Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Aukje de Vries en Lodders over de brief 'Agenda voor het Waddengebied 2050' d.d. 11 december 2020
Vragen van de leden Aukje de Vries en Lodders (beiden VVD) aan de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief «Agenda voor het Waddengebied 2050» d.d. 11 december 2020 (ingezonden 23 december 2020).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat), mede
namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 3 februari
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1277.
Vraag 1
Herinnert u zich de aangenomen motie 35 570 XII, nr. 65 van VVD en CDA over de Waddenagenda? Hoe is deze motie verwerkt in de Waddenagenda
2050?
Antwoord 1
Ja, deze motie is mij bekend. Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 11 december 20201 wordt, in lijn met deze motie2, parallel aan het opstellen van het Uitvoeringsprogramma Waddengebied 2021–2026 (Uitvoeringsprogramma)
gestart met een brede impactanalyse om zo de effecten op ecologie en economie in balans
met elkaar te kunnen afwegen. De impactanalyse zal worden opgesteld met de bij het
Uitvoeringsprogramma betrokken partijen, waaronder de economische sectoren. In lijn
met de governance structuur voor het Waddengebied worden de opzet en de resultaten
van de impactanalyse ook besproken in het Omgevingsberaad Waddengebied (Omgevingsberaad).
Indien de uitkomst van de impactanalyse daartoe aanleiding geeft, dan zullen de Agenda
voor het Waddengebied 2050 (Agenda) en het Uitvoeringsprogramma in overleg met de
betrokken partijen – en na bespreking in het Omgevingsberaad – worden aangepast. De
Kamer zal hierover worden geïnformeerd.
Vraag 2
In de brief van 11 december 2020 wordt ingegaan op de impactanalyse uit het tweede
dictum van de motie, maar waarom wordt of is niet ingegaan op het eerste dictum («verzoekt
de regering in beleidsstukken en beleidsuitvoering, zoals de Agenda voor het Waddengebied
en het bijbehorende Uitvoeringsprogramma, te zorgen dat de positie en activiteiten
van economische sectoren, zoals de pootaardappelsector, maar ook breder de akkerbouw
en toerisme, voldoende wordt geborgd.»)? Hoe wordt of is dit nu geborgd in de Waddenagenda
2050? Tot welke aanpassing heeft deze motie geleid in de Waddenagenda 2050? Wanneer
kan de impactanalyse gereed zijn?
Antwoord 2
De Agenda heeft betrekking op het open water van de Waddenzee en een aangrenzende
zone daar waar gerelateerd aan de wateropgave en aan de hoofddoelstelling van de Waddenzee.
Afhankelijk van de opgave kan de beleidsmatige invloedssfeer van de Agenda zich meer
of minder ver uitstrekken. Het totaal wordt aangeduid als het Waddengebied. Het hoofddoel
voor het Waddengebied is dat het gebied in 2050 veilig, vitaal en veerkrachtig is.
Daarbinnen is ruimte voor economisch vitale sectoren, zoals de landbouwsector, recreatie
en toerisme, havens en visserij, die moeten kunnen excelleren in de context van het
Werelderfgoed Waddenzee. Het belang van deze economische sectoren in en voor het Waddengebied
wordt onderkend en bevestigd in de Agenda en komt expliciet aan de orde in hoofdstuk
4.7 Duurzame Waddeneconomie: «In de toekomst blijven havens, toerisme, landbouw en
visserij de belangrijkste motoren van de economie in het Waddengebied.» Elk van deze
sectoren wordt vervolgens nader uitgewerkt in een aparte paragraaf. Zo wordt onder
meer in de- paragraaf «Landbouw» aangegeven dat de landbouw een belangrijke bron van
inkomsten is en regionaal is ingebed. Het kustgebied behoort immers tot de beste landbouwgebieden
van Europa.
