankelijkheden in. Meneer Roemer heeft zijn aanbevelingen heel duidelijk in
zeven clusters neergezet. Die zijn niet per se afhankelijk van elkaar. Als je het
een doet, hoeft dat niet per se iets te betekenen voor het ander. Dat is echt wel
een andere benadering. Als ik een rapport zou schrijven, zou ik ook het liefst zeggen:
alles is belangrijk, ik heb er goed over nagedacht. Dat heeft hij. Wat er ligt, is
gewoon een stevig rapport. Het betekent alleen niet dat je kan zeggen: het moet alle
28, of we doen niets. Dat is niet de vraag. Dat zeg ik ook niet. Ik zeg dat ik me
bij het grootste deel van de aanbevelingen goed kan aansluiten.
De voorzitter:
Als u even wacht tot de bel van de plenaire zaal klaar is?
U was bijna aan de beantwoording van de vraag, volgens mij.
Mevrouw Tielen (VVD):
Ik was speciaal niet als tweede gaan zitten, maar inderdaad, die bel was nog niet
gegaan. Ik heb sympathie voor de gedachte van meneer Smeulders, maar die is net niet
helemaal van toepassing. Je kunt best een deel van die 28 aanbevelingen onverkort
uitvoeren zonder dat die andere daaronder lijden. Dat is wel een verschil met Borstlap.
Ik kan heel vaak zeggen – ik kan het nog een keer doen – dat ik waardering heb voor
het rapport. Ik heb er heel veel in gezien dat ik heel goed herken. Ik zou graag willen
dat de Minister met een aantal dingen al echt aan de slag gaat. Maar «onverkort»,
dat is 100%. Zo zit ik er gewoon niet in. Ik wil dat best voor de sympathie doen,
hoor, daar gaat het niet om. Maar als we zo met elkaar in debat gaan, dan komen we
als politiek niet vooruit. Dat zou ik wel graag willen, want er is genoeg urgentie
in deze markt die echt opgelost moet worden.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Tielen. Dan heeft u nog een vraag van meneer Bruins. O, u heeft
geen vraag. U wil gewoon beginnen met uw termijn. Nou, gaat uw gang.
De heer Bruins (ChristenUnie):
Dat zou ik best willen, voorzitter. Als hekkensluiter heb ik best de ambitie om de
wc-eend en de partypooper bij elkaar te brengen, want arbeidsmigratie is niet een
onderwerp dat we demissionair op zijn beloop kunnen laten.
De coronacrisis brengt de problemen die er al waren, extra duidelijk aan het licht.
Bedrijven zien hun spotgoedkope arbeidsmigranten opeens wegblijven. We zien erbarmelijke
omstandigheden bij arbeidsmigranten die hier nog wel zijn, die gedwongen door moeten
werken en die vaak met veel mensen in te kleine woningen leven.
Als derde generatie arbeidsmigrant kan ik zeggen: de ChristenUnie is niet tegen arbeidsmigratie.
Maar er is te weinig oog voor de maatschappelijke gevolgen. Onder het mom van liberale
verworvenheden zoals vrij verkeer is het perverse verdienmodel van bedrijven de maatstaf
geworden, en niet het publiek belang. We zijn bezig met een race naar de bodem. Uitbuiting
onder het mom van vrije keuze. De zogenaamde zelfredzame zzp'er die zijn diensten
komt aanbieden in West-Europa. De ChristenUnie pleit voor meer afstemming tussen vraag
en aanbod, een betere regulering van arbeidsmigratie en hardere afspraken binnen de
Europese Unie. In onze initiatiefnota samen met de SP van vorig jaar hebben we hier
diverse voorstellen voor gedaan. Ook in ons verkiezingsprogramma komen we met een
stevige agenda.
Voorzitter. Het kabinet heeft de aanbevelingen van de commissie-Borstlap en de commissie-Roemer
grotendeels doorgeschoven naar het volgende kabinet. Nu het kabinet demissionair is,
dreigt er nog meer doorgeschoven te worden. Zo kan het zomaar nog tijden gaan duren
voordat we misstanden, schijnconstructies en doorgeschoten flexibilisering bestrijden.
Ik vraag de Minister om nog eens heel precies aan te geven wat er wél kan op korte
termijn. Wat mijn fractie betreft gaan we het rapport van Roemer integraal uitvoeren,
met de grootst mogelijke spoed.
Een belangrijk punt is de certificering van uitzendbureaus. Ik pleit daar al lang
voor. De Kamer heeft ook vorig jaar in ruime meerderheid mijn motie aangenomen om
eisen aan uitzendbureaus te stellen. Laten we vaart daarmee maken. Dat is ook van
belang omdat de goedwillende uitzendbureaus lijden onder de kwaadwillende. Een concreet
stapje is ook een meldplicht voor uitzendbureaus bij ongelukken. Die maatregelen van
Roemer kunnen heel snel ingevoerd worden en helpen om het kaf van het koren te scheiden.
Een ander belangrijk punt van het aanjaagteam is de registratie van arbeidsmigranten.
Gemeenten kunnen weinig als ze niet weten waar arbeidsmigranten verblijven. Het is
daarom cruciaal dat de feitelijke verblijfplaats van arbeidsmigranten zo snel mogelijk
wordt geregistreerd. Ook hiervoor kunnen volgens mij nu al stappen gezet worden. Werkgevers
kunnen toch gewoon morgen beginnen met arbeidsmigranten vragen om zich te registreren
bij een RNI-loket? Graag een reactie.
Dan de huisvesting. In diverse gemeenten leidt de onveilige huisvesting van arbeidsmigranten
tot veel overlast en tot verkamering van woningen. Om afhankelijkheid van de werkgever
tegen te gaan, moeten het arbeidscontract en het huurcontract losgekoppeld worden.
Mijn fractie pleit hier al langer voor. Zolang dat nog niet geregeld is, kunnen we
op z'n minst een minimale opzegtermijn van een maand hanteren als een werkgever de
huisvesting regelt. Zo kunnen we ervoor zorgen dat in deze coronatijd niemand van
de ene op de andere dag op straat belandt. Ook dit is toch heel snel te regelen, en
wel nu? Dat vraag ik zo sterk aan de Minister.
Verder willen wij dat de huisvesting van arbeidsmigranten een betere plek krijgt in
de woonvisie van gemeenten en provincies. Er moeten goede regioafspraken gemaakt worden
over een eerlijke verdeling van de huisvestingsopgave, want die is nu heel scheef
verdeeld tussen de gemeenten. Er moeten ook landelijke prestatieafspraken met woningcorporaties
gemaakt worden, met duidelijke voorwaarden waaraan huisvesting van tijdelijke werkers
moet voldoen. Gemeenten moeten hierop kunnen handhaven, bijvoorbeeld door te werken
met een verhuurdersvergunning. Kan de Minister mij namens Minister Ollongren vertellen
hoe hij aankijkt tegen zo'n verhuurdersvergunning?
Tot slot. Wij pleiten al langer voor goede begeleiding van de arbeidsmigranten die
zich hier voor langere tijd vestigen. Mijn fractie wil een verplichting voor werkgevers
om bij te dragen aan toegang tot taallessen voor arbeidsmigranten. Ook moeten arbeidsmigranten
door gemeenten geholpen worden om aansluiting te vinden bij maatschappelijke voorzieningen,
zoals bibliotheken, sportvoorzieningen, wijk- en dorpshuizen. Hierbij moet speciale
aandacht zijn voor de kinderen van arbeidsmigranten, zoals ook collega Smeulders al
heeft bepleit. Graag hoor ik van de bewindspersonen wat zij op korte termijn op dit
vlak kunnen doen.
Voorzitter, tot slot. Toen mijn Poolse oma een kaartje wilde schrijven naar haar man,
die in het buitenland verbleef, moest haar dochter van 11 jaar het kaartje schrijven,
want zij kon geen Nederlands en ze heeft nooit Nederlands leren schrijven. Ze is nu
50 jaar geleden overleden. Afgelopen 24 december mocht ik een steen met haar naam
op haar graf leggen. Na 50 jaar heeft ze eindelijk een naam, mijn Poolse oma, arbeidsmigrant
uit de dertiger jaren. Ik ben heel blij dat ik als derdegeneratiearbeidsmigrant mag
pleiten voor betere begeleiding, betere lessen en betere woningen voor arbeidsmigranten.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bruins. Dat zijn mooie woorden.
Ik wil de vergadering graag schorsen. Ik kijk even naar rechts, naar de Minister.
Minister Koolmees:
Ik moet helemaal naar de andere kant van dit gebouw. Een minuut of twintig, vijftien?
De voorzitter:
Twintig minuten. Dan beginnen we weer om 11.25 uur.
De vergadering wordt van 11.02 uur tot 11.25 uur geschorst.
De voorzitter:
De Minister zal in eerste termijn antwoorden. Hij zal ook namens zijn collegaminister
Ollongren spreken. Ik geef hem graag het woord.
Minister Koolmees:
Dank u wel, meneer de voorzitter. Dan begin ik met het doorgeven van de waarderende
woorden van de heer Roemer aan de commissie voor haar waarderende woorden over het
rapport van de commissie-Roemer. De heer Roemer volgt het debat en vroeg mij om deze
dankzegging over te brengen, dus bij dezen. Dat geeft mij ook de gelegenheid om de
heer Roemer te bedanken. Dat heb ik gedaan bij de ontvangst van het rapport en dat
doe ik nu, bij de behandeling, nog een keer expliciet. Ik dank hem voor zijn doorwrochte
rapport, maar ook voor zijn energie en het echte aanjagen. Ik heb hem één keer gesproken.
Althans, ik heb hem een paar keer gesproken, maar één keer gedurende het proces. Ik
zei: mijnheer Roemer, u gaat heel hard en dat vind ik heel positief. Toen zei hij:
je hebt een aanjaagteam ingesteld en ik ben dingen aan het aanjagen.
Dus nogmaals mijn dank aan de heer Roemer voor zijn werk. Hij heeft echt partijen
bij elkaar gebracht, analyses bij elkaar gebracht, op een terrein – dat was ook de
reden voor het instellen van deze commissie – waarop eigenlijk altijd heel veel versnippering
plaatsvindt: huisvesting, gemeenten en uitzendbureaus. Er zijn verschillende soorten
uitzendbureaus: heel bonafide partijen en malafide partijen. Het is een heel ingewikkeld
stelsel van verschillende bewindspersonen. De registratie zit bijvoorbeeld bij Raymond
Knops van BZK, de huisvesting bij de Minister van BZK en ik ga over de arbeidsmarkt
en ook over de uitzendbureaus. Er zijn veel partijen betrokken bij dit veld en dat
maakt het zo ingewikkeld om in beweging te krijgen. Het is de heer Roemer met zijn
team, onder ambtelijke leiding van de heer Uijlenbroek, wel gelukt om hier echt beweging
in te krijgen en dat waardeer ik zeer. Dat bij wijze van heel korte dankzegging.
Voorzitter. Arbeidsmigranten mogen in Nederland geen tweederangsburgers zijn. Dat
was het uitgangspunt van het aanjaagteam en daar sta ik volledig achter. Arbeidsmigranten
werken in sectoren – mevrouw Tielen zei het ook al – die onze economie draaiende houden.
Zij zorgen er bijvoorbeeld voor dat onze pakketjes op tijd aankomen en dat onze supermarkt
vol ligt, in de distributiecentra. Arbeidsmigranten hebben recht op eerlijk, gezond
en veilig werk met fatsoenlijke huisvesting en fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden. We
zien echter te vaak dat misstanden ontstaan, dat arbeidsmigranten slecht worden behandeld
en niet krijgen waar ze recht op hebben. Het is goed dat we het daar vandaag over
hebben met elkaar.
Vorig jaar is het kabinet – dat was nog voor corona – gestart met een integrale aanpak
van misstanden bij arbeidsmigranten. Wat er vervolgens gebeurde door corona, is dat
er een vergrootglas op de problematiek is gelegd. Daardoor moest ook met meer urgentie
worden gezocht naar oplossingen. Daarvoor hebben wij Emile Roemer aangesteld met zijn
aanjaagteam, om te kijken naar verbetering van de bescherming van arbeidsmigranten.
De heer Roemer is met het team het land in getrokken en heeft heel veel partijen gesproken.
Hij heeft inzichten opgehaald. In zes maanden tijd zijn er twee adviezen gepresenteerd
met een breed scala aan zeer waardevolle aanbevelingen. De kabinetsreactie op het
eerste advies – dat ging met name over corona en over urgente problematiek – heeft
u voor de zomer ontvangen en de reactie op het tweede advies heeft u in december ontvangen.
