Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Becker en Yesilgöz-Zegerius over het bericht 'veroordeelde oorlogsmisdadigers kunnen mogelijk asiel krijgen'
Vragen van de leden Becker en Yesilgöz-Zegerius (beiden VVD) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «veroordeelde oorlogsmisdadigers kunnen mogelijk asiel krijgen» (ingezonden 23 december 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 1 februari
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1317.
Vraag 1
Kent u het bericht «veroordeelde oorlogsmisdadigers kunnen mogelijk asiel krijgen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3 en 4
Kunt u uiteenzetten hoe de wet- en regelgeving rondom het recht op asiel voor 1F-ers
werd uitgelegd tot aan de uitspraak van de Raad van State van 201907281/1/v2?
Kunt u uiteenzetten wat de implicaties zijn van deze nieuwe uitspraak van de Raad
van State?
Bent u het eens dat iemand die zware oorlogsmisdaden op zijn geweten heeft nooit in
Nederland asiel zou moeten kunnen krijgen?
Antwoord 2, 3 en 4
Anders dan het bericht in de Telegraaf suggereert, heeft de uitspraak van de Raad
van State van 16 december 2020 niet tot gevolg dat een vreemdeling met de 1F-status
een asielstatus kan verkrijgen. Ook heeft de uitspraak niet tot gevolg dat iemand
met de 1F-status gemakkelijker dan voorheen voor een andere vorm van verblijf in aanmerking
komt. De uitspraak van de Raad van State brengt geen verandering in (de uitleg van)
bestaande wet- en regelgeving, ook niet in het 1F-beleid.
Het 1F-beleid heeft als uitgangspunt dat Nederland geen vluchthaven mag zijn voor
personen die zich schuldig hebben gemaakt aan oorlogs- en andere ernstige internationale
misdrijven. Als de IND de 1F-status op een vreemdeling van toepassing acht, is diegene
uitgesloten van het verkrijgen van een asielvergunning en komt hij slechts in zeer
uitzonderlijke omstandigheden in aanmerking voor een verblijfsvergunning op andere
gronden. Hiervoor geldt een hoge drempel. Zie hiervoor ook de Rapportagebrief Internationale
Misdrijven 2019 van 13 mei 2020, waarin wordt omschreven hoe Nederland artikel 1F
van het Vluchtelingenverdrag toepast.
De uitspraak van de Raad van State gaat niet over de uitsluiting van een persoon met
de 1F-status van de asielstatus, maar over de wijze waarop de IND moet handelen bij
het opleggen van een zwaar inreisverbod van tien jaar of meer (evenals bij een verzoek
tot opheffing van dat inreisverbod) aan een vreemdeling met de 1F-status.
De IND legt aan een vreemdeling met de 1F-status doorgaans een zwaar inreisverbod
op. Voor het opleggen van een zwaar inreisverbod geldt dat de vreemdeling een actuele,
werkelijke en voldoende ernstige bedreiging moet zijn voor een fundamenteel belang
van de samenleving. Reeds in een uitspraak van 22 november 20192 heeft de Raad van State op basis van jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie3 geoordeeld dat de 1F-status niet automatisch betekent dat diegene een actuele, werkelijke
en voldoende ernstige bedreiging vormt. Er moet een individuele beoordeling plaatsvinden.
De uitspraak van 16 december 2020 is slechts een toepassing van die eerdere jurisprudentie,
waarin de Raad van State een verdere uitleg geeft over de wijze waarop de IND de individuele
beoordeling moet maken. De Raad van State heeft onder meer overwogen dat geen doorslaggevende
betekenis toekomt aan de omstandigheid dat betrokkene niet strafrechtelijk is veroordeeld
voor het plegen van de 1F-daden. Wel komt bijzondere betekenis toe aan het gedrag
en de houding van betrokkene. Ook volgt uit de uitspraak dat het aan de vreemdeling
is om aan te tonen dat hij niet langer een actuele bedreiging vormt. De Raad van State
concludeert dat de IND in de voorliggende zaak voldoende heeft gemotiveerd dat betrokkene
nog steeds een actueel gevaar vormt en dat het inreisverbod dus gehandhaafd moet worden.
