Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van den Hul over het Verwey-Jonker Instituut onderzoek 'Kwestie van lange adem: kan huiselijk geweld en kindermishandeling echt stoppen?'
Vragen van het lid Van den Hul (PvdA) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het Verwey-Jonker Instituut onderzoek «Kwestie van lange adem: kan huiselijk geweld en kindermishandeling echt stoppen?» (ingezonden 26 november 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
27 januari 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1139.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek naar het effect van de aanpak kindermishandeling
en huiselijk geweld van Verwey-Jonker Instituut?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat er, gezien het onderzoeksgegeven dat in 98% van de gemelde gezinnen
geweld speelt of dreigt, bij Veilig Thuis melding vrijwel nooit «valse» meldingen
worden gedaan en voor eens en altijd verwerpen dat dergelijke meldingen van huiselijk
geweld en/of kindermishandelingen met een korreltje zout moet worden genomen?
Antwoord 2
Ik ben van mening dat een melding nooit op voorhand met een korreltje zout genomen
moet worden. Iedereen die zich zorgen maakt over de veiligheid van kinderen of die
vermoedt dat er sprake is van huiselijk geweld, moet zich kunnen richten tot Veilig
Thuis om zijn of haar zorgen te kunnen bespreken. Huiselijk geweld en kindermishandeling
behoren tot de grootste geweldsproblemen in Nederland en blijven vaak verborgen.
Het komt voor dat na onderzoek van Veilig Thuis blijkt dat het vermoeden weerlegd
kan worden. Uit de beleidsinformatie van Veilig Thuis blijkt dat uiteindelijk 3% van
de meldingen weerlegd kunnen worden. Ook uit het onderhavige onderzoek blijkt dat
de gezinnen die gemeld zijn, over het algemeen daadwerkelijk te maken hebben met kindermishandeling
en huiselijk geweld.
Het gaat vaak om complexe problematiek en het vaststellen of sprake is van kindermishandeling
of huiselijk geweld – in welke vorm dan ook – en of de veiligheid in het geding is,
is niet eenvoudig. Mocht een melding gedaan worden, dan voert Veilig Thuis een veiligheidsbeoordeling
uit en doet waar nodig aanvullend onderzoek. Ik wil benadrukken dat iedereen met zorgen
of vragen ook bij Veilig Thuis terecht kan voor advies. Door eerst advies te vragen
wordt de kans verkleind dat een melding mogelijk op verkeerde gronden wordt gemaakt.
Vraag 3
Bent u ook geschrokken van het feit dat bij ongeveer tweederde van de gezinnen die
werden gevolgd na anderhalf jaar het geweld nog steeds niet gestopt is? Welke lessen,
anders dan hetgeen u afgelopen jaren al hebt ingezet, trekt u uit het beeld dat het
Verwey-Jonker Instituut hierover schetst?
Antwoord 3
Ondanks dat bekend is dat huiselijk geweld en kindermishandeling één van de meest
voorkomende geweldsproblemen in Nederland zijn en dat het in veel gevallen moeilijk
is om geweldspatronen te doorbreken, zijn de cijfers die dit bevestigen altijd weer
schokkend.
Eerder onderzoek in 2014 liet zien dat het geweld destijds nauwelijks was afgenomen
en in geen enkel geval was gestopt. Het huidige onderzoek laat zien dat het vaker
dan voorheen lukt om het geweld te stoppen en dat het aantal incidenten afneemt. Het
percentage gezinnen waar het geweld gestopt is, was na anderhalf jaar 29%. Het is
goed nieuws dat het dus vaker lukt geweld te stoppen en te verminderen; vooral voor
de gezinnen en kinderen die te maken hebben met dit geweld. Het onderzoek laat immers
ook zien dat het pas echt beter gaat met betrokkenen als het geweld gewoon stopt.
We zijn er echter nog lang niet. In te veel gezinnen is er nog sprake van geweld.
Het onderzoek toont dat geweld wel degelijk kan stoppen en wat daarvoor nodig is.
We herkennen wat de onderzoekers aan werkende elementen aangeven en zien dat de activiteiten
en speerpunten van het programma Geweld hoort nergens thuis hier op aansluiten.
Vraag 4
Wordt het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid betrokken bij de aanpak
van huiselijk geweld gezien de grote impact die armoede en werkloosheid kunnen hebben
op huiselijk geweld?2 Zo ja, hoe? Zo nee, bent u bereid zo spoedig mogelijk in contact te treden met uw
collega’s van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om samen tot een geïntegreerde aanpak
te komen en de Kamer hierover te informeren?