Wat duidelijk is, is dat deze problematiek niet in één dag opgelost gaat zijn. Er
is echt iets langer de tijd nodig om dit aan te pakken. De overheid moet zich er langdurig
voor inzetten om dit samen met de medeoverheden, maar ook met vele maatschappelijke
partijen, zoals de uitzendbureaus en de sociale partners, voor elkaar te krijgen.
Het speelt op een breed terrein, van werken tot wonen en van vervoer tot zorgverzekeringen.
Daarom zijn we echt direct aan de slag gegaan met het uitwerken van de adviezen van
het aanjaagteam. De heer Jasper van Dijk vroeg daarnaar. Ik heb geprobeerd om dat
uit elkaar te halen in de kabinetsreactie: wat op de korte termijn kan, wat we als
het ware klaarleggen in de voorbereiding voor de formatie en wat gewoon een langere
adem vergt. Die driedeling heb ik ook proberen aan te brengen in de kabinetsreactie.
Ik kom daar zo meteen uitgebreid op terug. Maar dat is de gedachte, tegen de achtergrond
dat mijn ambtenaren en ook de ambtenaren van BZK het natuurlijk gewoon heel erg druk
hebben met coronabestrijding en met allerlei noodpakketten en herstelpakketten. Het
is best een worsteling geweest om te kijken wat we nou zo snel mogelijk kunnen oppakken
en wat we kunnen klaarleggen, zodat formerende partijen daar een klap op kunnen geven.
Wat we bijvoorbeeld al op korte termijn hebben gedaan, is het centrale informatiepunt
Work in the Nederlands, waarvoor ik ook een Engelstalig introductiefilmpje heb mogen
maken. Ik kan daar veel over vertellen, maar dat doe ik niet. Daar kunnen arbeidsmigranten
in verschillende talen informatie over werken en wonen in Nederland vinden. Arbeidsmigranten
met vragen kunnen, eventueel anoniem, terecht bij FairWork. Om acute misstanden aan
te pakken is in september 2020 het Samenwerkingsplatform Arbeidsmigranten en COVID-19
opgericht. De heer Van Weyenberg vroeg daarnaar. Zo wordt op de korte termijn gewerkt
aan meer bescherming voor arbeidsmigranten. We hadden bij het regeerakkoord al structureel
50 miljoen extra per jaar vrijgemaakt voor de versterking van de handhaving door de
Inspectie SZW. Het grootste deel van de controleactiviteiten betrof eerlijk werk,
het handhaven van eerlijk werk, waaronder de positie van arbeidsmigranten valt.
We zijn ook al langere tijd bezig – bijvoorbeeld naar aanleiding van de discussie
die we hadden over de export van WW-uitkeringen – met het beter registreren van mensen,
om juist het zicht op arbeidsmigranten te verbeteren. De contactgegevens van arbeidsmigranten
die zich melden bij een RNI-loket, Registratie Niet-Ingezetenen, worden sinds begin
dit jaar echt geregistreerd, zodat de overheid ze kan bereiken als het nodig is. Die
gegevens worden nu ook uitgewisseld met de Inspectie SZW. Ook is gestart met de voorbereiding
van de wijziging van Wet BRP, de Wet basisregistratie personen, ten behoeve van de
registratie van tijdelijke verblijfsadressen. Er bestaat al een regeling waaruit medisch
noodzakelijke zorgkosten voor onverzekerden vergoed worden wanneer zij de kosten niet
zelf kunnen dragen, waaronder voor de arbeidsmigranten waarop het rapport van het
aanjaagteam ziet. Met andere woorden: langs verschillende lijnen zijn nu al op korte
termijn acties ondernomen om dit punt te adresseren, te verbeteren en op te pakken.
Daarnaast hebben we cumulatief voor 2020 en 2021 100 miljoen vrijgemaakt voor het
creëren van huisvesting voor kwetsbare groepen, waaronder ook arbeidsmigranten. Het
Rijksvastgoedbedrijf, het RVB, brengt door middel van een pilot de mogelijkheden in
kaart voor passende huisvesting voor arbeidsmigranten in een viertal gemeenten. Al
met al zijn er heel veel aparte trajecten voor de korte termijn, vallend onder verschillende
bewindspersonen, juist om de urgente problematiek aan te pakken.
Tegelijkertijd gebruiken we de tijd tot de verkiezingen om de aanbevelingen en de
vragen die een wetswijziging of geld, investeringen, vereisen zodanig voor te bereiden
dat ze klaarliggen voor een volgend kabinet. Dus als het kabinet daartoe besluit – ik
heb vandaag veel adhesiebetuigingen gehoord van verschillende politieke partijen –
kan het daar direct mee aan de slag, kan het direct wetten inbrengen richting het
parlement, zodat die snel behandeld kunnen worden. Die liggen dan als het ware klaar.
Dan gaat het bijvoorbeeld over de aanbeveling over de verplichte certificering van
en de kwaliteitseisen voor uitzendbureaus, maar ook over de uitbreiding van de capaciteit
van de Inspectie SZW. Ik zei net al dat we 50 miljoen euro hebben uitgetrokken voor
deze kabinetsperiode. Daar komt 10 miljoen van Roemer bij. Ik heb al gezegd dat het
echt aan de formerende partijen is om dat neer te zetten. Overigens zijn we nu nog
bezig met het aannemen van mensen van die 50 miljoen. Zo snel gaat het allemaal niet,
want mensen moeten ook opgeleid en ingewerkt worden voordat ze inzetbaar zijn. Overigens
plaatst corona de inspectie ook weer voor nieuwe uitdagingen.
De voorzitter:
Dat geeft aanleiding voor een vraag.
Minister Koolmees:
Mag ik nog twee zinnen zeggen in mijn inleiding? Dan ga ik daarna naar de blokjes.
De voorzitter:
Ja, gaat uw gang. Daarna komt er een vraag van de heer Van Weyenberg.
Minister Koolmees:
Op mijn verzoek blijft het aanjaagteam – weliswaar zonder de heer Roemer, want die
is nu burgemeester in Alkmaar geworden, maar met dezelfde projectleider – in stand
om ten behoeve van het nieuwe kabinet zijn adviezen uit te werken en de voortgang
van de maatregelen die het huidige kabinet al treft te bewaken, juist ook om de urgentie
te onderstrepen waarom we dit aanjaagteam aan het werk hebben gezet.
Ik zal hierna ingaan op een paar blokjes, namelijk uitzendbureaus, positie arbeidsmigranten,
handhaving, huisvesting en registratie.
De voorzitter:
Dat is de inleiding. De heer Van Weyenberg heeft een vraag en de heer Jasper van Dijk
straks ook.
De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter, dank. Het is echt heel goed dat we niet op onze handen zitten, maar zorgen
dat dingen letterlijk op de plank liggen, ook de wetsaanpassingen. Ik heb één vraag.
Er is nu 50 miljoen uit de formatie. Ik vind het zelf heel goed dat we nu, net als
in persoonlijke dienstverlening, ook investeren in de uitvoering en de handhaving.
Ik begrijp ook dat er nog mensen worden geworven. Het is ook een grote verandering
voor de Inspectie SZW. Is nou het beeld van de Minister dat die 10 miljoen van Roemer
genoeg is, even los van of je uiteindelijk besluit om het allemaal te doen of niet?
Ik zeg het eerlijk: ongeveer 100 mensen is natuurlijk hartstikke belangrijk, maar
er komt veel op het bordje van de inspectie. Een van de lessen is dat we onze uitvoeringsorganisaties
moeten equiperen om het dan ook goed te doen. Ik heb het niet kunnen narekenen, maar
ik had daar zelf wel enige zorgen over, gegeven de grote ambities uit het rapport.
Hoe ziet de Minister dat?
Minister Koolmees:
Dat vind ik een moeilijke vraag om een-twee-drie te beantwoorden. Het aanjaagteam
heeft een goede analyse gemaakt en ook met de inspectie gesproken: als je dit meer
handen en voeten wil geven, waar moet je dan aan denken? Die 10 miljoen is daarop
gebaseerd. Dat is geen slag in de lucht; dat is echt op basis van de gesprekken met
de inspectie. Gisteren spraken we nog over een initiatiefwet, onder andere van mevrouw
Ploumen, over een gelijke beloning voor man en vrouw. De heer Jasper van Dijk weet
het als initiatiefnemer: er wordt ook aan de inspectie gevraagd om die te gaan handhaven.
Ik heb daarover gisteren tegen de initiatiefnemers al gezegd, nog voor de eerste termijn: ...
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Dat heb ik niet gehoord!
Minister Koolmees:
Dat klopt, want dat heb ik namelijk gewoon in de wandelgangen gedaan. Ik heb gezegd:
dat vergt wel nadere doordenking over welke taken en bevoegdheden je aan de inspectie
geeft, wat je dan terugverwacht en hoeveel mensen daarbij horen. Ik vind het zelf
wel een interessante opdracht om even te inventariseren welke dingen er nu politiek
liggen en om dat klaar te leggen voor de formatie, zodat daar een besluit over genomen
kan worden. Daaronder valt deze 10 miljoen van Roemer, maar ik denk dat de Kamer vraagt
om op meer zaken handhavingscapaciteit in te zetten. Ik zou het goed vinden om dat
in een soort formatiefiche uit te werken in de komende weken.
De heer Van Weyenberg (D66):
De Minister is mijn vraag voor, dus dat is mooi. Het lijkt mij goed dat we iets uitvoeringstoetsachtigs
hebben, zodat we weten of het echt met die 90 kan als we dit willen doen. Het is dan
uiteindelijk een politieke keuze aan de formatietafel. Dan zal het hopelijk worden
uitgevraagd. Ik hoop dat dit een van de lessen uit het verleden is. Ik begrijp dat
er nog meer vragen liggen, dus neem die vooral mee, ook heel specifiek over arbeidsmigratie.
We moeten per wet of per pakket kijken of de richting goed is. Is er zicht op of we
rond 1 april iets hebben liggen?
Minister Koolmees:
Ik denk dat dit kan en voor de formatie ook echt wel nodig is. We hebben bijvoorbeeld
ook Borstlap nog, waar ook een aantal elementen in staan over de Waadi, gelijke behandeling
en de zzp-discussie. Het zou goed zijn om aan de inspectie te vragen om een satéprikker
– ik heb gisteren ook al een satéprikkerbrief beloofd – door alle wensen die er liggen
te steken, zodat de inspectie ook eerlijk kan aangeven waar ze geen toegevoegde waarde
ziet. Er zijn ook terreinen waarvan je denkt: misschien zijn er andere mogelijkheden
om dit op te lossen die beter zijn dan alleen maar meer handhaving en toezicht. Dat
doe ik dus graag.
De voorzitter:
Uw inleiding gaf ook aanleiding voor een vraag van de heer Jasper van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Het is goed dat de Minister aangeeft wat op de korte termijn en wat op de lange termijn
kan gebeuren. We zijn bezig met een motie om u daartoe aan te zetten, die waarschijnlijk
volgende week ingediend zal worden. Maar de formatie kan lang duren. Niemand weet
hoelang precies. Het is dus belangrijk om precies zicht te hebben op wat er op die
korte termijn kan gebeuren. Kan de Minister dat wellicht nog in een brief aan ons
laten weten, liefst natuurlijk voor volgende week? Dat zou goed zijn omdat, als die
formatie heel lang duurt, de Kamer zelf natuurlijk ook initiatieven kan nemen in de
komende maanden. Dus graag helderheid over wat er nu al kan gebeuren en wat echt langer
gaat duren qua wetgeving.
Minister Koolmees:
We hebben geprobeerd het helder op te schrijven in de brief, per aanbeveling; de befaamde
pagina 19 van mevrouw Tielen. Per aanbeveling hebben we opgeschreven wat we nu al
doen, wat we voorbereiden en wat echt een langere termijn vergt, bijvoorbeeld zo'n
handhaving-toezichtachtige discussie. Ik ben op zoek naar wat u dan nog meer vraagt
van mij. In de specifieke vragen heb ik straks overigens nog wel aandachtspunten.
Een voorbeeld is de certificeringsvraag van de heer Smeulders: dat is precies waar
we nu mee bezig zijn, namelijk de uitwerking van de eisen, vog's voor welke personen;
dat soort zaken. Dat moet je wel even netjes uitwerken voordat je met een voorstel
naar de Kamer kan komen. Ik heb geprobeerd om dat te doen in de kabinetsreactie. Het
is alweer een tijdje geleden en er gebeurt veel de laatste tijd, maar volgens mij
staat zelfs in een bijlage per aanbeveling welke activiteiten er zijn. Als u daar
nog een vraag over heeft ben ik altijd offline, of misschien beter online beschikbaar
om specifieke vragen in behandeling te nemen.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u begint met de blokjes en dat we dan aan het eind van een blokje
de vragen groeperen.