Eind vorig jaar hebben twee gesprekken plaatsgevonden tussen een brede vertegenwoordiging
van de landbouw en de betrokken overheden (IenW, LNV, provincie Fryslân en Wetterskip
Fryslân). Naar aanleiding van het eerste gesprek is bekeken op welke wijze tegemoet
kon worden gekomen aan de bezwaren vanuit de landbouwsector op formuleringen in de
ontwerpAgenda. Deze en ook de andere voorgestelde aanpassingen naar aanleiding van
de formele consultatie zijn besproken in het Omgevingsberaad. De Agenda is overeenkomstig
de voorstellen aangepast. Concreet betekent dit dat in de Agenda nadrukkelijker wordt
ingegaan op de positie van de landbouw. Bepaalde passages zijn in dat licht komen
te vervallen.
Zie het antwoord op vraag 1 voor de beantwoording van de vraag met betrekking tot
de impactanalyse.
Vraag 3
Wie gaan de instemmingsverklaring van de agenda allemaal ondertekenen, aangezien het
de bedoeling is om op de Toogdag Waddengebied op 3 februari 2021 de instemmingsverklaring
te laten ondertekenen door bestuurders en stakeholders? Wat is de status van de ondertekening?
Welke organisaties en personen vanuit de visserij, landbouw, akkerbouw, havens en
bedrijven gaan de instemmingsverklaring ondertekenen? In hoeverre zijn de akkerbouw,
pootaardappelsector (van veredeling tot afzetketen) en visserij straks ook expliciet
ondertekenaars van de instemmingsverklaring?
Antwoord 3
De instemmingsverklaring zal onder andere worden ondertekend door het Rijk, de Waddenprovincies,
de Waddeneilanden, de vaste wal gemeenten, de waterschappen, het Omgevingsberaad,
vertegenwoordigers van de visserij, havenbedrijven aan de waddenkust, recreatie- en
toerismesector en natuur- en milieuorganisaties.
Met de ondertekening van de instemmingsverklaring laten de partijen zien de doelen
en ambities van de Agenda te onderschrijven en mee te willen werken aan een verdere
uitwerking en doorwerking. Hiermee wordt de maatschappelijke basis onder de Agenda
én het Uitvoeringsprogramma gelegd. Parallel aan het opstellen van het Uitvoeringsprogramma
wordt gestart met een brede impactanalyse. In de voorliggende tekst van de instemmingsverklaring
zijn uitgangspunten voor de samenwerking opgenomen. Met de ondertekening spreken de
partijen af de Agenda en de daarin opgenomen uitvoeringstrategieën te gebruiken als
richtsnoer bij de besluitvorming. Ook is opgenomen dat de partijen vanuit eigen kracht
en mogelijkheden bijdragen aan de uitvoering van de Agenda en de doorwerking daarvan
binnen het eigen beleid. Een eerste stap hierin is het opstellen van het Uitvoeringsprogramma.
Evenals de Waddenvereniging3 heeft de landbouwsector aangegeven de instemmingsverklaring niet te zullen ondertekenen
maar wel bereid te zijn mee te denken over het Uitvoeringsprogramma. De landbouwsector
is daarnaast ook betrokken bij (de opzet van) de impactanalyse. Ik kijk uit naar een
constructieve samenwerking.
Vraag 4
Wat zegt het u dat met betrekking tot de inspraak circa 35% van de indieners uit de
landbouw komt, circa 19% uit de visserij, circa 27% van havens en bedrijven, circa
16% van bewoners en circa 3% van natuur- en milieuorganisaties? Wat zegt dit over
het proces en over het draagvlak? Bent u het ermee eens dat hieruit duidelijk blijkt
dat er geen balans is tussen ecologie en economie? Zo nee, waarom niet? Waar komt
volgens u de ontevredenheid vandaan vanuit de landbouw, visserij, havens en bedrijven?
Antwoord 4
De Agenda is het resultaat van een langdurige samenwerking tussen een groot aantal
partijen, waaronder de in de vraag genoemde economische sectoren, die actief zijn
in het Waddengebied. Juist vanwege het gezamenlijk karakter was het proces erop ingericht
om inbreng uit alle geledingen en sectoren voor het voetlicht te krijgen. Mede daarom
zijn er meerdere bijeenkomsten georganiseerd waar organisaties en individuen uit het
gebied konden reageren op tussenversies. De in de vraag genoemde sectoren zijn hiervoor
ook uitgenodigd.
