Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 720 Wijziging van de Loodsenwet en enige andere wetten in verband met de actualisatie van het markttoezicht op het aanbod van dienstverlening door registerloodsen (Wet actualisatie markttoezicht registerloodsen)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
ARTIKEL V
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het noodzakelijk is om in verband met de
actualisatie van het markttoezicht op het aanbod van dienstverlening door registerloodsen
en de tuchtrechtspraak geldend voor loodsen, de Loodsenwet te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Loodsenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
De volgende aanduidingen vervallen:
– «artikel I», voorafgaand aan hoofdstuk I;
– «artikel II», voorafgaand aan artikel 61;
– «artikel III», voorafgaand aan artikel 62; en
– «artikel IV», voorafgaand aan artikel 69.
B
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de begripsomschrijving van «Onze Minister» wordt «Milieu» vervangen door «Waterstaat».
2. Onderdeel k komt te luiden:
k. arbeidsvergoeding:
arbeidsvergoeding voor registerloodsen, bestaande uit:
1°. een integraal uurtarief voor de uitvoering van verrichtingen van een registerloods
aan boord of loodsen door een registerloods op afstand, met inbegrip van een vaste
opslag voor de daarbij te maken reis-, wacht- en beschikbaarheidsuren; en
2°. een integraal uurtarief voor de uitvoering van andere taken dan bedoeld onder 1°,
die bij of krachtens deze wet of anderszins aan een registerloods zijn toevertrouwd,
met inbegrip van een vaste opslag voor de daarbij te maken reis- en wachturen;
C
Artikel 2 komt te luiden:
Artikel 2
1. De loods adviseert aan boord de kapitein of verkeersdeelnemer over de door deze te
voeren navigatie.
2. Indien de loods zijn functie aan boord van het te loodsen schip uitoefent, mag hij
met instemming van de kapitein op te treden als verkeersdeelnemer.
3. Indien de loods zijn functie niet aan boord van het te loodsen schip kan uitoefenen,
mag hij de kapitein of de verkeersdeelnemer vanaf een ander schip of vanaf de wal
adviseren.
4. Indien de loods zijn functie vanaf een ander schip of vanaf de wal uitoefent, mag
hij, voor zover hij daartoe bij of krachtens artikel 9 van de Scheepvaartverkeerswet
bevoegd is, de kapitein of de verkeersdeelnemer ook verkeersinformatie geven.
5. Indien zich aan boord van het te loodsen schip een loods bevindt, kan een loods vanaf
de wal aan deze loods adviezen en, voor zover hij daartoe bij of krachtens artikel 9
van de Scheepvaartverkeerswet bevoegd is, verkeersinformatie geven, in het geval van
verminderd zicht, slechte weersomstandigheden of andere bijzondere omstandigheden.
6. Ter bescherming van de belangen, genoemd in artikel 3, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet,
worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voorschriften vastgesteld die
de loodsen voor en bij de uitoefening van hun beroep in acht dienen te nemen.
D
Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2a
1. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat onder bij in die maatregel
te bepalen voorwaarden, bij wijze van experiment tijdelijk kan worden afgeweken van
artikel 2, eerste, tweede of derde lid.
2. Het experiment, bedoeld in het eerste lid, heeft tot doel om te beoordelen of met
een andere invulling van de wijze van functie-uitoefening van de loods de belangen,
bedoeld in artikel 2, zesde lid, voldoende worden beschermd.
3. In de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, wordt, met inachtneming
van de belangen, genoemd in artikel 3 van de Scheepvaartverkeerswet, in ieder geval
bepaald:
a. de nadere concretisering van het doel van het experiment;
b. binnen welke periode geëxperimenteerd mag worden, waarbij die periode niet meer dan
vijf achtereenvolgende jaren bedraagt;
c. welke voorschriften of beperkingen worden gesteld aan het experiment;
d. welke mogelijkheden er zijn voor verlenging;
e. op welke wijze het experiment wordt geëvalueerd.
4. Artikel 3 is van overeenkomstige toepassing.
E
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel c vervalt aan het slot van de zin «en».
2. In onderdeel d wordt de punt vervangen door «; en».
3. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. de borging van de kwaliteit van de loodsdienstverlening, waarbij ten minste wordt
voorzien in de wijze waarop ten minste iedere vijf jaar een visitatie wordt uitgevoerd
met het oog op de kwaliteit van de loodsdienstverlening.
F
In artikel 23, eerste lid, onderdeel b, wordt «artikel 28, eerste lid,» vervangen
door «artikel 40».
G
In artikel 24, eerste lid, onderdeel c, wordt «artikel 28, eerste lid, onderdeel d,»
vervangen door «artikel 40, eerste lid».
H
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder verlettering van onderdelen b en c tot onderdelen a en b (nieuw) in het tweede
lid, vervalt onderdeel a.
2. Het derde tot en met vijfde lid vervallen.
I
Artikel 27b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «, en de verplichtingen, bedoeld in artikel 26, tweede
lid, onder a».
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het toerekeningssysteem bevat een omschrijving van de wijze waarop de kosten van
de diensten en taken, bedoeld in artikel 27a, in de tarieven worden doorberekend.
3. Aan het vierde lid wordt toegevoegd «Tevens stelt de Autoriteit Consument en Markt
de methode en parameters voor de berekening van de vermogenskostenvoet bij besluit
vast.»
4. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Voorafgaand aan vaststelling van het toerekeningssysteem stelt de algemene raad de
besturen van de regionale loodsencorporaties, de bij ministeriële regeling te bepalen
vertegenwoordigers van rechtspersonen, betrokken bij het bestuur van een of meer zeehavens
en representatieve organisaties van ondernemers in het scheepvaart- en havenbedrijf
in staat hun zienswijze over een ontwerp voor een toerekeningssysteem naar voren te
brengen.