Minister Koolmees:
Voorzitter. Ik begin met het uitzendblokje. Daar zijn veel vragen over gesteld. Het
aanjaagteam heeft duidelijk gemaakt hoe uitzendbureaus vaak de spin in het web zijn
bij arbeidsmigranten. Veel arbeidsmigranten worden namelijk door uitzendbureaus naar
Nederland gehaald met een zogenaamde packagedeal. Dat houdt in dat het uitzendbureau
alles regelt, van werk tot huisvesting, zorg en vervoer. Laat ik vooropstellen dat
het meestal goed gaat. Het is ook de bonafide uitzendbureaus een doorn in het oog
wat er allemaal misgaat met de malafide bureaus. De ABU en de NBBU vragen heel vaak
aandacht bij mij voor bijvoorbeeld meer handhaving, om het onderscheid ook beter naar
boven te krijgen.
De meeste uitzendbureaus hebben het dus goed geregeld en behandelen arbeidsmigranten
zoals het hoort. Er zijn echter ook malafide uitzendbureaus, die zorgen voor verschillende
misstanden, zoals het aanjaagteam ook laat zien. De belangrijkste slachtoffers zijn
natuurlijk de arbeidsmigranten zelf, maar ook de sector heeft er dus last van, en
die heeft ook voorstellen gedaan om die misstanden aan te pakken. Dat waardeer ik
zeer en zie ik ook als een ondersteuning uit de branche die heel welkom is. We zijn
het erover eens dat het echt anders moet; dat hebben we al eerder met elkaar gedeeld
in deze Kamer. De discussie met de Kamer over bijvoorbeeld de waarborgsom loopt eigenlijk
ook al een jaar.
Wat willen we dan precies aanpakken? Eerst en vooral: het is nu te makkelijk om zomaar
een uitzendbureau op te richten. Er is te weinig toezicht op de 14.000 uitzendbureaus
die er op dit moment zijn, volgens mij. Er ligt een grote verantwoordelijkheid bij
de uitzenders om een goeie werkgever te zijn voor alle uitzendkrachten. In lijn met
de aanbevelingen van Roemer werk ik ook aan extra eisen voor uitzendbureaus en landelijke
certificering. Dat wordt nu klaargelegd, zodat het volgende kabinet ermee aan de slag
kan. Het gaat dan bijvoorbeeld over eisen aan bestuurders, zoals het hebben van een
vog. We bereiden ook een waarborgsom voor. Je hebt dan een goed startkapitaal nodig
om een uitzendbureau te worden. Het loont dan niet om het te laten ploffen, dus het
bedrijf op een dubieuze manier failliet te laten gaan om daarmee onder je verplichtingen
uit te komen. Dat vraagt overleg met onder meer de sociale partners, de banken, de
Belastingdienst en de Kamer van Koophandel.
Vandaar dat we dit niet zomaar in een wet konden neerleggen maar echt even goed moesten
uitwerken en klaarleggen. Hoe check je bijvoorbeeld boetes op achterstallige betalingen
van een bestuurder? Hoe kijk je terug? Hoe wordt dat gewogen? Daar waren specifieke
vragen van de heer Smeulders over. En wat is dan de rol van de Kamer van Koophandel
bij het checken van deze eisen? Al die vragen worden nu uitgewerkt en opgeschreven
in een document dat voor de formatie beschikbaar komt. Ik begrijp heel goed de roep
om dit zo snel mogelijk te regelen, maar dit vergt wel enige zorgvuldigheid en ook
politieke weging hoever je daarin wil gaan. Dat vind ik niet aan een demissionair
kabinet. Daar moeten door een missionair kabinet of aan de formatietafel keuzes over
worden gemaakt.
Parallel hebben we de uitwerking van de commissie-Borstlap. Sommige onderwerpen raken
elkaar en komen bij elkaar te liggen voor de formatie, bijvoorbeeld als het gaat over
uitzendwerk, het uitzendcontract, de vraag hoelang dat mag duren, fase A en fase B,
het uitzendbeding en dat soort discussies. Die raken elkaar in dezen. Ik dacht dat
de heer Van Weyenberg bijvoorbeeld zei dat heel veel mensen in fase A blijven hangen.
Ik twijfel er nu aan wie dat zei; iemand zei het. Dat heeft bijvoorbeeld ook te maken
met het uitzendbeding. Ik denk dat het heel belangrijk is om die dingen samen te nemen
en daar een politieke weging op te leggen aan de formatietafel.
De voorzitter:
Is dat het eind van het blokje?
Minister Koolmees:
Nee hoor, ik heb nog een paar dingen. Zal ik het blokje uitzenden even afmaken?
De voorzitter:
Ja, graag. En dan krijgt u een vraag van mevrouw Palland en de heer Gijs van Dijk.
Minister Koolmees:
Is er bij een certificeringsstelsel ook publiek toezicht mogelijk? Ja, dat kan goed
gecombineerd worden met publiek toezicht, bijvoorbeeld door de Inspectie SZW, om te
handhaven bij misstanden.
Ik heb het net gehad over de integriteit van bestuurders; een vraag van de heer Smeulders.
De heer Smeulders had nog een aparte vraag over de Wet Bibob. Die is inderdaad niet
van toepassing op het certificeringsstelsel, omdat die wet alleen betrekking heeft
op het verlenen of intrekken van een vergunning die door de overheid bestuursrechtelijk
is versterkt, en niet onder een certificeringsstelsel. Dat is typisch zo'n detail
dat we nu aan het uitwerken zijn.
Mevrouw Palland vroeg wanneer de waarborgsom effectief kan worden ingevoerd. Die wordt
nu samen met de sociale partners uitgewerkt. Dat vergt een wetswijzing. Het wordt
meegenomen in de uitwerking van de kwaliteitseisen en een certificeringsstelsel voor
de uitzendbureaus. Daar wordt nu dus aan gewerkt. De invoering verwacht ik zo spoedig
mogelijk in de volgende kabinetsperiode, als daarover een besluit wordt genomen aan
de formatietafel, natuurlijk.
De vraag van Gijs van Dijk over uitzenddraaideurconstructies hangt samen met de discussie
over het rapport van de commissie-Borstlap en over fase A en fase B. Overigens spreken
de bonafide uitzendbureaus hier schande van, want eigenlijk is het een ondergraving
van de cao die de ABU en de sociale partners hebben gesloten.
Dat is het blokje uitzendbureaus, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Palland, uw vraag staat nog overeind?
Mevrouw Palland (CDA):
Ja. In het laatste deel van de reactie van de Minister zat het antwoord eigenlijk
al. U constateerde zelf al dat we het al ruim een jaar met elkaar hebben over de waarborgsom.
Daarom vroeg ik ook: kunnen we die dan nu invoeren? Maar ik begrijp uit de beantwoording
dat de Minister zegt: ja, maar dat wordt straks onderdeel van de certificering. En
ik begrijp dat we nog met elkaar komen te spreken over hoe die certificering er precies
uit gaat zien en dat dat nog wel wat vergt. Het wordt dus aan elkaar gekoppeld en
daarom kan het niet nu al worden ingevoerd.
Minister Koolmees:
Ja, dat klopt. Mijn oorspronkelijke bedoeling was om het het afgelopen najaar bij
de Kamer te hebben. Maar door corona is het er gewoon niet van gekomen en is het doorgeschoven.
Toen dacht ik, toen Roemer er was: dan is het beter om het certificeringsstelsel en
de waarborgsom samen te nemen, zodat het als één wetgevingspakket uw kant op kan komen.
De voorzitter:
Voldoende zo? Ja.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Dat van fase A en de draaideurconstructie zal onderdeel zijn van een brede arbeidsmarktherziening.
Dat zou dus inderdaad meer bij de formatie passen. Maar wat betreft de handhaving
krijg ik van de FNV door dat de Inspectie SZW alleen kan handhaven op de WML en niet
op het cao-loon van de WAADI. Zou niet een soort tussenstap zijn om een extra handhavingstaak
aan de inspectie te geven, waardoor er beter gecontroleerd kan worden en misstanden
zoals het ontduiken van het minimumloon en van de cao alvast kunnen worden aangepakt?
Alles in het teken van «wat we al kunnen doen, moeten we doen». En over alles wat
groter is, wordt dan bij de formatie hopelijk zo snel mogelijk besloten.
Minister Koolmees:
Het antwoord zat in het volgende setje, maar ik doe het dan toch gelijk nu even. Het
cao-loon is een verantwoordelijkheid van de cao-partijen. Bij uitzendbureaus is die
er op grond van de WAADI. De Inspectie SZW kan op verzoek wel onderzoek doen naar
de naleving van het cao-loon of de naleving van de WAADI. Met de onderzoeksresultaten
kunnen vakbonden en werknemers dan een civielrechtelijk proces aanspannen om betaling
van het cao-loon af te dwingen. Dat heeft te maken met het civielrechtelijke punt
dat het een contract is tussen private partijen, zoals de heer Van Dijk weet uit zijn
vorige leven.
Mevrouw Tielen (VVD):
Dat is een helder antwoord van de Minister. Ik heb nog wat aanvullende vragen over
de certificering. Er ligt een door de branche zelf opgestelde SNA-certificering. De
Minister is daarmee in gesprek om te kijken hoe dat wettelijk verplicht kan worden.
Kijkt hij of er ook nog aanvullende elementen, keurmerken, criteria bij die certificering
komen? Heeft u het daar ook over met de betrokken partijen, om het maar zo te zeggen?
Minister Koolmees:
Ja.
Mevrouw Tielen (VVD):
En waar moet ik dan ongeveer aan denken?
Minister Koolmees:
De dingen die ik net heb genoemd: de vog, eisen aan bestuurders, de hoogte van de
waarborgsom, de definitie daarvan, de situatie waarin die wordt ingeroepen. Dat is
eigenlijk de hele set aan voorwaarden die je niet alleen in de hoofdwet maar misschien
ook wel in de lagere wet- en regelgeving moet definiëren om het uitvoerbaar te krijgen.
Hoe gaat de Inspectie SZW het doen? Dat is de publieke kant van de handhaving.
Mevrouw Tielen (VVD):
Zou de wijze van verloning daar dan ook nog een element van zijn, of niet?
Minister Koolmees:
Nee, ik denk het niet. Het gaat gewoon over de cao en over de WAADI, en niet zozeer ...
Het heeft natuurlijk alles met elkaar te maken, maar in mijn portefeuille heeft alles
met elkaar te maken. Dus nee, niet een aparte verloningscomponent. Zoekt u naar huisvesting
misschien?
Mevrouw Tielen (VVD):
Nee, ik zoek echt wel naar ... Ik kan me voorstellen dat je een certificaat hebt en
behoudt op basis van eerlijk, goed, veilig werk. U noemde het rijtje verder. De mate
van loonbetaling is daar natuurlijk ook onderdeel van. Ik zeg niet dat het er een
plaats moet hebben, maar ik kan me voorstellen dat het wel ergens een plek moet hebben
in het palet, of in ieder geval dat het wordt getackeld, zo zeg ik ook in aansluiting
op wat meneer Van Dijk daarover zei.
Minister Koolmees:
Ja, zeker. Dat heeft ook te maken met het handhaven van het certificeringsstelsel.
Als je daarin een overtreding constateert, begin je natuurlijk gewoon met een boete
of een reprimande, op wat voor manier dan ook. Als je het heel bont maakt, kan dat
uiteindelijk eindigen in het intrekken van het certificaat, waardoor je de facto niet
meer als uitzendbureau kunt ondernemen. Dat is een escalatieladder die we vaker gebruiken.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik tel deze wel als twee vragen, mevrouw Tielen. Gaat u verder met het
blokje, Minister.
Minister Koolmees:
Ik zal zo meteen uitgebreid ... Ik ga wachten tot de vragen van mevrouw Tielen op
zijn en al mijn antwoorden tot daarna! Nee hoor.
Het tweede blokje, over de positie van arbeidsmigranten. Zoals gezegd kan ik me zeer
vinden in de titel van het advies van de commissie-Roemer. Arbeidsmigranten zijn geen
tweederangsburgers. Veel van u zeiden ook al: ze zijn wel kwetsbaar voor oneerlijke
arbeidsvoorwaarden, slechte arbeidsomstandigheden en zelfs voor arbeidsuitbuiting.
