Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Veldman over ‘Niet bewoners maar personeel van verpleeghuizen als eerste gevaccineerd’
Vragen van het lid Veldman (VVD) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Niet bewoners maar personeel van verpleeghuizen als eerste gevaccineerd» (ingezonden 17 december 2020).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 3 februari
2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Niet bewoners maar personeel van verpleeghuizen als
eerste gevaccineerd»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u aangeven welk effect dit besluit heeft op de vaccinatiestrategie en bijbehorende
prioritering die op 20 november jl. naar de Kamer is gestuurd?2
Antwoord 2
Zoals ik in onder meer in mijn brief van 4 januari jl. heb aangegeven zijn er verschillende
ontwikkelingen die een rol spelen bij de keuzes die gemaakt worden binnen de hoofdroute.
Dit is later in mijn voortgangsbrief van 12 januari jl. nog eens aangevuld. Het kabinet
heeft, vanwege de diepgevroren bewaarcondities in combinatie met de beperkte houdbaarheid
na ontdooien, de specifieke wijze van levering, én om zo veel mogelijk spillage te
voorkomen, begin december 2020 op advies van het RIVM gekozen voor toediening van
het BioNTech/Pfizer vaccin via centrale locaties. In mijn brief van 8 december jl.3heb ik benoemd wat deze keuze betekent voor de ten uitvoerlegging van de vaccinatiestrategie.
Daarbij is aangegeven dat zorgmedewerkers in de verpleeg(huis)zorg en kleinschalige
woonvormen, gehandicaptenzorg (intra- en extramuraal), en medewerkers in de wijkverpleging
en Wmo-ondersteuning het BioNTech/Pfizer vaccin toegediend krijgen via centrale locaties
van de GGD. Dit sluit aan bij de aanpak van het kabinet om als eerst de meest kwetsbare
groepen en hun zorgmedewerkers te vaccineren. De vaccinatiestrategie van het kabinet
is mede gebaseerd op het advies van de Gezondheidsraad van 19 november 2020. In het
advies van de Gezondheidsraad van 24 december is nadrukkelijk geadviseerd om met het
BioNTech/Pfizer vaccin waar mogelijk de ouderen te vaccineren. Naar aanleiding van
dat advies heb ik in mijn brief op 24 december jl. 4 laten weten het vaccin van BioNTech/Pfizer zoveel mogelijk in te zetten voor de ouderen.
In de brieven van 4 en 12 januari heb ik vervolgens de nadere invulling gegeven waarbij
de bewoners van verpleeghuizen en instellingen voor mensen met een verstandelijke
beperking vanaf 18 januari met het vaccin BioNTech/Pfizer worden gevaccineerd. Bewoners
van kleinschalige woonvormen en instellingen voor mensen met een beperking waarbij
de huisarts de medische verantwoordelijkheid draagt worden vanaf 25 januari met het
vaccin Moderna gevaccineerd.
Vraag 3
Welke partijen zijn aanwezig geweest bij het overleg, onder leiding van het Rijksinstituut
voor Volksgezondheid en Mileu (RIVM), waar dit besluit is genomen?
Antwoord 3
In het bewuste artikel wordt verwezen naar een overleg «onder leiding van het RIVM»
op maandag 7 december jl. Navraag bij het RIVM leert dat een dergelijk overleg niet
heeft plaatsgevonden. Ik heb zelf wel op deze datum een bestuurlijk overleg gehad
met de betrokken uitvoerende partijen. In dat overleg heb ik gesproken over de keuze
van het kabinet voor de toediening van het BioNTech/Pfizer vaccin via centrale locaties.
Ik heb in dat overleg mijn dank uitgesproken voor de inzet van partijen. Aanwezig
waren naast vertegenwoordigers van mijn ministerie, vertegenwoordigers van de GGD
GHOR Nederland, bedrijfsartsen, arbodiensten, ziekenhuizen, zorgkoepels van instellingen
voor langdurige zorg en de huisartsen.