5. Onder vernummering van het zesde en zevende lid tot het zevende en achtste lid, wordt
een nieuw lid ingevoegd, luidende:
6. De algemene raad zendt het toerekeningssysteem en de ingebrachte zienswijzen tegelijkertijd
naar de Autoriteit Consument en Markt en naar degenen die op grond van het vijfde
lid zijn gevraagd om een zienswijze. Daarbij is gemotiveerd of en op welke wijze de
ingebrachte zienswijzen hebben geleid tot aanpassing van het toerekeningssysteem.
Indien een zienswijze niet heeft geleid tot aanpassing, geeft de algemene raad de
redenen daarvoor aan.
6. In het zevende lid (nieuw) wordt «derde, vierde en vijfde lid» vervangen door «derde
en vierde lid».
7. In het achtste lid (nieuw) wordt «zesde lid» vervangen door «zevende lid».
J
Artikel 27c wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt toegevoegd «In op grond van bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur te bepalen gevallen stelt de algemene raad een ingediend voorstel bij.
Indien het ingediende voorstel niet wordt bijgesteld, geeft de algemene raad de redenen
daarvoor aan».
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Een voorstel als bedoeld in het eerste lid met betrekking tot de loodsgeldtarieven
wordt opgesteld met inachtneming van het uitgangspunt dat de loodsgeldtarieven voor
het geheel kostengeoriënteerd zijn.
3. Het vierde lid komt te luiden:
4. Voorafgaand aan de indiening van een voorstel met betrekking tot de loodsgeldtarieven
vraagt de algemene raad een zienswijze aan de besturen van de regionale loodsencorporaties,
de bij ministeriële regeling te bepalen vertegenwoordigers van rechtspersonen, betrokken
bij het bestuur van een of meer zeehavens en representatieve organisaties van ondernemers
in het scheepvaart- en havenbedrijf.
4. Onder vernummering van het vijfde en zesde lid naar het zesde en zevende lid, wordt
een nieuw lid ingevoegd, luidende:
5. De algemene raad zendt een voorstel met betrekking tot de loodsgeldtarieven en de
ingebrachte zienswijzen tegelijkertijd naar de Autoriteit Consument en Markt en naar
degenen die op grond van het vierde lid zijn gevraagd om een zienswijze. Daarbij is
gemotiveerd of en op welke wijze de ingebrachte zienswijzen hebben geleid tot aanpassing
van het tariefvoorstel. Indien een zienswijze niet heeft geleid tot aanpassing, geeft
de algemene raad de redenen daarvoor aan.
5. Het zevende lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt «te leveren loodsverrichtingen» vervangen door «te loodsen scheepsreizen».
b. In onderdeel b wordt «met de loodsverrichtingen» vervangen door «te loodsen scheepsreizen».
c. Onderdeel f vervalt.
d. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door een puntkomma, wordt
een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:
k. een verrekening van te veel gedane stortingen gedaan voor het kunnen voldoen aan verplichtingen
die voortvloeien uit het functioneel leeftijdspensioen van registerloodsen en uit
het krachtens collectieve arbeidsovereenkomst toegekend recht op functioneel leeftijdsontslag
van het personeel, belast met de uitvoering van de in het artikel 26, eerste lid,
onderdeel b, bedoelde taken.
6. Onder vernummering van het zevende lid naar het tiende lid, worden twee leden ingevoegd,
luidende:
8. Indien een besluit ter vaststelling van de loodsgeldtarieven als bedoeld in artikel 27f,
eerste lid, is of wordt herzien, bevat het eerstvolgende in te dienen voorstel, bedoeld
in het zevende lid, tevens een verrekening van het verschil in omzet tussen de tarieven
die in rekening zijn gebracht op basis van het eerdere tariefbesluit en de tarieven
in het laatstelijk overeenkomstig artikel 27f, eerste lid, vastgestelde tariefbesluit.
9. De algemene raad maakt bij het voorstel, bedoeld in het zevende lid, aannemelijk
dat het voorstel in voldoende mate bijdraagt aan het bereiken van de meest efficiënte
werkwijze voor registerloodsen en de productiviteit en kwaliteit van de loodsdienstverlening.
K
Na artikel 27c wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 27ca
1. Indien het geraamde aantal te loodsen scheepsreizen, bedoeld in artikel 27c, zevende
lid, onderdeel a, hoger is dan het geraamde aantal te loodsen scheepsreizen waarop
het geldende tariefbesluit is gebaseerd, bevat een voorstel of bijstelling van een
voorstel als bedoeld in artikel 27c, eerste lid, tevens een alternatieve berekening
met inachtneming van de efficiencykorting.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt de wijze bepaald waarop de
alternatieve berekening, bedoeld in het eerste lid, plaatsvindt.
L
Artikel 27d wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, vervalt «onder a,».
2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot het vierde en vijfde lid, wordt
een lid ingevoegd, luidende:
3. Bij algemene maatregel van bestuur wordt een jaarlijks indexcijfer voor de prijzen
vastgesteld.
M
Artikel 27e vervalt.
N
In artikel 27f, eerste lid, wordt na «vast» toegevoegd «en gaat daarbij uit van het
voorstel op basis van artikel 27c, dan wel artikel 27ca dat resulteert in de laagste
loodsgeldtarieven».
O
In artikel 27g, eerste lid, onderdeel a, wordt «27e» vervangen door «27d».
P
In artikel 27h, derde lid, wordt «vierde lid» vervangen door «vierde en vijfde lid».