Ik heb vorige week samen met collega Ankie Broekers-Knol nog een gesprek gehad met
Herman Bolhaar, de rapporteur tegen mensenhandel en uitbuiting. Die heeft daar ook
een aantal rapporten over geschreven. Dan zie je echt schrijnende situaties, voorbeelden
zoals de heer Gijs van Dijk beschreef uit Vlaardingen. Maar er zijn helaas meer plaatsen
in het land waar echt sprake is van uitbuiting. Dat moet niet kunnen in Nederland.
We hebben dus de website Working in the Netherlands opgezet om die informatie beter
bij de arbeidsmigranten te krijgen, zodat ze beter zicht hebben op hun rechten en
plichten en bijvoorbeeld weten waar ze terechtkunnen voor klachten. We zijn ook van
plan om arbeidsmigranten meer te betrekken bij de beleidsontwikkeling, om gerichter
te horen waar ze tegen aanlopen. Dan praten we niet alleen over, maar ook met de arbeidsmigranten.
De heer Jasper van Dijk vroeg nog hoe het zit met de garanties op minimumloon, als
je naar Nederland komt of wordt gehaald. De gedachte achter die aanbeveling van de
heer Roemer is inderdaad om arbeidsmigranten meer inkomenszekerheid te geven als ze
in Nederland aankomen. Ik heb ook signalen gezien van mensen die naar Nederland komen,
uiteindelijk een nulurencontract krijgen en binnen no time weer op straat staan; ik
heb daarover ook contacten gehad met bijvoorbeeld de Spaanse ambassadeur, toen dit
zo'n twee jaar geleden aan de hand was. Deze situatie vind ik onwenselijk. Daarom
begrijp ik ook het idee van de aanbeveling van de heer Roemer om een gegarandeerd
aantal uren aan werk uitbetaald te krijgen. Zo dienen ze minstens twee maanden minimumloon
voor voltijdwerk te betalen. Deze aanbeveling kan het beste door sociale partners
worden opgepakt en worden doorvertaald naar cao-afspraken. Ik wil graag met sociale
partners in overleg om dit handen en voeten te geven.
Dan het Duitse voorbeeld van de slachterijen. Dat was natuurlijk deels door corona
geïnitieerd. Overigens heb ik een maand of twee geleden met mijn collega uit Noordrijn-Westfalen,
waar dit aan de hand was, gesproken over huisvesting en arbeidsmigratie. Er zit meer
achter dan alleen maar het idee dat je mensen een vast contract geeft. Eigenlijk hebben
we het dan over Borstlap, over de bredere discussie over zzp-constructies, schijnconstructies,
uitzendconstructies en het vaste contract. De discussie in de slachterijen in Duitsland
ging vooral over arbeidsomstandigheden. Ik denk dat we in Nederland eerst de discussie
naar aanleiding van Borstlap moeten beëindigen om te kunnen zeggen dat je in bepaalde
sectoren per se een vast contract moet hebben. Dat zou niet mijn voorkeur hebben.
In Noordrijn-Westfalen was dit vooral ingestoken vanuit arbeidsomstandigheden. Het
was ook heel specifiek gericht op één sector, namelijk de slachterijen, en niet breder,
terwijl ik juist de ambitie heb om het breder te regelen, ook voor andere sectoren.
Denk ook aan het vervoer, aan de land- en tuinbouw of aan de distributiecentra, waarvoor
de FNV vaak aandacht vraagt. Ik ben dus niet voor sectorale dingen, maar meer voor
generieke regelingen. De heer Borstlap heeft daarvoor heel goede suggesties gedaan
in zijn rapport. Overigens staan hierover in het WRR-rapport ook heel goede aanbevelingen.
Dan de huisbaasdiscussie. Mijn voorganger heeft in de Wet aanpak schijnconstructies,
de WAS, het maximum van 25% inhouding van loon voor huisvestingskosten geïntroduceerd,
en ook de certificering door SNF – of AKF, voor de land- en tuinbouwsector – geregeld.
We zijn inderdaad op zoek naar het ontkoppelen van het arbeidscontract en het huurcontract,
zoals mevrouw Palland zei; ik zag de heer Gijs van Dijk knikken toen mevrouw Palland
dat zei. Helemaal geen rol vind ik onverstandig, want het kan juist heel goed zijn
om huisvesting te regelen, aan te bieden, tot stand te brengen. Er zijn echt goede
voorbeelden van dat dat lukt. Maar het gaat inderdaad om de afhankelijkheidsrelaties.
Het gaat om de koppeling tussen een arbeidscontract en een huisvestingscontract. Denk
bijvoorbeeld aan de situatie waarin mensen direct uit huis worden gezet als hun arbeidscontract
afloopt. Daar moeten we een oplossing voor vinden. Ook die variant zijn we aan het
uitwerken, zodat we dat handen en voeten kunnen geven. Denk bijvoorbeeld aan ergens
een langere periode kunnen wonen of aan een harde loskoppeling. Maar dan zit je wel
weer met een discussie – dat weet ik nog van mijn woordvoerderschap in Rutte II –
over flexwonen en tijdelijke huurcontracten, waarbij je ook tegen dilemma's aanloopt,
om het zo maar te zeggen. We zijn het nu dus aan het uitwerken, maar de gedachte onderschrijf
ik zeer.
De voorzitter:
Is dat het einde van het blokje?
Minister Koolmees:
Ik heb nog twee of drie vragen in dit blokje. De heer Van Weyenberg had het over een
arbeidscommissie. Bijzonder genoeg zit ook daarbij een overlap met Borstlap. Dat gaat
meer over de vraag of werknemers hun recht kunnen halen en zicht kunnen krijgen op
waar ze recht op hebben. Ook de heer Borstlap had het over een geschillencommissie
– volgens mij noemde hij het zo – of een arbeidsloket of zoiets. Ik vind het een interessante
gedachte, die ik wel mee wil nemen in de uitwerking. Maar dan zal ik het breder doen,
dus niet alleen voor arbeidsmigranten, maar ook voor mensen met een flexcontract,
een nulurencontract, een oproepcontract of dat soort zaken.
De heer Smeulders en de heer Bruins vroegen expliciet naar taal en naar kinderen en
taal. U weet dat ik daar een aantal keer naar heb gekeken, ook vanuit de verantwoordelijkheid
voor de Wet inburgering. Volgens mij is een aantal jaren geleden een motie van de
heren Segers en Jasper van Dijk daarover aangenomen. U weet dat arbeidsmigranten niet
inburgeringsplichtig zijn. Het is een persoonlijke keuze om de Nederlandse taal te
leren, maar het kan ook niet. We hebben recent nog een advies gekregen van de Raad
van State. We vroegen expliciet naar de inburgeringseisen. Het blijkt dat het niet
kan. Het Europese verdrag – ja, hoe ga ik dat formuleren? – zit daarbij in de weg
of geeft die mogelijkheid niet; dat is beter geformuleerd. We hebben wel een aantal
trajecten, zoals Tel mee met Taal. Denk ook aan de Wet educatie en beroepsonderwijs.
Op grond van die wet ontvangen gemeenten middelen die ze kunnen inzetten voor cursussen
voor basisvaardigheden voor volwassenen, bijvoorbeeld wat betreft de Nederlandse taal.
Dat is ook gericht op arbeidsmigranten.
Het openstellen van de inburgerings-/integratietrajecten voor arbeidsmigranten heeft
substantiële financiële en organisatorische gevolgen, die ik een tijdje geleden ook
heb behandeld bij de Wet inburgering. Daar ben ik dus geen voorstander van, zoals
ik toen ook al heb gezegd. Dat gezegd hebbende, vind ik het wel interessant om te
kijken of we Tel mee met Taal en de gemeentelijke initiatieven die vooral gericht
zijn op gemeenten waar een hoge concentratie van arbeidsmigranten is, de komende periode
kunnen aanjagen om het beter te verankeren. Maar we kunnen het niet afdwingen. Dat
blijft elke keer wel ingewikkeld, want als je allerlei verplichtingen oplegt aan werkgevers,
maar vervolgens de arbeidsmigrant niet kan verplichten om iets te gaan doen of om
examen te doen, dan kun je de verplichting aan de werkgever niet handhaven of waarmaken;
daar kun je dan geen gevolg aan geven. Dat vind ik ingewikkeld.
De vraag over kinderen vond ik interessant. Wij hebben daar relatief weinig informatie
over. Ik zeg uit mijn hoofd dat we één onderzoek hebben van het SCP naar de positie
van Poolse arbeidsmigranten, van een jaar of twee geleden. Daarbij is een derde van
de gezinnen permanent in Nederland gevestigd en gaat niet meer terug, in tegenstelling
tot mensen, vooral jongeren, die heen en weer reizen tussen Polen en Nederland. Maar
ik zal even met mijn collega van VWS in gesprek gaan om te kijken wat erover bekend
is en of het bijvoorbeeld nodig is om extra onderzoek te laten verrichten op dat punt,
om daar een beter beeld van te krijgen. Dat zeg ik richting de heren Smeulders, Van
Dijk en Bruins.
Dit was het blokje, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Jasper van Dijk, uw tweede vraag.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik ga even terug naar die scheiding van bed en baan. Idealiter zou ik zeggen: schrap
de mogelijkheid om loon in te houden voor de huur. Dat is die vreemde uitzondering
die uw voorganger heeft ingevoerd; u zei het al terecht. Ik zal daar met GroenLinks
een motie over indienen. Maar second best is de ontkoppeling van huur- en arbeidscontracten.
Dat staat inderdaad in uw bijlage op pagina 16, waar u terecht op wees: «Deze aanbeveling
neemt het kabinet over. Het kabinet gaat hierover in overleg met sociale partners
en bekijkt hoe dit juridisch geregeld kan worden.» Dat roept de vraag op die ik net
stelde: is dit iets wat we nu al kunnen doen? Kunnen we nu al bekijken hoe dit juridisch
geregeld kan worden? Of zegt u: nee hoor, dat gaat naar een nieuw kabinet. Want volgens
mij moeten we hier wel enige spoed mee maken.
Minister Koolmees:
Dat doen wij nu al. Dat gezegd hebbende, is dit onderdeel van een bredere discussie
over de toekomst van de arbeidsmarkt. Dat zeggen de sociale partners ook. Ook de SER
is nu natuurlijk bezig met een mlt-advies, een middellangetermijnadvies, voor de volgende
kabinetsperiode. Dat gaat over de bredere arbeidsmarkt, waar dit een onderdeel van
is. Ik begrijp dus ook wel dat sociale partners zeggen: daar willen we best over meedenken
en dat zijn we ook aan het doen, maar hoe gaan we dan in die bredere inbedding naar
de toekomst van de uitzendwereld en het tijdelijk contract kijken, dat soort zaken?
De komende formatie is dus eigenlijk het ideale moment om al die dingen bij elkaar
te pakken; zowel de commissie van de heer Roemer, de commissie-Borstlap, het advies
van de WRR en hopelijk ook een SER-middellangetermijnadvies van de sociale partners.
Dan kun je zeggen: over de hele arbeidsmarkt gaan we die kant op. Ik voorspel u ook
dat we dan nog wel tien jaar bezig zijn. Dus mijn opvolger, diens opvolger en die
opvolger daarna hebben hier nog een hele kluif aan, omdat er veel fundamentele vraagstukken
voorliggen die om een antwoord vragen.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Op datzelfde punt. Het is natuurlijk hartstikke goed dat we gaan zorgen dat je arbeidscontract
niet meer hetzelfde is als je huurcontract, maar zolang we blijven toestaan dat men
bijvoorbeeld boetes, maar ook de huur, inhoudt op het loon, blijf je een afhankelijkheidspositie
houden. Is de Minister het dus met ons eens dat we daar gewoon een eind aan moeten
maken, dat dat veel beter is voor de arbeidsmigranten? Anders kunnen bijvoorbeeld
mensen toch onder een minimumloon terechtkomen, terwijl we dat volgens mij allemaal
echt niet willen.
Minister Koolmees:
Ik begrijp wat u zegt. Even oppervlakkig gezien, ben ik het er ook wel mee eens, maar
ik denk dat er één laag onder zit met een dilemma. Er zijn namelijk ook een aantal
van die regelingen waarin we juist heel bewust de verplichting of de uitvoering willen
neerleggen bij het uitzendbureau of de werkgever, ook vanuit een soort zorgplicht
en om te voorkomen dat mensen tussen wal en schip vallen. Die andere discussie over
de zorgverzekering is zo'n voorbeeld.
