Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 680 Wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met het toekomstbestendig maken van de wetgeving op het terrein van arbeidsmigratie
Nr. 5 VERSLAG
            
Vastgesteld 5 februari 2021
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend
                     onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen
                     van haar bevindingen.
                  
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende
                     door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het
                     wetsvoorstel voldoende voorbereid.
                  
Inhoudsopgave
blz.
                         
                         
                         
1.
Algemeen
1
2.
Inleiding
2
3.
Flexibele en toekomstbestendige regelgeving
3
4.
Positie van werknemers versterken
4
5.
Financiële gevolgen en administratieve lasten
5
6.
Uitvoerings- en handhavingstoets
6
7.
Internetconsultatie
6
8.
Advies van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ)
6
Artikelsgewijs
7
1. Algemeen
               
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet arbeid
                  vreemdelingen in verband met het toekomstbestendig maken van de wetgeving op het terrein
                  van arbeidsmigratie. Zij hebben hierover nog enkele vragen. In het algemeen vragen
                  zij een nadere inschatting van de regering welke gevolgen de voorgestelde aanpassingen
                  hebben op de toekomstige arbeidsmigratie naar Nederland. Kan de regering hier een
                  prognose, of liever nog enkele mogelijke scenario’s, van geven voor de komende tien
                  jaar? Daarnaast vragen zij de regering toe te lichten welke veiligheidschecks gehanteerd
                  worden ten aanzien van zowel erkend referenten als kennismigranten. Voorts vragen
                  genoemde leden hoe dat wordt afgestemd met de veiligheidsdiensten, om te voorkomen
                  dat arbeidsmigratie wordt misbruikt voor spionage en hoe dat eventueel wijzigt door
                  dit wetsvoorstel.
               
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet
                  arbeid vreemdelingen in verband met het toekomstbestendig maken van de wetgeving op
                  het terrein van arbeidsmigratie. Genoemde leden maken van de gelegenheid gebruik om
                  enkele vragen te stellen.
               
De leden van de D66-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij zijn verheugd
                  over de uitbreiding van de mogelijkheden tot het langer verlenen van een werkstellingsvergunning
                  (twv), de mogelijkheid tot het bieden van maatwerk bij de prioritaire toets en de
                  maatregelen die de positie van werknemers versterken.
               
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben hierover nog enkele
                  vragen.
               
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben nog wel enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben daarover nog enkele vragen.
                  Een belangrijke vraag is daarbij welk effect deze wetswijziging naar verwachting heeft
                  op de arbeidsmigratie in ons land. Genoemde leden achten het onwenselijk dat deze
                  versoepeling leidt tot een substantiële toename van het aantal (arbeids)migranten.
                  Kan de regering in zijn reactie hier nader op ingaan? Hoe heeft de regering het spanningsveld
                  tussen de behoefte aan extra werknemers in specifieke sectoren en de wens om onze
                  arbeidsmarkt niet te laten overspoelen door werknemers van buiten de EU gewogen bij
                  de totstandkoming van dit wetsvoorstel? Hoe schat de regering de effecten van dit
                  voorstel in met betrekking tot een mogelijke, substantiële toename van het aantal
                  arbeidsmigranten in ons land en de onwenselijkheid daarvan? Kan hier uitgebreid op
                  worden ingaan?
               
2. Inleiding
               
De leden van de CDA-fractie lezen dat naast de gegroeide arbeidsmarkt van de EU, de oorzaak van de afname van
                     het aantal afgegeven tewerkstellingsvergunningen (twv’s) ligt in wijzigingen in het
                     Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (BuWav) en de Regeling uitvoering Wet
                     arbeid vreemdelingen (RuWav), waarin een (steeds groter) aantal uitzonderingen is
                     opgenomen op de twv-plicht of arbeidsmarkttoets. Om hoeveel uitzonderingen gaat het
                     en kan de regering hiervan een overzicht geven?
                  
De leden van de CDA-fractie lezen dat door de strikte hoofdregel, de arbeidsmarkttoets
                     met de verplichte afwijzingsgronden uit artikel 8 van de Wet arbeid vreemdelingen
                     (Wav) bij de aanvraag van een twv of gecombineerde vergunningen voor verblijf en arbeid
                     (gvva), er relatief weinig vergunningen worden verleend na de reguliere aanvraagprocedure.
                     Hoeveel vergunningen worden verleend na de reguliere aanvraagprocedure?
                  
De leden van de CDA-fractie vragen wat dit wetsvoorstel betekend voor «derdelanders»
                     die werkzaam zijn op de Nederlandse arbeidsmarkt, maar gedetacheerd zijn vanuit andere
                     lidstaten.
                  
