Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Hijink over het bericht ‘Voor deze ouderen geen plek meer’
Vragen van het lid Hijink (SP) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor Medische Zorg over het bericht «Voor deze ouderen geen plek meer» (ingezonden 18 december 2020).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
Minister voor Medische Zorg (ontvangen 3 februari 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2020–2021, nr. 1260.
Vraag 1, 2 en 3
Wat vindt u ervan dat de uitbraak van het coronavirus het probleem van «verkeerde
bedden» versterkt, omdat ouderen na een ziekenhuisbehandeling niet altijd terecht
kunnen in een verpleeghuis of naar huis kunnen met wijkverpleging?1
Kunt u -in cijfers – aangeven in hoeverre het niet kunnen plaatsen van ouderen na
een ziekenhuisopname verergerd is sinds de uitbraak van de coronacrisis? Zo neen,
bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
Welke noodmaatregelen kunt u op korte termijn treffen om te zorgen dat ouderen nu
zo snel mogelijk een geschikte zorgplek krijgen, nu de ziekenhuizen te maken hebben
met stijgende ziekenhuisopnames in verband met het coronavirus? Kunt u uw antwoord
toelichten?
Antwoord 1, 2 en 3
De GGD GHOR doet elke week verslag van de zorgcapaciteit buiten de ziekenhuizen. Na
een daling in deze capaciteit vanaf 18 november jl. is de afgelopen twee weken weer
een stijging van capaciteit. Op dit moment zijn 1.250 bedden beschikbaar waarvan 729
bedden bezet zijn (cijfers 21 januari jl.). Ten opzichte van vorige week is dit een
stijging in het aantal beschikbare bedden (-7) en een daling in het aantal bezette
bedden (-101). Vanwege privacyoverwegingen zijn cijfers op basis van leeftijd niet
beschikbaar.
De prognose is dat er de komende twee weken een daling in bedbezetting zal plaatsvinden.
Wat er na deze twee weken gebeurt hangt af van de Britse COVID-variant.
De directeuren publieke gezondheid (DPG-en) zijn verantwoordelijk voor de borging
van voldoende capaciteit. Begin januari is binnen de COVID-19-programmaorganisatie
van GGD GHOR Nederland een expertiseteam ingericht. Dit team gaat de DPG-en actief
ondersteunen bij hun coördinerende rol bij de zorgcontinuïteit binnen de regio’s.
De landelijke afspraken met betrekking tot de capaciteit buiten de ziekenhuizen staan
verwoord in de brief die op 10 april 2020 is verstuurd aan de voorzitters van ZN,
ActiZ, VGN, GGZ-NL, NZa en de DPG-en. Deze brief is opgevolgd door een verheldering
die is verstuurd op 15 juli jl.
Uit de monitor Landelijke Uitvraag Niet-Ziekenhuiszorg van de GGD GHOR blijkt dat
het beschikbare personeel een groot knelpunt is. Vooral in de verpleeg- en verzorgingshuizen
is dit in alle veiligheidsregio’s een punt van aandacht. Zeven van de 25 veiligheidsregio’s
kunnen nu niet direct opschalen vanwege personeelstekorten. Er is minder personeel
beschikbaar door bijvoorbeeld een besmetting met het coronavirus of door een verdenking
hiervan waardoor personeel in quarantaine moet. Dit heeft direct gevolgen voor het
rooster en daarmee het aantal beschikbare bedden.