Laat ik een parallel trekken. De inburgeringswet hebben we recent behandeld. Daarin
zit ook een zorgplicht van zes maanden van gemeenten voor mensen die net in Nederland
zijn. Want die komen in Nederland, spreken de taal niet, kennen het toeslagensysteem
en het zorgsysteem niet en raken dan verdwaald in de ingewikkelde bureaucratie van
het Nederlandse verzorgingsstaatstelsel. Vanuit die optiek kan het juist heel erg
goed zijn dat een werkgever een deel van die zorgplicht overneemt en zegt: wij gaan
jou helpen, we zorgen voor een goede woning en we zorgen voor een goede zorgverzekering,
zodat je hier in Nederland goed kunt wonen. Dat is dus precies de discussie die we
met sociale partners hebben. Dat is ook een discussie die onder arbeidscontract en
wooncontract vandaan komt. Je wil geen afhankelijkheid creëren, maar je wil wel ondersteuning
bieden. Die balans moet je met elkaar zien te vinden. Als je dat gevonden hebt, dan
moet je in de handhaving vervolgens de rotzakjes eruit halen en de goeden een pluim
geven.
De voorzitter:
Vervolgvraag, meneer Smeulders.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Ik snap het punt van Minister Koolmees, namelijk dat het een belangenafweging is.
Als wij willen dat niemand in Nederland onder het minimumloon terechtkomt en deze
constructies toch worden gebruikt om mensen onder het minimumloon te kunnen betalen,
dan is het een afweging wat we het zwaarst vinden wegen. Maar goed, daar komen we
op terug.
Mijn andere punt gaat over de kinderen. Want wij, en waarschijnlijk ook andere partijen,
hebben ter voorbereiding hiervan met wethouder Moti in Rotterdam gesproken. Ere wie
ere toekomt: hij kwam met dit punt. Hij zei: we maken ons in Rotterdam – maar ze zitten
ook op andere plekken in Nederland – ontzettend veel zorgen over de kinderen van arbeidsmigranten,
omdat wij daar zo weinig zicht op hebben. Soms zitten ze op school, soms niet. Dus
daarom hebben wij het idee dat dit wel terecht is. We hebben natuurlijk online zitten
kijken en we hebben er met een aantal mensen over gesproken. Er zijn wel dingen over
geschreven, maar inderdaad heel erg weinig. Pharos heeft bijvoorbeeld wat gepubliceerd
en ook het Kennisplatform Integratie & Samenleving. Zou het niet interessant zijn
om de commissie-Roemer te vragen: kunnen we eens specifiek kijken naar hoe het gaat
met die kinderen van arbeidsmigranten en of daar verbeteringen mogelijk zijn?
Minister Koolmees:
Eerst even terug naar het eerste punt van de heer Smeulders. Dat vond ik een te platte
conclusie van ons interessante interruptiedebatje. De WML is gewoon een wet. Je moet
in Nederland het minimumloon verdienen als je werkt. Dus dat is heel simpel. Dat is
ja/nee. Als je niet het minimumloon uitbetaalt, dan ben je strafbaar bezig en kun
je een boete krijgen. Daar zijn we het allemaal heel snel over eens. De vraag die
hieronder vandaan komt, is een andere, namelijk: wat is de goede balans tussen de
zorgplicht voor en ondersteuning van een werknemer die niet automatisch de weg weet
in alle ingewikkelde regelingen die wij hebben opgetuigd, en het voorkomen van het
ontstaan van een afhankelijkheidsrelatie? Daar moet je een evenwicht in zien te vinden.
We kunnen niet zo een-twee-drie zeggen: als we het op die manier doen, zijn we van
alle problemen af. Ik denk dat je ook van de regen in de drup kunt komen. Die dilemma's
zijn we aan het schetsen en uitwerken om een goede keuze te kunnen maken voor de volgende
periode.
Dat gezegd hebbende, ik wil graag met mijn collega van VWS – dat zal de heer Blokhuis
zijn, denk ik – in gesprek over die kinderen om een gevolg te geven aan wat we weten
uit het Pharosonderzoek, bijvoorbeeld. Als dat bij de Roemercommissie terechtkomt
– die heet niet meer «Roemercommissie» maar «aanjaagteam» – dan kan dat. Maar we moeten
eerst weten wat er bekend is en of er problemen zijn. Ik ga binnenkort weer op bezoek
bij de heer Moti. Dat zal ik dan gelijk aan hem vragen. Dus als u het goed vindt,
kom ik daar later op terug. Dan kan ik eerst in kaart brengen wat het probleem precies
is, wat we er al van weten en wat een goede weg voorwaarts zou kunnen zijn. Toezegging.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Gijs van Dijk, een korte vraag alstublieft in verband met de tijd.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Zeker. Goede wethouder, die Moti, maar dat wilde ik niet zeggen. Nee, hij is niet
van de SP, maar van een andere partij.
Wij zijn het best wel eens in dit debat. Wij willen dat het snel gaat. De Minister
zegt dat hij demissionair is maar het alvast gaat voorbereiden. Maar dit is misschien
een ding waarover we het echt niet eens worden. Het geloof dat werkgevers die zorgplicht,
zoals de Minister het zegt, goed gaan uitvoeren, kan je niet staven gelet op het misbruik
van de afgelopen tien jaar en misschien nog wel langer. Dus ik zou die zorgplicht,
analoog aan hoe we dat doen met statushouders, nieuwkomers, bij de gemeenten willen
neerleggen. Zolang je een aantal taken bij de werkgever blijft neerleggen die niks
te maken hebben met het betalen van loon en een gewoon arbeidscontract, gaat het per
definitie mis. Die stelling wil ik nog bij de Minister neerleggen.
Minister Koolmees:
De heer Moti is vooral ook wethouder van een hele mooie stad met een hele goede voetbalclub.
Dit weekend was het toch weer heel fijn. Er zijn hier geen PSV'ers. O jawel, de heer
Smeulders!
Maar even serieus. Dat is een interessante suggestie, maar er is één fundamenteel
verschil tussen de inburgeringsplicht en arbeidsmigranten. De inburgeringsplicht legt
namelijk ook verplichtingen op. Je moet examens halen. Je krijgt een sterker verblijfsrecht
als je je examen haalt, terwijl dat voor arbeidsmigranten niet geldt. Dat is ook het
probleem dat ze bij Tel mee met Taal en zo hebben. Om de gemeente als loket voor die
zorgplicht aan te wijzen is niet logisch, want daar zit geen verband of geen relatie
tussen, terwijl die relatie er wel is in het arbeidscontract. Dat is één.
Twee. Ik ben het onmiddellijk met de heer Gijs van Dijk eens dat er te veel voorbeelden
zijn van malafide bureaus en misstanden waarbij echt sprake is van uitbuiting. Daar
ben ik het helemaal mee eens. Daar moeten we echt paal en perk aan stellen. We moeten
handhaven, boetes opleggen. Helemaal eens. Maar er zijn ook een heleboel goede voorbeelden
van goede bureaus die kwalitatief goede huisvesting aanbieden en netjes betalen. Die
vragen om onze hulp om die malafide types eruit te duwen. Die zeggen eigenlijk: help
ons om te voorkomen dat het een soort race to the bottom wordt, want wij worden weggeconcurreerd
door malafide types, die niet alleen verdienen via arbeid maar ook via huisvesting
en ondertussen ook nog een paar euro per uur goedkoper kunnen zijn. Dus ook deze vind
ik iets minder zwart-wit dan je op het eerste moment zou denken.
De voorzitter:
Meneer Gijs van Dijk, uw derde vraag.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
De vraag is aan welke kant je begint. Begin je met het bestrijden, met inspecties,
zwaarder handhaven? Dat zouden wij in feite nu ook al moeten doen, alleen komen wij
mensen en wet- en regelgeving tekort. Je kan ook aan de andere kant beginnen door
die banden echt door te snijden. Neem dat voorbeeld in Vlaardingen. Het grote verdienmodel
van dat uitzendbureau is ook de huisvesting. Veel mensen die ik daar sprak, werken
niet eens fulltime. Die werken 20, 25 uur, maar die betalen ongelofelijk veel aan
inhoudingen aan dat uitzendbureau. Dus er zijn twee verdienmodellen. Volgens mij moet
je dat verdienmodel doorbreken. Daarna kun je beginnen met handhaven.
Minister Koolmees:
Volgens mij zijn we het met elkaar eens. Daarom heb ik net gezegd dat we op zoek zijn
naar een manier om het arbeidscontract en het huurcontract los te snijden van elkaar
om die afhankelijkheidsrelatie weg te halen, dus ja. En wij hebben 33 miljoen euro
vrijgemaakt voor extra inspectie op het thema eerlijk werken, juist om de malafide
types aan te pakken, dus volgens mij is het een en-endiscussie. Het mooie aan dit
debat vind ik dat wij op heel veel terreinen, hele brede politieke consensus hebben
om het nu ook echt aan te pakken. Dat is echt anders geweest de afgelopen tien jaar.
Dat is ook een verdienste van het rapport van de heer Roemer.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Jasper van Dijk, u had een derde vraag?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ja, voorzitter. Volgens mij is het een kwestie van fatsoen dat je, als je ergens werkt,
over je loon kan beschikken, dat je dat krijgt voor 100% en dat je vervolgens kan
beslissen wat je daarmee doet. Dat geldt voor ons allemaal. Waarom zou dat niet voor
arbeidsmigranten gelden? Daar is een rare uitzondering in gezet. In het minimumloon
mag je 25% inhouden voor andere zaken. Dat is nu een clausule geworden waar die uitzendbureaus
zwaar misbruik van maken. Dat is een verdienmodel geworden: € 100 per bed per week.
Er wordt zwaar verdiend op de huisvesting door arbeidsbureaus met deze uitzonderingsclausule.
Volgens mij moeten we die eenvoudigweg schrappen. Dat zou echt een enorme stap vooruit
zijn. Is de Minister bereid om dat te doen? Volgens mij kan hij dat en is dat een
eenvoudige operatie. Mocht hij dat niet willen doen, dan vragen wij de Kamer om dat
zo snel mogelijk te doen.
Minister Koolmees:
Het korte antwoord is: nee. Maar ik ga nu uitleggen waarom. Inhoudingen op het wettelijk
minimumloon zijn in beginsel verboden. Dat is de regel. Dat is bij de WAS door mijn
voorganger geïntroduceerd. Voor zorgverzekeringskosten en voor huisvestingskosten
zijn onder strikte voorwaarden uitzonderingen mogelijk gemaakt. Dat heeft zijn oorsprong
in een soort zorgplicht: het kunnen faciliteren van goede huisvesting en toegang tot
de Zorgverzekeringswet. We zijn het onmiddellijk erover eens dat te veel bureaus hier
misbruik van maken en een apart verdienmodel ernaast zetten. Dat voorbeeld van Vlaardingen
ken ik nog wel van een NRC-artikel. Dat gaat over dezelfde flat, denk ik. Daar is
geen misverstand over. Die moeten we aanpakken. Daar ben ik het mee eens. Maar ik
ben zo bang dat je het kind met het badwater weggooit als je een generiek verbod oplegt,
want dan gaat het weer op een andere manier. Dan krijg je een beetje de constructie
van mevrouw Palland – ik zeg niet dat mevrouw Palland allerlei constructies bedenkt,
haha – maar dan ontstaat er weer een andere constructie waarbij er geen inhouding
is, maar waarbij je bijvoorbeeld verplicht een huurcontract bij de aanbieder moet
nemen. Ben je dan wat opgeschoten? Dat weet ik niet. Ik denk dat het uiteindelijk
veel belangrijker is dat mensen niet afhankelijk zijn van een arbeidscontract én een
huisvestingscontract, waardoor ze direct hun huis worden uitgezet als er geen werk
meer is. Dat is het kernprobleem. Dat moeten we met elkaar aanpakken. Dus het simpele
antwoord was: nee.
Ik heb nog één antwoord te geven in dit blokje. Dat was ik even vergeten. Ik heb een
flauw antwoord en een serieus antwoord op de vraag van mevrouw Tielen over kennismigranten
en buitenlandse spionnen. Het flauwe antwoord is: wij zijn heel slecht in het registreren
van buitenlandse spionnen. Het is echt heel moeilijk om daar een lijst van bij te
houden. Ik heb het ook aan een aantal landen gevraagd, maar ze weigeren om mee te
werken. Het is een schande! Haha. Ik vond het echt heel geestig.
