Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de initiatiefnota van het lid Von Martels “Weidse blik op de weidevogels”
35 616 Initiatiefnota van het lid Von Martels «Weidse blik op de weidevogels»
Nr. 3
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 2 februari 2021
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de initiatiefnemer over initiatiefnota van het lid Von
Martels «Weidse blik op de weidevogels» (Kamerstuk 35 616, nr. 2).
De vragen en opmerkingen zijn op 12 januari 2021 aan de initiatiefnemer voorgelegd.
Bij brief van 2 februari 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
Adjunct-griffier van de commissie, Goorden
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de initiatiefnemer
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Kan de initiatiefnemer duidelijk maken wat de rol is van de gehele landbouw op de
weidevogelpopulatie en welke aspecten specifiek een grote impact hebben, uitgesplitst
naar deelsector? Wat is de reden dat is gekozen voor de denkrichting dat alleen landbouwers
welwillend staan tegenover weidevogelbeheer en welke rol ziet de initiatiefnemer voor
de rest van de landbouwsector? Is de initiatiefnemer het met deze leden eens dat de
gehele landbouwsector zijn beste beentje voor moet zetten om de weidevogels te helpen?
Het beeld van de initiatiefnemer is dat de agrarische sector daar graag haar verantwoordelijkheid
voor neemt. De wachtlijsten bij de agrarische collectieven maken dit ook heel duidelijk.
Zonder ondersteuning aan eigenaren en gebruikers van het boerenlandschap, versterkt
predatorenbeheer en aanpassing van wet- en regelgeving zullen inspanningen helaas
onvoldoende van de grond komen.
Hoe kijkt de initiatiefnemer naar onafhankelijke advisering op het boerenerf omtrent
deze onderwerpen?
Passage uit de nota: «Er is bij boeren een enorme behoefte aan het verrijken van kennis
over wat goed weidevogelbeheer is en hoe zij dit zouden kunnen integreren in hun eigen
bedrijfsvoering».
Naast financiële compensatie in de vorm van subsidiëring zijn nog meer mogelijkheden
om de financiële compensatie te verhogen, zoals een eerlijke prijs voor hun product.
Hoe passen true pricing en een vleesheffing hierbij?
Dat zijn niet de instrumenten waar als eerste aan gedacht moet worden. Verhoging van
het budget voor het ANLb is dat wel.
Is de initiatiefnemer het met de leden van de D66-fractie eens dat het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid (GLB) een belangrijke pijler kan vormen in de hervormingen die de initiatiefnemer
voor zich ziet? Is de initiatiefnemer het er tevens mee eens dat hectarepremies beter
besteed kunnen worden aan dit soort weidevogelbeheerinitiatieven dan als een prijs
op het aantal hectare land wat een boer bezit?
Naast de verhoging van het budget voor het ANLb zal ook zeker gekeken moeten worden
welke mogelijkheden worden geboden via ondersteuningsmogelijkheden vanuit het GLB.
Bovendien kunnen slimme verbindingen worden gemaakt met bestaande programma’s in het
kader van klimaat, veenweide en biodiversiteit.
Welke predatoren vormen een grote bedreiging voor de weidevogels en specifiek voor
de weidevogels op de Rode Lijst? Wat is de reden dat de populatie van deze predatoren
stijgt?
De predatoren die een grote bedreiging vormen voor de weidevogels zijn voornamelijk
de vos en de steenmarter. Om deze reden pleit de initiatiefnemer dan ook voor de vrijstelling
tot jacht op deze specifieke predatoren. Overigens vormen kraaien, ooievaars en roofvogels
ook een bedreiging voor de weidevogels. De predatiedruk neemt toe omdat er onvoldoende
mogelijkheden tot beheer worden geboden.
Is de initiatiefnemer het met de leden van de D66-fractie eens dat de genoemde weidevogels
op de Rode Lijst niet bejaagbaar moeten zijn? Welke rol speelt de Rode Lijst in het
jachtbeleid van Nederland? Moet het volgens de initiatiefnemer mogelijk zijn om op
diersoorten te jagen die op de Rode Lijst staan van bedreigde diersoorten? Welke Nederlandse
diersoorten staan op de Rode Lijst? Hoeveel dieren van deze soorten zijn nog aanwezig
in Nederland uitgesplitst naar diersoort? Welke diersoorten hiervan zijn bejaagbaar
in Nederland? Hoe kijkt de initiatiefnemer hiernaar?
De initiatiefnemer deelt de mening dat de genoemde weidevogels op de Rode Lijst niet
bejaagbaar moeten zijn. Er bestaat in Nederland geen landelijke vrijstelling om op
de weidevogel te jagen.
Hoe kijkt de initiatiefnemer naar de decentralisatie van het natuurbeleid en de uitwerking
hiervan?
In algemene zin positief. De mogelijkheden t.a.v. betrokkenheid en flexibiliteit worden
er door vergroot. Wel dient opgemerkt te worden dat de effectiviteit van de provinciale
beheerplannen gewaarborgd dient te worden. Het is van belang om deze maatregelen te
monitoren, evalueren en aan te scherpen waar nodig.
Kan de initiatiefnemer reflecteren op de rol van de intensieve landbouw van de afgelopen
50 jaar op weidevogels, aangezien gesteld wordt dat extensief landgebruik weidevogels
ten goede komt?
Het is duidelijk dat de landbouw de afgelopen decennia behoorlijk is veranderd. Niet
alleen wat betreft de intensiteit van het beheer maar ook de enorme afname van het
areaal hebben ertoe geleid dat de kansen voor de weidevogels sterk zijn verminderd.