Daarnaast vond afgelopen zomer de formele consultatie op de ontwerpAgenda plaats.
Hiermee zijn burgers en organisaties formeel in de gelegenheid gesteld om een reactie
te geven. Dit betrof een internetconsultatie om zo een brede groep van geïnteresseerden
de mogelijkheid te geven om te kunnen reageren4. Tegelijkertijd is de ontwerpAgenda apart voorgelegd aan de diverse bestuursorganen
in het Waddengebied.
In totaal zijn ruim 60 reacties ingediend op de ontwerpAgenda. Van deze reacties zijn
er 43 reacties ingediend in het kader van de internetconsultatie. De in de vraag genoemde
percentages hebben betrekking op deze 43 reacties. De andere reacties zijn van de
bestuursorganen.
Zoals uit de Nota van Antwoord (NvA) blijkt zijn de reacties divers. Op basis van
het aantal ingediende reacties trek ik niet de conclusie dat de balans tussen ecologie
en economie zoek is. Ik ben het met u eens dat bij het realiseren van de opgaven in
het gebied er oog moet zijn voor de ecologie én voor de economie.
Met de oplevering van de Agenda eind vorig jaar is een eerste stap gezet om te komen
tot een zorgvuldige en gecoördineerde aanpak met als doel een betere bescherming van
de Waddenzee, waarbij tegelijkertijd economische sectoren kunnen excelleren.
Dit vraagt om keuzes die zullen voortkomen uit de strategieën zoals opgenomen in de
Agenda en die verder zullen worden uitgewerkt in het kader van het Uitvoeringsprogramma.
Parallel aan het opstellen van het Uitvoeringsprogramma wordt gestart met een brede
impactanalyse. Het is belangrijk om het Uitvoeringsprogramma en de impactanalyse op
te stellen en uit te werken met betrokkenen in het gebied en met aandacht voor de
zorgpunten zoals benoemd in de ontvangen reacties.
Vraag 5
Tot welke wijzigingen in de Waddenagenda 2050 hebben alle inspraakreacties geleid?
Kan daarvan een uitputtend totaaloverzicht gegeven worden? Kan daarnaast een overzicht
worden gegeven van de inspraakreacties die niet geleid hebben tot een aanpassing,
met daarbij een inhoudelijke onderbouwing? Kunt u in beide gevallen benoemen wie de
indiener van de inspraakreactie is? Indien de inspraak niet heeft geleid tot aanpassingen
of wijzigingen van de concept-Waddenagenda 2050, wat is dan het nut van de inspraak
geweest? Wat is de status van de Nota van Antwoord?
Antwoord 5
In de NvA is een samenvatting opgenomen van de ontvangen reacties van de internetconsultatie
en de bestuurlijke consultatie, inclusief het antwoord hierop.
De ingediende reacties zijn zorgvuldig geanalyseerd. Om recht te doen aan de zorgvuldigheid
waarmee de reacties zijn voorbereid en om de inhoud van de reacties mee te kunnen
wegen bij het opstellen van de definitieve Agenda en het (nader uit te werken) Uitvoeringsprogramma
zijn de onderwerpen besproken met de bij de Agenda betrokken partijen. Op basis hiervan
zijn antwoorden geformuleerd. Hierbij zijn vijf antwoordlijnen gehanteerd, te weten
1. Aanpassing van de tekst ten opzichte van de ontwerpAgenda, 2. Opnemen in het nader
uit te werken Uitvoeringsprogramma, 3. Toelichting op teksten van de Agenda in hoofdstuk
3 van de NvA, 4. Verwijzingen naar andere beleidskaders en 5. Voor kennisgeving aannemen.
De ingediende reacties zijn in deze NvA individueel beantwoord. Daar waar een herhaling
van een vraag aan de orde is, wordt verwezen naar eerder opgesteld antwoord op de
ingediende reactie.
