Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Verordening EU-éénloketomgeving voor douane (Kamerstuk 22112-2986)
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3037 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 8 februari 2021
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 20 november 2020 over het
Fiche: Verordening EU-éénloketomgeving voor douane (Kamerstuk 22 112, nr. 2986).
De vragen en opmerkingen zijn op 11 december 2020 aan de Staatssecretaris van Financiën
voorgelegd. Bij brief van 3 februari 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Buisman
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het BNC-fiche EU-éénloketomgeving
voor douane. De leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het fiche slaat op een verordening die terugkomt
in de mededeling met een groter pakket aan actieplannen. Het fiche met betrekking
tot «een Actieplan om de douane-unie op een hoger plan te brengen» is op 6 november
2020 ingediend bij de Tweede Kamer. Op 1 december 2020 heeft de Kamer schriftelijk
de vragen gesteld en op het moment van schrijven hebben wij de beantwoording nog niet
ontvangen. Kan het kabinet toelichten hoe het gehele traject verloopt rond het Actieplan
Douane? Het Actieplan betrof een mededeling, daar waar voorliggend fiche een verordening
betreft. Wat is het verschil tussen beide en waarom wordt een EU-éénloketomgeving
voor de douane in een verordening geregeld en niet in een mededeling? Waarom was deze
verordening onderdeel van de grotere mededeling rond het actieplan Douane?
De leden van de VVD-fractie zijn overtuigd van de toegevoegde waarde van een EU-éénloketomgeving,
zeker gezien de daarmee gepaard gaande afnemende administratieve lastendruk voor ondernemers.
Het maakt het douaneproces voor zowel de ondernemer als de douane eenvoudiger en overzichtelijker.
Een EU-éénloketomgeving moet een goedkopere en efficiëntere oplossing bieden dan 27
losse systemen. Krijgen lidstaten nu reeds middelen van de Europese Unie om hun douanesystemen
in te richten? Zo ja, hoeveel? Op welke manier wordt de nieuwe EU-éénloketomgeving
gefinancierd?
De leden van de VVD-fractie lezen over de zorgen van het kabinet en enkele noodzakelijk
geachte toelichtingen die door de Europese Commissie moeten worden gegeven op voorliggende
verordening. De leden achten de vragen van het kabinet terecht en sluiten zich er
kortheidshalve graag bij aan.
Welke andere stappen wil de Europese Commissie zetten in het creëren van een digitaal
kader voor nauwere samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van douane? De leden
van de VVD-fractie begrijpen dat bij een nauwere samenwerking ook het delen van een
bepaalde mate van informatie noodzakelijk is. Welke extra informatie er moet worden
uitgewisseld tussen EU-lidstaten, informatie die tot op heden nog niet uitgewisseld
hoefde te worden, en waarom?
De leden van de VVD-fractie lezen over het impactassessment van de Europese Commissie.
Waarom is gekozen voor een combinatie van de drie opties en niet één van de drie opties?
Kan het kabinet toelichten waarom een combinatie door de Europese Commissie noodzakelijk
wordt geacht?
De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet kan toelichten wanneer welke stappen
worden gezet richting een EU-éénloketomgeving op het moment dat de lidstaten en het
Europees Parlement akkoord gaan met het Commissievoorstel?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de samenwerking met andere diensten (in Nederland
en Europa) geborgd is in de EU-éénloketomgeving Douane.
Tot slot vragen de leden wanneer de EU-éénloketomgeving volledig moet zijn geïmplementeerd
en waarom de douaneformaliteiten pas vanaf 1 januari 2031 geheel van toepassing worden.
In hoeverre lukt het de Belastingdienst om te voldoen aan de eisen en deadlines rond
implementatie van de niet-douaneformaliteiten en douaneformaliteiten met betrekking
tot de ICT-opgaven? De leden van de VVD-fractie verwijzen in dit licht naar het ander
achterstallig ICT-onderhoud bij de Belastingdienst.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het «BNC-fiche Verordening EU-éénloketomgeving
voor douane». Naar aanleiding van het genoemde punt brengen de leden van de PVV-fractie
het volgende naar voren.
Allereerst willen de leden van de PVV-fractie weten hoe de privacy van het bedrijfsleven
en burgers zal worden gewaarborgd als gevolg van de EU-éénloketomgeving, waarbij sprake
is van dataharmonisatie en uitwisseling van gegevens tussen de verschillende autoriteiten.
Voorts vragen de leden van de PVV-fractie om aan te geven in hoeverre er sprake is
van een overdracht van Nederlandse bevoegdheden aan de EU. Op welke vlakken is er
sprake van een gedeelde bevoegdheid?
Verder merken de leden van de PVV-fractie op dat de Commissie de mogelijkheden voor
de architectuur die harmonisatie kan bewerkstelligen en opties voor de reikwijdte
heeft geanalyseerd. De leden van de PVV-fractie vragen om de voor- en nadelen van
de drie genoemde opties. Op welke wijze zullen deze opties worden gecombineerd?
Vervolgens vragen de leden van de PVV-fractie om een inschatting van de financiële
gevolgen voor Nederland van dit voorstel te maken, mede gelet op de IT-investeringen
die gedaan moeten worden en systemen die opgezet moeten worden.
Ten slotte merken de leden van de PVV-fractie op dat de Commissie aangeeft dat een
éénloketomgeving kan leiden tot vermindering van administratieve lasten voor het bedrijfsleven.
Kan het kabinet een inschatting maken van de vraag in hoeverre de administratieve
lasten voor het bedrijfsleven zullen afnemen? Hoe komt het dat met het voorstel er
weinig tot niets verandert aan de regeldruk voor decentrale overheden en burgers?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche inzake de verordening
EU-éénloketomgeving van de Europese Commissie. Zij zien met het kabinet de meerwaarde
van het harmoniseren van data en het delen hiervan tussen (niet-)douaneautoriteiten
om een goede in-, uit- en doorvoer van goederen te stimuleren en procedures voor bedrijven
makkelijker te maken, zodat zij minder administratieve lasten hebben. Ook zijn de
leden van de CDA-fractie voorstander van een gezamenlijk optreden bij het bestrijden
van risico’s aan de gezamenlijke grenzen. De EU-éénloketomgeving zou hierbij kunnen
helpen. Wel zijn de leden van de CDA-fractie beducht voor overvraging van de Nederlandse
ICT-capaciteit, waardoor de plannen op dit moment en in de nabije toekomst niet uitvoerbaar
zijn voor de Nederlandse douane.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de EU-éénloketomgeving zal leiden tot vermindering
van administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Betekent dit dat bedrijven bij
invoering van de EU-éénloketomgeving geen andere of extra gegevens hoeven aanleveren?