Een nieuwe verhouding tussen biotoop en landgebruik zal tot verbetering moeten leiden.
Structureel minder bemesten is volgens de initiatiefnemer nodig om kruidenrijk grasland
terug te brengen. Hoe wordt gekeken naar het mestoverschot en de derogatie? Wat is
de rol van derogatie in het bemesten van grasland en het effect op weidevogels? Welke
gebieden moeten als eerste worden vernat om een zo groot mogelijk positief effect
te creëren voor de weidevogels? Als meer boeren de mogelijkheid geboden krijgen om mee te doen aan ANLb dan zal dit
binnen de bedrijfsvoering van deze deelnemers consequenties hebben. Gebruik van de
zodebemester en verplichte onderzaai bij mais hebben een negatieve invloed op een
succesvol weidevogelbeheer. De uitwerking van een weidevogelbestendig mestbeleid is
dringend gewenst.
Is de afname van het aantal weidevogels nog niet zó problematisch volgens de initiatiefnemer
dat de Nederlandse gemeenschap dit inmiddels wel zou mogen verwachten van boeren die
het grootste gedeelte van het landschap van Nederland in eigen beheer hebben, aangezien
door allen wordt genoten van de biodiversiteit en ecologisch gezien weidevogels ook
een belangrijke schakel vormen in het hele systeem? Wat wordt verstaan onder «moet
ruimte bieden aan de natuur»? Om hoeveel natuur gaat het hier?
De initiatiefnemer is van mening dat de overheid de boeren niet kan en mag verplichten
om een weidevogelvriendelijk beleid te hanteren vanwege het feit dat er binnen sommige
bedrijven geen ruimte is om dit te realiseren. In deze gevallen is het mogelijk dat
men niet beschikt over de (financiële) middelen en/of beschikbare grond. De initiatiefnemer
streeft ernaar om boeren ondersteunen bij het inrichten van weidevogelvriendelijk
boerenlandschap – door middel van kennisverpreiding en langere beheerscontracten –
in plaats van het opleggen van een verplichting.
Met «moet ruimte bieden aan de natuur» wordt verstaan dat de bedrijfsvoering niet
volledig moet worden gericht op een zo hoog mogelijke productie van de landerijen
maar ook heel prominent de ecologische waarden aandacht krijgen.
In 2018 waren er ruim 9000 actieve ANLb- deelnemers, die samen 78.000 ha. natuur en
landschappen beheren. Het streven moet zijn om dit areaal fors uit te kunnen breiden.
Hoe past drijfmest in een weidevogelbestendig mestbeleid?
Succesvolle voorbeelden in ons land laten zien dat het gebruik van drijfmest nog wel
degelijk mogelijk is maar de manier waarop en het tijdstip bepalen het resultaat.
Is de initiatiefnemer van mening dat voldoende in werking is gezet om deze motie tot
uitvoering te brengen? Hoe past kringlooplandbouw binnen de genoemde voorstellen in
deze initiatiefnota, aangezien de motie onderstreept dat een gezonde bodem een belangrijk
onderdeel vormt in de transitie naar kringlooplandbouw? Zijn de genoemde maatregelen
goed te implementeren door boeren? Denkt de initiatiefnemer dat boeren die over willen
stappen op een duurzame manier van produceren de voorstellen willen omarmen? Heeft
de initiatiefnemer ook ondernemers gesproken over deze methodes?
Een gezonde bodem vormt de basis voor een succesvolle kringlooplandbouw. De genoemde
maatregelen zijn zeker goed te implementeren mits men maar tijd genoeg gegund krijgt
om hierop te anticiperen en er maar een economisch perspectief gloort. Initiatiefnemer
heeft tal van boeren gesproken die reeds deze afslag hebben genomen of zich in deze
richting willen begeven.
Is de initiatiefnemer tevens van mening dat de Minister daarom de rol van marktmeester
op zich dient te nemen? Wat is de rol van de overheid in het voorliggende punt?
Ja! Minister heeft zelf in een eerste schriftelijke reactie het volgende geantwoord:
«Ik ben het eens dat de rijksoverheid als systeemverantwoordelijke voor het natuurbeleid
een leidende rol moet nemen bij de monitoring en evaluatie van de effectiviteit van
het weidevogelbeleid».
Hoeveel hectare grondafwaardering ziet de initiatiefnemer als nodig om de weidevogels
te beschermen? Met wie zou het als voorbeeld genoemde dertigjarige contract afgesloten
moeten worden en op welke manier kunnen zulke contracten gestimuleerd worden? Is de
initiatiefnemer van mening dat dit punt meegenomen dient te worden in de stikstofproblematiek
en dat het noodzakelijk is dat het aantal veehouderijdieren verder afneemt?
In het nieuwe stelsel voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer kunnen grondgebruikers
niet meer individueel een beheercontract met de overheid afsluiten maar alleen via
de collectieven. De collectieven dienen een gebiedsaanvraag/-offerte in bij de provincie.
De animo bij boeren om zich bij deze collectieven aan te sluiten is groot. Helaas
is het budget momenteel ontoereikend om alle aanvragen te kunnen honoreren.
Het aantal veehouderijdieren hoeft niet bij voorbaat af te nemen om de negatieve trend
t.a.v. de weidevogelpopulatie te keren.