Q
De titel van paragraaf 6 komt te luiden:
§ 6. Verantwoording
R
Artikel 27j komt te luiden:
Artikel 27j
1. De algemene raad stelt jaarlijks een financiële verantwoording op over het voorafgaande
kalenderjaar die bestaat uit:
a. een exploitatierekening van de diensten en taken, bedoeld in artikel 27a, met inbegrip
van een verantwoording van de omzet;
b. een overzicht van de aan de exploitatie van die diensten en taken toegerekende materiële
vaste activa;
c. een verantwoording van de gehanteerde afschrijvingsmethoden en afschrijvingstermijnen;
d. een verantwoording van de algemene besparing, bedoeld in artikel 27c, zevende lid,
onder g;
e. een toelichting op de stukken, bedoeld onder a tot en met d; en
f. een verklaring van een onafhankelijke accountant als bedoeld in artikel 393 van boek
2 van het Burgerlijk Wetboek.
2. De algemene raad draagt jaarlijks zorg voor een verantwoording over het gerealiseerde
kwaliteitsniveau van de diensten en taken, bedoeld in artikel 27a, over het voorafgaande
kalenderjaar. Voorafgaand aan de vaststelling van de verantwoording vraagt de algemene
raad een zienswijze aan de besturen van de regionale loodsencorporatie, de bij ministeriële
regeling aan te wijzen rechtspersonen, betrokken bij het bestuur van een of meer zeehavens,
bestuursorganen belast met het nautisch beheer van een of meer zeehavens en representatieve
organisaties van ondernemers in het scheepvaart- en havenbedrijf.
3. De algemene raad zendt de verantwoording over het gerealiseerde kwaliteitsniveau
tegelijkertijd naar de Autoriteit Consument en Markt en naar degenen die op grond
van het tweede lid zijn gevraagd om een zienswijze. Daarbij is gemotiveerd welke overwegingen
zijn gemaakt ten aanzien van de ingebrachte zienswijzen.
4. De algemene raad nodigt de bij ministeriële regeling aan te wijzen rechtspersonen,
betrokken bij het bestuur van een of meer zeehavens, bestuursorganen belast met het
nautisch beheer van een of meer zeehavens en representatieve organisaties van ondernemers
in het scheepvaart- en havenbedrijf uit om gezamenlijk te bepalen op welke wijze afspraken
gemaakt worden ten aanzien van in ieder geval de te leveren kwaliteit van de loodsdienstverrichting
door registerloodsen.
S
Na artikel 27j wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 27ja
1. De algemene raad en het bestuur van een regionale corporatie verstrekt desgevraagd
aan Onze Minister alle voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. Onze
Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat
voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.
2. Onverminderd het eerste lid zendt de algemene raad de verantwoording over het gerealiseerde
kwaliteitsniveau, bedoeld in artikel 27j, tweede lid, naar Onze Minister.
T
Artikel 27k vervalt.
U
Artikel 27l wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt na «27h» ingevoegd «, en de bijstelling van
het voorstel, bedoeld in artikel 27c,».
2. Aan het eerste lid worden onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het
eind van onderdeel e, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
f. het tijdstip waarop de alternatieve berekening, bedoeld in artikel 27ca, moet zijn
gedaan;
g. het tijdstip waarop de financiële verantwoording en de verantwoordingen over het gerealiseerde
kwaliteitsniveau, bedoeld in artikel 27j, moet zijn gedaan.
3. Onder vernummering van het derde tot tweede lid, vervalt het tweede lid.
V
Hoofdstuk VII komt te luiden:
HOOFDSTUK VII. TUCHTRECHTSPRAAK
§ 1. Algemeen
Artikel 28
1. De registerloods is onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of
nalaten dat een behoorlijk registerloods niet betaamt, ter zake van enige overtreding
van een verordening of van een krachtens een verordening gegeven nader voorschrift
als bedoeld in artikel 15.
2. De tuchtrechtspraak in eerste aanleg wordt uitgeoefend door het tuchtcollege loodsen.
3. De tuchtrechtspraak in hoger beroep wordt uitgeoefend door het College van Beroep
voor het bedrijfsleven. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven beslist in hoogste
ressort.
§ 2. Tuchtcollege loodsen
Artikel 29
1. Het tuchtcollege loodsen bestaat uit een voorzitter en vier leden. Er kunnen een
of meer plaatsvervangende voorzitters en leden zijn.
2. Het tuchtcollege loodsen heeft een secretaris en kan een of meer plaatsvervangende
secretarissen hebben.
3. De voorzitter, leden en hun plaatsvervangers worden door Onze Minister benoemd voor
een periode van vier jaren en zijn terstond herbenoembaar. De benoemingstermijn van
degene die wordt benoemd ter vervulling van een tussentijdse vacature, eindigt bij
het verstrijken van de benoemingstermijn van degene in wiens plaats hij is getreden.
4. Tussen de voorzitter, de leden, de secretaris en hun plaatsvervangers bestaat geen
nauwe persoonlijke betrekking.
5. Benoembaar tot voorzitter of plaatsvervangend voorzitter zijn degenen:
a. aan wie op grond van het afsluitend examen van een opleiding in het wetenschappelijk
onderwijs door een universiteit dan wel de Open Universiteit, waarop de Wet op het
hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, de graad van Bachelor
op het gebied van het recht en tevens de graad van Master op het gebied van het recht
is verleend, of
b. die op grond van het afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het recht
aan een universiteit dan wel de Open Universiteit, waarop de Wet op het hoger onderwijs
en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, het recht hebben verkregen om de titel
meester te voeren.
6. Uit iedere regionale corporatie wordt op een voordracht van het bestuur van die regionale
corporatie een registerloods benoemd, die geen lid of plaatsvervangend lid van het
bestuur van die betreffende regionale loodsencorporatie is.
7. Onze Minister verleent aan de voorzitter en zijn plaatsvervanger in elk geval ontslag
met ingang van de maand, volgende op die waarin zij de leeftijd van zeventig jaren
hebben bereikt, en op eigen verzoek tussentijds.