Antwoord 4
Er zijn meerdere risicofactoren aan te wijzen als het gaat om huiselijk geweld en
kindermishandeling. In het onderzoek «Een kwestie van lange adem» is gekeken naar
de volgende risicofactoren: persoonlijkheidskenmerken van ouders en kinderen; een
geschiedenis hebben van kindermishandeling; armoede; alleenstaand ouderschap; opleidingsniveau;
werkloosheid; en risicovol drankgebruik van beide ouders. Het beleid van het Ministerie
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ten aanzien van (kinder)armoede, schulden en
bestrijden van werkloosheid draagt dan ook bij aan de doelstellingen van het Geweld
Hoort Nergens Thuis programma. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
neemt op ambtelijk niveau deel aan de stuurgroep van het programma GHNT. Ook neemt
VWS deel aan de brede schuldenaanpak, waarin het tegengaan van problematische schulden
centraal staat.
Vraag 5
Heeft u contact met uw collega’s van het Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
over de uitkomsten van dit onderzoek? Bent u van mening dat het onderwijs voldoende
wordt geïnformeerd door ketenpartners over gesignaleerd geweld? Bent u tevens van
mening dat er in het onderwijs voldoende oog is voor de psychische, praktische en
leerproblemen die voor veel kinderen gepaard gaan met huiselijk geweld?
Antwoord 5
Ja, ik heb contact met mijn collega’s van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap (OCW) over de uitkomsten van dit onderzoek. Ik onderschrijf dat voor kindermishandeling
en huiselijk geweld, van de preventie tot en met de nazorg, een goede ketensamenwerking
noodzakelijk is. Daarom wordt in het «Handelingskader kindermishandeling en huiselijk geweld: randvoorwaarden en richtlijnen
voor uitvoering van de wet meldcode in de praktijk (2020)» de ketensamenwerking rond kindermishandeling en huiselijk geweld geconcretiseerd3. Dit Handelingskader helpt scholen om in actie te komen, hun verantwoordelijkheid
te nemen en te melden.4 De meldcode voorziet ook in een stap om advies te vragen bij vermoedens van huiselijk
geweld en kindermishandeling. Zo voorkomen we ook dat om de verkeerde redenen direct
een melding wordt gedaan, omdat aan de melding een ander probleem ten grondslag ligt.
Eén van de basiseisen uit het Handelingskader waar een school minimaal aan moet voldoen,
is het regelmatig contact hebben met externe samenwerkingspartners, zoals Veilig Thuis
over beleid en samenwerking in de praktijk. Daarnaast is het wijkteam (of het jeugdteam)
de eerste lijn die de school bij kindermishandeling en huiselijk geweld kan inschakelen.
De Raad voor de Kinderbescherming kan ingeschakeld worden door het wijkteam of als
onderzoek van Veilig Thuis uitwijst dat de ontwikkeling van een kind wordt bedreigd.
De politie komt in beeld bij acute veiligheidsproblemen en als er aangifte wordt gedaan.
Zij melden het dan bij Veilig Thuis als er sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling.
Van docenten en mentoren wordt verwacht dat zij voldoende oog hebben voor de psychische,
praktische en leerproblemen die bij veel kinderen gepaard gaan met huiselijk geweld.
Het thema kindermishandeling en huiselijk geweld is verankerd in de herijkte kennisbases
2018/2019 van de Pabo en de Tweedegraadslerarenopleidingen. Docenten in opleiding
leren signaleren bij thema’s die te maken hebben met sociale veiligheid, zoals de
thuissituatie van leerlingen, en daar (waar nodig) effectief naar te handelen. Onderdeel
hiervan is dat deze opleidingen met elkaar hebben afgesproken om de Wet meldcode huiselijk
geweld en kindermishandeling te behandelen in het curriculum van de opleidingen. De
school, de individuele leraar of mentor kan voor het slachtoffer een belangrijke rol
vervullen door tijdens schooltijd veiligheid te bieden en voldoende oog te hebben
voor het kind. Het onderwijs heeft daarmee voldoende handvatten om oog te hebben voor
de psychische, praktische en leerproblemen die voor (veel) kinderen gepaard kunnen
gaan met huiselijk geweld.