Welke positieve effecten zouden aaneengesloten natuurgebieden kunnen hebben op het
weidevogelbeleid? Kan de initiatiefnemer reflecteren op de rol van zijn eigen fractie
in het niet aaneensluiten van natuurgebieden en het effect op de biodiversiteit en
tevens weidevogels in Nederland en Europa?
Aaneengesloten natuurgebieden hebben niet per definitie een positieve uitwerking op
de stand van weidevogels. Een goed beheer is veel belangrijker. Natuurinclusieve landbouw
is wel een voorwaarde om tot versterking van de weidevogelpopulatie te komen. Weidevogels
hebben behoefte aan: Plasdras en hoge waterstanden, kruidenrijke graslanden, kort
gras, beweiding van schapen of koeien, ongelijke grashoogte, uitgesteld maaibeheer,
beperkt mesten en een open landschap zonder bomen. Een goede samenwerking van boeren,
jagers en vrijwilligers is essentieel.
Citaat van een weidevogelkenner: «Alle leefgebieden waar ik in mijn jeugd genoot van
weidevogels zijn opgeslokt door de stad».
Hoe past de Wageningen Universiteit visie «Een natuurlijkere toekomst voor Nederland
in 2120» binnen de voorgestelde visie? Hoe past de initiatiefnota bij het eindadvies
van het Adviescollege Stikstofproblematiek? Kan de initiatiefnemer dit per redeneerlijn
van het adviescollege uitspitsen (punt 1 t/m 8) en per samenhangende oplossingsrichting
(de 5 M’s)? Welke rol kan een «Agrarische kaart van Nederland» hebben in het weidevogelbeleid?
In de visie van de universiteit van Wageningen wordt over toekomstige ontwikkelingen
benadrukt dat integraal afwegen en natuur-inclusief werken de norm moet zijn. Deze
initiatiefnota voldoet hier volledig aan. De 5 M’s zijn het verlengde van 8 doelstellingen
en gaan over Mineralen in balans, Moderniseren mestbeleid, Maatwerk in ruimtelijke
inrichting, Minimaliseren lokale natuurbelasting en Meten is beter weten. De kern
van bovenstaande instrumentarium zal moeten worden gevormd door de «Afrekenbare StoffenBalans».
Deze balans kan een katalysator zijn om een gewenste toekomstige landbouw in de praktijk
te brengen.
Wat wordt verstaan onder natuurinclusieve landbouw? Wat is de rol van kringlooplandbouw
in het voorliggende voorstel? Wat verstaat de initiatiefnemer onder slecht onderhoud
door Staatsbosbeheer en kunnen hiervan voorbeelden gegeven worden? Welke oplossingen
zijn geboden door Staatsbosbeheer waar de initiatiefnemer het niet mee eens is? Wat
was de reden dat Staatsbosbeheer heeft gekozen om struiken en bomen te plaatsen in
de Rohelsterpolder? Welke balans ziet de initiatiefnemer graag in het natuurbeleid
als het gaat om weidevogels en andere soorten van biodiversiteit? Welke rol ziet hij
in het bepalen van het natuurbeleid voor de Kamer?
Natuurinclusieve landbouw is een vorm van duurzame landbouw is waarbij optimaal gebruik
wordt gemaakt van de natuurlijke omgeving en dit wordt geïntegreerd in de bedrijfsvoering.
Een voorbeeld dat Staatsbosbeheer niet in het belang van de weidevogel denkt is het
plaatsen van struiken en bomen in de Rohelsterpolder waar voorheen een weidevogelvriendelijk
open landschap te vinden was. De reden voor het plaatsen van struiken en bomen was
een poging tot het vergemakkelijken van het onderhoud1.
Welke andere samenwerkingen zijn volgens de initiatiefnemer nodig?
Om de weidevogelpopulatie in stand te houden is het van groot belang dat alle partijen
nauw met elkaar samenwerken. Deze partijen betreffen zoal landeigenaren, terrein beherende
organisaties, collectieven en belangenorganisaties zoals bijvoorbeeld de vogelbescherming
en jagersverenigingen.
Deze partijen staan dan ook allemaal in verbinding met de overheid, die in deze als
ondersteunende partij wordt gezien.
Wat is de reden dat in Noordwest-Overijssel predatoren groot succes hebben? Wat is
het effect van de landbouw op het aantal predatoren? Welke predatoren zijn voornamelijk
succesvol in Noordwest-Overijsel? Hoeveel vossen zijn in 2017, 2018, 2019 en 2020
gedood door de jacht in Drenthe? Wat is de reden dat Drenthe veel vossen heeft? Welke
andere mogelijkheden van goed predatorbeheer, afgezien van jagen, ziet de initiatiefnemer?
Wat is de reden dat de vos en steenmarter zulke succesvolle predatoren zijn in Nederland?
Wat is de reden dat deze diersoorten in te groten getale voor de vogelstand aanwezig
zijn? Worden deze onderliggende problemen opgelost met het verruimen van de jacht?
Hoeveel vossen en steenmarters worden per jaar afgeschoten? Hoe kijkt de initiatiefnemer
naar voorbeelden van andere predatoren en diersoorten waarbij de jacht in het verleden
heeft gezorgd voor het bijna verdwijnen van die diersoorten en waarbij goed natuurbeheer
ervoor heeft gezorgd dat deze zich nu weer weten te handhaven in de Nederlandse natuur?
Ziet de initiatiefnemer ook risico’s aan het toevoegen van de steenmarter aan de nationale
vrijstellingslijst? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan dit worden toegelicht?