Het serieuze antwoord is dat de kennismigrantenregeling er is om de Nederlandse kenniseconomie
te stimuleren. Die regeling is snel, efficiënt en toegankelijk. Dat wordt met name
gewaardeerd door bedrijven die afhankelijk zijn van buitenlandse kennis voor hun productieproces.
Het kan gebeuren dat die regeling wordt misbruikt door buitenlandse mogendheden om
via zo'n arbeidscontract in Nederland onder de radar te verdwijnen. Er zijn natuurlijk
wel een aantal checks-and-balances ingevoerd. De Inspectie Justitie en Veiligheid
gaat ook meer prioriteit geven aan de handhaving. Zo controleert de IND onder meer
of de aanvrager voldoet aan alle voorwaarden, of de opgegeven gegevens kloppen en
of de aanvrager geen gevaar vormt voor de openbare orde en nationale veiligheid. De
IND controleert ook of een erkend referent blijft voldoen aan de voorwaarden en alle
wettelijke plichten. Dat gebeurt in samenwerking met de Inspectie SZW. Daarnaast is
de IND alert op signalen van binnen en buiten de organisatie en onderneemt zij daarop
actie. Denk hierbij aan waarschuwen, beboeten of de erkenning intrekken. Op die manier
proberen we het misbruik van die kennisregeling tegen te gaan, bijvoorbeeld door buitenlandse
mogendheden die daar spionnen onderbrengen.
De voorzitter:
Dank u wel. Het volgende blokje, alstublieft.
Minister Koolmees:
Graag. De heer Van Weyenberg vroeg hoe het staat met het Samenwerkingsplatform Arbeidsmigranten
en COVID-19. Dat is in september aan de slag gegaan. De toezichthouders houden binnen
het platform integraal toezicht. Dat loopt heel goed. Er zijn 71 meldingen gezamenlijk
opgepakt en 51 daarvan zijn reeds afgerond. We blijven dat volgen. We blijven het
ook inzetten. We gaan het ook evalueren om te kijken hoe de samenwerking tussen de
veiligheidsregio's en de inspectiediensten kan worden voortgezet en beter kan worden
verankerd. Ik noem de Inspectie SZW, maar ook bijvoorbeeld de NVWA; zo'n zes maanden
geleden speelde dat bij de slachterijen.
Mevrouw Tielen vroeg of het kabinet nog iets gaat doen aan de versterking van de gegevensuitwisseling.
De aanbeveling van Roemer is om die uitwisseling te verbeteren. We gaan een onafhankelijke
partij vragen om adviezen over die uitwisseling te geven. Het is natuurlijk altijd
een ingewikkelde AVG-kwestie tussen publieke en private partijen met handhavende taken,
zoals de keurmerken of de certificering. Dus we gaan aan een onafhankelijke partij
vragen om dat goed in te richten.
Over de capaciteit van de inspectie, waar de heer Jasper van Dijk naar vroeg, hebben
we het eigenlijk al gehad.
De heer Smeulders vroeg nog: wil de Minister zich inzetten in EU-verband, via de ELA,
de European Labour Authority, voor schijnconstructies? Zoals u weet ben ik groot voorstander
van de oprichting van de ELA, juist om die grensoverschrijdende handhaving beter vorm
te geven. We zijn als Nederland zeer actief binnen de ELA. We gaan dit onderwerp zeker
opnieuw onder de aandacht brengen in Bratislava, waar het hoofdkantoor van de ELA
sinds kort is gevestigd. Daar heb ik heel leuke gesprekken over gehad met mijn Slowaakse
collega.
Even nadenken, hoor. De heer Jasper van Dijk vroeg specifiek naar de ernstige mishandeling
van een arbeidsmigrant van Roemeense afkomst. Er is inderdaad een filmpje online verschenen
met verschrikkelijke beelden van een afschuwelijke situatie. De inspectie heeft een
melding van zware mishandeling ontvangen en het overgedragen aan de politie. Het strafrechtelijk
onderzoek, in dit geval naar zware mishandeling, loopt op dit moment. Daarnaast heeft
de Inspectie SZW bij het uitzendbureau reeds een onderzoek ingesteld naar aanleiding
van verschillende meldingen inzake overtredingen van de Arbeidstijdenwet en de Wet
minimumloon en minimumvakantiebijslag. Daarbij werken we ook samen met het RIEC Brabant-Zeeland,
het regionale samenwerkingsverband. Dit uitzendbureau werkt vooral in de vleessector.
Zoals u zei hebben een aantal opdrachtgevers hun samenwerking met het uitzendbureau
beëindigd. Dit is dus zeer op de radar.
Mevrouw Palland had het over detachering en A1-verklaringen. Ik heb op verschillende
momenten de afgelopen periode in Brussel mijn zorgen geuit over derdelanders die op
grond van vrij verkeer via een andere lidstaat in Nederland aan het werk kunnen zijn.
Het is een legale constructie volgens het Europees Hof van Justitie, maar we hebben
hierdoor wel minder grip. Dat baart mij zorgen. Ik heb dus ook in Brussel opgeroepen
om een studie te doen naar detachering van derdelanders in de EU, om een beter beeld
te krijgen van dit fenomeen. Op verzoek van Nederland zijn daarnaast in de Raadsconclusies
van de Raad van oktober over de rechten van seizoenarbeiders en andere mobiele werknemers
passages opgenomen over het vrije verkeer van diensten, derdelanders en gelijke behandeling.
Dus het heeft zeker de Nederlandse aandacht, maar via de Raad probeer ik het ook onder
de aandacht te brengen van mijn Europese collega's.
De A1. In hoeverre het mededingingsrecht belemmeringen opwerpt bij brancheorganisaties
om het gebruikmaken van schijnconstructies te beperken, kan ik niet helemaal goed
beoordelen. Ik begrijp dat men vanuit de uitzendsector het gesprek hierover wil aangaan
met de ACM. Dat lijkt mij inderdaad de goede weg en de aangewezen instantie om hier
een oordeel over te vellen. Ik heb in een brief over de A1-verklaring van een halfjaar
geleden over premieshoppen gezegd dat ik de oprichting van de ELA een goed middel
vind om hier beter toezicht op te houden. Het blijft ook vanuit Nederland onze aandacht
hebben om hierop te wijzen.
Dat was het blokje handhaving.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan heeft u een vraag van meneer Van Weyenberg, de laatste vraag.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ja, dank u wel. Daar ben ik mij van bewust, voorzitter. Van dat Samenwerkingsplatform
Arbeidsmigranten en COVID-19 zei de Minister: het werkt goed en we zijn aan het kijken
hoe we het goed kunnen borgen. Dan begrijp ik de Minister toch goed dat hij zegt dat
we ook kunnen kijken of dit na covid een van de dingen is waarvan we hebben geleerd
dat het goed werkt? Want we moeten ook lessen trekken, of het nou gaat om thuiswerken
of over dit soort dingen. Dingen die goed hebben gewerkt moet je niet straks weer
laten vervliegen. Dus dit gaan we eigenlijk gewoon permanent maken, is de insteek?
Minister Koolmees:
Ja. Wat mij betreft, maar ik ben demissionair Minister, lijkt me dat een goed idee.
Handelingsverlegenheid is misschien een te groot woord, maar zeker in het begin zagen
we een soort «wie is hier nu verantwoordelijk?». Ook in het begin, toen het ging over
covidbesmettingen, waren er verschillende invalshoeken: de Arbowet, gezond en veilig
werken, maar ook volksgezondheidselementen. Je zag dat er een soort handelingsverlegenheid
ontstond. Maar zeker bij slachterijen was ook de NVWA natuurlijk betrokken. Het samenwerkingsplatform
heeft er voor gezorgd dat we meer samen optrekken. Ik denk dat het heel verstandig
en goed is om dat wat beter te verankeren, ja.
De voorzitter:
Dank u wel, gaat u verder met uw volgende blokje.
Minister Koolmees:
Dan kom ik nu bij twee blokjes die niet van mij zijn, maar van de Minister van Binnenlandse
Zaken en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken. Huisvesting is van de Minister,
de registratie is van de Staatssecretaris.
Samen met mijn collega van Binnenlandse Zaken heb ik mij ingezet voor het onderwerp
huisvesting voor arbeidsmigranten. Ook al voor corona hebben we een aantal bestuurlijke
overleggen proberen te entameren om dit punt meer op de agenda te krijgen en meer
urgentie te laten krijgen. Ik kan me nog herinneren dat we vlak voor corona – dan
hebben we het over februari of maart – met een brede delegatie van uitzendkoepels,
van sociale partners, van provincies en van gemeenten met elkaar hebben overlegd hoe
we die huisvesting nou beter kunnen regelen. Ik dacht dat de heer Jasper van Dijk
dit ook al zei: er zijn natuurlijk vaak wethouders die heel graag het lint doorknippen
bij de opening van distributiecentra, maar de huisvesting blijft altijd een heikel
thema op lokaal niveau. Dat begrijp ik ook wel, vanuit de weerstand, maar het zorgt
wel voor een soort naar elkaar wijzen en doorverwijzen. Ook de bestuurders van de
gemeenten en provincies zeiden: daar moeten we mee stoppen, want dit probleem moet
wel opgelost worden. Dus dat is een terecht punt. Samen met mevrouw Ollongren hebben
we daar aandacht voor gevraagd. Het vergt dus ook een gezamenlijke inspanning van
gemeenten, provincies, huisvesters, keurmerken, woningcorporaties en de rijksoverheid
om te zorgen dat hier stappen worden gezet. Daar geldt natuurlijk wel, net als voor
de gehele woningvoorraad, dat er tekorten zijn op dit moment. Dat geldt natuurlijk
ook voor koopwoningen en voor huurwoningen generiek. Maar specifiek voor dit doel
is twee keer 50 miljoen euro beschikbaar gesteld om hier stappen in te zetten. Mevrouw
Tielen vroeg daar expliciet naar. Voor die 50 miljoen van 2020 en die 50 miljoen van
2021 zijn nu 12.400 woonruimten gecreëerd, waarvan 4.700 voor arbeidsmigranten. Omdat
dit zo succesvol was en zo snel tot resultaat leidde, heeft mevrouw Ollongren ook
voor 2021 50 miljoen euro vrijgemaakt in de begroting, om zo'n kunstje te herhalen.
Daarnaast is de collega in gesprek met de keurmerken over de inhoudelijke normen en
het samengaan daarvan, dus de SNF- en AKF-certificaten. Deze gesprekken zijn tot nu
toe positief verlopen. Ook loopt er dus een pilot met het Rijksvastgoedbedrijf, waarbij
zij de mogelijkheden in kaart brengen voor passende huisvesting voor arbeidsmigranten
in een viertal gemeenten, om te kijken of we daarvan kunnen leren en dit breder kunnen
uitrollen over heel Nederland. Verder geldt dat op de bredere woningmarkt in 2020
79.000 woningen gebouwd zijn, ondanks corona, ondanks stikstof. Dat is boven het doel,
dus dat is een mooie opsteker van collega Ollongren.
Is het mogelijk om huisvesting te regelen via de gemeentelijke regelingen? Dat vroegen
de heer Smeulders en mevrouw Palland. Het stimuleren van de huisvestingskeurmerken
die we hebben, nemen we mee in de gesprekken met de gemeenten en de regio's. Verder
wordt vanuit het Ministerie van BZK gewerkt aan een handreiking met instrumenten voor
de realisatie van huisvesting, in overleg met VNG en de provincies, want zoals ik
in mijn inleiding al zei, zullen we samen moeten optrekken om dit los te krijgen.
De heer Smeulders vroeg of de controles op die keurmerken onaangekondigde controles
zijn. Er zijn nu gesprekken met de keurmerken over de inhoud en de normen en de integratie
daarvan. Een onaangekondigde controle kan al tot de voordeur. Achter de voordeur ligt
dit lastiger, maar gemeenten en keurmerken kunnen hier wel goed in samenwerken. Dat
wordt ook meegenomen in de gesprekken met de keurmerken, om het beter te verankeren.
Over wonen hebben we het gehad.
Mevrouw Tielen vroeg naar de vakantieparken. De Minister van Binnenlandse Zaken zet
een aanjaag- en expertteam op om gemeentes desgewenst te ondersteunen bij de transformatie
van vakantieparken naar parken met de bestemming «wonen». Dit kan ook bewoning door
arbeidsmigranten mogelijk maken. Dat team wordt nu opgetuigd en is komende zomer,
dus over een paar maanden, operationeel. Overigens is hierover op 11 februari een
bestuurlijk overleg met deze partijen.
