Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van lid Kuiken over crisismeldingen in de jeugd-ggz
Vragen van lid Kuiken (PvdA) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over crisismeldingen in de jeugd-ggz. (ingezonden 24 december 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
5 februari 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1275.
Vraag 1
Kent u het bericht «Aantal crisismeldingen in jeugd-ggz tot 60 procent gestegen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is het waar dat er een flinke toename van het aantal crisismeldingen is en dat het
ook steeds moeilijker wordt om bedden te vinden voor jongeren die acuut moeten worden
opgenomen omdat ze bijvoorbeeld depressief, psychotisch of suïcidaal zijn? Zo nee,
wat is er dan niet waar en hoe is de situatie dan wel? Zo ja, welke dringende maatregelen
gaat u nemen om hulp aan kwetsbare jongeren en kinderen te gaan garanderen?
Antwoord 2
Uit de peiling van de Nederlandse ggz blijkt dat er toename is van het aantal crisismeldingen.
Om scherper zicht op te krijgen op de capaciteit en knelpunten rondom specialistische
j-ggz zorg heb ik met de VNG afgesproken om dit zo snel mogelijk in beeld te brengen.
Hiervoor loopt op dit moment een uitvraag onder de 42 jeugdhulpregio’s en betreffende
aanbieders. De resultaten hiervan verwacht ik op korte termijn.
Elke grote instelling heeft een accounthoudende gemeente die naar andere gemeenten
acteert bij risico’s van discontinuïteit. De VNG en Nederlandse ggz hebben ggz-instellingen
opgeroepen om, indien zij knelpunten ervaren, contact op te nemen met de accounthoudende
gemeenten. Uit reacties blijkt dat instellingen en gemeenten constructief in gesprek
zijn gegaan om oplossingen te zoeken. De VNG en de Nederlandse ggz blijven nagaan
of er zich ergens knelpunten voordoen. Daarnaast zijn de Jeugdautoriteit en het Ondersteuningsteam
Zorg voor de Jeugd beschikbaar voor ondersteuning wanneer partijen er onderling niet
uitkomen.
Het is belangrijk dat zorgprofessionals snel en makkelijk zicht hebben op crisisplekken.
Er is door aanbieders een crisisbeddenapp ontwikkeld waar 24/7 gezien kan worden waar
er bedden beschikbaar zijn. Jeugdigen uit heel het land maken gebruik van deze bedden
in het geval van acute psychische nood; ze hebben dus een landelijke functie. Ik ga
met beroepsorganisaties, de Nederlandse ggz en de VNG in gesprek om te kijken wat
er nodig is overzicht op de beschikbare crisisplekken voor professionals te versterken.
Vraag 3
Deelt u de mening dat «het vreselijk [is] als jongeren niet de hulp krijgen die zij
nodig hebben» en dat «wanneer zij niet tijdig en juist worden behandeld [...] dat
blijvende mentale schade kan veroorzaken? Zo ja, acht u het mogelijk dat de huidige
situatie in de jeugd-ggz dermate ernstig is, dat er jongeren kunnen zijn die daardoor
blijvende mentale schade oplopen? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Antwoord 3
Ik ben het helemaal met u eens dat alle kinderen tijdig passende hulp moeten krijgen,
en dat wanneer dit niet gebeurt, er kans is op blijvende schade voor deze kinderen.
Dit moeten we koste wat het kost voorkomen. Ik zet mijzelf er daarom voor in dat geen
enkel kind tussen wal en schip valt. In mijn brief op 19 januari jl. over de invulling
van motie Westerveld heb ik aangegeven hoe ingezet wordt op passende hulp voor kinderen
waarbij zorg uitblijft of is vastgelopen.2 Onder andere door de doorontwikkeling van regionaal expertteams en de bovenregionale
expertisecentra jeugdhulp. Voor deze laatste is structureel € 26,5 miljoen uitgetrokken
naar aanleiding van amendement Klaver/Westerveld.3
Vraag 4
Hoelang zijn de wachttijden voor spoed- en crisiszorg in de jeugd-ggz en hoe hebben
die wachttijden zich vanaf maart 2020 ontwikkeld? Hoeveel hulpvragen zijn er en hoeveel
jeugdigen staan op wachtlijsten?
Antwoord 4
Wanneer er sprake is van een crisismelding, is de crisisdienst altijd bereikbaar.
Zorgprofessionals maken vervolgens een inschatting welke hulp er nodig is. Hiervoor
is het belangrijk dat zorgprofessionals snel en makkelijk zicht hebben op crisisplekken.