Predatoren passen zich veel makkelijker aan, aan veranderende omstandigheden. Het
zijn namelijk cultuurvolgers. Het is een combinatie van factoren die ervoor zorgen
dat deze soorten toenemen in aantal. Veel van deze soorten zijn opportunisten die
in meerdere leefomgevingen goed kunnen gedijen. Ook heeft de verandering van het landschap
ervoor gezorgd dat deze soorten toenemen. Bijvoorbeeld de aanleg van heggen, bosjes
en bermen maakt het landschap aantrekkelijk voor predatoren. Daarnaast is ook de mogelijkheid
tot verstoppen voor de prooidieren verminderd. Door het homogenere landschap zijn
de soorten beter zichtbaar voor predatoren. Ook zorgt de afname van bijvoorbeeld weidevogels
ervoor dat deze geen groepsverdediging meer hebben en nog kwetsbaarder worden. De
predatoren die voornamelijk succesvol zijn in Noordwest-Overijsel zijn de vos, de
steenmarter, de reiger en de ooievaar. In de jaarverslagen is te vinden hoeveel vossen
er in de afgelopen jaren gedood zijn door jacht in Drenthe2. De reden dat Drenthe veel vossen heeft is dat er veel TBO’s-Staatsbosbeheer zijn
waar niet op de vos gejaagd wordt. Kraamkamers en dekking, maar schraal qua wildstand,
waardoor vossen constant buiten deze gebieden op zoek gaan naar voedsel. Hiernaast
heeft Drenthe ook veel hogere zandgronden waarin de vossen goed een kraamkamer kunnen
maken. Een andere mogelijkheid van predatorenbeheer is het minder aantrekkelijk maken
van het landschap voor predatoren. Dit kan gedaan worden door uitzichtpunten en nestlocaties
weg te halen. Het verhogen van het waterpeil kan er ook voor zorgen dat de predatoren
afnemen. De reden dat zowel de vos als de steenmarter zulke succesvolle predatoren
zijn in Nederland is dat ze beide opportunisten zijn. Deze soorten kunnen zich in
vele verschillende leefomgevingen vestigen. Dit zorgt ervoor dat een tijdelijk tekort
aan één prooidier opgevangen kan worden met een andere prooi. Ook zijn vossen omnivoren
dus bij een tekort aan prooi zullen ze ander voedsel eten. Dit in combinatie met het
gunstige landschap en minder camouflagemogelijkheden voor de prooidieren zorgt ervoor
dat deze soort toeneemt. Het is een combinatie van factoren die ervoor zorgt dat de
vogelstand daalt. Onder andere het veranderen van het landschap van divers naar homogeen,
extreme droogte, afname van insecten en meer predatoren zorgt ervoor dat de vogelstand
in een neerwaartse spiraal terecht komt. Een kleinere populatie kan zich vervolgens
ook minder goed verdedigen tegen predatoren en zal zo nog verder afnemen. Uit onderzoek
van SOVON blijkt dat het grootste deel van de weidevogelnesten verloren gaan als gevolg
van predatie. Het verlies door predatie is vele malen groter dan het verlies door
werkzaamheden, beweiding, verlating of overige oorzaken. Het verruimen van de jacht
kan ervoor zorgen dat dit aandeel minder hoog wordt. Dit moet wel nog steeds in combinatie
met het verbeteren van de leefomgeving gebeuren. De afgelopen jaren hebben echter
uitgewezen dat alleen het verbeteren van de leefomgeving niet voldoende is. Daarom
is het cruciaal dat er stappen gezet worden in het beheren van de predatoren. Als
er duurzaam beheer wordt gepleegd zijn deze soorten niet in gevaar. Het is de wettelijke
plicht van jagers ervoor te zorgen dat de wildstand in de jachtgebieden goed is. De
huidige situatie is niet te vergelijken met die van vroeger. De initiatiefnemer ziet
om deze reden dan ook geen risico’s aan het toevoegen van de steenmarter aan de nationale
vrijstellingslijst.
Wat is de reden dat de initiatiefnemer toch zo de nadruk legt op het bejagen van predatoren
in plaats van het beschermen van het legsel tegen predatoren door middel van diervriendelijkere
methoden? Verder is ook bekend dat wanneer de ene predator wordt ingedamd door bijvoorbeeld
de jacht, dit ruimte biedt aan andere predatoren zoals de rat en hermelijn. Kan de
initiatiefnemer hierop reflecteren?
Het onderzoek waar naar verwezen wordt betreft een test onderzoek waarbij slechts
1 veld bekeken is waar vossen bejaagd werden. Omdat er vele andere factoren invloed
hebben op weidevogelsucces is dit niet geheel representatief. Het onderzoek zal met
meerdere velden op verschillende locaties uitgevoerd moeten worden om hier een duidelijk
beeld van te krijgen. Het afrasteren van gebieden kan inderdaad effectief zijn. Het
is echter ook erg arbeidsintensief, kostbaar en zorgt ervoor dat andere diersoorten
zich ook niet door het gebied kunnen bewegen. Hiermee lijkt dit echter een methode
die niet voor meerdere grote gebieden geschikt is.
Daarnaast is ook in Nederland aangetoond dat het wegvangen en doden van predatoren
niet leidt tot een hoger broedsucces.3 Wat is dan de reden dat het voorstel toch vraagt om een verruiming van de jacht?
Welke effecten denkt de initiatiefnemer met het verruimen van de jacht te bewerkstelligen
die niet met andere methoden kunnen worden bereikt?