Ongeveer de helft van de arbeidsmigranten in Nederland is van binnen de EU, daar heeft
                     deze wet geen betrekking op. Kan de regering aangeven hoe toch in deze situatie het
                     sturen op c.q. meebewegen met hoog/laagconjunctuur behoefte op de Nederlandse arbeidsmarkt
                     in lijn met deze wet mogelijk is (bij hoogconjunctuur en laagconjunctuur)?
                  
De leden van de CDA-fractie signaleren dat er sprake is van ongewenste beïnvloeding
                     uit onvrije landen in ons land. Hierover heeft de parlementaire ondervragingscommissie
                     ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen (POCOB) een rapport geschreven. Deze beïnvloeding
                     komt onder meer van geestelijk bedienaren die bepaalde antidemocratische ideologieën
                     aanhangen die niet verenigbaar zijn met onze vrije samenleving, zo constateren de
                     leden van de CDA-fractie. Deze leden begrijpen dat deze geestelijk bedienaren een
                     gvva kunnen krijgen om hier te werken. In welke mate is het mogelijk op basis van
                     huidige wet- en regelgeving en voorgestelde aanpassing daarvan om een vergunning te
                     weigeren aan een geestelijk dienaar om ongewenste beïnvloeding te voorkomen?
                  
De leden van de GroenLinks-fractie snappen de ambitie om de regelgeving toekomstbestendig en flexibel te maken. Genoemde
                     leden vragen of de verwachting is dat deze wijziging ook een structurele oplossing
                     biedt voor tekortsectoren, of dat er wellicht nog verdergaande oplossingen nodig zijn.
                  
Deze leden constateren dat er op dit moment ook steeds vaker wordt gewerkt met indirecte
                     vergunningen, waardoor doordetachering steeds vaker voorkomt. Dit vergroot de kans
                     op uitbuiting en ongelijke concurrentie. Genoemde leden vragen of de regering verwacht
                     dat de verruimde mogelijkheden voor directe vergunningen ook gaan leiden tot een afname
                     van de indirecte vergunningen.
                  
3. Flexibele en toekomstbestendige regelgeving
               
De leden van de VVD-fractie vragen om een nadere toelichting hoe de zogenoemde facultatieve weigeringsgrond op
                  het prioriteitgenietend arbeidsaanbod gaat werken. Zij zien dat hier ook in de consultatie
                  naar gevraagd is, maar dat door de regering wordt verwezen naar (in ontwikkeling zijnde)
                  lagere regelgeving. In welke gevallen wil de regering dat aanvragen worden goedgekeurd,
                  die onder het huidige kader zouden zijn afgekeurd? Hoe wordt onder de nieuwe regels
                  gestuurd op de noodzaak van het toelaten van arbeidsmigranten? Hebben de conjuncturele
                  ontwikkelingen en daarmee gepaard gaande hogere of lagere werkloosheid een rol in die toelatingsregels? Welke precieze criteria worden opgenomen in
                  de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen? Wat is de rol van de sociale partners
                  bij de totstandkoming en de naleving van deze criteria?
               
De maximale duur van tewerkstellingsvergunning gaat naar drie jaar. De leden van de
                  CDA-fractie vragen wat er gebeurt met de vergunning in het geval van tussentijds faillissement
                  of bedrijfsovername. Daarop aansluitend vragen genoemde leden wat er gebeurt in het
                  geval dat er binnen de periode van 3 jaar de arbeidsmarkt tussentijds rigoureus verandert.
               
De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) meer ruimte
                  krijgt om maatwerk te bieden bij krapte in sectoren door niet alle toetsen te hoeven
                  doorlopen voor prioriteitsgenietend aanbod, als duidelijk is dat er echt meer mensen
                  nodig zijn. Dit voorkomt langdurige en kostbare wervingsprocedures terwijl bij voorbaat
                  bekend is dat dat nauwelijks resultaat zal hebben. In de wet wordt geregeld dat per
                  algemene maatregel van bestuur (amvb) gevallen kunnen aangewezen waarbij dan wordt
                  bepaald dat de vergunning voor minder dan drie jaar kan worden afgegeven. Genoemde leden vragen aan welke
                  situaties dan moet worden gedacht, en of de regering een voorbeeld kan geven hiervan.
                  Deze leden vragen ook of er een voorhang geldt voor deze beperking van de mogelijkheid
                  om de twv voor drie jaar af te geven.
               