Er is door aanbieders een app ontwikkeld waar 24/7 gezien kan worden waar er bedden
beschikbaar zijn. Jeugdigen uit heel het land maken gebruik van deze bedden in het
geval van acute psychische nood; ze hebben dus een landelijke functie. Ik ga met beroepsorganisaties,
de Nederlandse ggz en de VNG in gesprek om te kijken wat er nodig is om overzicht
op de beschikbare crisisplekken voor professionals te versterken. Bijvoorbeeld door
ook intensief ambulant behandelaanbod in de app op te nemen.
Vanwege de decentrale organisatie van de jeugdhulp is er geen landelijk beeld van
wachtlijsten. In het wetsvoorstel beschikbaarheid zorg voor jeugdigen worden gemeenten
verplicht een regiovisie op te stellen. Naar aanleiding van dit wetsvoorstel hebben
gemeenten in de Norm voor Opdrachtgeverschap afgesproken vanaf 2021 per regio een
regiovisie te maken. Wachtlijstaanpak is een onderdeel van deze regiovisie.
Vraag 5, 6 en 7
Deelt u de mening dat naast factoren zoals stress en eenzaamheid vanwege corona deze
problemen al langer urgent zijn door een verminderd aantal bedden, gebrek aan geld
en hoge administratieve lasten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen gaat u nemen
om deze structurele problemen te ondervangen?
Erkent u dat al maanden door deskundigen wordt gewaarschuwd voor de problemen die
door corona worden versterkt? Zo ja, wat heeft u naar aanleiding van die waarschuwingen
concreet gedaan? Zo nee, waarom niet?
Op welke korte termijn gaan u contact zoeken met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
en gaat u daadwerkelijk zorgen voor structureel extra geld voor de jeugdzorg? Deelt
u de mening dat dat gezien de acute crisissituatie niet aan een volgend kabinet kan
worden overgelaten? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Antwoord vraag 5, 6 en 7
Bij voorjaarsnotabesluitvorming 2019 heeft het kabinet extra financiële middelen voor
de jeugdzorg beschikbaar gesteld aan gemeenten voor de jaren 2019, 2020 en 2021. Dit
betreft respectievelijk € 420 miljoen, € 300 miljoen en € 300 miljoen. Ondertussen
is bij Miljoenennota 2021 besloten om de tijdelijke extra middelen voor Jeugdzorg
à € 300 miljoen op jaarbasis te verlengen tot en met 2022.
Daarnaast is afgesproken om onderzoek te doen naar de noodzaak van structureel extra
middelen voor Jeugd. Dit onderzoek is op 18 december 2020 aan uw Kamer aangeboden
(Kamerstuk 31 839, nr. 760). Het onderzoek is, zoals in mei 2019 bestuurlijk afgesproken, inbreng voor het nieuwe
kabinet. Ter voorbereiding op de komende kabinetsformatie gaat het kabinet met de
VNG in gesprek over de uitkomsten van het onderzoek. De uitkomsten van het onderzoek
maken inzichtelijk dat de ontwikkeling van de uitgaven niet houdbaar is. Het is daarom
noodzakelijk om de effectiviteit en beheersbaarheid te vergroten, zowel door aanpassingen
aan het stelsel als door effectievere sturing. Daarom is in onderling overleg tussen
VNG en Rijk besloten om aanvullend op de afspraak over de bestuurlijke weging van
het onderzoek een stuurgroep maatregelen financiële beheersbaarheid Jeugdwet in te richten. Deze stuurgroep zal, onder leiding van een onafhankelijk voorzitter,
maatregelen uitwerken die moeten bijdragen aan de financiële beheersbaarheid van de
Jeugdwet.
In de bestuurlijke weging worden de uitkomsten van het onderzoek gezamenlijk besproken
en gewogen. De maatregelen uit de stuurgroep maatregelen financiële beheersbaarheid Jeugdwet worden bij de bestuurlijke weging betrokken.
De bestuurlijke weging moet op basis van het onderzoek een antwoord geven op de vraag
hoe de omvang van het tekort via een combinatie van middelen en maatregelen het hoofd
kan worden geboden. Dit is het gezamenlijke voorwerk met de VNG voor de keuzes die
in de kabinetsformatie gemaakt moeten worden. De bestuurlijke weging is een zwaarwegende
inbreng ten behoeve van een nieuw kabinet om een integrale afweging te maken over
(1) financiën en (2) noodzakelijke aanpassingen aan het jeugdhulpstelsel, zowel beleidsmatig
als in de uitvoering. Met deze inbreng wordt het nieuwe kabinet in staat gesteld een
integrale afweging te maken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.