In het artikel staat ook genoemd dat er hoge predatorenaantallen waren als het gevolg
van een goed muizenjaar. Hierbij staat ook gemeld dat in een deel van de gebieden
de maatregelen wel degelijk voor een hoger succes van nesten heeft gezorgd. In Friesland
heeft men positieve ervaring opgedaan met het wegvangen/schieten van steenmarters
in weidevogelgebieden (ontheffing voor het schieten van 15–20 dieren). Daarom is de
ontheffing ook na de proef in 2018 opnieuw afgegeven. Met de verruiming van het beheer
van predatoren denkt de initiatiefnemer de druk op de weidevogels te kunnen verminderen.
Dit in combinatie met de andere maatregelen die al toegepast worden kan tot gevolg
hebben dat de weidevogelpopulatie zal herstellen.
Is de initiatiefnemer het met de leden van de D66-fractie eens dat de jacht een rol
kan spelen in het beschermen van weidevogels, maar dat de nadruk dient te liggen op
alternatieve beschermingsmethoden? Is de initiatiefnemer het met deze leden eens dat
het versterken van het ecologisch systeem, en daarbij dus de natuur, belangrijker
is om de weidevogel te beschermen dan het verruimen van de jacht? Zo nee, waarom niet
en welke redenen kunnen worden gegeven om aan te tonen dat het verruimen van de jacht
dusdanig noodzakelijk is om de weidevogel te beschermen die niet met andere methoden
opgevangen kunnen worden? Zo ja, waarom wordt het voorstel om de jacht te verruimen
dan toch gedaan?
De nadruk zou moeten liggen op het combineren van alle genoemde maatregelen. De afgelopen
jaren is er enorm veel geïnvesteerd in weidevogelbeheer zonder gewenste resultaten.
Dit laat zien hoe cruciaal de rol van predatorenbeheer is en daarom zouden al deze
maatregelen als een geheel beschouwd moeten worden. Alleen door alle factoren die
succes van deze soorten belemmeren aan te pakken kunnen we deze soorten behouden.
Er is jarenlang geprobeerd de weidevogels te ondersteunen zonder dat er predatoren
beheerd zijn. Het versterken van het systeem en daarmee het verbeteren van de natuur
is erg belangrijk en zeker een deel van het herstel van weidevogelpopulaties. De ervaring
leert echter dat deze maatregelen niet zorgen voor voldoende verbetering van de populatie.
Zoals eerder vermeld is in recent onderzoek aangetoond dat het grootste deel van de
verliezen komt door predatie van de nesten. Het plaatsen van rasters is een mogelijkheid
om de populatie te beschermen maar beslaat slechts een klein oppervlak. Vele nesten
zullen hier dus buiten vallen. Om het systeem meer in balans te brengen en dus te
versterken is beheer van predatoren een duurzame en economisch aantrekkelijke optie.
Wat is de reden dat de fractie van de initiatiefnemer tegen het voorstel heeft gestemd
voor het introduceren van een chipplicht voor katten terwijl de initiatiefnemer tevens
concludeert dat (zwerf)katten een grote bedreiging vormen voor weidevogels? Hoe kijkt
de initiatiefnemer naar het afschieten van katten?
Het invoeren van de chipplicht brengt de nodige consequenties met zich mee. Graag
wil de initiatiefnemer eerst de resultaten van een pilot in Zeeland afwachten. Indien
(verwilderde) katten een bedreiging voor weidevogels vormen moet afschot mogelijk
zijn. Een halsband voor de kat met belletje kan ook als preventieve maatregel genoemd
worden.
Ziet de initiatiefnemer de vogelgriep ook als bedreiging voor soorten als de kieviet,
grutto en scholekster? Op welke wijze denkt de initiatiefnemer dat de kans op verspreiding
van vogelgriep in de toekomst kan worden voorkomen? Welke stappen moeten volgens de
initiatiefnemer worden gezet om te voorkomen dat de vogelgriep op grote schaal wordt
verspreid in Nederland? Heeft de initiatiefnemer kennisgenomen van het actieplan van
deze leden met als doel de kans op zoönose in de toekomst te beperken? Zo ja, is de
initiatiefnemer het met hen eens dat we in Nederland veel minder pluimvee moeten houden
zodat de kans op hoogpathogene vogelgriep zo veel als mogelijk wordt voorkomen?
Initiatiefnemer heeft uit de gevoerde gesprekken en literatuurgegevens niet de indruk
gekregen dat dit een actueel gevaar vormt voor deze genoemde dieren. De vragen t.a.v.
de vogelgriep gaan buiten het bereik van deze initiatiefnota.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
Waarom heeft de initiatiefnemer gekozen voor voorstellen die op landelijk niveau ingrijpen?
Kan de initiatiefnemer toelichten of hij het hiermee eens is? Ziet de initiatiefnemer
het belang van predatiebeheer op gebiedsniveau in? Waarom worden er in de initiatiefnota
geen voorstellen gedaan om dit inzicht op gebiedsniveau aan te pakken? Ziet de initiatiefnemer
mogelijkheden hiertoe? Hoe kijkt de initiatiefnemer aan tegen het percentage geaccepteerde
predatiedruk in een gebied in relatie tot weidevogelbescherming? Kan de initiatiefnemer
toelichten of hij het een goed idee vindt om op gebiedsniveau vast te stellen wat
de geaccepteerde predatiedruk is en naar welk natuurlijk evenwicht er wordt gestreefd?
De initiatiefnemer constateert dat de predatiedruk zodanig toeneemt dat hij van mening
is dat de landelijke overheid de verantwoordelijkheid moet nemen om het tij te keren.