Vraag 4
Kunt u aangeven op welke manier de in het artikel genoemde «ringbescherming» gerealiseerd
zal worden, nu uit een peiling van de Nieuwe Unie»91 blijkt dat tweederde van de zorgprofessionals
het vaccin niet wil, of twijfelt?
Antwoord 4
Daarmee willen we zoveel mogelijk kwetsbare mensen beschermen, door de mensen direct
om hen heen te vaccineren. De Gezondheidsraad schrijft dat het waarschijnlijk is dat
dit effect heeft op de verspreiding van het virus. Hiermee kan enige mate van bescherming
worden bereikt bij de medische risicogroepen. Overigens is in de afgelopen weken de
vaccinatiebereidheid enorm gestegen onder alle doelgroepen, ook bij de zorgprofessionals.
Vraag 5
Hoe zal het besluit zijn uitwerking vinden in de bezoekersregeling voor verpleeghuizen,
nu bewoners niet eerst gevaccineerd worden?
Antwoord 5
Partijen in de sector hebben een handreiking voor bezoek in een verpleeghuis opgesteld,
waarin beschreven staat hoe verpleeghuizen op basis van lokaal maatwerk met bezoek
om kunnen gaan. Deze handreiking staat los van het besluit waaraan u refereert.
Vraag 6
Kunt u aangeven in hoeverre bij de keuze om medewerkers eerst te vaccineren in ogenschouw
is genomen dat nog niet zeker is dat als iemand is gevaccineerd diegene het virus
ook daadwerkelijk niet meer kan overdragen? Wat betekent dit voor de veiligheid van
verpleeghuisbewoners?
Antwoord 6
Hoewel het tegengaan van transmissie iets is wat in de komende maanden nog verder
onderzocht wordt, schrijft de Gezondheidsraad wel dat de Raad het waarschijnlijk acht
dat dit effect heeft op de verspreiding. Hiermee kan enige mate van bescherming worden
bereikt bij de medische risicogroepen. Tegelijkertijd blijven aanvullende beschermende
maatregelen vooralsnog van kracht. Eventuele aanpassing van maatregelen volgt nog
niet op basis van de eerste vaccinaties, maar wordt vanuit een breder geheel van toegenomen
vaccinatie in Nederland gewogen.
Vraag 7
Kunt u aangeven hoe de voorlichtingscampagne om de vaccinatiebereidheid te verhogen
zichtbaar wordt in de samenleving? Kunt aangeven waarom niet alle beschikbare tijd/ruimte
ingezet wordt om nut en noodzaak van vaccineren zichtbaar te maken, aangezien er recent
ook een dranquilo-campagne gestart is?
Antwoord 7
In mijn brief aan de Kamer van 4 januari jl. wordt de communicatiestrategie toegelicht.
In de brief van 12 januari jl. wordt de stand van zaken weergegeven. We werken daarbij
via een geïntegreerde communicatiestrategie en -aanpak die is gebaseerd op gedragswetenschappelijke
inzichten.
Daarbij worden verschillende paden bewandeld, zodat mensen goed en voldoende worden
geïnformeerd. Bijvoorbeeld door feitelijke informatie beschikbaar te stellen op rijksoverheid.nl/coronavaccinatie
en informatie te delen in boodschappen op onze social media-kanalen. Daarnaast is
gestart met een campagne op tv en radio, en worden advertenties geplaatst in landelijke
dagbladen. Samen met een online advertentiecampagne (via banners) en sociale mediaberichten
blijven we investeren in goede voorlichting. Verder is er in december 2020 een toolkit
gelanceerd voor werkgevers. Hierin zitten allerlei communicatiemiddelen die zij kunnen
gebruiken richting hun medewerkers. Ook is er een online talkshow voor zorgmedewerkers,
waarin zij vragen kunnen stellen aan experts.
Kortom, via communicatie informeren, motiveren en activeren we de Nederlandse bevolking.