Op 7 januari jl. is een webinar gehouden over de NvA voor alle insprekende partijen.
Het doel van het webinar was om de NvA toe te lichten en om daarnaast meer gericht
in te gaan op de antwoorden zoals opgenomen in de NvA. In totaal hebben er ruim 50
mensen deelgenomen aan het webinar. Aan het einde gaven de deelnemers aan het initiatief
tot het webinar zeer te hebben gewaardeerd.
Vraag 6
Welk overleg heeft er plaatsgevonden met de landbouw, de akkerbouw (inclusief de pootaardappelsector
en de onder vraag 3 benoemde keten), de visserij, de havens en de toeristische sector?
Kunt u de data van het overleg aangeven en de gespreksverslagen van deze overleggen
met de Tweede Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Op ambtelijk niveau zijn de visserijsector en de havensector steeds betrokken in de
projectgroep Agenda (nu regieteam Waddengebied). Zowel van de projectgroep als van
het regieteam zijn actielijsten. Zoals aangegeven in reactie op eerdere Kamervragen
van de leden De Vries en Lodders5 is LTO Noord namens de sector betrokken geweest bij het proces om te komen tot de
ontwerpAgenda. De conceptstukken voor de projectgroep zijn steeds met LTO gedeeld
en zij zijn ook uitgenodigd voor de projectgroep en regieteam. Ook heeft LTO deelgenomen
aan verschillende inhoudelijke sessies, onder meer die waar het ging over duurzame
waddeneconomie6. Dit heeft geleid tot een hoofdstuk in de Agenda waarin ook een paragraaf is opgenomen
over de landbouw in het Waddengebied.
Samen met de betrokken overheden worden er gesprekken gevoerd met de landbouwsector
om te bezien op welke wijze de landbouw nauwer betrokken kan worden bij de verdere
uitwerking van de Agenda en het Uitvoeringsprogramma. Deze gesprekken hebben plaatsgevonden
op 5 november 2020, 1 december 2020 en op 19 januari jl. Van de eerste twee gesprekken
zijn geen formele verslagen gemaakt. Afgesproken is dat er in het vervolg een actielijst
wordt opgesteld.
De landbouw is (middels LTO Noord) vertegenwoordigd in het Omgevingsberaad. Om de
betrokkenheid van de landbouwsector te vergroten heeft de landbouwsector aangegeven
ook deel te willen nemen aan de diverse voorbereidende vooroverleggen.
Naast de landbouwsector zijn ook de visserij, de havens en de toeristensector lid
van het Omgevingsberaad en daar is de ontwerpAgenda in het voorjaar van 2020 meerdere
keren besproken. De vergaderingen van het Omgevingsberaad zijn besloten. Vanwege transparantie
over de activiteiten en de adviezen van het Omgevingsberaad worden op de site van
het Omgevingsberaad korte samenvattingen van de vergaderingen geplaatst7.
Tijdens het webinar van afgelopen 7 januari als ook in het gesprek op 19 januari 2021
werd geconstateerd dat op pagina 28 van de Agenda wordt verwezen naar het Waddengebied
als natuurgebied, terwijl dit de Waddenzee betreft. De tekst «Het Waddengebied is
van velen. Het gebied beslaat bijna 10% van Nederland, is een internationaal natuurgebied
van wereldklasse, waar gepast medegebruik mogelijk is en waar mensen wonen, werken
en recreëren. Dat betekent per definitie dat veel partijen belang hebben bij het beleid
en beheer.» wordt als volgt aangepast: «Het Waddengebied is van velen en is een gebied
waar mensen wonen, werken en recreëren. Dat betekent per definitie dat veel partijen
belang hebben bij het beleid en beheer. Het Waddengebied beslaat bijna 10% van Nederland.
Onderdeel van het Waddengebied is de Waddenzee. Dit is een internationaal natuurgebied
van wereldklasse waar gepast medegebruik mogelijk is.» De aanpassing wordt als erratum
toegevoegd aan de Agenda.