Predatiebeheer op gebiedsniveau is mogelijk, maar de praktijk leert dat het opstellen
van reguleringen op gebiedsniveau lastig te realiseren is op de korte termijn. Voor
de weidevogel geldt dat er geen tijd te verliezen is. Door de predatiedruk op landelijk
niveau aan te pakken zal het gewenste resultaat op de korte termijn al zichtbaar worden.
Wanneer er reguleringen op gebiedsniveau gerealiseerd moeten worden, is het volgende
broedseizoen al verstreken en zal de dalende trend zich voort blijven zetten.
Kan de initiatiefnemer toelichten op basis van welke wetenschappelijke inzichten het
noodzakelijk wordt geacht voor het slagen van weidevogelbescherming om landelijk de
afschotmogelijkheden van de vos en steenmarter te verruimen? Waarom zijn de huidige
beheermogelijkheden en uitzonderingen op de Wet natuurbescherming niet afdoende? Kan
de initiatiefnemer uitsluiten dat de voorgestelde maatregelen meer ruimte bieden voor
afschot van vossen en steenmarters dan voor de bescherming van weidevogels noodzakelijk
is? Kan de initiatiefnemer toelichten of hij een mogelijkheid ziet in het verjagen
in plaats van bejagen van de predatoren van weidevogels? Is de initiatiefnemer bekend
met het Aanvalsplan Grutto? Kan de initiatiefnemer toelichten in hoeverre dit plan
overeenkomt met zijn voorstellen en in hoeverre de initiatiefnemer dit plan omarmt?
Nederland is het belangrijkste broedgebied van verschillende weidevogels en heeft
daarmee een grote internationale verplichting om bedreigingen tegen te gaan. De initiatiefnemer
pleit voor de vrijstelling tot jacht op de grootste gevaren die de weidevogel kent,
zijnde de vos en de steenmarter4. Werende maatregelen – waaronder het verjagen van predatoren – om predatiedruk te
verlichten zijn nodig, maar niet voldoende. Dit blijkt uit het feit dat de dalende
trend zich nog steeds voortzet. De initiatiefnemer is bekend met het Aanvalsplan Grutto.
Dit plan benoemt predatorenbeheer als allerlaatste redmiddel. De initiatiefnemer wil
er echter op wijzen dat er geen tijd is om af te wachten of werende maatregelen het
gewenste resultaat gaan geven.
Is de initiatiefnemer het met deze leden eens dat hierbij juist ook naar de toekomstige
bedrijfsvoering moet worden gekeken? Welke mogelijkheden ziet de initiatiefnemer hier
voor? Is de initiatiefnemer het ermee eens dat weidevogelbeheer toegepast moet worden
door gemotiveerde boeren in een daarvoor geschikte omgeving voor weidevogels? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, op welke manier kan dit worden vormgegeven? Is de initiatiefnemer
het ermee eens dat hiervoor gebiedsspecifieke inventarisatie van het probleem noodzakelijk
is?
Zeker! De bedrijfsvoering is voor een groot deel bepalend voor het wel of niet slagen
van gestelde doelen. Gebiedsspecifieke inventarisatie is bovendien ook erg belangrijk
maar daar zijn de bijna 40 collectieven ook voor bedoeld.
Hoe kijkt de initiatiefnemer aan tegen het toepassen van ruilverkaveling voor weidevogelbeheer?
De initiatiefnemer is het eens met de leden van de GroenLinks-fractie dat ruilverkaveling
kan bijdragen aan het oplossen van de weidevogelproblematiek. Deze bijdrage zal echter
niet bij voorbaat heel groot zijn. Andere factoren zoals genoemd in de initiatiefnota
komen veel eerder in aanmerking om aangepakt te worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Zij vragen de initiatiefnemer waar dit budget volgens hem vandaan dient te komen en
zijn tevens benieuwd in hoeverre hiervoor overheveling van GLB-budgetten wordt beoogd.
Initiatiefnemer is het eens met de Minister: «Door slimme verbindingen te maken met
bestaande programma’s in het kader van klimaat, veenweide en biodiversiteit komen
de maatregelen die daar worden genomen en de middelen die hiervoor worden aangewend
ook ten goede aan het weidevogelbeleid. Daarnaast zie ik goede mogelijkheden om in
het nieuwe GLB de ecoregelingen te benutten voor het weidevogelbeleid».
Hoe kijkt de initiatiefnemer hiertegen aan en zijn er buiten de genoemde vos en steenmarter
nog meer diersoorten waarvoor de initiatiefnemer vrijstellingen tot jacht of verruiming
daarvan wenselijk acht? Dienen verwilderde katten bijvoorbeeld ook te worden toegevoegd
aan de vrijstellingslijst volgens de initiatiefnemer?
De initiatiefnemer heeft geconstateerd dat de toenemende predatiedruk een van de grootste
factoren is in de huidige situatie die bijdraagt aan de vermindering van de weidevogelpopulaties5. Werende maatregelen om predatiedruk te verlichten zijn nodig, maar niet voldoende.
De initiatiefnemer pleit alleen voor de vrijstelling tot jacht op de grootste gevaren
die de weidevogel kent, zijnde de vos en de steenmarter6. De initiatiefnemer is van mening dat verwilderde katten niet op de landelijke vrijstellingslijst
horen te staan. Het gevaar van verwilderde katten kan namelijk beperkt worden door
het verplicht plaatsen van een halsband en het opzetten van een gerichte campagne
om het bewustzijn van het gevaar van huiskatten en verwilderde katten voor weidevogels
te verhogen. Daarnaast is de initiatiefnemer benieuwd naar de uitkomsten van een pilot
m.b.t. een mogelijke chipplicht voor katten.