Dat moet mede leiden tot een vergroting van het draagvlak voor vaccins en maximalisering
van de vaccinatiebereidheid. De communicatiecampagne om de vaccinatiebereidheid te
verhogen heeft alle prioriteit. Hiervoor is dan ook een apart communicatieteam opgezet
bij het Ministerie van VWS. De inzet van andere campagnes van de rijksoverheid heeft
geen invloed op de capaciteit of op de intensiteit van of beschikbare tijd/ruimte
voor de communicatiecampagne gericht op vaccinatiebereidheid.
Vraag 8
Kunt u aangeven of er verschillende logistieke- en invoeringsstrategieën klaarliggen,
gezien de prioritering nu gewijzigd is en in de toekomst weer zou kunnen wijzigen?
Antwoord 8
In mijn Kamerbrieven van de afgelopen weken heb ik aangegeven dat we voor de uitwerking
van de vaccinatiestrategie te maken hebben met verschillende afhankelijkheden en dus
wendbaar moeten zijn. Meer in het bijzonder ben ik in mijn brief van 4 januari jl.
ingegaan op de ontwikkelingen die het kabinet hebben genoopt tot het maken van keuzes
binnen de vastgestelde hoofdroute: het advies van de Gezondheidsraad over de inzet
van het vaccin van BioNTech/Pfizer, de conclusie van het RIVM over de inzet van dat
vaccin en de epidemiologische situatie met de druk op de acute zorg.
In de voortgangsbrief van 12 januari jl. ben ik ingegaan op de recente stappen in
de uitvoering van de vaccinatie op basis van onder meer het advies van de Gezondheidsraad
over het Moderna vaccin.
Vraag 9
Kunt u aangeven of alle uitvoeringsinstanties, met name op personeelsvlak, aansluiting
vinden bij het «wendbare» karakter van de vaccinatiestrategie?
Antwoord 9
Meerdere uitvoeringsinstanties zijn aan zet bij de uitvoering van de vaccinatiestrategie.
De GGD’en, huisartsen en instellingsartsen geven allen een deel van de vaccinaties
vorm. Hiervan wordt en kan worden afgeweken indien de situatie daarom vraagt. In de
voorbereiding en uitvoering is afgestemd welke partij de meest geschikte is voor vaccinatie
van een betreffende doelgroep. Hierbij wordt gekeken naar de meest logische uitvoeringspraktijk,
onder andere wat betreft de logistiek om vaccins naar bepaalde locaties te distribueren,
maar ook de mogelijkheid van bepaalde groepen burgers om bijvoorbeeld naar centrale
locaties te komen. Alle uitvoeringsorganisaties hebben ervaring met het vaccineren,
en worden via e-learning geïnformeerd over de specifieke aspecten van de COVID-vaccinatie.
Ook indien extra personeel benodigd is, kan in aanvulling op de beschikbare uitbreiding
ook via de zogenoemde verlengde armconstructie, door niet-medisch personeel worden
gevaccineerd onder medisch toezicht.
Vraag 10
Bent u bekend met bericht dat het de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) twee keer
drie weken kost om 225.000 zorgmedewerkers te vaccineren? Zo ja, waarom duurt 1 vaccinatieronde
voor 225.000 zorgmedewerkers drie weken?
Antwoord 10
Het beschikbare aantal vaccins is leidend. De GGD'en kunnen in deze eerste fase per
week 70.000 mensen vaccineren, in drie weken kunnen dus ongeveer 200.000 medewerkers
in de langdurige zorg hun eerste prik krijgen. In de drie daaropvolgende weken krijgen
deze zorgmedewerkers hun tweede prik.
Vraag 11
Bent u het eens dat de «vaccineerproductie» fors omhoog zal moeten, aangezien 225.000
vaccinaties in drie weken betekent dat het 160 weken duurt voordat er 12 miljoen vaccinaties
zijn gedaan (=70% van 17 miljoen)?