De leden van de GroenLinks-fractie kunnen zich voorstellen dat het UWV iets meer maatwerk wil kunnen leveren. Voorgestelde
                  wijziging is wel een flinke verruiming. Genoemde leden vragen welke criteria UWV-medewerkers
                  zullen hanteren wanneer zij hun nieuwe discretionaire bevoegdheid gebruiken om ook
                  bij onvoldoende bewijs «voldoende wervingsinspanningen» een werkvergunning toe te
                  kennen.
               
De leden van de SP-fractie hebben grote vraagtekens bij het nut van het voorliggende wetsvoorstel. Zij vragen
                     waarom er een noodzaak is tot versoepeling van de nu geldende regels voor het verschaffen
                     van een tewerkstellingsvergunning. Hoeveel aanvragen komen er per jaar binnen bij
                     het UWV? Hoeveel mensen krijgen per jaar een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde
                     vergunning? Hoeveel van de aanvragen werden er de afgelopen paar jaar afgewezen? Uit
                     welke landen, in percentages, komen de mensen met een tewerkstellingsvergunning? In
                     welke sectoren zijn nu vacatures die lastig gevuld kunnen worden die met de versoepeling
                     in onderliggend wetsvoorstel wel gevuld zouden kunnen worden? Om hoeveel vacatures
                     gaat dit?
                  
In het verlengde hiervan zetten de leden van de SP-fractie ook vraagtekens bij het
                     verlegen van de duur van de tewerkstellingsvergunningen. Kan de regering uitleggen
                     waarom een duur van drie jaar beter zou passen bij een flexibele regeling dan een
                     duur van één jaar? Heeft de regering zicht op welke verschuivingen er jaarlijks plaatsvinden
                     op de arbeidsmarkt in de sectoren waar onderliggend wetsvoorstel een oplossing voor
                     zou moeten bieden? Hoeveel van de tewerkstellingsvergunningen zijn de afgelopen jaren
                     verlengd? Hoeveel tewerkstellingsvergunningen hebben deze verlenging niet toegekend
                     gekregen omdat de sectorale arbeidsmarkt ondertussen veranderd was? In welke sectoren
                     waren de verlengingen en de afwijzingen? Uit welke landen, in procenten, kwamen de
                     mensen waarvan de vergunning niet werd verlengd?
                  
De leden van de SGP-fractie hebben vraagtekens bij de voorgestelde wijziging om de dwingendrechtelijke afwijzingsgrond
                     bij onvoldoende wervingsinspanningen om te zetten in een facultatieve afwijzingsgrond
                     (wijziging van artikel 8 Wav). Werkt dit geen gemakzucht in de hand, zeker als het
                     gaat om de situatie waarin de werkgever onvoldoende inspanningen heeft verricht? Acht
                     de regering dat niet onwenselijk? Kan de regering dit voorstel verder motiveren?
                  
Naar aanleiding van de maximale duur van tewerkstellingsvergunning naar drie jaar
                     (voorgestelde wijziging van artikel 11 Wav). De leden van de SGP-fractie lezen dat
                     het UWV elke twee jaar gaat toetsen of de arbeidsmarkt zodanig veranderd is dat prioriteitgenietend
                     aanbod aanwezig is. Is het niet mogelijk dat er veel sneller dan deze periodieke tweejaarlijkse
                     toetsing een andere situatie op de arbeidsmarkt kan ontstaan, denk aan de acute intrede
                     van de coronacrisis vorig jaar? Waarom is dan gekozen voor deze periodieke twee jaar,
                     en in hoeverre is de mogelijkheid van een snelle wijziging van de omstandigheden op
                     de arbeidsmarkt hier voldoende in verdisconteerd? Hoe kritisch wordt getoetst als
                     de termijn naar drie jaar gaat, mede gelet op de onwenselijkheid van een substantiële
                     toename van het aantal (arbeids)migranten? Welke rationale redenen ligt ten grondslag
                     aan de keuze voor de termijn van drie jaar?
                  
4. Positie van werknemers versterken
               
De leden van de VVD-fractie vragen de regering nader toe te lichten hoe de uitzondering voor startende ondernemers
                  gaat werken. Welke stappen moet een startende ondernemer zetten om hieraan te voldoen?
                  Hoe worden startende ondernemers hierover geïnformeerd? Heeft de Immigratie- en Naturalisatiedienst
                  (IND) hiervoor een specifiek loket dat bekend is bij ondernemers? Welke documentatie
                  of gegevens moeten op welk moment worden overlegd om te (blijven) voldoen aan de startersuitzondering?
               