Of zit de reductie in lasten voor bedrijven in het alleen hoeven aanleveren van hun
gegevens bij één instantie in één lidstaat? Voorts lezen deze leden dat de EU-éénloketomgeving
zowel een investering vereist van de lidstaten alsook het door de Commissie operationeel
maken van de EU-component van de EU-éénloketomgeving. De lidstaten moeten overeenstemming
bereiken over een bestuurskader, gemeenschappelijke IT-oplossingen en afspraken over
een manier om gegevens te harmoniseren ter verbetering van de processen voor samenwerking
met andere autoriteiten. Deze leden zijn benieuwd hoe deze samenwerking er in praktijk
uit moet gaan zien, onder andere hoe de governance wordt vormgegeven, wie de coördinatie hiervan gaat doen en welke fiscale en niet-fiscale
autoriteiten hier allemaal bij betrokken moeten zijn. Welke autoriteiten zijn dit
bijvoorbeeld in Nederland? En wat is precies de EU-component die de Commissie gaat
opstellen en waar alle lidstaten op kunnen aansluiten? Kan het kabinet nadere toelichting
geven hoe de rol van de lidstaten en de rol van de Commissie precies samenhangen?
Wie dient welke inspanningen te leveren en hoe sluit dit op elkaar aan? Valt onder
de EU-component ook het aanvullen van de omgeving, vaststellen van de data-elementen
voor uitwisseling en het vaststellen van datasets ten behoeve van dataharmonisatie?
Moeten nationale autoriteiten deze aanvullende data dan ook in hun systemen implementeren,
gaan verzamelen en uitwisselen? Wat betekent dit voor de uitvoeringslast van de betrokken
autoriteiten? Kan het kabinet voorbeelden geven over wat voor soorten data het hier
gaat?
De leden van de CDA-fractie lezen voorts dat de Commissie de mogelijkheden voor de
architectuur die harmonisatie kan bewerkstelligen en opties voor de reikwijdte heeft
geanalyseerd, en heeft gekozen voor een combinatie van drie opties. Allereerst het
verplicht gebruik van het EU Customs Single Window: Certificates exchange (EU-CSW CERTEX) voor uitwisseling van gegevens tussen de douane en andere autoriteiten,
waarbij de relevante informatie beschikbaar is op EU-niveau, het tot stand brengen
van nationale éénloketsystemen en het gebruik door andere entiteiten van de «Economic Operators Registration and Identification (EORI)-database» voor het valideren van de gebruikte EORI-nummers. Waarom is een
combinatie van deze systemen gekozen en kan dit volgens het kabinet zorgen voor een
coherent systeem? Hoe past het Nederlandse systeem hierbij?
De leden van de CDA-fractie delen de positieve houding van het kabinet ten aanzien
van de mogelijk lastenverlichtende effecten van het verder digitaliseren van gegevensuitwisseling,
verlagen van administratieve lasten, en verdere digitale ondersteuning van processen.
Bedoelt het kabinet met het verlagen van administratieve lasten de administratieve
lasten voor bedrijven of ook administratieve lasten voor de douaneautoriteiten? Het
kabinet is voorts van mening dat het realiseren van een éénloketomgeving op EU-niveau
«mogelijk» efficiënter en goedkoper zal zijn, omdat alle deelnemende autoriteiten gebruik kunnen
maken van één systeem waar informatie wordt gedeeld. Wat betekent deze aanduiding
«mogelijk»? Zou het ook kunnen dat het niet efficiënter en goedkoper wordt met een EU-systeem,
of zelfs minder efficiënt en veel duurder? Hoe wil het kabinet inzetten dat het realiseren
van het systeem op EU-niveau wel efficiënter en goedkoper wordt?
Het kabinet geeft aan dat het voorgestelde optreden in lijn is met nationale plannen
van de douane waarin wordt samengewerkt met andere organisaties. Hoe ziet het kabinet
het inpassen van de in Nederland bestaande éénloketoplossingen in een Europees systeem?
Hoe wil het kabinet voorkomen dat Nederlandse toepassingen straks niet meer werkbaar
zijn, omdat voor het EU-éénloketsysteem een andere vormgeving wordt gekozen? Immers,
omdat het om een verordening gaat, zullen de EU-systemen nationale systemen overrulen.
Voor wat betreft de zorgpunten die het kabinet benoemt hebben de leden van de CDA-fractie
inderdaad ook de zorg dat de uitrol van het EU-éénloketsysteem de uitwerking en toepassing
van technische vernieuwingen op nationaal niveau bemoeilijkt. Hoe wil het kabinet
zorgen dat Europese en nationale ontwikkelingen elkaar niet doorkruisen? En waar moet
het kabinet haar inzet hierop insteken? In de samenwerking tussen autoriteiten die
een beleidskader moeten opzetten en gemeenschappelijke IT-oplossingen? Of moet het
kabinet hier op EU-niveau op inzetten met betrekking tot de EU-component?
Ook zien deze leden de zorgen met betrekking tot Europese IT-ontwikkelingen en nationale
ontwikkelingen zoals vernieuwing van verouderde systemen. Het kabinet is erg kort
over dit punt, maar de leden van de CDA-fractie vragen het kabinet graag hier nader
op in te gaan. Zoals ook al in de schriftelijke vragen bij het BNC-fiche over de mededeling
van de Commissie inzake de douane-unie, hebben zij hun zorgen geuit dat Nederland
voor verdergaande IT-aanpassingen voorlopig niet de benodigde capaciteit heeft bij
de douane. Hoe wil het kabinet zorgen dat hier geen problemen ontstaan? Kan het kabinet
ingaan op hoe zij de IT-last wil beperken, of tijd wil inbouwen om de ontwikkelingen
tijdig in de systemen op te nemen? Ook vragen deze leden in hoeverre lidstaten nog
niet hun Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)-verplichtingen op orde hebben.
Om welke lidstaten gaat het dan met name? Wat is de achterstand ten aanzien van deze
verplichtingen?
De leden van de CDA-fractie zijn het eens met het kabinet dat op een aantal onderdelen
meer toelichting van het kabinet nodig is, zoals op de koppeling van een centrale
EU-omgeving met nationale éénloketsystemen van douaneadministraties, nationale kosten
en technische haalbaarheid. Dit zijn wat betreft deze leden essentiële punten om een
betere inschatting te kunnen maken van de haalbaarheid van de verordening. Deze leden
vragen het kabinet zo snel mogelijk duidelijkheid op deze punten te krijgen en om
de Kamer proactief op de hoogte te stellen als over deze punten duidelijkheid is verkregen.