Vraag 6
Deelt u de visie dat de uitkomsten uit dit onderzoek redenen bieden om de aanpak van
huiselijk geweld en kindermishandeling breder aan te pakken dan nu gebeurt? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 6
Een brede aanpak is nodig om huiselijk geweld en kindermishandeling effectief te bestrijden.
In het programma Geweld Hoort Nergens Thuis wordt al breed gekeken naar de problematiek
en de benodigde oplossingsrichtingen.
Vraag 7
Wat is uw reactie op de kritiek dat de aanpak van huiselijk geweld niet genoeg oog
heeft voor de verschillen tussen mannen en vrouwen, bijvoorbeeld in het feit dat mannen
anders moeten worden bevraagd op huiselijk geweld aangezien zij eerder genegen zijn
geweld te bagatelliseren?5
Antwoord 7
Het onderzoek laat zien dat het belangrijk is oog te hebben voor verschillen in benadering
van mannen en vrouwen en dat dit een effectieve aanpak van huiselijk geweld bevordert.
Momenteel wordt door Regioplan in beeld gebracht op welke manier de Nederlandse aanpak
van huiselijk geweld en geweld tegen vrouwen meer gendersensitief kan worden gemaakt.
Deze opdracht komt voort uit aanbevelingen die Nederland heeft ontvangen van het GREVIO-comité
over de wijze waarop Nederland de verplichtingen naleeft van het Verdrag van Istanbul.
In de brief bij de voortgangsrapportage van het programma Geweld hoort nergens thuis,
die uw Kamer 21 december 2020 heeft ontvangen, heb ik uw Kamer daarover geïnformeerd.
Het rapport over gendersensitiviteit zult u naar verwachting voor het Algemeen overleg
Huiselijk geweld / Kindermishandeling van 8 februari ontvangen
Vraag 8
Deelt u de mening van uw voorganger dat het beleid in de aanpak van huiselijk geweld
gendersensitief is gezien het feit dat «[...] de slachtoffers vaak vrouwen zijn en
de plegers mannen. Wij voeren een slachtofferaanpak en een plegeraanpak. Ik zou zeggen:
genderspecifieker dan dat kun je het bijna niet krijgen.»?6
Antwoord 8
Aspecten die te maken hebben met genderverschillen kunnen een rol spelen bij huiselijk
geweld. Dat geldt voor zowel slachtoffers als daders en voor vrouwen en mannen. In
onze aanpak is, zoals het GREVIO-comité heeft aangegeven, met betrekking tot gendersensitiviteit
ruimte voor verbetering. Zoals aangegeven bij vraag 7 hebben we Regioplan gevraagd
inzichtelijk te maken op welke manier de Nederlandse aanpak van huiselijk geweld meer
gendersensitief gemaakt kan worden. In deze opdracht wordt de vraag meegenomen wat
gendersensitiviteit precies is en hoe dat past binnen de Nederlandse systeemgerichte
aanpak. Bij deze opdracht zijn relevante stakeholders betrokken zoals onder meer de
VNG, het Landelijk Netwerk Veilig Thuis, Valente, de Nationale Politie, het Openbaar
Ministerie, GGZ Nederland en het college voor de Rechten van de Mens.
Vraag 9
Zijn de conclusies uit dit onderzoek naar uw mening reden de opleiding van hulpverleners
onder de loep te nemen, gezien de problemen van professionals met het bespreken van
geweld en hoe afspraken gemaakt kunnen worden over het stoppen van het geweld? Zo
nee, welke conclusie uit dit onderzoekt heeft u overtuigd dat hier geen noodzaak voor
is?
Antwoord 9
De conclusies uit dit onderzoek steunen mij in het uitvoeren van de motie Westerveld
en Wörsdörfer7, waarin wordt verzocht om structurele aandacht voor deze thema’s in de curricula
van het hoger onderwijs opnieuw te agenderen bij de betrokken partijen, zoals het
landelijk opleidingsoverleg, de verschillende opleidingen, beroepsverenigingen, het
platform van lectoren, leernetwerken en kenniskringen.
In samenwerking met het Ministerie van OCW zal ik uitvoering geven aan deze motie
door dit te agenderen bij de vertegenwoordigers van de lerarenopleidingen, Vereniging
van Universiteiten (VSNU) en de Vereniging Hogescholen (VH). Daarnaast neem ik de
verschillende aspecten die relevant zijn voor professionals in hun rol om kindermishandeling
en huiselijk geweld aan te pakken, integraal mee in de activiteiten richting de beroepsverenigingen
naar aanleiding van de wetsevaluatie van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.