8. Het lidmaatschap van leden van het tuchtcollege vervalt van rechtswege indien een
lid benoemd wordt in het bestuur van een regionale loodsencorporatie of bij het verlies
van de hoedanigheid van registerloods.
Artikel 30
1. De artikelen 46c, onderdelen b en c, 46ca, eerste lid, onderdeel d, 46d, tweede lid,
46f, 46g, 46i, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, en tweede lid, 46l, eerste
lid, aanhef en onderdeel a, 46m, 46o en 46p, eerste tot en met vijfde lid, van de
Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren zijn van overeenkomstige toepassing ten
aanzien van de voorzitter, de leden en hun plaatsvervangers.
2. De artikelen 13a, 13b, met uitzondering van het eerste lid, onderdelen b en c, en
vierde lid, en 13c tot en met 13g van de Wet op de rechterlijke organisatie zijn van
overeenkomstige toepassing ten aanzien van gedragingen van de voorzitter, de leden
en hun plaatsvervangers, met dien verstande dat:
a. voor de overeenkomstige toepassing van die artikelen onder «het betrokken gerechtsbestuur»
wordt verstaan: de voorzitter van het tuchtcollege; en
b. de procureur-generaal niet verplicht is aan het verzoek, bedoeld in artikel 13a, te
voldoen, indien de verzoeker redelijkerwijs onvoldoende belang heeft bij een onderzoek
als bedoeld in datzelfde artikel.
Artikel 31
1. De secretaris en plaatsvervangend secretaris zijn voor de uitoefening van hun taken
uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de voorzitter.
2. De secretaris en plaatsvervangend secretaris worden door Onze Minister benoemd, geschorst
en ontslagen. Schorsing en ontslag vindt plaats op voordracht van de voorzitter.
3. Artikel 29, vijfde lid, is op de secretaris en plaatsvervangend secretaris van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 32
1. De voorzitter, de secretaris, de leden en hun plaatsvervangers ontvangen vacatiegeld,
alsmede een vergoeding van reis- en verblijfkosten en van andere verschotten.
2. Het in het eerste lid bedoeld vacatiegeld, de reis- en verblijfskosten en andere
verschotten worden overeenkomstig Hoofdstuk VIA, bij ministeriele regeling vastgesteld.
Artikel 33
1. De voorzitter, de leden en de secretaris, alsmede hun plaatsvervangers, mogen zich
niet op enige wijze inlaten met partijen of hun raadslieden of gemachtigden over enige
zaak die bij het tuchtcollege loodsen aanhangig is, of waarvan zij weten of kunnen
vermoeden dat deze bij het tuchtcollege loodsen aanhangig zal worden gemaakt.
2. De voorzitter, de leden en de secretaris, alsmede hun plaatsvervangers zijn verplicht
tot geheimhouding van de gegevens waarover zij bij de uitoefening van hun taak de
beschikking krijgen en waarvan zij het vertrouwelijk karakter kennen of redelijkerwijs
moeten vermoeden, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot mededeling
verplicht of uit hun taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
3. De voorzitter, de leden en de secretaris, alsmede hun plaatsvervangers zijn verplicht
tot geheimhouding van hetgeen in de raadkamer over aanhangige zaken is geuit.
§ 3. De procedure in eerste aanleg
Artikel 34
1. Een zaak wordt in eerste aanleg bij het tuchtcollege loodsen aanhangig gemaakt door
een schriftelijke klacht van de algemene raad, het bestuur van een regionale loodsencorporatie
of van degene die rechtstreeks in zijn belang is getroffen.
2. Een klacht bevat ten minste de volgende gegevens:
a. de naam, het adres en de woonplaats van de klager;
b. de naam en, voor zover bekend, het adres en de woonplaats van de registerloods op
wie de klacht betrekking heeft; en
c. een omschrijving van de gedraging, waarop de klacht betrekking heeft en de bezwaren
daartegen.
3. De organen van de corporatie of een regionale loodsencorporatie verlenen desgevraagd
hun medewerking bij de behandeling van de klacht door het tuchtcollege loodsen.
4. Indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaar na de dag waarop de klager
heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van de gedraging waarop
de klacht betrekking heeft, wordt de klacht niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing
tot niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien de gevolgen van de gedraging
pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen
van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden
zijn aan te merken.
Artikel 35
1. De voorzitter kan een klacht na een summier onderzoek terstond afwijzen bij een met
redenen omklede schriftelijke beslissing indien hij van oordeel is dat de klager kennelijk
niet-ontvankelijk is, dan wel de klacht kennelijk ongegrond of het tuchtcollege loodsen
onbevoegd is.
2. De secretaris zendt onverwijld een afschrift van de beslissing van de voorzitter
aan de registerloods over wie geklaagd is, aan de klager en aan de algemene raad.
3. De klager en de algemene raad kunnen binnen twee weken na de dag van verzending van
de beslissing van de voorzitter tot afwijzing van een klacht schriftelijk verzet doen
bij het tuchtcollege. Ten gevolge van het verzet vervalt de eerdere beslissing van
de voorzitter.
4. De voorzitter brengt klachten die niet door hem zijn afgewezen onverwijld ter kennis
van het tuchtcollege loodsen.
5. Intrekken van de klacht, nadat deze is ingediend, of staking van de werkzaamheden
door de registerloods over wie geklaagd is, heeft op de verdere behandeling van de
klacht geen invloed, wanneer naar het oordeel van het tuchtcollege loodsen het algemeen
belang dat vermoedelijk is geschonden vordert dat de behandeling wordt voortgezet
of wanneer degene over wie geklaagd is, schriftelijk heeft verklaard voortzetting
van de behandeling van de klacht te verlangen.