Ook het feit dat de lidstaten tot en met 2025 al een overvolle agenda voor implementatie
van IT-verplichtingen hebben volgend uit het douanewetboek van de Unie. Dat het kabinet
daar alleen haar zorgen over zal uitspreken lijkt deze leden onvoldoende. Kan het
kabinet hier een steviger punt maken bij de Europese Commissie? Deze leden maken zich
echter nog meer zorgen over de uitspraak van het kabinet in het fiche dat de gevolgen
van implementatie van verschillende IT-verplichtingen pas duidelijk worden bij de
uitvoering. Is er niet van tevoren een inschatting te maken van de gevolgen? Kan het
kabinet nu echt niet van tevoren iets beter kijken naar uitvoeringsaspecten om een
beter inzicht te krijgen van mogelijke gevolgen, zodat het kabinet ook gericht kan
inzetten op wat voor Nederland mogelijk is, en we straks niet met allerlei mooie ambities
zitten die niet of nauwelijks uitvoerbaar zijn? Graag ontvangen deze leden ook een
overzicht van de IT-projecten die het kabinet op dit moment en de komende tien jaar
op het gebied van douane heeft lopen, hoeveel fte daarop ingezet wordt en hoeveel
ruimte er nog is. Deze leden hopen daarmee een beter inzicht te krijgen waar ruimte
is of gaat ontstaan voor nieuwe projecten en als die ruimte er niet is, hoe deze ruimte
dan wordt gecreëerd.
De leden van de CDA-fractie zijn zoals aangegeven erg geïnteresseerd in de financiële
consequenties van het voorstel. Zij zijn het met het kabinet eens dat meer duidelijkheid
moet worden verkregen van de Commissie wat het financieel beslag van de voorstellen
is en wat dit voor Nederland gaat betekenen, met name ook de gevolgen met betrekking
tot IT-investeringen. Kan het kabinet zo snel mogelijk aan de Kamer over deze gevolgen
rapporteren voordat verdere beslissingen genomen worden? En ook hoe en waar dit dan
zou worden ingepast op de begroting?
De leden van de CDA-fractie lezen bij de gevolgen voor regeldruk en/of administratie
lasten geen appreciatie ten aanzien hiervan voor de rijksoverheid. Kan het kabinet
hier alsnog op ingaan?
De leden van de CDA-fractie ondersteunen voorts de Nederlandse inzet dat de onderzoeksprocedure
op alle voorgestelde uitvoeringshandelingen wordt toegepast.
Bij de voorgestelde datum inwerkingtreding lezen deze leden tot slot dat de verordening
naar verwachting de eerste helft van 2021 wordt aangenomen en dat daarna in fases
de douane- en niet-douaneformaliteiten worden ingevoerd. Wat betekent de genoemde
fasering voor douane- en niet-douaneformaliteiten? Hoewel de toepassingsdata van deze
formaliteiten ver in de toekomst lijken te liggen, variërend van 2023 tot 2031, ontvangen
de leden van de CDA-fractie graag een nadere toelichting van de verschillende stappen
van fasering vanaf 2021 en de gevolgen hiervan voor de uitvoering. Als de lidstaten
reeds een volle IT-agenda hebben tot 2025, hoe is deze fasering dan haalbaar? En als
deze fasering niet haalbaar is, waar gaat het kabinet dan op EU-niveau op inzetten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
Inleiding
De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel
voor een EU-éénloketomgeving voor douane. De leden van de fractie van D66 verwelkomen
dat de samenwerking tussen de douanes wordt versterkt en dat de administratieve lasten
voor bedrijven verminderen. Deze leden hebben, in aanvulling op de inbreng ten aanzien
van een actieplan om de douane-unie op een hoger plan te brengen, een aantal vragen.
2. Essentie voorstel
De leden van de fractie van D66 vragen hoe de technische en financiële steun vanuit
het Douane-programma eruit ziet. Welke steun heeft de Nederlandse douane de afgelopen
jaren ontvangen? Welke steun wordt de komende jaren verwacht?
3. Nederlandse positie
De leden van de fractie van D66 lezen dat bij de planning van de éénloketomgeving
ook rekening gehouden moet worden met andere Europese IT-ontwikkelingen en nationale
ontwikkelingen zoals de vernieuwing van oude systemen. Deze leden vragen welke risico’s
het kabinet hier ziet? Botst de vernieuwing van oude systemen met de éénloketomgeving?
Hoe ziet de IT-agenda van de douane eruit? Denkt het kabinet dat de volle agenda voor
implementatie van IT-verplichtingen tot en met 2025 volgens schema zullen verlopen?
Wat zijn de grootste risico’s?
De leden van de fractie van D66 delen dat de naleving van privacyregelgeving een belangrijk
punt van aandacht is. Het kabinet geeft hierbij terecht aan dat verregaande digitalisering
erom vraagt dat alle lidstaten de AVG-vereisten op orde hebben. Hoe staat het met
de implementatie van de AVG-vereisten door de verschillende lidstaten?
7.a Uitvoerbaarheid
De leden van de fractie van D66 vragen wanneer de uitvoeringstoets wordt verwacht
en wat de huidige inschatting is van de uitvoerbaarheid.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het fiche en hebben hierbij enkele
vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie lezen in het fiche en het voorstel voor de verordening
dat wordt beoogd om de administratieve processen bij invoer van goederen te harmoniseren.
Deze leden vragen het kabinet in hoeverre harmonisatie van administratieve aangelegenheden
kan leiden tot een harmonisatie van regels op het gebied van bijvoorbeeld milieu-
en productie-eisen. Zij constateren dat binnen de douane-unie op nationaal niveau
vele afwijkende wetten en regels bestaan op dit vlak en deze leden zouden het zeer
onwenselijk vinden indien administratieve harmonisatie zou leiden tot een keurslijf
waarin de eisen aan geïmporteerde goederen zouden moeten voldoen.
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet naar de beoordeling van de bestaande
proef van negen landen die sinds een aantal jaar wordt gehouden en of de uitkomsten
hiervan als nuttig moeten worden beschouwd. Tevens vragen deze leden of deze proef
met hoofdzakelijk kleine landen waarvan er geen een grote invoersfunctie heeft representatief
kan worden genoemd voor de situatie waarbij grotere landen of landen met een zeer
omvangrijke invoersfunctie als Nederland aan deze harmonisatie gaan meedoen.
De leden van de SP-fractie spreken hun zorgen uit over de staat waarin de douane zich
momenteel bevindt en vragen het kabinet in hoeverre het kabinet het verantwoord vindt
dat deze organisatie, die sinds lange tijd met problemen kampt, opnieuw te maken gaat
krijgen met grote aanpassingen, terwijl de uittreding van het Verenigd Koninkrijk
aanstaande is en zij hiermee al met grote veranderingen te maken krijgt. Deze leden
spreken hun zorgen uit over de mate van aanpassingen die uit de voorgestelde verordening
zullen voortkomen en de gevolgen voor de organisatie, zeker gelet op de zinsnede dat
«douaneautoriteiten van verschillende lidstaten [...] regelmatig een moeizame samenwerking
met andere autoriteiten» hebben. In hoeverre verwacht het kabinet dat de dwang die met dit voorstel wordt
opgelegd daadwerkelijk een betere samenwerking tot stand zal brengen en in hoeverre
is dit de beste manier om de samenwerking tussen autoriteiten te verbeteren?