Ik zal uw Kamer bij de zesde voortgangsrapportage van Geweld hoort nergens thuis voor
de zomer van 2021 verder informeren over de voortgang van deze acties.
Vraag 10
Welke concrete maatregelen gaat u treffen om te zorgen dat kinderen niet langer de
vergeten groep slachtoffers zijn, gezien het feit dat ongeveer de helft van hen geen
hulp ontvangt? Hoe is het mogelijk dat het niet vanzelfsprekend is dat er met kinderen
goed wordt gesproken wanneer er een melding van geweld is, ondanks het feit dat protocollen
dit voorschrijven? En welke les trekt u uit het feit dat dat 60% van de kinderen zich
niet gesteund voelt, ondanks de huidige inzet op het betrekken van het eigen netwerk
en het belang van sociale steun?
Antwoord 10
Voor jongeren waarvoor het niet voor lukt om samen met de gemeente passende hulp te
vinden, zijn in elke jeugdregio regionale expertteams jeugd opgericht. Het Ondersteuningsteam
Zorg voor de Jeugd (OZJ) helpt als het niet lukt om een zorgvraag op te lossen. Voor
kinderen en jongeren met weinig voorkomende problematiek of het tegelijkertijd voorkomen
van twee of meer aandoeningen, zijn acht bovenregionale expertisecentra gerealiseerd.
De expertisecentra brengen in kaart voor welke groepen kinderen en jongeren het nu
nog niet goed lukt om passende zorg te organiseren. Ik wil dat de beschikbare middelen
bij de expertisecentra ingezet worden om doorbraken te realiseren voor deze kinderen
en jongeren. Tevens is gestart met de doorbraakaanpak naar aanleiding van de voortgangsrapportage
«Kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd» van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
en de Inspectie Justitie en Veiligheid. Onder regie van de verantwoordelijke gemeente
maken lokale teams, zorgaanbieders en Gecertificeerde Instellingen per kind met een
maatregel afspraken om jeugdbescherming en passende jeugdhulp te organiseren.
Praten met kinderen bij vermoedens van kindermishandeling is van groot belang. De
Handreiking «Participatie van kinderen in de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling»
helpt professionals en organisaties bij gesprekken met kinderen. Daarom is van september
tot december 2020, met ondersteunging van het ministerie VWS, de inhoud van deze handreiking
met de campagne «KindCentraal» van Augeo Foundation onder de aandacht gebracht bij
enkele duizenden (aankomende) professionals. Het thema participatie van kinderen en
ouders neem ik de komende tijd mee in de gesprekken met de beroepsgroepen voor een
duurzame implementatie en borging van de meldcode.
Om daarnaast het doen van goed feitenonderzoek te ondersteunen, is in juni 2018 het
Actieplan verbetering feitenonderzoek in de Jeugdbeschermingsketen aangeboden aan
de Tweede Kamer. Het doel van dit Actieplan is goed feitenonderzoek en onderbouwde
besluiten in de jeugdbeschermingsketen met betrokkenheid van kinderen en ouders. Een
van de speerpunten is om mét kinderen en ouders in gesprek te gaan en hen te betrekken
bij beslissingen, waarbij er sprake is van persoonlijke aandacht en respectvolle bejegening.
Veilig Thuis, RvdK en GI’s zijn gezamenlijk opdrachtgever van het Actieplan. Het belang
van het goed uitvoeren van feitenonderzoek, conform het vereiste van artikel 3.3.
Jeugdwet, wordt dus ruimschoots erkend door de hele jeugdbeschermingsketen. Het Actieplan
heeft een looptijd tot en met 2021. Uw Kamer wordt in de voortgangsbrieven Jeugd periodiek
geïnformeerd over de uitvoering van het Actieplan.
In het rapport van het Verwey-Jonker Instituut wordt geconcludeerd dat ruim twee op
de vijf kinderen (43%) zeggen dat zij (ook) informele hulp hebben ontvangen, veelal
van familie of vrienden. Tevens wordt in het rapport geconcludeerd dat zowel jongeren
als ouders informele hulp belangrijk vinden. Het sterkt mij dan ook om mij verder
in te zetten op het betrekken van het eigen netwerk om sociale steun te bevorderen.