Vraag 7
Kunt u garanderen dat functies als akkerbouw, pootaardappelsector, de visserij en
de keten niet door of als gevolg van de Waddenagenda moeten wijken of met onaanvaardbare
gevolgen te maken krijgen? Zo ja, op welke manier gaat u dit garanderen? Zo nee, waarom
niet? Kunt u garanderen dat de pootaardappelsector in de noordelijke kleischil zijn
wereldpositie kan behouden en dat daar niet als gevolg van de Waddenagenda verandering
in komt? Zo nee, waarom niet? Kunt u ten aanzien van het kustgebied dat tot de beste
landbouwgebieden van Europa behoort, garanderen dat daar niet als gevolg van de Waddenagenda
verandering in komt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Het belang van de landbouwsector in het Waddengebied nu en naar de toekomst toe is
expliciet benoemd in de Agenda. Het is niet de bedoeling om, als gevolg van de Agenda,
de wereldpositie van de pootaardappelsector in de noordelijke kleischil aan te tasten.
Er zijn echter opgaven waar we, ook in het Waddengebied, (op termijn) mee te maken
gaan krijgen, zoals klimaatverandering en verzilting, en welke van invloed kunnen
zijn op de landbouwsector. Het is belangrijk om hierover met alle betrokken partijen
in gesprek te zijn.
Vraag 8
Bent u bereid ruim voor de Toogdag Waddengebied op 3 februari 2021 een (digitaal)
werkbezoek te brengen aan de akkerbouw, pootaardappelsector en visserij in het gebied
dan wel een (digitaal) overleg met betrokkenen uit deze sectoren te hebben, om in
gesprek te gaan, omdat deze groep nog steeds ongerust en onzeker is? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, kunt u direct daarna een verslag hiervan doen toekomen aan de Tweede
Kamer?
Antwoord 8
Uitgangspunt bij de vigerende coronamaatregelen is dat er zoveel mogelijk wordt thuisgewerkt.
Om deze reden acht ik een fysiek werkbezoek op dit moment niet opportuun. De afgelopen
periode ben ik helaas niet in de gelegenheid geweest om een (digitaal) werkbezoek
te brengen. Dit neemt niet weg dat de Minister van LNV en ik graag een bezoek willen
brengen aan het gebied waarbij wij graag in gesprek willen gaan met vertegenwoordigers
van de economische sectoren, waaronder visserij en landbouw. Een fysiek bezoek heeft
hierbij onze voorkeur en mocht dat door de omstandigheden niet kunnen, dan een digitaal
werkbezoek. In voorkomend geval zal ik uw Kamer na het bezoek daarover verslag uitbrengen.
Vraag 9
Wat is de noodzaak om de instemmingsverklaring op 3 februari 2021 te gaan ondertekenen?
Waarom kan dit niet uitgesteld worden tot in ieder geval de impactanalyses zijn uitgevoerd
(moties 35 570 XII, nr. 65 en 33 450, nr. 93) en er meer zicht is op het concept-uitvoeringsprogramma? Bent u daartoe bereid?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
In het Bestuurlijk Overleg (BO) Waddengebied van 3 december jl. is de Agenda vastgesteld.
De leden van het BO Waddengebied hebben daarbij de wens geuit om snel na de vaststelling
van de Agenda de intentieverklaring te ondertekenen. De impactanalyse zal, zoals aangegeven
in de brief van 11 december 2020, parallel aan het Uitvoeringsprogramma en samen met
alle partijen, waaronder de landbouw, worden opgepakt. Zie ook het antwoord op de
vragen 1 en 3.
Vraag 10
Wat betekent het precies dat de agenda niet «in beton gegoten is»? Wie kan besluiten
over aanpassingen en hoe gaat dit procedureel?