II Reactie van de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane
De vaste commissie voor Financiën heeft op 11 december 2020 enkele vragen en opmerkingen
aan de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane voorgelegd over het door
de Minister van Buitenlandse Zaken op 20 november 2020 toegezonden BNC-fiche: Verordening
EU-éénloketomgeving voor douane. Ik heb met belangstelling kennisgenomen van de vragen
en opmerkingen van de fracties van de VVD, de PVV, het CDA, D66 en de SP en wil deze
leden hiervoor dankzeggen. Hieronder ga ik in op de vragen die zijn voorgelegd.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het gehele traject verloopt rond het Actieplan
Douane en waarom het voorstel voor een EU-éénloketomgeving voor de douane in een verordening
wordt geregeld en niet in een mededeling. Ook vragen de leden van de VVD-fractie waarom
deze verordening onderdeel was van de grotere mededeling rond het actieplan Douane.
De mededeling «Een actieplan om de douane-unie op een hoger plan te brengen», die
de Commissie op 28 september publiceerde, omvatte een plan met 17 acties, o.a. voor
evaluaties, wetgevende voorstellen en lagere regelgeving, om de Europese douane-administraties
de komende vier jaar innovatiever en efficiënter te maken.1 Een voorbeeld van zo’n wetgevend voorstel dat de Commissie al aankondigde in het
actieplan, is dit voorstel voor een EU-éénloketomgeving voor de douane. Het ligt daarbij
voor de hand dat daarbij is gekozen voor een verordening, een bindend rechtsinstrument,
dat rechtstreekse werking heeft in alle lidstaten.
De leden van de VVD-fractie vragen of en hoeveel middelen de lidstaten nu van de EU
krijgen om hun douanesystemen in te richten en op welke manier de nieuwe EU-éénloketomgeving
wordt gefinancierd. De leden van de PVV-fractie vragen om een inschatting van de financiële
gevolgen van dit voorstel voor Nederland. De leden van de CDA-fractie vragen of het
kabinet over de financiële gevolgen kan rapporteren voordat verdere beslissingen genomen
worden en hoe en waar dit wordt ingepast op de begroting. De leden van de fractie
van D66 vragen hoe de technische en financiële steun vanuit het Douane-programma eruit
ziet, welke steun de Nederlandse douane de afgelopen jaren heeft ontvangen en welke
steun de komende jaren wordt verwacht. Het Douane-programma2 heeft tot doel de Europese douane-unie en de douaneautoriteiten van de lidstaten
te ondersteunen bij hun taak om de financiële en economische belangen van de Unie
en haar lidstaten te beschermen, de veiligheid in de Unie te waarborgen, de Unie tegen
oneerlijke en illegale handel te beschermen en de legale handel te ondersteunen. Via
het Douane-programma komen er instrumenten en middelen beschikbaar om het beleid en
de uitvoeringspraktijk van Europese douaneautoriteiten te ondersteunen. Dit gebeurt
enerzijds door middel van activiteiten ten behoeve van bestuurlijke en IT-capaciteitsopbouw
(waaronder de ontwikkeling, onderhoud en exploitatie van Europese elektronische systemen)
en anderzijds door operationele samenwerking waarbij best practices en praktische
kennis kunnen worden uitgewisseld tussen de lidstaten en andere landen die aan het
programma deelnemen. Door de Nederlandse douane wordt in de volle breedte deelgenomen
aan het Douane-programma. Zo neemt Nederland zitting in tientallen projectgroepen
waarin specifieke onderwerpen ten behoeve van de uitvoeringspraktijk van de douane
worden bediscussieerd. Het Douane-programma biedt nationale douaneadministraties dan
ook de mogelijkheid administratieve samenwerking te intensiveren en best practices
uit te wisselen op uitvoerend en beleidsniveau. Dit ondersteunt niet alleen het werk
van de Nederlandse douane maar geeft ook de mogelijkheid om problematiek aan de orde
te stellen en een bijdrage te leveren aan de modernisering van de douane-unie in een
lijn die passend is bij de uitdagingen van het Nederlandse bedrijfsleven en Douane
Nederland. Voor de jaren 2021–2027 is voor het Douane-programma een budget van 843
miljoen euro beschikbaar (in prijzen van het jaar 2018). Het grootste gedeelte3 van dit budget zal beschikbaar worden gesteld voor de bestaande en de nog te ontwikkelen
Europese IT-systemen, en het overige budget zal o.a. worden gebruikt voor gezamenlijke
acties, projectgroepen, seminars en competentieontwikkeling. Voor het vorige Douane-programma,
dat liep van 2013–2020, was 547,3 miljoen euro begroot. De Commissie heeft aangegeven
dat, ten opzichte van het vorige Douane-programma, hogere uitgaven noodzakelijk zijn
door de wettelijke context (verplichtingen die met name voortvloeien uit het Douanewetboek
van de Unie (DWU)) en de complexiteit van de nog te ontwikkelen Europese elektronische
systemen. Het voorstel van de Commissie voor een EU-éénloketomgeving is daar bijvoorbeeld
een onderdeel van. De middelen die aan dit voorstel zijn toegewezen, vallen onder
het Douane-programma. Het gaat om, oplopend tot 2025 en daarna structureel, 9,2 miljoen euro
per jaar. Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te
worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027
en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Het
is op dit moment niet mogelijk om een precieze inschatting te maken van de financiële
gevolgen voor Nederland, omdat het voorstel op hoofdlijnen wordt geschetst. Voor een
inschatting van de kosten is nadere uitwerking nodig, waarin bijvoorbeeld duidelijk
wordt wat er aan centrale IT-componenten wordt gerealiseerd, en welke activiteiten
de lidstaten moeten uitvoeren. Voor het voorstel kan het zijn dat de lidstaten op
nationaal niveau middelen beschikbaar moeten stellen, wat kan leiden tot extra kosten
voor Nederland, bijvoorbeeld op het gebied van IT. De aanvullende financiering zal
ingepast worden op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e) departement(en),
conform de regels van de budgetdiscipline.
De leden van de VVD-fractie vragen welke andere stappen de Commissie wil zetten in
het creëren van een digitaal kader voor nauwere samenwerking tussen de lidstaten op
het gebied van douane. Het DWU geeft aan dat alle communicatie tussen Commissie en
lidstaten, tussen lidstaten onderling en tussen marktdeelnemers en autoriteiten elektronisch
moet verlopen. Dit is het kader waarbinnen de Commissie en de lidstaten hun inspanningen
moeten realiseren. Dat zal aan de ene kant gebeuren door samenwerking tussen de Commissie
en lidstaten voor wat betreft de EU-componenten van IT-systemen, maar ook door samenwerking
tussen lidstaten onderling. Dit heeft dan betrekking op de ontwikkeling van nationale
componenten die benodigd zijn bij die systemen. Deze samenwerking wordt door de Commissie
ondersteund vanuit het bovengenoemde Douane-programma.