Artikel 36
1. Aan de behandeling van een zaak door het tuchtcollege loodsen nemen deel de voorzitter
of zijn plaatsvervanger en vier leden of hun plaatsvervanger, waarvan een uit elke
regionale loodsencorporatie.
2. De voorzitter en de leden kunnen zich verschonen en kunnen worden gewraakt indien
er te hunnen aanzien feiten of omstandigheden bestaan, waardoor de onpartijdigheid
van het tuchtcollege loodsen schade zou kunnen lijden.
3. Het tuchtcollege loodsen beslist zo spoedig mogelijk over een verzoek tot verschoning
of wraking. Aan de besluitvorming wordt niet deelgenomen door de voorzitter of het
lid waarop het verzoek betrekking heeft. Indien het verzoek betrekking heeft op de
voorzitter, neemt een plaatsvervangend voorzitter deel aan de besluitvorming. Bij
staking van stemmen wordt het verzoek tot verschoning of wraking toegewezen.
Artikel 37
1. Zodra het tuchtcollege loodsen een klacht in behandeling heeft genomen, zendt de
secretaris een afschrift van de klacht aan de registerloods waartegen de klacht zich
richt.
2. De registerloods waartegen de klacht zich richt kan binnen zes weken na de dag van
verzending van het afschrift van de klacht, als bedoeld in het eerste lid, een verweerschrift
indienen. De voorzitter kan deze termijn op verzoek van de registerloods verlengen.
3. De secretaris zendt een afschrift van het verweerschrift aan de klager.
Artikel 38
1. De voorzitter bepaalt het tijdstip en de locatie voor de mondelinge behandeling van
de zaak ter zitting. De secretaris draagt zorg voor de tijdige publicatie van deze
informatie op de door de algemene raad ter beschikking gestelde internetsite.
2. De secretaris roept de klager en de registerloods waartegen de klacht zich richt
ten minste twee weken voorafgaand aan de datum van de zitting bij aangetekende brief
op voor de zitting.
3. De behandeling van een klacht door het tuchtcollege loodsen, geschiedt in een openbare
zitting, tenzij het tuchtcollege loodsen om gewichtige redenen beveelt dat de behandeling
van de zaak geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren zal plaatsvinden. Het bevel
daartoe houdt de overwegingen in waarop het steunt.
4. De registerloods, waartegen de klacht zich richt, is verplicht aan de oproeping,
bedoeld in het tweede lid, gevolg te geven. Indien hij na oproeping niet ter zitting
verschijnt, kan het tuchtcollege loodsen de officier van justitie verzoeken hem te
dagvaarden. Hij is verplicht na dagvaarding te verschijnen.
5. Indien de registerloods waartegen de klacht zich richt, op de dagvaarding niet ter
zitting verschijnt, doet de officier van justitie hem op verzoek van het tuchtcollege
loodsen dagvaarden, met bevel tot medebrenging. Artikel 556 van het Wetboek van Strafvordering
is van overeenkomstige toepassing.
6. De registerloods waartegen de klacht zich richt, kan zich door een raadsman doen
bijstaan.
7. Het tuchtcollege loodsen kan weigeren personen die geen advocaat zijn als raadsman
of als gemachtigde ter zitting toe te laten. Bij een zodanige weigering houdt het
tuchtcollege loodsen de zaak tot een volgende zitting aan.
8. Het tuchtcollege loodsen stelt de registerloods waartegen de klacht zich richt en
zijn raadsman ten minste twee weken voor de zitting in de gelegenheid om van alle
op de zaak betrekking hebbende stukken kennis te nemen.
9. De secretaris maakt van het verhandelde ter zitting een proces-verbaal op dat door
de voorzitter en de secretaris wordt ondertekend.
10. De kosten die samenhangen met de mondelinge behandeling van de zaak ter zitting komen
ten laste van de algemene raad.
Artikel 39
1. Het tuchtcollege loodsen kan, hetzij op verzoek van de registerloods waartegen de
klacht zich richt, hetzij op verzoek van de klager, hetzij ambtshalve, getuigen en
deskundigen voor de zitting oproepen en horen.
2. De secretaris roept getuigen en deskundigen bij aangetekende brief voor de zitting
op. Eenieder die als getuige of deskundige door het tuchtcollege loodsen is opgeroepen,
is verplicht aan die oproeping gevolg te geven.
3. Indien een getuige of deskundige na oproeping niet ter zitting verschijnt, doet de
officier van justitie hem op verzoek van het tuchtcollege loodsen dagvaarden. Hij
is verplicht na dagvaarding te verschijnen.
4. Indien een getuige of deskundige op de dagvaarding niet ter zitting verschijnt, doet
de officier van justitie hem op verzoek van het tuchtcollege loodsen dagvaarden, met
bevel tot medebrenging. Artikel 556 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige
toepassing.
5. De voorzitter beëdigt getuigen om de gehele waarheid en niets dan de waarheid te
zeggen. Getuigen zijn verplicht op de gestelde vragen te antwoorden.
6. De voorzitter beëdigt deskundigen om hun taak naar geweten te vervullen. Deskundigen
zijn verplicht de door het tuchtcollege loodsen gevorderde diensten te bewijzen.
7. Ten aanzien van de getuigen en deskundigen zijn de artikelen 217 tot en met 219 van
het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.
8. De getuigen en deskundigen ontvangen desgevraagd op vertoon van hun oproep of dagvaarding
een door de voorzitter vast te stellen schadeloosstelling overeenkomstig het bepaalde
bij of krachtens de Wet tarieven in strafzaken. Deze schadeloosstelling komt ten laste
van de corporatie.