Alle stappen die moeten worden doorlopen bij de aanvraag van personeel van andere
instanties en de aanvraag van personeel van Defensie staan beschreven in de brief
die op 5 januari jl. naar de Kamer is verstuurd.2 Uitgangspunt is dat eerst regionaal wordt gezocht naar samenwerking tussen zorgaanbieders
wat betreft inzet van personeel. Tevens wordt gekeken naar tijdelijke inzet van mensen
zonder zorgachtergrond ter ontlasting van zorgpersoneel, inzet van extra zorgpersoneel
door afschaling van reguliere zorg en andere zorgorganisatie (bijvoorbeeld inzet ondersteunende
instrumenten thuis onder regie van huisartsen ter voorkoming van opnames). Pas wanneer
er geen mogelijkheden meer zijn voor een regionale oplossing, wordt gekeken naar personeel
van andere instanties. Als eerste wordt gekeken of ondersteunend personeel vanuit
het Rode Kruis en/of zorg- en ondersteunend personeel vanuit Extra Handen Voor de
Zorg kan worden ingezet. Als laatste kan zorg- en ondersteunend personeel vanuit Defensie
worden aangevraagd. Naast deze organisaties zijn er ook samenwerkingen met instanties
zoals de Nederlandse patiëntenvereniging.
Naast deze mogelijkheden, worden in steeds meer regio’s initiatieven opgezet waarbij
huisartsen samenwerken met ziekenhuizen. Hier wordt gekeken of COVID-patiënten met
ondersteunende instrumenten onder regie van de huisarts, thuis kunnen herstellen.
De Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) heeft daar randvoorwaarden voor opgesteld
om huisartsen houvast te bieden in het vormgeven van hun samenwerking met het ziekenhuis.
Vraag 4
Deelt u de mening dat de noodzaak voor het bouwen van extra verpleeghuisplekken met
tijdelijke bedden extra urgentie heeft gekregen nu het probleem van «verkeerde bedden»
toeneemt? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Antwoord 4
De noodzaak tot het uitbreiden van capaciteit in de verpleeghuiszorg was en is groot,
los van verkeerde beddenproblematiek. Ik heb u daarover onder meer in mijn voortgangsrapportages
capaciteit en wachtlijsten verpleeghuizen (laatstelijk 24 december 2020) geïnformeerd.
Met die noodzakelijke en deels al voorziene uitbreiding ontstaat tevens meer ruimte
om verkeerde bed-problematiek op te lossen en doorstroom uit het ziekenhuis te verbeteren.
Overigens hangt de oorzaak van de actuele toename van verkeerde bed-problematiek vooral
samen met personele oorzaken door een oplopend ziekteverzuim. Volledigheidshalve verwijs
ik u naar mijn brief van 5 januari jl. over dit onderwerp4.
Vraag 5
Deelt u de mening dat de noodzaak van het bouwen van kleinschalige zorgwoningen, zoals
Zorgbuurthuizen, versneld van de grond moet komen, omdat door het wegvallen van de
verzorgingshuizen veel ouderen nu nergens terecht kunnen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 5
Ja. Met de actielijn Wonen in het programma Langer thuis zijn diverse acties in gang
gezet om te komen tot meer huisvesting voor ouderen en een betere verbinding tussen
wonen en zorg. De stimuleringsregeling wonen en zorg helpt ook bewonersinitiatieven
en sociale ondernemers bij de financiering van kleinschalige woon(zorg)vormen.
Vraag 6 en 7
Kunt u aangeven in hoeverre de bestemde gelden voor het stimuleren van woningen voor
ouderen worden besteed? In hoeverre komen deze gelden specifiek ten goede van het
oprichten van Zorgbuurthuizen?5
Hoe gaat u invulling geven aan de aangenomen motie-Futselaar c.s. over 20 miljoen
extra voor ontmoetingsruimten voor ouderen? Kunt u uw antwoord toelichten?6
Antwoord 6 en 7
De Minister van BZK heeft voor 2021 en 2022 € 20 miljoen per jaar beschikbaar gesteld
om de bouw van geclusterde woonvormen voor ouderen te ondersteunen. Deze middelen
zijn bedoeld voor een financiële tegemoetkoming voor algemene voorzieningen zoals
de ontmoetingsruimte. De Minister van BZK zal u voor 1 mei 2021 over de invulling
van de regeling informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
T. van Ark, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.