De leden van de D66-fractie onderschrijven de noodzaak van de maatregelen ter versterking van de positie van
                  werknemers. Zij hebben nog een enkele vraag over deze maatregelen. Zij vragen op welke
                  manier de toets in praktijk gaat werken voor startende ondernemingen die aannemelijk
                  moeten maken dat er in de toekomst economische activiteiten zullen plaatsvinden.
               
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat het systeem waarbij de werkgever een tewerkstellingsvergunning moet
                     aanvragen soms een (te) hoge administratieve drempel lijkt voor werkgevers. Een alternatief
                     is om de vreemdeling een persoonsgebonden werkvergunning te geven waaruit blijkt dat
                     betrokkene toegang heeft tot de arbeidsmarkt. Daarbij kan eventueel aangesloten worden
                     bij de meldingssystematiek die geldt voor Europese arbeidsmigranten, zodat wel gecontroleerd
                     kan worden of de asielzoeker onder marktconforme omstandigheden gaat werken. Genoemde
                     leden vragen of ook is overwogen om over te schakelen op een persoonsgebonden werkvergunning
                     en een meldplicht voor werkgevers.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook enkele vragen over de mogelijkheden
                     om te werken voor kansrijke asielzoekers. De regering stelt dat de Wav geen ruimte
                     biedt voor experimenteren met arbeid door kansrijke asielzoekers. Dat er behoefte
                     aan zo’n experiment is blijkt uit recent politiek debat en eerdere onderzoeken. Anders
                     dan de regering stelt is een wetswijziging voor versnelde toegang tot arbeid evenwel
                     niet nodig omdat de wachttijd van zes maanden in artikel 2a, eerste lid onder a BuWav
                     staat. Deze regel is eenvoudiger te wijzigen dan de wet. Genoemde leden vragen of
                     de regering bereid is om aan artikel 2a BuWav een bepaling toe te voegen die het mogelijk
                     maakt om asielzoekers met een nationaliteit waarmee zij volgens de IND kansrijke asielzoeker
                     zijn, eerder toegang tot arbeid te verlenen, bijvoorbeeld al na twee maanden.
                  
Voorts constateren deze leden dat in «Van azc naar een baan»1 is uiteengezet dat de beperking tot 24 weken arbeid, waarna weer 24 weken inactiviteit verplicht
                     is, in strijd is met het Unierecht (Opvangrichtlijn). Nederland is het enige land
                     in Europa dat asielzoekers op deze manier beperkt in hun toegang tot arbeid. In «Van
                     azc naar een baan» werd geen onderscheid gemaakt tussen kansrijke of niet kansrijke
                     asielzoekers, maar werd in aanbeveling 2 (pagina 101) een alternatief systeem van
                     getrapte toelating tot de arbeidsmarkt voorgesteld. Is de regering bereid de beperking
                     tot 24 weken arbeid neergelegd in artikel 2a, eerste lid onder a BuWav te schrappen
                     wegens strijd met het unierecht?
                  
5. Financiële gevolgen en administratieve lasten
               
De leden van de SGP-fractie constateren dat er reeds sprake was van een verplichting om het wettelijke minimumloon
                  en het kennismigrantensalaris giraal te betalen. Om welke redenen is dan toch gekozen
                  voor deze aanvullende verplichting bovenop de bestaande verplichting op grond van
                  artikel 7a van de Wet Minimumloon (WML) en artikel 1d BuWav?
               
6. Uitvoerings- en handhavingstoets
               
De leden van de D66-fractie vragen wat bij dit wetsvoorstel precies de verdeling is in de uitvoering tussen het
                  UWV en de IND. Het is deze leden niet helemaal duidelijk hoe het komt dat de IND een
                  uitvoerige uitvoeringstoets heeft opgeleverd met als belangrijkste punt dat de meeste
                  wijzigingen niet aan hen raken, en dat bij het UWV een veel minder uitvoerige uitvoeringstoets
                  is opgeleverd. Genoemde leden vragen daarnaast welke uitvoeringstoetsen vertrouwelijk
                  ter inzage zijn gelegd, en wat daarvoor de reden is.
               
De leden van de D66-fractie vragen in dit kader ook wat de raakvlakken zijn van dit
                  wetsvoorstel met de signalen dat de kennismigrantenregeling fraudegevoelig zou zijn.2 Genoemde leden vragen of dit deel van het toezicht onder het UWV of onder de IND
                  valt. Deze leden zijn van mening dat de belangrijke toegevoegde waarde van arbeidsmigranten
                  aan de Nederlandse economie alleen gehandhaafd kan worden als dit op een eerlijke
                  manier gebeurt. Zij vragen in dat kader om een korte eerste reactie op deze berichtgeving.
               