Dan de verhuurdervergunning. Niet alleen het aanjaagteam, maar ook de gemeenten geven
aan behoefte te hebben aan een aanvullend instrumentarium voor de aanpak van malafide
verhuurders. De gemeenten steunen we hierin via pilots en het delen van nuttige praktijkkennis.
In de pilots wordt zowel de toepasbaarheid als de effectiviteit van het bestaande
instrumentarium tegen het licht gehouden. Ook wordt gekeken of er aanvullende mogelijkheden
zijn om in te zetten. In drie gemeenten wordt nu geëxperimenteerd met een vorm van
een verhuurdervergunning op basis van de lokale wet- en regelgeving. Als dat goed
uitpakt en positief verloopt, kunnen we de wettelijke verankering oppakken en een
wettelijke grondslag regelen. Ik kom daarop terug bij uw Kamer als de resultaten van
de pilots zijn bekeken. Daarin zullen de accenten worden meegenomen die de heer Roemer
in zijn advies noemt, namelijk om bedrijfsterreinen en groepsaccommodaties ook binnen
het bereik van de verhuurdervergunning te laten vallen. Daar kan dan mee aan de slag
worden gegaan. Begin maart is hier een bestuurlijk overleg over met de partijen. De
Kamer wordt over de uitkomsten daarvan geïnformeerd.
Mevrouw Palland vroeg naar het bestemmingsplan. Een wijziging van het bestemmingsplan
is lang niet in alle gevallen nodig. Vaak kan middels een vergunning van het bestemmingsplan
worden afgeweken. Zo'n afwijkvergunning heeft een doorlooptijd van acht weken. Dat
gaat dus veel sneller dan het geheel aanpassen van het bestemmingsplan. Ik heb net
al de handreiking huisvesting arbeidsmigranten genoemd. Daarin wordt dit uitgewerkt
voor de gemeenten.
Wat is er gebeurd met de motie over flexwonen? Dat vroeg mevrouw Palland. Die is afgedaan,
met andere woorden: daar is opvolging aan gegeven. De aanpassing van de Crisis- en
herstelwet is op 9 december in het Staatsblad verschenen. Ik heb geen idee wat ik
hier net opgelezen heb, maar het klinkt daadkrachtig.
De voorzitter:
Dank u wel. In dit blokje is er toch nog een vraag van de heer Smeulders.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Ja, ik heb nog een vraag over het SNF-keurmerk, want dat blijft waarschijnlijk een
belangrijke rol spelen, ook in het nieuwe stelsel. Eind december lazen we in Trouw
dat dat keurmerk eigenlijk voor geen meter werkt. Van de 50 gemeentes die ernaar gevraagd
zijn, zeiden er 5 dat ze blij zijn met dat keurmerk; de andere zeiden ofwel dat ze
het niet kenden, ofwel dat het niet werkt. Dan is toch duidelijk dat daar echt iets
moet gebeuren? Kan de Minister er dus iets verder op ingaan? Als die keurmerken belangrijk
blijven, hoe zorgen we er dan voor dat ze echt beter worden?
Minister Koolmees:
Dat wil ik graag in tweede termijn doen, als u het goedvindt. Ik weet er oppervlakkig
iets van, maar dat is op basis van werkbezoeken en niet op basis van doorleefde adviezen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Koolmees:
Ja, met het laatste blokje: registratie. Ik zei net al in mijn inleiding dat het om
goed beleid te kunnen maken ontzettend belangrijk is om te weten wie waar woont en
is ingeschreven. Daarom is aan het begin van het jaar gestart met het registreren
van telefoonnummers en e-mailadressen bij de inschrijving bij het RNI-loket, dus de
Registratie Niet-Ingezetenen. Deze maand wordt gestart met de uitwisseling van de
gegevens met de Inspectie SZW, zodat ook de inspecteurs van de inspectie makkelijker
contact kunnen opnemen met arbeidsmigranten. Voor de correcte en actuele registratie
van arbeidsmigranten is het noodzakelijk dat er een soort sluitend proces ontstaat.
Het kabinet gaat dat proces nu ontwikkelen in samenwerking met UWV, Belastingdienst,
gemeenten, werkgevers en arbeidsmigranten zelf, zodat het volgende kabinet het snel
kan invoeren. Dit vergt gewoon heel veel samenwerking tussen verschillende partijen.
De heer Smeulders zei dat iedere arbeidsmigrant ingeschreven moet zijn met een adres
en vroeg of het niet beter zou zijn om dat via een gemeentelijke verordening te regelen.
Dat is best ingewikkeld bij deze groep, want er zijn heel veel verhuisbewegingen.
Ik weet niet of u het nog kunt herinneren, maar een paar maanden geleden stond er
een artikel in het Algemeen Dagblad over de wethouder in Horst aan de Maas, die zei:
ik ga pas na acht maanden registreren, want er zijn zo veel mensen die in en uit bewegen
dat het gewoon ondoenlijk is om dat te doen. Dus ook vanuit die optiek willen we dit
proces gewoon goed inrichten, zodat het snel kan en het niet allerlei belemmeringen
met zich meebrengt en wel recht doet aan de grote volatiliteit en het grote aantal
bewegingen dat hierin zit. We zijn ook in overleg met de gemeenten om dit op een goede
manier te doen.
Mevrouw Palland vroeg: waarom pas na vier maanden die verblijfsgegevens? Op zich kan
het. Als inwoner kun je je inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie als
je verwacht dat je langer dan vier maanden daar blijft wonen of in Nederland gaat
verblijven. Voor personen die niet als inwoner geregistreerd kunnen worden, wordt
het adres in het buitenland geregistreerd. Op termijn wordt het verblijfadres in Nederland
geregistreerd in de BRP, juist ook vanuit de toezegging in het debat van twee jaar
geleden over het UWV en de export van WW-uitkeringen. Dat is een uitvloeisel daarvan.
Voor gebruikers van de BRP is het van belang dat er een onderscheid blijft tussen
inwoners van Nederland, de ingezetenen, en de niet-ingezetenen. Dat is relevant om
te weten voor de gemeenten. De Staatssecretaris van BZK is samen met de gemeenten
hard bezig met de uitvoering van de motie-Palland/Tielen.
Dat was het wat mij betreft.
De voorzitter:
Dank u wel voor de beantwoording van de vragen in de eerste termijn. Dan gaan we over
naar de tweede termijn aan de zijde van de Kamer. Ik herhaal even de opmerking die
ik aan het begin heb gemaakt: gisteren is een VAO aangevraagd, te houden voor het
verkiezingsreces. Ik wil een spreektijd van maximaal anderhalve minuut voorstellen,
maar het mag ook minder. Ik geef als eerste het woord aan de heer Smeulders.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording en natuurlijk aan
de heer Roemer en zijn commissie voor het goede werk dat geleverd is. Volgens mij
is het belangrijkste dat we nu stappen gaan zetten en dat we samen zeggen dat we het
rapport van de commissie-Roemer gaan uitvoeren en dat we alles doen wat we nu kunnen
doen. Als er toch wetswijzigingen nodig zijn, beginnen we nu met het voorbereiden
daarvan, al door dit kabinet. Zo kunnen we dat zo snel mogelijk implementeren. Dat
zijn een aantal punten waarop we terugkomen in het VAO. Ik vind met name de positie
van de kinderen heel interessant. Daar zullen we een motie over indienen. Laten we
het verder gewoon kort houden. Volgens mij moeten we gewoon aan de slag. Ook deze
Minister kan hier nog veel doen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Smeulders. Meneer Jasper van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Voor de helderheid: het VAO vraag ik bij dezen aan. Dan heeft u het bevestigd.
Voorzitter. Het glas is halfvol én halfleeg. Ik vind echt dat er goede stappen gezet
worden. De Minister ziet de ernst en de urgentie, maar we weten gewoon niet hoe hard
dit gaat. Voor hetzelfde geld blijft dit nog heel lang papier. Daarom zijn we bezig
met een motie om in ieder geval het rapport te omarmen. De heer Van Weyenberg komt
daarmee. Het lijkt mij hartstikke goed als we als Kamer een statement maken: dit willen
wij, hiermee gaan wij aan de slag. We wachten in spanning af of de VVD dat gaat steunen,
maar dat terzijde.
Daarnaast wil ik heel graag met GroenLinks een motie indienen om de uitzondering te
schrappen om toch inhoudingen op het wettelijk minimumloon te kunnen doen. Gelooft
u mij, voorzitter, dat is echt een uitvloeisel van de werkgeverslobby geweest, van
de uitzendbureaus. Die wilden die inhouding kunnen doen. Eerlijk gezegd kan ik niet
zo veel met de zorgplicht. Het is gewoon een verdienmodel geworden van de werkgevers,
van de uitzendbureaus om arbeidsmigranten zo goed mogelijk te kunnen uitknijpen. Het
is niet anders. Van die uitzondering moeten we af.
Daarnaast zal ik pleiten voor meer vaste contracten in sectoren waarin sprake is van
structureel werk.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Jasper van Dijk. Dan geef ik het woord aan de heer Van Weyenberg.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording. Ik proef veel eensgezindheid
om ons in ieder geval achter het rapport van het aanjaagteam onder leiding van de
heer Roemer te scharen. Daar zal ik tijdens het VAO op terugkomen.
Hetzelfde geldt voor goede ondersteuning en zo'n commissie waar je je recht kunt halen.
Ik wil nog even stilstaan bij wat mij betreft twee belangrijke toezeggingen. Het is
belangrijk dat er echt een voorstel komt op basis van uitvoeringstoetsen. Wat is het
beleid dat je wilt? Wat heeft de Arbeidsinspectie, pardon, de Inspectie SZW moet ik
zeggen, nodig om dat goed te kunnen doen? Ik vind het belangrijk dat we dat goed op
een rij hebben, zodat de uitvoering in staat is om hetgeen we van hen vragen, op een
goede manier in te vullen.
Dank voor de toezegging dat we voor 1 april een overzicht krijgen en dat we het Samenwerkingsplatform
Arbeidsmigranten en COVID-19 ook na covid blijven gebruiken, bijvoorbeeld in de slachterij.
Ik denk dat dat echt toegevoegde waarde heeft, dus dank daarvoor.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Weyenberg. Mevrouw Palland.
Mevrouw Palland (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Het breed omarmen van alle aanbevelingen van het aanjaagteam
is natuurlijk heel mooi en goed. Deden we dat ook maar met dezelfde eensgezindheid
met het rapport van de commissie-Borstlap. Daarbij kijk ik met een schuin oog naar
de partijen aan de linkerzijde.
Ik heb de Minister een soort toezegging horen doen dat hij nog in gesprek gaat – dat
was al gepland – met wethouder Moti van Rotterdam. Mooi dat hij dat oppakt en daarbij
ook kan kijken naar de positie van kinderen van arbeidsmigranten.
Ik wil toch nog even aandacht vragen voor de A1-verklaringen en het premieshoppen
– daar hebben wij ook schriftelijke vragen over gesteld – en voor mogelijke belemmeringen
bij het mededingingsrecht, zodat we die kunnen aanpakken. De uitzendbranche is hier
inderdaad over in gesprek met de ACM. U heeft in de beantwoording van de vragen aangegeven
dat u het oordeel van de ACM af zult wachten alvorens hierover uitspraken te doen.
Ik wil u vragen om dit goed te volgen en ons daar t.z.t. weer over te informeren,
zodat we dit kunnen aanpakken.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Palland. Meneer Gijs van Dijk.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Dank. Ook dank aan de Minister. Over het premieshoppen is in mei een motie aangenomen.
Ik ben dus wel benieuwd hoe het staat met de uitvoering daarvan. Volgens mij willen
we als Kamer – dat willen we in ieder geval als Partij van de Arbeid, en meerdere
partijen willen dat – dat het advies van het aanjaagteam van Emile Roemer, dat goed
werk heeft geleverd, gewoon wordt opgevolgd, en zo snel mogelijk. Alles wat de Minister
in demissionaire status kan doen, gaat hij ook doen, heeft hij toegezegd. Dat is mooi.
Ik heb toch nog één punt waarop het glas volgens mij halfleeg is, namelijk de afhankelijkheidsrelatie
tussen de arbeidsmigrant en de werkgever. Wat mij betreft gaat het echt om het overmaken
van salaris, voldoende salaris, boven wml/cao, zonder loon in te houden voor huisvesting,
vervoerskosten enzovoort. Want dat blijft toch echt een heel pijnlijk punt, waardoor
je als arbeidsmigrant altijd afhankelijk zal zijn. Dat moeten we echt doorbreken.