Deze leden vragen welke dekking de initiatiefnemer voor deze middelen in gedachten
heeft en of er volgens de initiatiefnemer tevens een maximum aan het voorgestelde
budget dient te worden gekoppeld.
Dekking uit lopende nationale programma’s ten aanzien van klimaat, veenweide en biodiversiteit.
Bovendien bekijken of er in het nieuwe GLB mogelijkheden zijn om de ecoregelingen
te benutten.
Niet bij voorbaat een maximum bedrag noemen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
Deelt de initiatiefnemer de opvatting van deze leden dat deze factoren niet alleen
samenhangen maar van elkaar afhankelijk zijn?
De initiatiefnemer deelt de opvatting dat de drie genoemde voorstellen van elkaar
afhankelijk zijn. Het is van groot belang om iedere factor aan te pakken om het gewenste
resultaat te bereiken.
Hoe staat hij tegenover het gebruik van bestrijdingsmiddelen, die grotendeels medeverantwoordelijk
zijn voor de terugloop van insecten en voedsel voor weidevogels? Welke maatregelen
stelt hij in dat licht voor?
De initiatiefnemer is van mening dat er voldoende kwalitatief goede habitats voor
weidevogels aanwezig moeten zijn. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zal moeten
worden beperkt zodat er nagenoeg geen sprake is van emissies en nagenoeg residuvrij
kan worden gewerkt., conform de «Toekomstvisie gewasbescherming 2030».
Hoe ziet de initiatiefnemer deze ontwikkeling en welke voorstellen heeft hij om het
creëren van meer blijvend, kruidenrijk grasland te stimuleren?
De initiatiefnemer stimuleert het creëren van kruidenrijk grasland. De mogelijkheden
kunnen worden benut door herinzaai, doorzaaien of door verschraling. Er is momenteel
onder melkveehouders sprake van een grote belangstelling voor kruidenrijk grasland.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Beaamt de initiatiefnemer dat de biodiversiteit achteruit gaat in het agrarisch landschap
en dat deze afname primair veroorzaakt wordt door de intensieve landbouw? Zo nee,
waarom niet?
De initiatiefnemer is van mening dat de achteruitgang van de biodiversiteit door meerdere
factoren wordt veroorzaakt. Verandering van het gebruik van land en de zee, klimaatverandering,
de groeiende menselijke populatie en de wereldwijde economie en handel, gedreven door
een groeiende vraag naar energie en grondstoffen.
Beaamt de initiatiefnemer dat om het voedsel van de weidevogels toe te laten nemen,
het gebruik van landbouwgif moet worden gereduceerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is
de initiatiefnemer het ermee eens om dit in de nota aan te passen?
De hoeveelheid insecten in het grasland heeft een doorslaggevend effect op de overleving
van kuikens van weidevogels. Tal van factoren spelen hierbij een rol. Ook bij het
gebruik van bepaalde gewasbeschermingsmiddelen kan er sprake zijn van een negatieve
invloed. De doelstelling om in de nabije toekomst nagenoeg emissieloos en residuvrij
te produceren is een belangrijk streven.
Ook dient spoedig een weidevogel bestendig mestbeleid te worden ontwikkeld.
Beaamt de initiatiefnemer dat de stikstofcrisis tot gevolg heeft dat er minder habitats
en voedsel van goede kwaliteit voor weidevogels aanwezig zijn? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, beaamt de initiatiefnemer dat de stikstofuitstoot door de veehouderij rondom
weidevogelkerngebieden drastisch gereduceerd zou moeten worden?
De initiatiefnemer is het eens met het feit dat er minder habitats en voedsel van
goede kwaliteit voor weidevogels aanwezig is. In de initiatiefnota is duidelijk aangegeven
hoe dit is veroorzaakt. De stikstofuitstoot door de veehouderij rondom weidevogelkerngebieden
is de laatste decennia significant gedaald zonder dat dit tot een verbetering van
de weidevogelpopulatie heeft geleid.
Is de initiatiefnemer het ermee eens dat het Aanvalsplan Grutto predatorenbeheer pas
noemt als allerlaatste middel, nadat alle overige middelenzijn uitgevoerd en niet
tot de gewenste stijging van het aantal weidevogels hebben geleid?
De initiatiefnemer is het eens met het feit dat het Aanvalsplan Grutto predatorenbeheer
noemt als allerlaatste redmiddel. De initiatiefnemer wil er echter op wijzen dat er
geen tijd is om af te wachten of werende maatregelen het gewenste resultaat gaan geven.
Tenslotte hebben de huidige werende maatregelen tot op heden ook niet tot de gewenste
stijging geleid. Door de predatie van eieren en kuikens kan de populatie niet groeien,
zelfs niet in een goed leefgebied. Een onderzoek heeft dan ook uitgewezen dat de Wulp
in 2026 zal uitsterven bij het uitblijven van effectief predatorenbeheer7.
Beaamt de initiatiefnemer dat het Rijk een resultaatverplichting heeft met betrekking
tot het behalen van de doelen uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn? Welke stimulerende
en coherente wet- en regelgeving zou het Rijk moeten opstellen om de negatieve gevolgen
van de intensieve landbouw op weidevogels te verminderen? Is het verbieden van het
injecteren van mest een voorbeeld van coherente wet- en regelgeving?