Antwoord 10
Niet «In beton gegoten» betekent dat de Agenda periodiek zal worden herzien door het
BO Waddengebied wanneer daartoe aanleiding bestaat, bijvoorbeeld door resultaten uit
de impactanalyse. Het Omgevingsberaad zal omtrent potentiële wijzigingen van de Agenda
om advies worden gevraagd. Uiteraard wordt uw Kamer, in lijn met de motie De Groot
en Dik-Faber8, geïnformeerd over deze potentiële wijzigingen en over de voortgang van het Uitvoeringsprogramma
en de impactanalyse.
Vraag 11
Bent u het eens met de stelling dat een Waddenagenda zonder volledige en expliciete
steun van de landbouw, akkerbouw en visserij geen Waddenagenda is en kan zijn? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 11
De Agenda agendeert voor het Waddengebied de belangrijkste ontwikkelingen, opgaven
en dilemma’s waaronder ook die voor de landbouw en de visserij. De Agenda nodigt daarnaast
uit deze opgaven samen met de stakeholders in dialoog via het Uitvoeringprogramma
aan te pakken.
Zie ook het antwoord op vragen 4 en 6.
Vraag 12
Welke organisaties en personen worden betrokken bij het opstellen van het Uitvoeringsprogramma
Waddengebied 2021–2027? Hoe ziet dat proces eruit en wat is de tijdplanning? Hoe worden
de landbouw, de akkerbouw, de pootaardappelsector en de keten expliciet betrokken
bij het opstellen van het uitvoeringsprogramma? Hoe worden de vissers en de keten
expliciet betrokken bij het opstellen van het uitvoeringsprogramma?
Antwoord 12
In het BO Waddengebied Rijk-Regio van afgelopen december is afgesproken om komende
zomer het Uitvoeringsprogramma – na bespreking in het Omgevingsberaad – met elkaar
te bespreken. Dan zal ook de impactanalyse aan de orde komen. Zoals hierboven aangegeven
is een vertegenwoordiging van de landbouwsector, de visserij, de havens en de toeristensector
lid van het Omgevingsberaad. Ook bij het opstellen van het Uitvoeringsprogramma zullen
alle relevante organisaties (provincies, gemeenten, waterschappen, bedrijfsleven en
natuurorganisaties uit het gebied) worden organisaties betrokken.
Vraag 13
Hoe zijn of worden de verschillende economische sectoren betrokken bij de governance
voor het Waddengebied en de Waddenagenda?
Antwoord 13
De verschillende economische sectoren zijn lid van het Omgevingsberaad9. Dit beraad kan gevraagd en ongevraagd het BO Waddengebied adviseren over wadden
gerelateerde beleidszaken, waaronder bijvoorbeeld de Agenda en het Uitvoeringsprogramma.
Overheden zijn deelnemer aan het Omgevingsberaad.
Zie ook het antwoord op vraag 6.
Vraag 14
Hoe kan het dat de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) eerder is vastgesteld dan de Waddenagenda
2050, terwijl deze toch als input zou dienen voor de NOVI?
Antwoord 14
De besluitvorming over de NOVI en de Agenda heeft nagenoeg tegelijkertijd plaatsgevonden,
waarbij in de NOVI de hoofddoelstelling voor de Waddenzee en de doelstelling voor
Waddengebied is opgenomen. Op deze wijze is de hoofdrichting, uitgewerkt in de Agenda,
op Rijksniveau verankerd.
Vraag 15 en 16
In hoeverre heeft u voldoende zicht op de samenloop van de Waddenagenda, het Noordzeeakkoord
en de Brexit voor de vissers en de keten, en kan hierop uitgebreid ingegaan worden?
Hoe wordt invulling gegeven aan motie 33 450, nr. 93 over de gevolgen voor de visserij?
Deelt u de mening dat het in samenhang beoordelen van de Waddenagenda, het Noordzeeakkoord
en de Brexit nodig is om een stapeling van maatregelen te voorkomen? Zo nee, op welke
manier wilt u dan voorkomen dat de verschillende economische sectoren onevenredig
getroffen worden? Zo ja, op welke manier gaat u borgen dat de samenhang van deze «agenda’s»
niet tot een onevenredige druk zal leiden?