De leden van de fracties van de VVD en het CDA vragen welke informatie er tussen de
EU-lidstaten uitgewisseld moet worden die tot op heden nog niet uitgewisseld moet
worden en waarom. Ook vragen zij of marktdeelnemers andere of extra gegevens moeten
aanleveren. Op basis van het voorstel hoeft geen extra informatie uitgewisseld te
worden tussen de EU-lidstaten. Ook voor het bedrijfsleven blijft het niveau van informatieverstrekking
gelijk.
De leden van de fracties van de VVD en het CDA vragen waarom bij de impact assessment
is gekozen voor drie opties en niet voor één van de drie opties. Ook vragen zij waarom
door de Commissie een combinatie van drie opties noodzakelijk wordt geacht. De leden
van de PVV-fractie vragen naar de voor- en nadelen van de drie genoemde opties en
hoe deze worden gecombineerd. De leden van de CDA-fractie vragen tevens hoe de combinatie
van de drie opties zorgt voor een coherent systeem en hoe dit bij het Nederlandse
systeem past. De drie opties die de Commissie heeft geselecteerd in de impact assessment,
zijn de facto drie onderdelen van één oplossing. Het zijn de gekozen beleidsinvullingen
die het best aansluiten bij 1. de informatie-uitwisseling tussen overheden, 2. het
bedrijfsleven en overheden en 3. fiscale en niet-fiscale autoriteiten onderling. Het
samenkomen van deze drie informatiestromen zorgt voor een coherent systeem. De Commissie
heeft acht opties, die op zichzelf weer onderverdeeld zijn onder drie categorieën
verkend in een impact assessment. Alle drie de categorieën zijn onderdeel van de éénloketomgeving
en zorgen voor een bredere uitwisseling van gegevens. Vervolgens zijn er binnen de
drie categorieën verschillende opties verkend om de specifieke beleidsinvulling vorm
te geven. Het voordeel van het verplichte gebruik van EU-CSW CERTEX4 is dat harmonisatie wordt beoogd bij het uitwisselen van gegevens tussen de verschillende
autoriteiten die betrokken zijn bij het toezicht op de in-, uit- en doorvoer van goederen.
Het nadeel is dat bestaande oplossingen uitgefaseerd moeten worden. Met het tot stand
brengen van een éénloketomgeving voor de Douane wordt het enkelvoudig aanleveren van
informatie en het meervoudig gebruik van deze informatie beoogd. Dit heeft als voordeel
voor het bedrijfsleven dat zij niet bij elke ketenpartner separaat informatie moet
aanleveren. Dit houdt wel in dat tussen ketenpartners goede afspraken gemaakt moeten
worden over data-harmonisatie en -rationalisatie. Door het gebruik van het EORI-nummer5 wordt gebruik gemaakt van één registratiesysteem van marktdeelnemers in het kader
van grensoverschrijdend goederenverkeer. Het voordeel hiervan is dat een marktdeelnemer
zich kan identificeren met één nummer bij de verschillende autoriteiten die betrokken
zijn bij het toezicht op de in-, uit- en doorvoer van goederen. Ook hier geldt dat
er tussen de verschillende autoriteiten die betrokken zijn bij het toezicht op de
in-, uit- en doorvoer van goederen goede afspraken gemaakt moeten worden. Zoals hierboven
genoemd vullen de drie opties uit de impact assessment elkaar onderling aan bij het
streven naar administratieve lastenverlichting en een coherent systeem. Het Commissievoorstel
past bij het huidige Nederlandse systeem. Nederland had reeds het voornemen om het
EU-CSW CERTEX te gaan gebruiken en kent daarnaast al decennia een éénloketsysteem
bij de douane waarbij door de douane informatie wordt uitgewisseld met de verschillende
autoriteiten die betrokken zijn bij het toezicht op de in-, uit- en doorvoer van goederen.
Ook het gebruik van het EORI-nummer sluit aan bij de processen van de Nederlandse
douane.
De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet kan toelichten wanneer welke stappen
worden gezet richting een EU-éénloketomgeving op het moment dat de lidstaten en het
Europees Parlement akkoord gaan met het Commissievoorstel? Nadat het voorstel is aangenomen
zal de Commissie verschillende onderwerpen uitwerken in gedelegeerde en uitvoeringsverordeningen.
De lidstaten moeten vervolgens de IT-systemen van de douane aanpassen om het EU-CSW
CERTEX te implementeren. Deze implementatie vindt gefaseerd plaats tussen 1 maart
2023 en 1 januari 2025 respectievelijk 1 januari 2031.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de samenwerking met andere diensten (in Nederland
en Europa) geborgd is in de EU-éénloketomgeving douane. In Nederland is de samenwerking
tussen de partijen die hun berichtenverkeer ontvangen geregeld via de Handel en Transpoort
Gateway (zoals bijvoorbeeld de NVWA, Rijkswaterstaat en Defensie), onder aansturing
van de douane. Hierin wordt zowel op beleidsmatig als uitvoerend niveau afgestemd.
In Europa verloopt de samenwerking via centrale IT-systemen van de Commissie. Deze
samenwerking zal door het inrichten van de EU éénloketomgeving douane worden verstrekt.
De leden van de VVD-fractie vragen wanneer de EU-éénloketomgeving volledig moet zijn
geïmplementeerd en waarom de douaneformaliteiten pas vanaf 1 januari 2031 geheel van
toepassing worden. De éénloketomgeving wordt gefaseerd ingevoerd en wordt als zodanig
steeds met een volgend onderdeel uitgebreid. De laatste uitbreiding voor de eerste
fase, de informatie-uitwisseling tussen overheidsdiensten (G2G), moet gereed zijn
in 2025. De tweede fase, informatie-uitwisseling tussen het bedrijfsleven en overheidsdiensten
(B2G), moet gereed zijn in 2031. Vanaf dat moment kunnen zowel douaneformaliteiten
(bijvoorbeeld het indienen van een douaneaangifte) als niet-fiscale formaliteiten
(bijvoorbeeld het aanvragen van een verplicht veterinair «bescheid») gelijktijdig
via de nationale éénloketomgeving gerapporteerd worden.
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre het de Belastingdienst lukt om te voldoen
aan de eisen en deadlines rond implementatie van de niet-douaneformaliteiten en douaneformaliteiten
met betrekking tot de ICT-opgaven. Op dit moment is de technische uitwerking van dit
voorstel nog niet geheel duidelijk. Het hangt van de inhoud van deze technische uitwerking
af wat de mate van inzet van capaciteit in Nederland wordt. Een planning kan dan gemaakt
worden. Nederland heeft tijdens besprekingen in Raadswerkgroepverband al aandacht
gevraagd voor de capaciteit en de lopende planning en IT-agenda in de lidstaten. Daar
moet volgens het kabinet door de Commissie voldoende rekening mee worden gehouden
en het kabinet vindt het dan ook van belang dat de Commissie voldoende aandacht heeft
voor het beslag dat op de IT-capaciteit binnen de lidstaten wordt gelegd.