De initiatiefnemer beaamt dat het Rijk een resultaatverplichting heeft met betrekking
tot het behalen van de doelen uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Een herziening
om het mestbeleid weidevogelvriendelijk te maken is een stap in de goede richting.
De motie van het lid De Groot c.s. over het weidevogelbestendige mestbeleid werd dan
ook door de leden van de CDA-fractie ondersteund8.
Is reductie van de veestapel volgens de initiatiefnemer onderdeel van natuurinclusieve
landbouw ter bevordering van de biodiversiteit? Zo nee, waarom niet? Hoe moet het
Rijk deze vorm van landbouw stimuleren volgens de initiatiefnemer? Beaamt de initiatiefnemer
dat extensieve weidegang en een reductie van de veestapel essentieel is voor het herstel
van de weidevogel? Zo nee, waarom niet?
De initiatiefnemer is van mening dat een verdere reductie van de melkveestapel niet
de hoogste prioriteit hoeft te hebben. De oorzaak van de dalende weidevogelpopulatie
is namelijk niet gelegen in het huidige aantal melkoeien in ons land. (ter vergelijking:
bijna een miljoen koeien minder dan in 1983).
Belangrijker is aandacht voor het aanleggen van plasdras, kruidenrijke graslanden,
kort gras, beweiding door schapen of koeien, ongelijke grashoogte, uitgesteld maaibeheer
en open landschappen zonder bomen.
Kan de initiatiefnemer aangeven wat het verschil is tussen de bestaande wettelijke
eisen en deze kwalitatieve verplichting? Kan de initiatiefnemer ook aangeven welke
rol het Rijk zou moeten hebben voor weidevogels die buiten deze kerngebieden broeden?
Het verschil tussen bestaande wettelijke eisen en de kwalitatieve verplichting – hoe
deze in de in de initiatiefnota wordt genoemd – is dat de eigenaar van een perceel
grond in overeenstemming met de gemeente een kwalitatieve verplichting vastlegt dat
weidevogelbeheer in het voorjaar voorrang krijgt. Gebieden buiten weidevogelkerngebieden
bestaan voornamelijk uit boerenland. Het Rijk zou voor deze landeigenaren ruimte moeten
maken voor kennisverspreiding en ondersteuning bij het proces om deze kansrijke gebieden
weidevogelvriendelijk te maken.
De rijksoverheid moet als systeemverantwoordelijke voor het natuurbeleid een leidende
rol nemen bij de monitoring en evaluatie van de effectiviteit van het weidevogelbeleid.
Beaamt de initiatiefnemer dat maaien al vogelvriendelijk zou moeten zijn? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, waarom zouden boeren financieel gesteund moeten worden om zich
aan de wet te houden?
Zeker! Voor dit specifieke onderdeel hoeft een boer ook niet financieel gesteund te
worden. Voor een totale aanpassing van de bedrijfsvoering dient dit wel te gebeuren.
Hieronder vallen b.v. uitgesteld maaibeheer, gederfde opbrengsten, aanleggen plasdras
en overgang naar kruidenrijke graslanden.
Beaamt de initiatiefnemer dat vogelgestuurd en later maaien slechts een onderdeel
is van de oplossing? Beaamt de initiatiefnemer dat een kwalitatief goede habitat met
voldoende voedsel ecologische randvoorwaarden zijn? Kan de initiatiefnemer aangeven
waarom hij, ondanks de resultaten van bovengenoemde studie dat natuurbeleid heeft
gehaald, meent dat ANLb subsidies effectief zijn?
De initiatiefnemer beaamt dat later maaien een onderdeel van de oplossing is. De initiatiefnemer
is van mening dat alle factoren, zijnde een geschikte habitat, effectief predatorenbeheer
en het ondersteunen van landeigenaren, een evenredige rol spelen om tot een succesvol
resultaat te komen. Het is daarom belangrijk om te voorkomen dat slechts een van deze
factoren prioriteit krijgt. Ook hier geldt dat de keten net zo sterk is als de zwakste
schakel. ANLb-subsidies zullen van toegevoegde waarde zijn om de genoemde voorstellen
in praktijk te realiseren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
Kan de initiatiefnemer dit nader duiden? Kan hij inzicht geven in de nationaal en
provinciaal beschikbare budgetten voor weidevogelbeheer en de ontwikkeling daarvan
in de afgelopen jaren?
Initiatiefnemer heeft een volledig overzicht niet kunnen achterhalen. Wel is bekend
dat voor agrarisch natuur-en landschapsbeheer in 2018 70 miljoen Euro beschikbaar
was. Daarvan werd 61,4 miljoen Euro uitgekeerd.
Bijna de helft ging naar het beheer van het leefgebied «open grasland» waar het in
deze initiatiefnota allemaal om draait.
De beschikbare budgetten verschillen sterk per provincie.
Deze leden horen graag hoe de initiatiefnemer de regels voor bemesting aan zou willen
passen om weidevogels te stimuleren.
Weidevogels houden vooral van oudere graslanden die matig bemest zijn.
Ruige mest is een perfecte meststof indien er sprake is van uitgesteld maaibeheer.
Het werkt trager maar het trekt veel regenwormen aan.
Dunne mest na de 1e snede is prima.
Kiezen voor weidevogelbeheer betekent een wijziging van het graslandmanagement (variatie
in grassen)
De bemesting dient daarop te worden aangepast.
Het gebruik van de zodebemester dient opnieuw ter discussie te worden gesteld en is
eigenlijk niet meer passend als je wilt spreken over duurzaam bodembeheer.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
F.C.G. Goorden, adjunct-griffier