Schriftelijke vragen : Afwijzingen door het Instituut Mijnbouwschade Groningen van verzoeken tot vergoeding van waardedaling bij bewoners die onderdeel waren van de gerechtelijke procedure van Stichting Waardevermindering door Aardbevingen Groningen.
Vragen van het lid Agnes Mulder (CDA) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over afwijzingen door het Instituut Mijnbouwschade Groningen van verzoeken tot vergoeding van waardedaling bij bewoners die onderdeel waren van de gerechtelijke procedure van Stichting Waardevermindering door Aardbevingen Groningen. (ingezonden 1 februari 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het feit dat bewoners die uit de rechtszaak van Stichting Waardevermindering
door Aardbevingen Groningen (WAG) tegen de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM)
over de vergoeding van waardedaling zijn gestapt om bij het Instituut Mijnbouwschade
Groningen (IMG) een verzoek tot vergoeding in te kunnen dienen, nu van het IMG te
horen krijgen dat hun verzoek voor vergoeding wordt afgewezen?
Vraag 2
Klopt het dat deze bewoners terecht kunnen bij het IMG op het moment dat zij een bevestiging
van uitschrijving van de Stichting WAG en een uitschrijving bij de rechter naar het
IMG sturen?
Vraag 3
Klopt het dat bewoners waarvan bij het IMG bekend was dat zij uit zijn geschreven
bij de Stichting WAG en waarvan het IMG dus redelijkerwijs kon vermoeden dat ook een
uitschrijving bij de rechter onderweg was, alsnog bericht hebben gekregen dat hun
verzoek tot vergoeding is afgewezen?
Vraag 4
Hoe groot is de groep bewoners waarbij dit speelt?
Vraag 5
Klopt het dat deze bewoners van het IMG te horen krijgen dat hun verzoek, ook nu hun
uitschrijving bij de rechtbank bekend is bij het IMG, pas in behandeling kan worden
genomen als zij eerst bezwaar aantekenen tegen het besluit van afwijzing van het IMG?
Zo ja, waarom is dit het geval? Kan dat niet anders?
Vraag 6
Klopt het dat als er door een huishouden of echtpaar een aanvraag in wordt gediend
bij het IMG, er daarbij door het IMG bij het bepalen van het compensatiebedrag alleen
wordt gekeken naar het deel dat eigendom is van de indiener en dat bijvoorbeeld een
echtgenoot die mede-eigenaar is een aparte aanvraag in moet dienen? Zo ja, waarom
is dit het geval? Kan dat niet anders?
Vraag 7
Begrijpt u dat deze wijze van omgaan met de verzoeken van deze bewoners, waarbij
ze van het kastje naar de muur worden gestuurd, tot grote frustratie bij hen leidt
en dat zij hier wanhopig van worden?
Vraag 8
Welke mogelijkheden ziet u om in deze gevallen soepeler om te gaan met de verzoeken
voor vergoeding van waardedaling bij het IMG en de bewoners daarbij te ontlasten,
bijvoorbeeld door manieren te zoeken om hun verzoek alsnog (opnieuw) in behandeling
te nemen zonder dat zij eerst bezwaar aan hoeven te tekenen? Deelt u de mening dat
er alles aan gedaan moet worden om dit correct en snel op te lossen?
Vraag 9
Kunt u aangeven hoe de datum waarop een aanvraag ingaat wordt bepaald, met name wanneer
deze bewoners inderdaad een bezwaar indienen? Per welke datum hebben zij dan recht
op de rente vergoeding bij overschrijding van de afhandelingstermijn?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.