Mededeling (uitstel antwoord) : Uitstel beantwoording vragen van het lid Kuzu over de IHRA-definitie van antisemitisme
Vragen van het lid Kuzu (DENK) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de IHRA-definitie van antisemitisme (ingezonden 7 januari 2021).
Mededeling van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 28 januari
2021).
Vraag 1
Herinnert u zich uw antwoorden op Kamervragen over de status en rol van de IHRA-definitie
bij de strafrechtelijke beoordeling of uitlatingen discriminatoir zijn?1
Vraag 2
Herinnert u zich uw positionering «oordeel Kamer» bij de motie die de regering verzoekt
«te bevorderen dat deze [IHRA] definitie voortvarend en herkenbaar in uitvoering komt
in de opsporing en vervolging van antisemitisme»?2
Vraag 3
Doet deze positionering «oordeel Kamer» in enige vorm afbreuk aan uw antwoorden op
de Kamervragen vermeld onder vraag 1? Zo ja, op welke wijze?
Vraag 4
Kunt u uitleggen hoe de IHRA-definitie «herkenbaar in uitvoering» zou kunnen komen
in de opsporing en vervolging van antisemitisme, als die definitie juridisch niet
bindend is en naast het geldende juridische beoordelingskader geen juridisch relevante
rol speelt?
Vraag 5
Heeft u met het Openbaar Ministerie (OM) overleg gepleegd over de toepassing van de
IHRA-definitie door het OM bij de beoordeling van de strafbaarheid van discriminatoire
uitlatingen? Zo ja, wat is het standpunt van het OM betreffende de rol die de IHRA-definitie
speelt, c.q. dient te spelen, bij deze strafrechtelijke beoordeling?
Vraag 6
Beschikt u over informatie dat het OM de IHRA-definitie intussen heeft gebruikt? Zo
ja, welke informatie, en hoe heeft het OM de IHRA-definitie gewogen en ingezet?
Vraag 7
Heeft u kennisgenomen van het volgende standpunt van de European Commission against
Racism and Intolerance (ECRI): «ECRI strongly emphasises that any attempts to misuse
the [IHRA] Working Definition and its examples to stifle, or stigmatise as antisemitic,
legitimate criticism of Israel and its policies, in particular towards the Palestinian
people and in the context of the Israeli occupation of Palestinian territories, will
jeopardise efforts to combat antisemitism and should therefore be rejected.»? Deelt
u dit standpunt? Zo neen, waarom niet?3
Vraag 8
Herinnert u zich de volgende uitspraak van de VN-Speciaal rapporteur voor de Vrijheid
van godsdienst of levensovertuiging: «Where public bodies use the [IHRA] definition
in any regulatory context, due diligence must be exercised to ensure that freedom
of expression within the law is protected for all»? Op welke wijze monitort en waarborgt
u dat alle instanties in Nederland die de IHRA-definitie hanteren en/of daartoe door
het kabinet zijn aangespoord, hun verplichting tot deze «due dilligence» nakomen?
Kunt u uw antwoord toelichten?4
Vraag 9
Wat is uw reactie op berichten dat de Amerikaanse regering overweegt om vooraanstaande
internationale NGO's zoals Amnesty International, Human Rights Watch en Oxfam als
«antisemitisch» te classificeren, op grond van hun werkzaamheden in Israël en Palestina,
waarbij de IHRA-definitie volgens mediaberichten als maatstaf zou dienen?5
Vraag 10
Wilt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden, graag binnen de reguliere termijn?
Mededeling
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid lid Kuzu (DENK), van
uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de IHRA-definitie van antisemitisme
(ingezonden 7 januari 2021) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord,
aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen.
Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.