De leden van de PVV-fractie vragen hoe de privacy van het bedrijfsleven en burgers
zal worden gewaarborgd als gevolg van de EU-éénloketomgeving. De leden van de CDA-fractie
vragen in hoeverre lidstaten nog niet hun Algemene verordening gegevensbescherming
(AVG)-verplichtingen op orde hebben, wat de achterstand is en om welke lidstaten gaat
het dan met name. De leden van de fractie van D66 vragen hoe het staat met de implementatie
van de AVG-vereisten door de verschillende lidstaten. Ten aanzien van de AVG is er
een Europese toezichthouder. Het kabinet zal echter aandacht vragen voor de mate van
waarborging van bescherming van persoonsgegevens bij gebruik van de EU-éénloketomgeving
voor douane.
De leden van de PVV-fractie vragen om aan te geven in hoeverre er sprake is van een
overdracht van Nederlandse bevoegdheden aan de EU en op welke vlakken er sprake is
van een gedeelde bevoegdheid. Het betreft hier regelgeving op het beleidsterrein van
de douane-unie, een exclusieve bevoegdheden van de EU. Er is derhalve geen sprake
van een overdracht van nationale bevoegdheden aan de EU.
De leden van de PVV-fractie en de CDA-fractie vragen naar de invloed van het voorstel
op de administratieve lasten voor de overheid en het bedrijfsleven. De leden van de
CDA-fractie vragen of het kabinet met het verlagen van administratieve lasten de administratieve
lasten voor bedrijven of ook administratieve lasten voor de douaneautoriteiten bedoelt.
Zowel voor de Douane, de verschillende autoriteiten die betrokken zijn bij het toezicht
op de in-, uit- en doorvoer van goederen als het bedrijfsleven dalen de administratieve
lasten als gevolg van verdergaande digitalisering en automatisering. Papieren documentstromen
vormen voor alle partijen een complexe logistieke belemmering. Voor het bedrijfsleven
omdat het veel moeite moet doen om papieren documenten tijdig beschikbaar te krijgen,
en voor de douane omdat zij moet zorgen voor het samenbrengen van papieren en digitale
gegevens en de archivering daarvan. Dankzij een EU-éénloketomgeving voor douane kunnen
overheidsinstanties op eenduidige wijze informatie uitwisselen terwijl marktdeelnemers
informatie enkelvoudig aanleveren bij de douane waarna deze meervoudig wordt gebruikt
door de douane en andere overheidsdiensten.
De leden van de PVV-fractie vragen daarnaast waarom er weinig tot niets verandert
aan de regeldruk voor decentrale overheden en burgers. Het voorstel bevat een technische
oplossing voor de uitwisseling van informatie tussen de verschillende nationale autoriteiten
die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op het EU-buitengrensoverschrijdend goederenvervoer.
Het voorstel raakt alleen deze nationale centrale autoriteiten, zoals de douane en
de NVWA en het bedrijfsleven, en niet individuele burgers.
De leden van de CDA-fractie vragen naar de mate van reductie van lasten voor het bedrijfsleven
en of bij de invoering van de EU-éénloketomgeving geen of andere gegevens moeten worden
aangeleverd door het bedrijfsleven. Zoals hierboven aangegeven zullen voor het bedrijfsleven
de administratieve lasten dalen. Met de implementatie van het voorgestelde EU-éénloketsysteem
voor douane worden geen of andere gegevens gevraagd van het bedrijfsleven. Op basis
van andere, al bestaande wetgeving moet het bedrijfsleven bepaalde informatie en gegevens
aanleveren. De EU-éénloketomgeving voor douane verandert dit niet, enkel het feit
dat de informatie niet bij verschillende autoriteiten hoeft te worden aangeleverd
zal veranderen.
De leden van de CDA-fractie vragen naar het bestuurskader rondom het voorstel, wat
de rol van de Commissie en de lidstaten is en welke fiscale en niet-fiscale autoriteiten
hierbij betrokken moeten zijn. Daarnaast vragen de leden van de fractie van het CDA
naar de vaststelling van datasets ten behoeve van harmonisatie en of deze aanvullende
data dan ook verzameld en uitgewisseld moet worden en wat hiervan de administratieve
lasten zijn voor de betrokken autoriteiten. De leden van de CDA-fractie vragen tot
slot naar voorbeelden van de soorten data. Tussen de Commissie en de douaneautoriteiten
van de lidstaten bestaat voor de ontwikkeling van geautomatiseerde systemen al een
jarenlange intensieve en goedwerkende samenwerking op basis van gelijkwaardigheid.
Deze samenwerking wordt door de Commissie gecoördineerd en betreft zowel gemeenschappelijke
als nationale componenten. Door de samenwerking van experts van de lidstaten en de
Commissie wordt in o.a. projectgroepen, expertgroepen en comités gewerkt aan de totstandkoming
van trans-Europese systemen die nationale en centrale (EU) componenten bevatten. De
samenwerking omvat het opstellen van zowel wet- en regelgeving als functionele en
technische specificaties. In relatie tot dit voorstel voor een EU-éénloketomgeving
wordt deze samenwerking uitgebreid naar autoriteiten die toezicht uitoefenen op niet-fiscale
gebieden, zoals in Nederland de NVWA en de ILT. De Commissie streeft ernaar om informatie
voor de diverse autoriteiten op een eenduidige wijze te vragen van de marktdeelnemers.
Daartoe zullen datasets worden ontwikkeld van gegevens die door meerdere autoriteiten
worden gevraagd. Hoe dit precies zijn beslag krijgt en wat de invloed hiervan is op
de administratieve lasten is sterk afhankelijk van de uitwerking hiervan in gedelegeerde
en uitvoeringshandelingen. De data die uitgewisseld zal gaan worden betreft informatie
over de goederen die de EU binnenkomen zoals aard en samenstelling van deze goederen.
De leden van de CDA-fractie vragen of het ook kan dat het niet efficiënter en goedkoper
wordt met een EU-systeem, of zelfs minder efficiënt en duurder. Ook vragen zij hoe
het kabinet wil inzetten dat het realiseren van het systeem op EU-niveau wel efficiënter
en goedkoper wordt. Nederland is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden
dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van het MFK 2021–2027
en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Volgens
de impact assessment zal de invoering de EU-éénloketomgeving economische voordelen
hebben. Voor het voorstel kan het zijn dat de lidstaten op nationaal niveau middelen
beschikbaar moeten stellen, wat kan leiden tot extra kosten voor Nederland, bijvoorbeeld
op het gebied van IT. De aanvullende financiering zal ingepast worden op de begroting
van het/de beleidsverantwoordelijk(e) departement(en), conform de regels van de budgetdiscipline.