Antwoord 15 en 16
Bij alle genoemde trajecten hebben de Minister van LNV en ik aandacht voor de gevolgen
voor de visserijsector. De Minister van LNV zal conform de motie Lodders c.s.10 een impactanalyse uitvoeren naar de gevolgen van de verschillende trajecten voor
de visserijsector inclusief de keten en daarbij waar relevant ook aandacht besteden
aan de gezamenlijke impact van maatregelen voor de Noordzee en Waddenzee. Ook bestaande
analyses zullen daarbij gebruikt worden. Over de aanpak zal afstemming nodig zijn
met belanghebbenden, daar kan daarom nu nog niet uitgebreid op ingegaan worden.
Voor zover er sprake kan zijn van stapeling van effecten van plannen op één of meer
economische sectoren is het relevant om bij de ontwikkeling van die plannen oog te
hebben voor de samenhang en waar nodig de cumulatieve impact te onderzoeken. Voor
de Agenda geldt dat er een beperkte overlap is met het Noordzeeakkoord als het gaat
om de garnalenvisserij. Mede op basis van deze gesignaleerde overlap heeft de Minister
van LNV besloten om naast het Noordzeeakkoord ook een garnalenvisie op te stellen.
Vraag 17
Kunt u begrijpen dat het draagvlak voor processen die moeten leiden tot akkoorden
zoals het Noordzeeakkoord of de Waddenagenda verder zal afnemen naarmate de verschillende
economische sectoren het gevoel hebben dat zij niet of nauwelijks inspraak hebben
of gehoord worden? Zo nee, waar baseert u zich op? Zo ja, wat gaat u doen om dit in
de toekomst op een andere manier aan te pakken?
Antwoord 17
Ik onderschrijf het belang van goede participatie. De insteek is om alle relevante
partijen te betrekken bij dit soort processen. De economische sectoren maken daar
deel vanuit. Ook in het kader van de Agenda zijn gedurende het traject diverse bijeenkomsten
georganiseerd en acties ondernomen juist om partijen nauwer te betrekken. Hierbij
is ook nadrukkelijk gesproken over de zorgpunten die bij verschillende partijen leefden.
De inzet hierbij was steeds om in overleg met elkaar tot een oplossing te komen. Ik
ben samen met de Minister van LNV en de andere betrokken overheden in gesprek met
de landbouwsector om te bezien op welke wijze de landbouw nauwer betrokken kan worden
bij de verdere uitwerking van de Agenda en het Uitvoeringsprogramma. De landbouwsector
heeft aangegeven deel te willen nemen aan de diverse voorbereidende vooroverleggen.
Zie ook het antwoord op vraag 6.
Zo werd over het Noordzeeakkoord gesproken met vertegenwoordigers van de visserijsector
en met de ketenvertegenwoordigers.
Vraag 18
Gaat het kabinet de totstandkoming van akkoorden zoals het Noordzeeakkoord en de Waddenagenda
ook evalueren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer? En gaat het kabinet daarbij dan
ook kijken naar draagvlak van alle betrokken partijen bij dit soort akkoorden en de
rol en positie van de Tweede Kamer?
Antwoord 18
Ik ben altijd bereid om te reflecteren op hoe akkoorden, zoals bijvoorbeeld het Noordzeeakkoord
en de Agenda, tot stand zijn gekomen. Het is ook belangrijk om gedurende het traject
in te spelen op actuele ontwikkelingen en zo nodig het proces bij te stellen. Dit
heeft bij de Agenda onder andere geleid tot regiobijeenkomsten met verschillende partijen
in het gebied. De inzichten en leerpunten uit het traject om te komen tot de Agenda
worden meegenomen bij de uitwerking van het Uitvoeringsprogramma en de impactanalyse.
Vraag 19
Herinnert u zich de aangenomen motie 29 685, nr. 198, waarin staat dat de bereikbaarheid van de Waddeneilanden en Waddenhavens van maatschappelijk
en economisch belang is? Wat is daarmee gedaan in de Waddenagenda 2050? Tot welke
concrete zaken heeft dat geleid in de Waddenagenda 2050? Hoe gaat deze motie betrokken
worden en vertaald worden in het uitvoeringsprogramma?
