Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Raak over het bericht dat het overgrote deel van de gemeenten grote tekorten heeft
Vragen van het lid Van Raak (SP) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht dat het overgrote deel van de gemeenten grote tekorten heeft (ingezonden 15 januari 2021).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) en van
de Staatssecretaris van Financiën (Fiscaliteit en Belastingdienst) (ontvangen 4 februari
2021).
Vraag 1
Bent u het eens dat de tekorten bij veel gemeenten «een financiële veenbrand» en «onhoudbaar»
zijn? Zo nee, waarom niet?1
Antwoord 1
Ik herken dat de financiële situatie van gemeenten op dit moment zorgelijk is. Ik
informeerde uw Kamer hierover op 16 december.2 Het kabinet heeft zich ingespannen om gemeenten financieel te ondersteunen bij de
uitvoering van hun taken. Met betrekking tot de financiële impact van de coronacrisis
heeft het kabinet compensatiemaatregelen getroffen voor de extra kosten en gederfde
inkomsten. Om gemeenten in deze tijd financiële ademruimte te geven, is besloten het
accres te bevriezen voor 2020 en 2021 en is de oploop in de opschalingskorting voor
gemeenten in de jaren 2020 en 2021 incidenteel geschrapt. Tevens zijn de tijdelijke
extra middelen voor jeugdzorg van € 300 mln. verlengd met een jaar naar 2022. Daarnaast
zijn er extra middelen beschikbaar gekomen voor Veilig Thuis, Vrouwenopvang, Dak-
en Thuislozen en schuldenaanpak. Met de provinciaal toezichthouders is deze zomer
gesproken over de mogelijkheden voor maatwerk in het financieel toezicht. Deze maatregelen
hebben op de korte termijn lucht gegeven in de begroting. Desondanks herken ik ook
de zorgen van gemeenten over de financiën op de lange termijn. In februari wordt een
onderzoek afgerond naar de financiële positie van gemeenten en de effecten op het
voorzieningenniveau. Tevens is met de provinciaal toezichthouders afgesproken dat
zij gegeven de bijzondere situatie een beschouwing maken van de financiële positie
van gemeenten en deze in februari opleveren.
Specifiek voor de jeugdzorg ben ik met de VNG uitvoerig in overleg over de uitkomsten
van het AEF-onderzoek naar het structureel benodigd budget jeugdzorg. Dit onderzoek
maakt inzichtelijk dat de ontwikkeling van de uitgaven voor jeugdzorg niet houdbaar
is. Daarom is in onderling overleg besloten om aanvullend op de afspraak over de bestuurlijke
weging van het onderzoek een stuurgroep maatregelen financiële beheersbaarheid Jeugdwet
in te richten. Deze stuurgroep zal maatregelen (binnen en buiten de Jeugdwet) gaan
uitwerken die moeten bijdragen aan de financiële beheersbaarheid van de Jeugdwet.
In de bestuurlijke weging worden de uitkomsten van het AEF-onderzoek gezamenlijk besproken
en gewogen. Bij deze weging worden eveneens de maatregelen uit de stuurgroep maatregelen
financiële beheersbaarheid Jeugdwet betrokken. Besluitvorming over een structurele
oplossing in termen van benodigd budget en aanpassing in het stelsel zal aan een volgend
kabinet zijn. Hierover is uw kamer op 18 december geïnformeerd.3
Ook de voorbereiding op het volgende kabinet gebeurt in overleg met de medeoverheden.
Interbestuurlijke en financiële besluitvorming kunnen niet los van elkaar worden gezien,
het is dan ook wenselijk dat een volgend kabinet hierover een integraal besluit neemt.
Het kabinet deelt het belang van medeoverheden te komen tot structurele oplossingen
op het gebied van bestuurlijke en financiële verhoudingen, zodat medeoverheden voldoende
middelen en bevoegdheden hebben om hun taken uit te voeren en in staat zijn een bijdrage
te leveren aan de maatschappelijke opgaven.
Vraag 2
Bent u bereid de gevolgen van deze financiële tekorten voor de inwoners van de gemeenten
in kaart te brengen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Ik ben continu met gemeenten en provincies in gesprek over hun financiële positie
en de gevolgen daarvan voor hun taakuitvoering. Zoals hierboven aangegeven wordt op
dit moment onderzoek gedaan naar de financiële positie van gemeenten en de effecten
op het voorzieningenniveau. Het onderzoek wordt in februari afgerond en geeft inzicht
in de meerjarige ontwikkeling van de financiële positie en het effect daarvan op het
voorzieningenniveau voor burgers. Onderdeel van de onderzoeksopdracht is ook om advies
te geven over de monitoring van de financiële positie en het voorzieningenniveau.
Met het advies zal dan ook gekeken worden hoe invulling gegeven kan worden aan de
motie Özütok4 om een duidelijk beeld te geven of de middelen voor gemeenten voldoende waren voor
hun taken.
Vraag 3
Bent u het eens dat gemeenten door de coronacrisis ook «verborgen» kosten moeten maken,
die niet worden vergoed?
Antwoord 3
Door de gevolgen van het coronavirus ontvangen medeoverheden minder inkomsten en hebben
ze extra uitgaven. Rijk en medeoverheden hebben daarom afspraken gemaakt over reële
compensatie van medeoverheden voor de door gemeenten en provincies gederfde inkomsten
en door hen gemaakte kosten. Over deze extra kosten en gederfde inkomsten en de compensatie
daarvan vindt regelmatig overleg plaats en heeft het kabinet al een aantal compensatiepakketten
verstrekt. Het meest recent heb ik u hierover geïnformeerd op 16 december 2020.
Vraag 4
Bent u bereid alle kosten aan gemeenten te vergoeden als deze zich melden met verborgen
kosten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Rijk en medeoverheden hebben afspraken gemaakt over reële compensatie van medeoverheden
voor door hun gederfde inkomsten en door hen gemaakte kosten. De hoogte en omvang
van de reële compensatie vraagt een politiek bestuurlijke afweging, waarbij het uitgangspunt
is dat de medeoverheden er als gevolg van de corona-aanpak niet slechter voor komen
te staan dan daarvoor. Hierbij nemen alle overheden samen hun verantwoordelijkheid
om hun inkomsten en uitgaven zoveel mogelijk beheersbaar te houden in de nieuwe situatie.
Vraag 5
Bent u bereid alle gemaakte kosten (ook «verborgen») voor gemeenten te vergoeden,
zonder al te ingewikkelde procedures?
Antwoord 5
Bij de vormgeving van de reële compensatie van medeoverheden wordt steeds gezocht
naar een balans tussen het gericht verstrekken van middelen en het beperken van de
administratieve lasten. Hierbij wordt zoveel als mogelijk aangesloten bij de reguliere
financierings- en bekostigingssystematiek.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.