Het kabinet zal nadrukkelijk aandacht hebben voor en de Commissie vragen naar de financiële
consequenties. Uiteraard zal het kabinet pogen om waar kostenbesparingen mogelijk
zijn deze te realiseren.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de in Nederland bestaande éénloketoplossingen
in een Europees systeem worden ingepast en hoe Nederland wil voorkomen dat Nederlandse
toepassingen niet meer werkbaar zijn, omdat voor een andere vormgeving wordt gekozen.
Met de voorgestelde oplossing van het gebruik van EU-CSW CERTEX wordt harmonisatie
beoogd van de manier waarop de douane informatie uitwisselt met de verschillende autoriteiten
die betrokken zijn bij het toezicht op de in-, uit- en doorvoer van goederen. Nederland
oefent op alle niveaus haar invloed uit om de impact op Nederlandse bestaande éénloketoplossingen
zo klein mogelijk te houden. Harmonisatie van Europese informatie-uitwisseling brengt
aanpassingen voor bestaande Nederlandse éénloketoplossingen met zich mee. Het is echter
niet de verwachting dat (delen van) deze oplossingen niet meer werkbaar zijn.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe het kabinet wil zorgen dat Europese en nationale
ontwikkelingen elkaar niet doorkruisen en vraagt waar het kabinet haar inzet hierop
moet insteken. Om tot een juiste uitwerking van de voorstellen te komen ziet het kabinet
het ontwikkelen van een centrale component als meest efficiënt. In overleg met de
overige autoriteiten die betrokken zijn bij het toezicht op de in-, uit- en doorvoer
van goederen wordt door Nederlandse deelnemers in de betreffende expert- en werkgroepen
de al verkregen ervaring met het (nationale) éénloketsysteem ingebracht. De nationaal
opgezette werkwijzen kunnen dan optimaal gebruikt worden, zodat een Europese ontwikkeling
niet de nationale doorkruist.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe het kabinet wil zorgen dat er geen problemen
ontstaan ten aanzien van de capaciteit die de IT-aanpassingen vergen van douane of
het kabinet kan ingaan op hoe zij de IT-last wil beperken, of tijd wil inbouwen om
de ontwikkelingen tijdig in de systemen op te nemen. Zoals hierboven aangegeven moet
de technische inhoud nog uitgewerkt worden in de komende periode. Elke lidstaat participeert
in de uitvoering van plannen voor aanpassing en vernieuwing. Als zodanig denkt Nederland
in de verschillende expert- en werkgroepen mee over de uitwerking van de voorstellen
en neemt deze informatie mee in nationale planningen. Nederland ziet er op deze wijze
op toe dat de IT-last binnen de planning haalbaar blijft, bijvoorbeeld door voor te
stellen om IT-applicaties centraal, door de Commissie te laten ontwikkelen. Ook pleit
het kabinet ervoor dat de Commissie initiatieven voor samenwerking op lidstaatniveau
ondersteunt waarbij onderdelen van automatiseringsprojecten gezamenlijk door lidstaten
worden ontwikkeld.
De leden van de CDA-fractie vragen om duidelijkheid ten aanzien van de koppeling van
een centrale EU-omgeving met nationale éénloketsystemen van douaneadministraties,
nationale kosten en technische haalbaarheid, en hierover de Kamer proactief op de
hoogte te stellen als over deze punten duidelijkheid is verkregen. Het kabinet informeert
de Kamer hierover via bestaande rapportages (de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk
– Grote ICT projecten) over EU-projecten.
Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie of het kabinet een punt wil maken bij
de Commissie over het feit dat de lidstaten tot en met 2025 al een overvolle agenda
voor implementatie van IT-verplichtingen hebben volgend uit het DWU. Nederland heeft
bij de bespreking over dit Commissievoorstel tot nu toe meermaals aangegeven dat de
voorziene planning veel vraagt van de douane. Daarbij heeft Nederland zorgen uitgesproken
over de complexiteit en inpasbaarheid. Nederland werd daarbij gesteund door meerdere
lidstaten en de Commissie heeft aangegeven deze zorgen serieus te nemen.
Deze leden van de CDA-fractie vragen of er van tevoren een inschatting is gemaakt
naar de gevolgen van implementatie van verschillende IT-verplichtingen. Ook vragen
deze leden om een overzicht van de IT-projecten die het kabinet op dit moment en de
komende tien jaar op het gebied van douane heeft lopen, hoeveel fte daarop ingezet
wordt en hoeveel ruimte er nog is. Het plannen en beheren van IT-projecten bij de
douane is een dynamisch proces dat een tijdshorizon kent van vijf jaar. In beginsel
wordt aan capaciteitsplanning gedaan; dat wil zeggen dat de projecten moeten worden
uitgevoerd met de beschikbare fte’s. Aan de hand van urgentie en beschikbare capaciteit
worden de projecten geprioriteerd. Deze prioritering is wendbaar en wordt periodiek
(enkele malen per jaar) herzien, of wanneer daar aanleiding toe is. Wanneer zich urgente
of omvangrijke projecten aandienen waarvoor de capaciteit naar verwachting tekortschiet,
zoekt de douane naar aanvullende financiering die ingepast wordt op de begroting van
het/ de beleidsverantwoordelijk(e) departement(en), conform de regels van de budgetdiscipline.
Naast deze wendbare projectenportefeuille is er een onderhoudsplan. Er is een vaste
capaciteit voor onderhoud en beheer gereserveerd. Omdat er meer onderhoudswerkzaamheden
zijn dan er capaciteit is moet ook hier geprioriteerd worden. Het aandeel verouderde
systemen bij de douane is de afgelopen jaren al fors teruggebracht. De verwachting
is dat dit jaar nog een flinke slag wordt gemaakt in de verdere rationalisatie hiervan.
Hierdoor wordt er een robuuster en wendbaarder IT-landschap gerealiseerd, waarmee
ruimte ontstaat om adequater in te spelen op ontwikkelingen.
De leden van de CDA-fractie vragen naar een appreciatie van het kabinet ten aanzien
van de regeldruk en/of administratieve lasten. De digitalisering van certificaatstromen
maakt het mogelijk om systemen van de verschillende betrokken diensten met elkaar
te koppelen. Hierdoor komt informatie die de diensten van elkaar nodig hebben, zoals
certificaten die nodig zijn bij de invoer van planten, eerder beschikbaar. Ook kunnen
controles geautomatiseerd worden verricht, waardoor handmatige controleprocessen kunnen
worden afgeschaft. Deze stappen leiden op termijn tot een reductie van administratieve
processen bij de overheid.