Mijn tweede punt, ook wel een kernpunt, is dat we de uitzendsector eindelijk eens
heel hard gaan aanpakken, waardoor alleen de bonafide jongens en meisjes overblijven
en al die anderen zo snel mogelijk tot het verleden gaan behoren.
Dank u.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Gijs van Dijk. Mevrouw Tielen.
Mevrouw Tielen (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor zijn uitgebreide toelichting, zowel
in de brief als nu hier. Ik vond de bijlage met een soort spiegel van pagina 19 van
het rapport van Roemer wel interessant. Ik hoor dat de Minister heel veel dingen gaat
doen en zich ervoor gaat inzetten enzovoort, enzovoort, maar dan is het wel plezierig,
zeker met die dingen waarvoor een urgente oplossing moet komen, om een soort tijdshorizon
te zien. Ik snap dat dat echt moeilijk is, zeker vanwege de demissionaire status.
We weten niet in welke samenstelling de Kamer in april weer terugkomt, maar volgens
mij is er op een aantal urgente punten echt wel Kamerbreed steun om ermee verder te
gaan. Kan de Minister daar dus een tijdsinschatting van geven? Ik denk bijvoorbeeld
aan de onafhankelijke partij die met de gegevensdeling aan de slag kan. Wanneer kan
ik terugzien hoe de voortgang daarop is? Ik denk bijvoorbeeld ook aan de gemeenten
en hun bestemmingsplanafspraken.
Het is goed om te horen dat de Minister met de EU aan de slag is voor de A1- en derdelandersdingen.
Ook daarvoor geldt: wanneer zal daarover iets terug naar de Kamer komen? Het maakt
mij niet zo veel uit wanneer dat is, maar ik wil wel een beetje houvast.
Dan het flauwe antwoord over de spionnen. Superleuk, dat verluchtigt het debat een
beetje, maar het is natuurlijk wel een serieuze zaak. Het punt is dat de erkende referenten
vaak geen direct contact hebben met de veiligheidsdiensten. Universiteiten vinden
dat best wel lastig. Ik snap dat het misschien niet bij deze Minister ligt, maar zou
de Minister met zijn collega's van EZK, OCW en JenV eens kunnen kijken hoe er concreet
voor volgende stappen gezorgd kan worden?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Tielen. Meneer Bruins.
De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Dank aan de Minister voor de beantwoording. Het kan sneller,
het moet sneller, het mag integraal. Kom maar door, zou ik zeggen. Ik sluit me aan
bij de woorden van voorgaande collega's. Ik vond ook dat collega Gijs van Dijk het
heel mooi wist te verwoorden. De goeden mogen niet lijden onder de kwaden. We moeten
de goeden ruimte geven en de kwaden aanpakken.
Ik ben blij dat er een VAO is aangevraagd. Ik zal kijken welke moties de collega's
indienen. Mijn naam zal staan onder de motie van de heer Smeulders over kinderen van
arbeidsmigranten. Ik heb verder geen vragen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bruins. Ik kijk even naar de Minister.
Minister Koolmees:
Ja, ik ga snel antwoorden. Er ligt nog één antwoord op een vraag van de heer Smeulders
uit de eerste termijn over het SNF- en het AKF-keurmerk. Ik zei net al dat we in gesprek
zijn met de keurmerken. We kijken hoe we stappen kunnen zetten bij de integratie,
maar ook bij de verbetering van de inhoudelijke normen, die natuurlijk ook in het
advies van het aanjaagteam van de heer Roemer staan. Ik hoor ook vandaag in dit debat
geluiden dat partijen verdere stappen willen zetten. Dat vind ik een belangrijk signaal.
Ik werk dat graag uit door hier varianten voor de formatie klaar te leggen, zodat
u daar een goede keuze kunt maken. U krijgt wat te doen bij de formatie! Dat zeg in
de richting van mevrouw Tielen. Ik heb zelf in 2017 zeven maanden in het kamertje
daar mogen zitten. Dat was toen een bloedhete zomer, met een bloedhete kamer. Mijn
ervaring van toen is dat het echt aan een nieuwe Kamer is, dus als de nieuwe Kamer
is geïnstalleerd, dan moet in de commissies worden besloten wat we snel willen oppakken.
Dan is het eigenlijk vaak aan de formerende partijen hoeveel ruimte er wordt geboden.
Dat is althans mijn ervaring van bijna vier jaar geleden. Dan kan er natuurlijk heel
veel. Het is ook een beetje mijn opzet: ik heb heel veel dingen klaargelegd, ook technisch,
zodat er snel stappen kunnen worden gezet om het voor elkaar te krijgen. Maar dat
is echt aan een nieuwe Kamer. Ik kan als ik wil allerlei planningen maken met wat
ik voor ogen heb. Dat doe ik in mijn hoofd ook wel, maar ik denk dat de nieuwe Kamer
dan gaat zeggen: «Leuk, demissionair Minister, maar u gaat er niet meer over. Wij bepalen zelf in de commissie
wat we doen.»
Dat gezegd hebbende is het denk ik wel goed om ook na de verkiezingen uw Kamer te
informeren over wat er dan ligt en wat u aan nieuwe informatie kunt verwachten in
welke periode van 2021. Dat wil ik graag doen, ook in het verlengde van de toezegging
aan de heer Van Weyenberg over de Inspectie SZW. Ik zal een soort tijdsindicatie geven
van wat er komt. Maar het is een beetje oneerbiedig om tegen een nog niet geïnstalleerde
Kamer te zeggen: dit is mijn schema, past u zich daaraan maar aan. Dat past mij natuurlijk
helemaal niet, als demissionair, nederig Minister van Sociale Zaken.
Dan de heer Jasper van Dijk. Ik vind het al heel bijzonder dat de heer Jasper van
Dijk het glas halfvol ziet. Dat maak ik niet vaak mee! Ik heb daar even een aantekening
van gemaakt. Ja, ik tel mijn zegeningen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik zou zeggen: proost! Dan pakken we dat glas.
Minister Koolmees:
Over de motie over de WAS, de Wet aanpak schijnconstructies, heb ik mijn opvatting
gegeven. Ik denk dat het verstandig is om dat bij elkaar te pakken. Het oordeel over
de motie heeft u dus alvast.
Een ander punt, waar ik het wel mee eens ben: structureel werk is ook een structureel
arbeidscontract. Dat is ook de lijn van de commissie-Borstlap. Los van het feit dat
ik liberaal ben en mensen natuurlijk altijd zelf mogen kiezen hoe ze hun werkzame
leven invullen, zien we te vaak dat juist aan de onderkant van de arbeidsmarkt, in
de lagere loonschalen, het verdienmodel is om een dubbeltje of kwartje per uur te
besparen door een constructie te kiezen. Volgens mij is er breed in deze Kamer overeenstemming
over dat we dat niet meer willen, en overigens ook bij sociale partners. Ik zie daar
echt veel overeenstemming, ook in de analyse, over de weg voorwaarts.
De heer Van Weyenberg heeft de toezeggingen genoteerd. Ik weet niet of er nog steeds
een soort registratie van toezeggingen op naam is? Ik heb alleen niet gezegd: uitvoeringstoetsen
bij de Inspectie SZW. Ik heb gezegd: een inschatting geven van welke capaciteit er
nodig zou kunnen zijn voor bijvoorbeeld gelijk loon, de adviezen van Roemer en de
aanbevelingen van Borstlap. Daar zijn nog geen uitvoeringstoetsen voor, want daar
zijn nog geen concrete wetteksten voor.
De voorzitter:
Dank u wel. Een hele, hele korte vraag.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dat snap ik, maar ik hoop wel dat men, naast de capaciteit, iets kan zeggen over of
men denkt dat het ook kan. Als er ergens al rode vlaggen zijn en men zegt «dit zouden
we wel willen maar dat kan niet, tenzij we heel veel ...», dan hoor ik dat graag zo
vroeg mogelijk. Dat bedoelde ik. De Minister heeft verder gelijk: het woord «uitvoeringstoetsen»
heb ik onterecht gebruikt.
Minister Koolmees:
Ja, we hebben allebei gelijk.
Mevrouw Palland sprak over de heer Moti. Daar heb ik inderdaad al een afspraak mee,
althans, het stadhuis is vlak bij mij om de hoek, dus ik vind het leuk om sowieso
een keer langs te gaan. We zullen de ACM goed volgen. Dat heb ik ook genoteerd voor
de nabije toekomst.
Dan de heer Gijs van Dijk. U begrijpt dat het gaat over de opmerkingen over de uitzendsector.
Ik denk dat mijn recente gesprekken met de NBBU en de ABU onderstrepen dat ook de
uitzendsector zelf zegt: dit willen wij niet meer, we willen de slechteriken eruit
hebben. Dat is echt positief.
Dan de motie over premieshoppen. Bij de discussie over herziening van de coördinatieverordening
883 – het u wel bekende onderwerp, waar ook de export van WW-uitkeringen in zit; helaas
liggen de onderhandelingen stil vanwege de blokkade op de export van WW-uitkeringen –
heeft Nederland ingezet op verbeteringen in het tegengaan van fraude en misbruik bij
de A1-verklaringen. Overigens werken we daarbij bijvoorbeeld heel veel samen met Frankrijk,
dat daar ook scherp op inzet. Maar er zit juist weer tegenstand bij andere landen,
die een spiegelbeeldige positie hebben op de WW, als u begrijpt wat ik bedoel. Dat
is dus best een ingewikkelde puzzel, die voorlopig nog niet is opgelost. We hebben
het wel ingebracht en we hebben ook opvolging gegeven aan de motie; ik dacht dat het
de motie-Palland/Tielen was. Maar de discussie in Europa ligt dus nog stil. Ik ben
heel benieuwd wat de commissaris gaat doen met het vastlopen van de onderhandelingen
over verordening 883. Dat weten wij nog niet, dus dat moeten we volgen.
De tijdsinschatting richting mevrouw Tielen heb ik al gegeven.
Morgen spreek ik mevrouw Broekers-Knol bij de initiatiefnota van de heer Paternotte
over dubbele nationaliteit. Ik zal de kennismigranten onder haar aandacht brengen
en het stuk in Trouw – of was het NRC; nee, Trouw – gelijk meenemen als ik haar morgenochtend
toch spreek.
De heer Bruins zei: kom maar door. Nou, we doen ons best.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik dank de Minister voor de beantwoording van de vragen. Ik dank ook de
ambtenaren, de ondersteuning en de collega-Kamerleden. Ik heb met hulp van de griffie
een viertal toezeggingen genoteerd.
– Eén. De Kamer ontvangt voor 1 april een brief over de toezicht- en handhavingstaak
van de Inspectie SZW, gelet op de taakuitbreiding en beschikbaarheid van de financiële
middelen.
– Twee. De Minister zal bij de collega van VWS, Blokhuis, navraag doen of er reeds onderzoek
is uitgevoerd op het onderwerp kinderen van arbeidsmigranten en zal de Kamer hierover
informeren.
– Drie. De Kamer wordt nader geïnformeerd over de uitkomst van de pilot verhuurdersvergunning.
– Vier. Na de verkiezingen wordt de Kamer nader geïnformeerd op het dossier arbeidsmigratie
door middel van een stand-van-zakenbrief. Dat is een algemene toezegging.
Ik zie verder niks. Ik zie nog één opmerking van de heer Jasper van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De laatste toezegging was: «de Kamer wordt na de verkiezingen. geïnformeerd over de
stand van zaken arbeidsmigratie.» Verstond ik dat goed?
De voorzitter:
Zo heb ik het voorgelezen.
Minister Koolmees:
Mag ik een suggestie doen? Ik denk dat de vraag van de heer Van Weyenberg ging over
de capaciteit bij de Inspectie SZW en wat daar nodig is voor de formatie. Dat is voor
na de verkiezingen. De vraag van mevrouw Tielen ging meer over welke tijdslijnen er
zijn, welk schema we hebben en welke brokken er liggen, een beetje in het verlengde
van de bijlage bij onze kabinetsreactie over welke stappen we kunnen zetten op welke
aanbevelingen en welk tijdschema we voor ogen hebben. Als ik dat bij elkaar kan pakken,
dan heb ik één mooie brief, na de verkiezingen inderdaad, die behulpzaam kan zijn
voor de nieuwe Kamer bij de formatie.
De voorzitter:
Dat is een mooi einde van deze vergadering. Ik wil de mensen thuis bedanken. Dank
u wel.
Sluiting 12.50 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.M. van Toorenburg, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
H.J. Post, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.