7. Internetconsultatie
               
De leden van de CDA-fractie lezen dan werkgeversorganisaties aangeven dat zij in de praktijk verwachten dat er
                  weinig van de flexibilisering terecht zal komen. Kan worden toegelicht waarom werkgevers
                  dit verwachten?
               
Werknemersorganisaties wijzen op een toename van derdelanders die werkzaam zijn op
                  de Nederlandse arbeidsmarkt maar gedetacheerd worden vanuit andere lidstaten. Deze
                  signalen over toename bereiken CDA-fractie ook. In de memorie van toelichting wordt
                  aangegeven dat dit een andere situatie is. Kan de regering aangeven waarom dit een
                  andere situatie is en/of de wet hierin toch een rol kan spelen?
               
Werknemersorganisaties geven aan dat illegale tewerkstelling reeds strafbaar is en
                  daarop effectieve handhaving nodig is. Is er volgens de regering nu sprake van voldoende
                  en effectieve handhaving?
               
8. Advies van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ)
               
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat nader overleg met UWV heeft plaatsgevonden over het opnemen van het
                  begrip «traject». Kan de regering toelichten wat de uitkomst hiervan is en welke juridische
                  consequentie een eventuele begripswijziging heeft?
               
De leden van de CDA-fractie vragen aan de regering of zij nader kunnen toelichten waarom in eerste instantie
                     niet is ingegaan op het advies van de ACVZ.
                  
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering van mening is dat een aanpassing
                     van de definitie gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid zoals voorgesteld
                     door de ACVZ niet zou passen bij de Nederlandse wetssystematiek rond de toegang tot
                     de arbeidsmarkt. Tevens stelt de regering dat er bovendien geen juridische noodzaak
                     voor is, aangezien reeds wordt voldaan aan Richtlijn 2011/98/EU. Kan de regering dit
                     standpunt nader onderbouwen?
                  
De leden van de D66-fractie hebben nog een aantal vragen over de adviezen van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken
                     (ACVZ). Zij hebben ten eerste een vraag over het advies om «aanwezig» prioritair aanbod
                     te vervangen door «beschikbaar» prioritair aanbod. Zij vragen of er met de wetswijziging
                     in 2014 ook in de praktijk een verandering is geweest door het wisselen van toetsen
                     op beschikbaar of prioritair aanbod. Genoemde leden vragen op welke manier de beschikbaarheid
                     van dat aanbod eerder werd getoetst, en welke middelen het UWV wel zou hebben om dat
                     te kunnen doen. Daarnaast vragen zij of de regering nader in kan gaan op het advies
                     van de ACVZ om een brede adviescommissie in te stellen die kan adviseren over tekortberoepen
                     waar arbeidsmigratie juist een oplossing kan bieden.
                  
De leden van de D66-fractie hebben ook nog enkele vragen over het advies van de ACVZ
                     om de BuWav in overeenstemming te brengen met de Opvangrichtlijn. Genoemde leden vragen
                     of er eerder rechtszaken zijn geweest die gingen over de vraag of de BuWav met de
                     mogelijkheid van 24 weken arbeid per jaar in strijd is met de Opvangrichtlijn, en
                     of er anders een andere manier is om dit juridisch te toetsen. Zij vragen of de Opvangrichtlijn
                     ook zo gelezen moet worden dat na negen maanden er geen enkele belemmering meer mag
                     zijn voor de toegang tot de arbeidsmarkt, en of in dat licht de beperking in duur
                     niet in strijd is. Daarnaast vragen deze leden wat er praktisch zou gebeuren als er
                     WW-recht zou ontstaan en de asielaanvraag daarna zou worden afgewezen.
                  
Artikelsgewijs
               
De leden van de D66-fractie vragen tot slot wat de beoogde inwerkingtredingsdatum is voor de verschillende artikelen.
De leden van de SGP-fractie vragen op welke wijze wordt gemonitord of de doelstelling van het wetsvoorstel wordt
                  bereikt. Op welke wijze worden daarbij ook de effecten van dit wetsvoorstel op het
                  migratiesaldo betrokken? Wat is de beoogde inwerkingtredingsdatum van dit wetsvoorstel?
               
De voorzitter van de commissie, Van Toorenburg
De adjunct-griffier van de commissie, Sjerp
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
M.M. van Toorenburg, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
E.M. Sjerp, adjunct-griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.