De leden van de CDA-fractie vragen naar de gefaseerde invoering van douane- en niet-douaneformaliteiten.
De éénloketomgeving douane wordt gefaseerd ingevoerd en wordt als zodanig steeds met
een volgend onderdeel uitgebreid. De laatste uitbreiding voor de eerste fase, G2G,
moet gereed zijn in 2025. De tweede fase, B2G, moet gereed zijn in 2031. De fasering
is haalbaar als de extra IT-last voor de lidstaten tot een minimum beperkt blijft.
Nederland ziet daarop toe door erop aan te sturen om IT-applicaties zoveel mogelijk
centraal te laten ontwikkelen. Het totaal van de ontwikkelingen vergt een zorgvuldige
afstemming van de planning tussen Commissie en lidstaten.
De leden van de D66-fractie vragen welke risico’s het kabinet ziet ten aanzien van
de vernieuwing van oude systemen in relatie tot de éénloketomgeving. Ook vragen zij
hoe de IT-agenda van de douane eruit ziet, of het kabinet verwacht dat de volle agenda
voor implementatie van IT-verplichtingen tot en met 2025 volgens schema zal verlopen
en wat de grootste risico’s zijn. Het kabinet maakt zich zorgen of er vanuit de Commissie
wel voldoende aandacht is voor het beslag dat op de IT-capaciteit binnen de lidstaten
wordt gelegd. Voor de komende jaren staat er een ambitieus pakket van aanpassing en
vernieuwing op de agenda, voortkomend nog uit de invoering van het DWU. Op dit moment
wordt gewerkt aan aanpassing en vernieuwing van de systemen voor invoer, douanevervoer
en uitvoer, inclusief risicomanagement. Omdat de Commissie hier een gefaseerde ontwikkeling
hanteert is er nog geen compleet beeld van de aard en omvang van de inspanningen en
inpasbaarheid van de automatiseringsopgave. Er zijn twee gebieden die risico’s voor
de haalbaarheid van de planning meebrengen. In de eerste plaats de samenloop van enkele
grote dossiers bij de douane zoals, tot voor kort, de Brexit en de nog lopende invoering
van het e-Commerce-pakket en de IT-aanpassingen die nodig zijn om de enorme toename
van volumes in berichten te kunnen verwerken. In de tweede plaats gaat het om de samenhang
met de modernisering van het IT-landschap. De mitigatie van de risico’s vindt enerzijds
plaats door een wendbare manier van werken te hanteren voor IT-ontwikkeling, via de
Agile methode. Anderzijds vindt de coördinatie door Douane van de totale IT-veranderagenda
plaats door een gedegen portfoliobesturing, gericht op een juiste en tijdige inzet
van expertise en middelen.
De leden van de D66-fractie vragen wanneer de uitvoeringstoets wordt verwacht en wat
de huidige inschatting is van de uitvoerbaarheid. Op basis van voldoende gedetailleerde
technische informatie in Commissievoorstellen, wordt er altijd op de uitvoering van
EU-wetgeving bij Douane getoetst. Zoals hierboven bij de beantwoording van de vragen
van de CDA-fractie is aangegeven moet de procesmatige en automatiseringskant van de
EU-éénloketomgeving nog op EU-niveau worden uitgewerkt in de komende periode. Pas
als deze inhoud duidelijk is kan de uitvoeringstoets worden uitgevoerd. Op dit moment
is er nog onvoldoende duidelijkheid over deze inhoud om een inschatting te geven van
de uitvoerbaarheid en er is ook nog geen planning beschikbaar wanneer dit wel het
geval is.
De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre harmonisatie van administratieve aangelegenheden
kan leiden tot een harmonisatie van regels op het gebied van bijvoorbeeld milieu-
en productie-eisen. Het Commissievoorstel is gericht op de harmonisatie van administratieve
processen van niet-fiscale regelgeving die van toepassing is bij het EU-buitengrensoverschrijdend
goederenverkeer met de processen van de Douane. Het voorstel beoogt niet de materiële
eisen in de wetgeving, zoals milieu- of productveiligheidseisen, op elkaar af te stemmen.
De leden van de SP-fractie vragen naar de uitkomst van de proef uitgevoerd in negen
landen en of de uitkomsten hiervan nuttig en representatief zijn voor landen met een
zeer omvangrijke invoerstroom zoals Nederland. De nog lopende proef in negen landen
wordt door de deelnemers als zeer positief ervaren. De uitkomsten van de proef zijn
nuttig en representatief ook voor een land als Nederland met een zeer omvangrijke
invoerstroom. De gekozen technische oplossing, EU-CSW CERTEX, houdt afspraken over
harmonisatie van de uitwisseling van informatie tussen de verschillende autoriteiten
die betrokken zijn bij het toezicht op de in-, uit- en doorvoer van goederen in. Derhalve
is de grootte van de invoerstroom niet relevant. De oplossing wordt namelijk ingepast
in een omgeving die aangepast is aan zeer omvangrijke invoerstromen. Daarbij merkt
het kabinet op dat binnen de ontwikkeltrajecten altijd is voorzien in het uitvoeren
van diepgaande (stress)testen. Het niet voldoen aan die testen kan een verhinderende
factor voor invoering zijn.
De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre het kabinet het verantwoord vindt dat
de douane, die sinds lange tijd met problemen kampt, opnieuw te maken gaat krijgen
met grote aanpassingen. De wereld waarbinnen de Douane opereert, verandert constant.
De handelsvolumes veranderen, evenals het soort goederen en de bestemmingen. Ook het
soort partijen dat handelt wijzigt, waardoor nieuwe uitdagingen in de bestrijding
van smokkel en de naleving ontstaan. Verder gaat de technologische ontwikkeling en
de mogelijkheden die daar uit voort komen voor nieuwe dienstverlening aan bedrijven
door. Hierop en daarom zal de Douane zich moeten blijven ontwikkelen. Er komen inderdaad
verschillende interne en externe uitdagingen op de Douane af en dit zal dan ook de
volle aandacht en inzet vergen en krijgen.
De leden van de fractie van de SP vragen naar de samenwerking met andere lidstaten
en naar de dwang die uitgaat voor het moeten samenwerken tussen autoriteiten in andere
lidstaten. De Douane kent van oudsher op alle niveaus (beleidsvorming, het opstellen
van wet- en regelgeving en uitvoering) een intensieve en goede samenwerking met andere
autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op het grensoverschrijdend
goederenvervoer. In andere lidstaten is dit minder vanzelfsprekend en komt deze samenwerking
moeizaam of niet tot stand. Het voorstel dwingt lidstaten tot verbetering of totstandkoming
van samenwerking tussen autoriteiten wat, naar de mening van het kabinet, positieve
gevolgen heeft, zoals een verlaging van de administratieve lasten voor marktdeelnemers
actief in de logistiek.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
H.P.C. Buisman, adjunct-griffier