Artikel 40
1. Het tuchtcollege loodsen kan, indien het van oordeel is dat een tegen een registerloods
ingediende klacht geheel of gedeeltelijk gegrond is, een of meer van de volgende tuchtmaatregelen
opleggen:
a. waarschuwing;
b. berisping;
c. geldboete van ten hoogste de vierde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid,
van het Wetboek van Strafrecht;
d. schorsing of beperking van de bevoegdheid voor een periode van ten hoogste één jaar;
e. definitief vervallen of beperken van de bevoegdheid;
f. veroordeling in de kosten die de klager in verband met de behandeling van de klacht
redelijkerwijs heeft moeten maken; of
g. veroordeling in de overige kosten die in verband met de behandeling van de tuchtzaak
zijn gemaakt.
2. Het tuchtcollege loodsen kan een klacht gegrond verklaren zonder oplegging van een
tuchtmaatregel als bedoeld in het eerste lid.
3. Bij het opleggen van een geldboete als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, en
een veroordeling in de kosten als bedoeld in onderdeel f en g, bepaalt het tuchtcollege
loodsen de wijze waarop, en het termijn of de termijnen waarbinnen aan die tuchtmaatregel
worden voldaan. De te betalen geldboete komt toe aan de Staat. Voor de toepassing
van titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de uitspraak van het tuchtcollege
loodsen aangemerkt als een beschikking als bedoeld in artikel 4:86 van die wet. Indien
niet binnen de gestelde termijn aan de opgelegde tuchtmaatregel wordt voldaan, kan
het tuchtcollege loodsen ambtshalve beslissen de registerloods aan wie een in de eerste
zin bedoelde tuchtmaatregel is opgelegd, na hem in de gelegenheid te hebben gesteld
te worden gehoord, op deze grond een of meer andere tuchtmaatregelen als bedoeld in
het eerste lid op te leggen.
4. Bij het opleggen van de tuchtmaatregelen, genoemd in het eerste lid, onder c en d,
kan het tuchtcollege loodsen bepalen dat deze geheel of ten dele niet ten uitvoer
worden gelegd, tenzij het tuchtcollege loodsen bij een latere beslissing anders mocht
bepalen op grond van het feit dat de registerloods aan wie de tuchtmaatregelen zijn
opgelegd, zich voor het einde van een bij die oplegging te bepalen proeftijd van ten
hoogste twee jaren heeft gedragen in strijd met een verordening of krachtens een verordening
gegeven nader voorschrift als bedoeld in artikel 15.
5. De tuchtmaatregelen, genoemd in het eerste lid onder c, d, e, f en g, kunnen eerst
ten uitvoer worden gelegd nadat de beslissing van het tuchtcollege loodsen onherroepelijk
is geworden.
Artikel 41
1. De beslissing van het tuchtcollege loodsen berust op een deugdelijke motivering.
2. De voorzitter bepaalt het tijdstip en de locatie voor de openbare zitting waarin
de beslissing van het tuchtcollege loodsen zal worden uitgesproken. De secretaris
draagt zorg voor de tijdige publicatie van deze informatie op de door de algemene
raad ter beschikking gestelde internetsite.
3. Indien de registerloods waartegen de klacht zich richt, niet ter zitting is verschenen,
kan het tuchtcollege loodsen bij verstek uitspraak doen.
4. De secretaris zendt onverwijld een afschrift van de schriftelijke beslissing van
het tuchtcollege loodsen bij aangetekende brief aan:
a. de registerloods, tegen wie de klacht zich richt;
b. aan de klager;
c. aan de algemene raad.
5. De secretaris publiceert een geanonimiseerd afschrift van de schriftelijke beslissing
van het tuchtcollege loodsen op een daartoe ter beschikking gestelde internetsite.
§ 4. De procedure in hoger beroep
Artikel 42
Tegen een beslissing van het tuchtcollege loodsen kan binnen zes weken na de dag van
de verzending van de in artikel 41, vierde lid, bedoelde brief hoger beroep worden
ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven:
a. door de registerloods indien de klacht die tegen hem is ingediend geheel of ten dele
gegrond is verklaard;
b. door de klager; of
c. door de algemene raad.
Artikel 43
1. Het hoger beroep wordt ingesteld bij beroepschrift. Bij het beroepschrift wordt overgelegd
een afschrift van de schriftelijke beslissing van het tuchtcollege loodsen, waartegen
het hoger beroep is gericht.
2. De griffier van het College van Beroep voor het bedrijfsleven zendt binnen een week
na ontvangst van het beroepschrift een afschrift daarvan aan de registerloods waartegen
de klacht zich richt, aan de klager en de algemene raad, voor zover het hoger beroep
niet door hen is ingesteld, alsmede aan de secretaris van het tuchtcollege loodsen.
3. De secretaris van het tuchtcollege loodsen zendt binnen drie weken na ontvangst van
het afschrift van het beroepschrift alle stukken die op de zaak betrekking hebben
aan de griffier van het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
4. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven behandelt de zaak opnieuw in volle
omvang. Op de behandeling in hoger beroep zijn de artikelen 35, eerste, tweede en
derde lid, 36, tweede en derde lid, 37, 38, met uitzondering van de tweede volzin
van het eerste lid, 39, 40 en 41 van overeenkomstige toepassing.
§ 5. Herziening
Artikel 44
1. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven kan op verzoek van een registerloods
aan wie een tuchtmaatregel is opgelegd een onherroepelijk geworden beslissing van
het tuchtcollege loodsen of van het College van Beroep voor het bedrijfsleven herzien
op grond van feiten of omstandigheden die:
a. het tuchtcollege loodsen of het College van Beroep voor het bedrijfsleven bij de behandeling
van de zaak ter zitting niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn,
en die
b. indien zij het tuchtcollege loodsen of het College van Beroep voor het bedrijfsleven
bij de behandeling van de zaak ter zitting wel bekend zouden zijn geweest, tot een
andere beslissing zouden hebben kunnen leiden.