Eén van de doelstellingen van het programma Zorg voor de Jeugd is gericht op het inzetten
van en samenwerken met steunfiguren en het informele netwerk. De Branches Gespecialiseerde
Zorg Jeugd (BGZJ) hebben in juli jl. een uitvraag gedaan onder hun leden om een beeld
te krijgen van de stand van zaken en de mogelijke drempels bij het realiseren van
de samenwerking met informele steunfiguren en netwerken. De resultaten hiervan heeft
de BGZJ beschreven in een brief aan mij in oktober 2020. Eind dit jaar willen we concrete
stappen hebben gezet om het samenwerken met informele steunfiguren voor zoveel mogelijk
kwetsbare (uithuisgeplaatste) kinderen te realiseren. Hiervoor organiseert BGZJ samen
met de beroepsverenigingen expertmeetings met betrokken partijen waar wordt verkend
wat nodig is om het inzetten van steunfiguren tot een succes te maken. Verder zijn
de beroepsverenigingen aan de slag met een plan van aanpak voor bij- en nascholingsaanbod.
In overleg met de VNG zal worden gekeken hoe hier in de contractering verder op kan
worden ingezet. Ook gaan we door met het leren van ervaringen en het delen van goede
voorbeelden via onder meer de site en nieuwsbrieven van Zorg voor de Jeugd, de BGZJ,
VNG en beroepsorganisaties.
Vraag 11
Bent u zich bewust van het feit dat er sprake is van lage meldingsbereidheid onder
slachtoffers, waardoor verondersteld kan worden dat een grote groep slachtoffers niet
in beeld is? Deelt u de zorgen omtrent deze onzichtbare groep en op welke manier zet
u zich in om ook hen te bereiken en hulp te bieden?
Antwoord 11
Het is belangrijk dat slachtoffers hulp vragen als zij te maken hebben met huiselijk
geweld of kindermishandeling. Dit kunnen zij doen bij iemand die zij vertrouwen, bij
een hulpverlener of bij Veilig Thuis. Dit is niet altijd makkelijk of mogelijk, bijvoorbeeld
als het een jong kind betreft.
Veilig Thuis heeft tot doel een laagdrempelige toegang te zijn voor slachtoffers van
huiselijk geweld en kindermishandeling, plegers, omstanders en professionals. Uit
de beleidsinformatie van Veilig Thuis is af te leiden wat de verhouding is van burgers
of professionals die advies vragen of een melding doen.
Van de adviezen over huiselijk geweld en kindermishandeling in het eerst half jaar
van 2020 was 43% afkomstig van mensen die niet-beroepsmatig contact zochten. Van het
aantal meldingen over huiselijk geweld en kindermishandeling in het eerste half jaar
van 2020 was 9% afkomstig van mensen die niet beroepsmatig betrokken zijn. Dit kunnen
familieleden, vrienden of slachtoffers zelf zijn.
Sinds mei vorig jaar is Veilig Thuis gestart met de mogelijkheid om via de chat advies
te vragen aan Veilig Thuis. Dit is een laagdrempelige manier om contact te leggen
die ook voor slachtoffers een alternatieve mogelijkheid biedt om hulp te vragen. Daarnaast
kunnen slachtoffers sinds 1 mei met het codewoord «Masker 19» een melding doen van
huiselijk geweld bij de apotheek. Deze mogelijkheid voor slachtoffers die niet zelf
kunnen of durven bellen of chatten is via de media en de campagnesite onder de aandacht
gebracht.
Vraag 12
Hoe realiseert u een professionalisering in de diagnostiek van multiproblematiek,
zeker wanneer de gezinnen met de meeste meldingen van geweld worden doorverwezen naar
wijkteams?
Antwoord 12
Vanuit het programma Geweld hoort nergens thuis wordt gewerkt aan de professionalisering
van wijkteams op het terrein van het borgen van een veilige leefomgeving. Het programma
ondersteunt regio’s en gemeenten bij de versterking van de lokale (wijk)teams. Dit
gebeurt onder andere aan de hand van het in het najaar van 2019 vastgestelde Kwaliteitskader
«werken aan veiligheid voor lokale (wijk)teams en gemeenten». Om gemeenten te ondersteunen
bij het in kaart brengen van de stappen die gezet moeten worden om hun lokale teams
te versterken, is onder andere een zelfscan ontwikkeld. Verder worden de gemeenten
inhoudelijk ondersteund op de kwaliteitsstandaarden onder meer via een informatiebox
voor gemeenten.