Vraag 5
Is het juist dat de uitspraak niet gaat over het recht op asiel, maar ziet op het
opleggen van een inreisverbod en de vraag of sprake is van een gevaar voor de openbare
orde, en de uitspraak dus niet betekent dat 1F’ers makkelijker dan thans asiel zouden
kunnen krijgen? Zo nee, bent u bereid via wetgeving alsnog te voorkomen dat 1F'ers
hierdoor makkelijker asiel zouden kunnen krijgen?
Antwoord 5
Zoals bij de antwoorden op vraag 2, 3 en 4 reeds toegelicht, is het juist dat de uitspraak
niet gaat over het recht op asiel. De uitspraak heeft ook niet tot gevolg dat een
persoon met de 1F-status een asielstatus krijgt, of gemakkelijker dan voorheen een
andere vorm van rechtmatig verblijf kan verkrijgen. De uitspraak vormt dan ook geen
aanleiding de huidige wet- en regelgeving aan te passen.
Vraag 6
Is het juist dat de huidige praktijk, ook voor de uitspraak al, zo is dat in specifieke
gevallen een 1-F’er die ongewenst is verklaard, via een loophole alsnog in Nederland
asiel zou kunnen aanvragen door als familielid van een EU-burger rechtmatig verblijf
te krijgen in een andere EU-lidstaat om op die manier toegang te krijgen tot Nederland?
Zo ja, welk effect heeft de uitspraak van de Raad van State hierop? Zo nee, hoe zit
het dan wel?
Antwoord 6
Een vreemdeling aan wie 1F is tegengeworpen, is blijvend uitgesloten van asielbescherming,
ongeacht of diegene rechtmatig verblijf heeft in een andere EU-lidstaat. De uitspraak
van de Raad van State brengt hierin geen verandering.
Een vreemdeling aan wie 1F is tegengeworpen, kan een aanvraag doen voor verblijf op
grond van afgeleid EU-recht (richtlijn 2004/38). De IND zal bezien of die persoon
nog altijd een actuele bedreiging vormt. In dat kader is de uitspraak van de Raad
van State relevant, omdat daarin nadere uitleg is gegeven over de wijze waarop de
IND die beoordeling moet maken. De drempel voor een persoon met de 1F-status om aannemelijk
te maken dat hij niet langer een actueel gevaar vormt, is hoog. Slechts in zeer uitzonderlijke
gevallen wordt diegene op grond van afgeleid EU-recht verblijf in Nederland toegestaan.
Vraag 7
Ziet u mogelijkheden om in Nederlandse wet- en regelgeving «dicht te schroeien» dat
1F’ers via rechtmatig verblijf in een andere lidstaat alsnog in Nederland asiel zouden
kunnen krijgen?
Antwoord 7
Ik zie geen reden de huidige wet- en regelgeving aan te passen. De uitspraak van de
Raad van State brengt geen verandering in het beleid dat een persoon met de 1F-status
blijvend de asielstatus wordt onthouden. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen wordt
verblijf op grond van EU-recht verkregen. Het gaat dan niet om nationale wet- en regelgeving.
Vraag 8
Bent u bereid deze eventuele loophole ook binnen de EU aan te kaarten en ervoor te
zorgen dat asielzoekers die in Nederland een 1F-status, inreisverbod of ongewenstverklaring
hebben gekregen, niet alsnog in een andere lidstaat rechtmatig kunnen verblijven,
door goede handhaving van het Slachtoffer Informatie Systeem registratie en doordat
andere EU-lidstaten geen verblijfskaart familielid Unieburger verlenen?
Antwoord 8
Ik zie daarvoor, zoals in de voorgaande antwoorden toegelicht, geen aanleiding.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.