2. Op de behandeling van het verzoek tot herziening zijn de artikelen 35, eerste, tweede
en derde lid, 36, tweede en derde lid, 37, 38, tweede tot en met negende lid, 39,
40 en 41, eerste, derde, vierde en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.
3. Aan de behandeling van het verzoek tot herziening ter zitting van het College van
Beroep voor het bedrijfsleven nemen geen leden deel die hebben deelgenomen aan de
behandeling van de zaak, waarvan de herziening wordt verzocht.
§ 6. De procedure inzake het spoedshalve schorsen
Artikel 44a
1. Op verzoek van de algemene raad of het bestuur van een regionale loodsencorporatie
kan het tuchtcollege loodsen de registerloods jegens wie een ernstig vermoeden is
gerezen van een handelen of nalaten waardoor enig krachtens artikel 15 beschermd belang
ernstig is geschaad of dreigt te worden geschaad, met onmiddellijke ingang schorsen
voor een periode van ten hoogste een jaar in de uitoefening van zijn bevoegdheid indien
het door artikel 15 beschermde belang dit vergt. Het tuchtcollege loodsen beslist
niet dan na verhoor of behoorlijke oproeping van de registerloods en de voorzitter
van de regionale loodsencorporatie waartoe de registerloods behoort.
2. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid kan ook worden ingediend ingeval een registerloods
zich in voorlopige hechtenis bevindt of deze bij nog niet onherroepelijk of onherroepelijk
geworden rechterlijke uitspraak wegens een misdrijf is veroordeeld dan wel hem bij
een dergelijke uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg
heeft, met dien verstande dat alleen een schorsing kan worden uitgesproken voor de
duur van de vrijheidsbeneming. De griffier van het gerecht dat een van de in de eerste
volzin genoemde beslissingen neemt, geeft van die beslissing kennis aan de voorzitter
van de regionale loodsencorporatie waartoe de registerloods behoort.
3. De voorzitter van de regionale loodsencorporatie stelt de betrokken registerloods
schriftelijk op de hoogte van het in het eerste en tweede lid bedoelde verzoek, alsmede
van de gronden waarop het verzoek rust.
4. Het tuchtcollege loodsen beslist binnen veertien dagen nadat het verzoek overeenkomstig
het eerste of tweede lid aan hem ter kennis is gebracht. Het tuchtcollege loodsen
kan deze termijn ten hoogste eenmaal verlengen met eenzelfde termijn.
5. Indien de klacht tegen de registerloods op grond waarvan het ernstige vermoeden is
gerezen niet reeds schriftelijk ter kennis is gebracht van het tuchtcollege, bepaalt
het tuchtcollege bij zijn beslissing op het in het eerste lid bedoelde verzoek tevens
een redelijke termijn van niet langer dan zes weken, waarbinnen de algemene raad of
het bestuur van een regionale loodsencorporatie de klacht schriftelijk ter kennis
van het tuchtcollege brengt. Bij overschrijding van deze termijn vervalt de beslissing
op het in het eerste lid bedoelde verzoek van rechtswege. Het tuchtcollege kan op
schriftelijk verzoek van de algemene raad of het bestuur van een regionale loodsencorporatie
de termijn ten hoogste eenmaal verlengen met een door hem te bepalen redelijke termijn
van niet langer dan zes weken. De artikelen 28 tot en met 41 zijn van overeenkomstige
toepassing met uitzondering van artikelen 34, derde lid, 37, tweede lid, 38, tweede
en achtste lid, en 40.
6. Op verzoek van de betrokken registerloods kan het tuchtcollege loodsen te allen tijde
de op grond van het eerste lid opgelegde schorsing opheffen. Hij beslist niet dan
na verhoor of behoorlijke oproeping van de registerloods en de voorzitter van de regionale
loodsencorporatie waartoe de registerloods behoort.
Artikel 45
1. Tegen een beslissing op grond van artikel 44a, eerste, tweede en vijfde lid, kunnen
de betrokken registerloods, de algemene raad en het bestuur van de regionale loodsencorporatie
waartoe de registerloods behoort binnen zes weken na verzending van een afschrift
van de beslissing hoger beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Artikel 43 is van overeenkomstige toepassing.
2. Het hoger beroep schorst niet de werking van de beslissing waartegen het is gericht.
W
In artikel 45f, eerste lid, wordt «de artikelen 27c, 27i, 27j, 27k en 27l, eerste
lid,» vervangen door «de artikelen 27b, eerste en zevende lid, 27c, 27ca, 27i, 27j
en 27l, eerste lid,».
X
Artikel 46 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het derde lid tot tweede lid, vervalt het tweede lid.
2. In het tweede lid (nieuw) vervalt «en tweede».
Y
In artikel 47, eerste lid, wordt «artikel 2, derde lid,» vervangen door «artikel 2,
zesde lid,».
Z
Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 2, eerste en tweede lid,» vervangen door «artikel 2,
eerste tot en met vijfde lid».
2. In het tweede lid wordt «artikel 2, derde lid,» vervangen door «artikel 2, zesde
lid,».
AA
In artikelen 53 en 54, eerste lid, wordt «artikel 2, eerste en tweede lid,» vervangen
door «artikel 2, eerste tot en met vijfde lid».
AB
In artikel 56, eerste lid, wordt «artikelen 2, derde lid,» vervangen door «artikelen 2,
zesde lid,».
AC
Artikel 59 komt te luiden:
Artikel 59
1. De algemene raad en het bestuur van een regionale corporatie, alsmede degene op wie
een verplichting rust als bedoeld in artikel 46, eerste lid, zijn verplicht Onze Minister
de inlichtingen te verstrekken die hij nodig acht om te kunnen beoordelen of aanleiding
bestaat tot toepassing van artikel 46, eerste lid.