Daarnaast wordt vanuit het programma Zorg voor de Jeugd gewerkt aan een verbetering
van de toegang tot jeugdhulp voor kinderen en gezinnen. Door o.a. gemeenten te ondersteunen
bij het in de praktijk brengen en borgen van vijf basisfuncties en centrale inzichten
uit het KPMG-onderzoek «basisfuncties voor lokale teams in kaart» van november 2019.
De basisfuncties betreffen inhoudelijke componenten, vanuit het perspectief van de
inwoner die, ongeacht de verschijningsvorm van het wijkteam, lokaal geborgd moeten
worden. Zorgen voor een veilige leefomgeving en handelen met een brede blik (zeker
in geval van multiproblematiek) zijn 2 van de 5 basisfuncties.
Voor de ondersteuning is een belangrijke rol weggelegd voor het OZJ en de kennisinstituten,
onder meer door het organiseren van dialoogsessies, regionale bijeenkomsten en ondersteuning
op lokaal niveau in een aantal regio’s. Afstemming vindt plaats met het programma
Geweld hoort nergens thuis en vanuit andere programma’s en trajecten, zoals de vereenvoudiging
en vernieuwing van de jeugdbeschermingsketen en verbetertraject toegang sociaal domein.
Vraag 13
Bent u van mening dat de huidige aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling
afdoende is? In hoeverre bent u tevreden met de snelheid en de voortgang die wordt
geboekt met het inmiddels derde landelijke actieprogramma? Zo nee, wat gaat u doen
om het bestaande beleid bij te sturen, zowel vanuit uw eigen ministerie als die van
uw collega’s op dit onderwerp. Bent u bereid hier de coördinerende rol op u te nemen?
Antwoord 13
Afgaande op het onderzoek ‘Een kwestie van lange adem’ zetten we met het programma
Geweld hoort nergens thuis in op de juiste zaken. De coördinatie van het programma
ligt bij mij en met de minister voor Rechtsbescherming en de VNG zijn we gezamenlijk
opdrachtgever.
Dit is de eerste aanpak in de vorm van een omvangrijk landelijk programma dat inzet
op huiselijk geweld én kindermishandeling en dat focust op het gehele systeem. In
eerdere aanpakken stonden kindermishandeling en huiselijk geweld meer los van elkaar.
In de periode voorafgaand aan het programma zijn belangrijke fundamenten gelegd, zoals
werken met de wet meldcode en de vorming van Veilig Thuis. Met dit landelijke programma
van de ministeries van VWS en JenV en de VNG is kennis vanuit eerdere aanpakken en
onderzoek benut om in de regio’s bestuurlijke samenwerking tussen Veilig Thuis, zorg
en justitiepartijen te versterken, de lokale teams te versterken en multidisciplinaire
samenwerking rond gezinnen waar structureel geweld speelt vorm te geven. Daarnaast
is geïnvesteerd in de impactmonitor, zodat we steeds beter kunnen monitoren of de
inzet die we plegen afdoende is. Op termijn zal deze monitor hier zicht op kunnen
geven.
Het is duidelijk dat we er nog lang niet zijn. Als het om dit soort ingrijpende problemen
gaat die zodanig invloed hebben op levens en ontwikkelingsmogelijkheden van mensen,
vaak kwetsbare mensen, gaat het oplossen nooit snel genoeg. We moeten echter realistisch
blijven en inzien dat deze soms intergenerationele problemen niet van de ene op de
andere dag opgelost zijn. Daarom vind ik dat we tevreden mogen zijn over de voortgang
die we de afgelopen tijd hebben geboekt. De stappen die we nu zetten, zijn van belang
en moeten we lokaal en regionaal goed borgen. Mijn waardering gaat dan ook uit naar
de niet aflatende inzet van professionals zoals jeugdhulpverleners, jeugdbeschermers,
leraren, wijkagenten en gemeenteambtenaren, regionale projectleiders en nog vele anderen.
Daarnaast zijn we nog niet klaar; het is, zoals het onderzoek zegt, een kwestie van
lange adem. Dit is ook van toepassing op het blijven verbeteren van de aanpak. Zo
zien we mogelijkheden voor verbetering in een beter functionerende gezins- en jeugdbescherming,
het verder versterken van de lokale teams, investeren in professionals en de trauma-aanpak
en bijvoorbeeld in het betrekken van inzichten vanuit gendersensitiviteit bij het
voorkomen en duurzaam oplossen van geweld in gezinnen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.