Antwoord 11
Het aantal vaccins dat gezet kan worden, wordt bepaald door het aantal vaccins waarover
Nederland beschikt. In mijn voortgangsbrief van 20 januari jl. heb ik u geïnformeerd
over de wijze waarop ik meer vaccins ter beschikking wil stellen door een aanpassing
te doen op vier onderdelen: het interval tussen de eerste en de tweede vaccinatie
met BioNTech/Pfizer, in het voorraadbeheer, de vaccinatiegraad en de verwachte spillage.
Vraag 12
Bent u bekend met het bericht dat de European Medicines Agency (EMA) niet op 28 december,
maar mogelijk al op 21 december een uitspraak zal doen over één van de vaccins?
Antwoord 12
Ja.
Vraag 13
Betekent een eerdere uitspraak van de EMA, uitgaande van een positief oordeel, ook
dat er alsnog op 4 januari gestart kan worden met vaccineren?
Antwoord 13
Op 15 december – tijdens het plenaire debat over het COVID-19 virus – werd bekend
dat het EMA mogelijk al op 21 december een positief advies voor het BioNTech/Pfizer
vaccin zou verlenen. Dit heeft geleid tot intensief overleg met de GGD’en en het RIVM,
om te kijken of planning naar voren kon worden gehaald.
Er waren echter nog steeds noodzakelijke stappen die gezet moesten worden, bijvoorbeeld
het spoedadvies van de Gezondheidsraad over de geschiktheid voor de doelgroepen en
de eventuele contra-indicaties. Ook moest de richtlijn, voor zorgmedewerkers gemaakt
door het RIVM, na publicatie van het advies van de Gezondheidsraad aangepast worden
aan de hand van de laatste inzichten. Ook het belscript moest met de laatste inzichten
(bijvoorbeeld over geschiktheid voor zwangerschap) nog kunnen worden ingebouwd in
het systeem, ook voor de helpdesk voor professionals van het RIVM. Daarom zijn we,
zoals ik in mijn Kamerbrieven van 21 december jl. en 4 januari jl. heb aangegeven,
in Nederland gestart in de week van 4 januari, waarbij op 6 januari de eerste vaccins
zijn toegediend.
Vraag 14
Kunt u toelichten waarom het registratiesysteem voor het vaccineren nog niet gereed
is (zoals de voorzitter van de GGD/GHOR, de heer Rouvoet, op 15 december heeft laten
weten)? Kunt u aangeven wanneer er met de bouw van dit systeem begonnen is?
Antwoord 14
Elke toediener van vaccins houdt een eigen registratie bij. De GGD’en gebruiken het
systeem CoronIT voor het registeren van vaccinaties. Dit is het registratiesysteem
dat sinds maart 2020 in gebruik is voor alle registraties rondom het testen. Het systeem
is doorontwikkeld ten behoeve van het proces van (COVID-19) vaccineren. Het systeem
is in gebruik voor het maken van afspraken voor vaccinatie. Over de verdere voorbereidingen
van de registratie heb ik u geïnformeerd in mijn brief van 4 januari jl.
Vraag 15
Kunt u aangeven welk registratie- en ICT-systeem Duitsland hanteert bij het vaccineren,
gezien de Duitse zorgminister Jens Spahn heeft aangegeven alles in gereedheid te hebben
gebracht om nog dit jaar te beginnen met vaccineren?
Antwoord 15
De verantwoordelijkheid voor het vaccineren en ook de registratie van de te vaccineren
personen ligt bij de deelstaten. Deze hebben ieder hun eigen afsprakensysteem, vaak
geïntegreerd in de website van de deelstaat of via een telefoonhotline. De mate waarin
de verschillende deelstaten zijn gestart met het gebruik van deze systemen verschilt
ook.
Voor wat betreft het monitoren van het aantal ingeënte personen, wordt de webapplicatie
«Digitales Impfquotenmonitoring» gebruikt. De gegevens worden via een beveiligde internetverbinding
door de deelstaten aangeleverd bij het Robert-Koch-Insituut.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.