2. Indien op basis van de verstrekte inlichtingen niet kan worden beoordeeld of er aanleiding
bestaat tot toepassing van artikel 46, eerste lid, kan Onze Minister een nader onderzoek
instellen.
3. De algemene raad en het bestuur van een regionale corporatie, alsmede degene op wie
een verplichting rust als bedoeld in artikel 46, eerste lid, zijn verplicht om aan
dat onderzoek alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs kan worden gevorderd.
AD
De artikelen 61 tot en met 66 vervallen.
AE
Artikel 67 komt te luiden:
Artikel 67
Onze Minister kan verordeningen als bedoeld in artikel 15, eerste lid, voor de eerste
maal als ministeriële regeling vaststellen, voor zover deze, naar het oordeel van
Onze Minister, op de datum waarop artikel 3, van de Loodswet 1957 wordt ingetrokken,
in werking dienen te treden. Zij blijven, behoudens eerdere intrekking door Onze Minister,
van kracht totdat zij bij verordening zijn ingetrokken en vervangen.
AF
Na artikel 67 wordt ingevoegd:
HOOFDSTUK XI. OVERGANGSRECHT EN EVALUATIE
AG
Artikel 68 komt te luiden:
Artikel 68
1. Wanneer de algemene raad voor de eerste maal na inwerkingtreding van de Wet actualisatie
markttoezicht registerloodsen een voorstel als bedoeld in artikel 27c, derde lid,
doet, is de raming, bedoeld in artikel 27c, zevende lid, onderdeel c, gebaseerd op
de voor het jaar 2015 geldende hoogte, vermeerderd met de indexering vastgesteld krachtens
artikel 27d, tweede lid.
2. Bij ministeriële regeling wordt de voor het jaar 2015 geldende hoogte van de integrale
uurtarieven vastgesteld.
AH
Artikel 69 komt te luiden:
Artikel 69
De op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet actualisatie markttoezicht registerloodsen
geldende loodsgeldtarieven, vastgesteld krachtens artikel 27f van de Loodsenwet, zoals
dat artikel luidde voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet actualisatie
markttoezicht registerloodsen, blijven van kracht tot het tijdstip waarop het besluit
in werking treedt, waarbij het desbetreffende tarief voor de eerste maal met toepassing
van de door eerdergenoemde wet gewijzigde artikelen is vastgesteld.
AI
Na artikel 69 worden drie artikelen ingevoegd:
Artikel 69a
Hoofdstuk VIA van de Loodsenwet, zoals deze luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding
van de Wet actualisatie markttoezicht registerloodsen, blijft van kracht ten aanzien
van:
a. een toerekeningssysteem waarmee de Autoriteit Consument en Markt voor dat tijdstip
heeft ingestemd, als bedoeld in artikel 27b, en een voor dat tijdstip ingediend voorstel
als bedoeld in artikelen 27c, eerste lid,;
b. de mogelijkheid om bezwaar te maken of beroep in te stellen tegen enig besluit op
grond van dit hoofdstuk dat op het tijdstip van inwerkingtreding eerdergenoemde wet
nog niet onherroepelijk is;
c. de behandeling van het bezwaar of het beroep gericht tegen enig besluit op grond van
dit hoofdstuk dat voor het tijdstip van inwerkingtreding van eerdergenoemde wet is
gemaakt, onderscheidenlijk ingesteld;
d. de behandeling van het bezwaar of het beroep dat op of na het tijdstip van inwerkingtreding
van eerdergenoemde wet is gemaakt, onderscheidenlijk ingesteld en dat is gericht tegen
enig besluit op grond van dit hoofdstuk waartegen voor dat tijdstip eveneens bezwaar
is gemaakt, onderscheidenlijk beroep is ingesteld;
e. een na het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet actualisatie markttoezicht registerloodsen
als gevolg van een onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak genomen besluit
als bedoeld in artikel 27f, eerste lid of tweede lid, dat betrekking heeft op enig
jaar gelegen voor het tijdstip van inwerkingtreding van eerdergenoemde wet.
Artikel 69b
Artikelen 28 tot en met 44 van de Loodsenwet, zoals deze luidde voor het tijdstip
van inwerkingtreding van de artikelen 28 tot en met 45 (nieuw) bij de Wet actualisatie
markttoezicht registerloodsen, blijven van kracht ten aanzien van klachten die voor
inwerkingtreding van de artikelen 28 tot en met 45 (nieuw) bij het tuchtcollege loodsen
aanhangig zijn gemaakt en beroepen tegen uitspraken van het tuchtcollege loodsen die
voor de inwerkingtreding van de genoemde artikelen bij het College van beroep voor
het bedrijfsleven aanhangig zijn gemaakt.
Artikel 69c
1. Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de Wet actualisatie
markttoezicht registerloodsen en vervolgens telkens na vijf jaar aan de Staten-Generaal
een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
2. Onverminderd het eerste lid kan de Autoriteit Consument en Markt ten hoogste eenmaal
per vijf jaar een onderzoek uitvoeren naar de kostenelementen opgenomen in het voorstel
met betrekking tot de loodsgeldtarieven, bedoeld in artikel 27c.
ARTIKEL II
In artikelen 4, 7 en 11 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht vervalt in
de omschrijving bij Loodsenwet «27e».
ARTIKEL III
De volgende wetten worden ingetrokken:
1. Wet van 7 juli 1994, houdende wijziging van de Loodsenwet en de Scheepvaartverkeerswet
in verband met de herziening van de financiële relatie tussen het Rijk en de loodsen,
de invoering van een verkeersbegeleidingstarief en een aantal technische wijzigingen;
2. Wet markttoezicht registerloodsen.
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor
de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
ARTIKEL V
Deze wet wordt aangehaald als: Wet actualisatie markttoezicht registerloodsen
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.