Antwoord 19
Ja, deze motie is mij bekend. In de Agenda wordt aangegeven dat bereikbaarheid van
groot belang is voor de economie en de leefbaarheid11. Het onderwerp komt expliciet aan de orde in hoofdstuk 4.3 Duurzame Bereikbaarheid
van de Agenda. Goede en betrouwbare bereikbaarheid in het Waddengebied is een basisvoorziening
voor bewoners en bezoekers, op de eilanden en langs de kust. Ook is het een voorwaarde
voor een goed vestigingsklimaat voor bedrijven en voor recreatie en toerisme.
In de doorkijk naar het Uitvoeringsprogramma in de Agenda is de «Verkenning Duurzame
Bereikbaarheid Lange Termijn» opgenomen. Langs twee sporen (1. Lange termijnoplossingen
Bereikbaarheid Ameland 2030 en 2. Duurzaam Mobiliteitssysteem naar de Waddeneilanden
2050) wordt onderzocht hoe op de lange termijn ook kan worden gezorgd voor duurzame
en betrouwbare bereikbaarheid en mobiliteit, dit met in gedachten dat morfologische
en klimatologische ontwikkelingen een steeds grotere invloed zullen hebben op de bereikbaarheid.
Daarnaast is mede naar aanleiding van de motie een aangepaste tekst over bereikbaarheid
van havens en eilanden opgenomen in het concept ontwerpNationaal Waterprogramma 2022–2027
(NWP) daar waar het gaat om baggeren van vaargeulen. Zo is opgenomen dat Rijkswaterstaat
conform de uitgangspunten uit de NOVI en de Agenda de vaargeulen op de Waddenzee naar
de (veer)havens, naar de Noordzee en de eilanden op de afgesproken diepte en breedte
houdt. In een tabel zijn deze breedtes en dieptes weergegeven.
Ook is opgenomen dat voor wat betreft het baggeren van de buitendelta’s in het Waddengebied
in het Bestuurlijk Overleg MIRT Noord-Nederland van 26 november 202012 tussen Rijk en regio de volgende afspraken zijn gemaakt:
• Rijk en regio onderschrijven het belang van een duurzame bereikbaarheid in het Waddengebied.
• Rijk en regio spreken af om, rekening houdend met de natuur, dynamiek binnen het systeem,
ieders rol en verantwoordelijkheid en budgettaire kaders, gezamenlijk de wenselijkheid
en de haalbaarheid te verkennen van een andere wijze van beheer van de vaargeulen,
teneinde de duurzame bereikbaarheid in het Waddengebied te borgen.
Vraag 20
In hoeverre blijven in het kader van het historisch medegebruik voor bewoners het
voor eigen gebruik vangen (vis, schaal- en schelpdieren) en oogsten uit de zee (bijvoorbeeld
zeekraal), jutten en wadlopen op dezelfde wijze mogelijk als nu het geval is? Kunt
u garanderen dat dit door de Waddenagenda niet gaat veranderen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 20
Het belang van het genoemde kleinschalig historisch medegebruik wordt expliciet benoemd
in de Agenda. Ook met de Agenda blijven de traditionele belangen van de lokale bevolking
in het Waddengebied in de vorm van diverse vormen van duurzaam kleinschalig historisch
medegebruik van natuurlijke hulpbronnen gewaarborgd. De afspraken zoals die gelden
worden gecontinueerd en zijn vastgelegd in Natura 2000-beheerplannen.
Vraag 21
Kunt u de bovenstaande vragen per vraag beantwoorden en de antwoorden zo snel mogelijk
beantwoorden, ruim voor de Toogdag Waddengebied op 3 februari 2021?
Antwoord 21
Per brief van 11 januari 2021 heb ik de Kamer geïnformeerd over uitstel van de beantwoording
met als streven deze zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.