Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Hijink over de tekorten aan budgetten in de Wmo en de jeugdzorg
Vragen van het lid Hijink (SP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de tekorten aan budgetten in de Wmo en de jeugdzorg (ingezonden 26 november 2020).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 27 januari 2021).
Vraag 1 en 2
Wat vindt u van de oproep van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) die gemeenten
oproept zelf maatregelen te nemen om de gevolgen van het Wmo-abonnementstarief te
beheersen, waarbij de VNG de gemeenten al dan niet kan ondersteunen bij eventuele
rechtszaken?1
Wat vindt u ervan dat gemeenten opgeroepen worden om maatregelen te nemen die leiden
tot bezwaar- en beroepsprocedures en rechtszaken? Deelt u de mening dat dit onwenselijk
is omdat hierdoor straks zorgbehoevende mensen de dupe worden? Kunt u uw antwoord
toelichten?
Antwoord 1 en 2
Binnen de wettelijke kaders kunnen gemeenten beheersmaatregelen nemen en ik vind het
ook goed dat gemeenten dit doen als het nodig is. Echter, voorstellen waarbij gemeenten
wachtlijsten laten ontstaan en budgetplafonds instellen waardoor mensen geen gebruik
meer kunnen maken van de Wmo 2015 zijn niet toegestaan. Ook mag een gemeente een cliënt
de toegang tot Wmo-ondersteuning niet weigeren op basis van zijn financiële draagkracht.
Hiervoor biedt de wet de nodige waarborgen. Omdat evident is dat de voorgestelde maatregelen
deels niet binnen het juridisch kader van de Wmo 2015 passen, vind ik het onverstandig
dat de VNG hiertoe oproept. Ik heb dit ook reeds benadrukt in het Algemeen Overleg
van 18 november jl. Indien blijkt dat gemeenten zich niet aan de wettelijke kaders
van de Wmo 2015 houden zal ik gemeenten vanuit mijn rol als interbestuurlijk toezichthouder
hierop aanspreken.
Er kunnen ook beheersmaatregelen door gemeenten worden uitgewerkt waarvan vooraf niet
duidelijk is of dit binnen de wettelijke kaders past. In dat geval heb ik er geen
bezwaar tegen dat de VNG gemeenten ondersteunt bij eventuele rechtszaken en laat ik
het oordeel aan de rechter.
Vraag 3
Hoe denkt u het draagvlak voor het abonnementstarief Wmo te kunnen behouden als gemeenten
niet voldoende gecompenseerd worden en nu aangemoedigd worden tot het nemen van inkomensmaatregelen,
het instellen van budgetplafonds en het laten oplopen van de wachtlijsten? Kunt u
uw antwoord toelichten?
Antwoord 3
Zoals toegelicht in mijn brief van 23 oktober jl.2 blijkt uit de monitor abonnementstarief dat de geschatte kosten van het abonnementstarief
ruim binnen de bij het regeerakkoord verwachte kosten blijven.
Bij het Regeerakkoord in 2017 zijn de totale kosten voor het abonnementstarief geraamd
op structureel € 290 mln. Hiervan is structureel € 145 mln toegevoegd aan het Gemeentefonds
en voor het overige deel is in het kader van het Interbestuurlijke Programma (IBP)
afgesproken dat dit gefinancierd zou worden uit het accres van het Gemeentefonds,
dat via het regeerakkoord een bredere grondslag heeft gekregen3. Gemeenten zijn dus voldoende gecompenseerd voor deze maatregel.
Ik zie onder cliënten juist veel draagvlak voor het abonnementstarief. Niet alleen
via de financiële voordelen, maar ook vanwege de eenvoud van het systeem en de voorspelbaarheid
van de eigen bijdrage. Daarnaast heb ik oog voor de zorgen over de gemeentelijke financiën.
Mede op verzoek van (en samen met) de VNG wil ik daarom de komende periode, ten behoeve
van een volgend kabinet, gezamenlijk maatregelen verkennen die bijdragen aan een betere
sturing op de brede uitgaven in de Wmo.
Vraag 4
Wat vindt u ervan dat de VNG ertoe oproept dat gemeenten zorgbehoevende mensen maar
moeten helpen om meer op eigen kracht te doen, terwijl onderzoek van het Sociaal en
Cultureel Planbureau (SCP) uitwijst dat veel kwetsbare mensen veel minder zelfredzaam
zijn dan eerder gedacht?4
Antwoord 4
Zie het antwoord bij vraag 1 en 2.
Vraag 5
Wanneer gaat u de conclusie trekken dat gemeenten onvoldoende gecompenseerd zijn voor
het abonnementstarief Wmo en dat het noodzakelijk is dat gemeenten zo snel mogelijk
voldoende budget krijgen voor de uitvoering van de Wmo 2015 en van de Jeugdwet?
Antwoord 5
Zoals toegelicht in de beantwoording van vraag 3 zijn gemeenten voor het abonnementstarief
voldoende gecompenseerd.
Vraag 6
Bent u bereid om uw onderzoeken te versnellen en nog voor de aankomende Tweede Kamerverkiezingen
te komen met extra budget voor gemeenten, zodat zij niet meer in de knel komen met
hun budgetten voor de Wmo en de jeugdzorg? Zo neen, waarom bent u daar niet toe bereid?
Antwoord 6
Zoals toegelicht in mijn brief van 23 oktober jl. heb ik met de VNG afgesproken dat
we doorgaan met de monitor abonnementstarief in zijn huidige opzet. Een versnelling
van de onderzoeksopzet zou afbreuk doen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek en
dat acht ik niet wenselijk. In mijn brief van 23 oktober jl. heb ik ook toegelicht
dat ik met betrekking tot het abonnementstarief op dit moment geen aanleiding zie
om aanvullende maatregelen te nemen of extra budget toe te voegen. Wel blijf ik met
de VNG in gesprek over een goede uitvoering van de Wmo, en over hoe om te gaan met
de stijging van de Wmo-uitgaven in bredere zin.
Bij voorjaarsnotabesluitvorming 2019 heeft het kabinet extra financiële middelen voor
de jeugdzorg beschikbaar gesteld aan gemeenten voor de jaren 2019, 2020 en 2021. Dit
betreft respectievelijk € 420 miljoen, € 300 miljoen en € 300 miljoen.
Ondertussen is bij Miljoenennota 2021 besloten om de tijdelijke extra middelen voor
Jeugdzorg ad € 300 miljoen op jaarbasis te verlengen tot en met 2022.
Daarnaast is afgesproken om onderzoek te doen naar de noodzaak van structureel extra
middelen voor Jeugd. Dit onderzoek is op 18 december 2020 aan uw Kamer aangeboden
(Kamerstuk 31 839, nr. 760). Het onderzoek is, zoals in mei 2019 bestuurlijk afgesproken, inbreng voor het nieuwe
kabinet. Ter voorbereiding op de komende kabinetsformatie gaat het kabinet met de
VNG in gesprek over de uitkomsten van het onderzoek. De uitkomsten van het onderzoek
maken inzichtelijk dat de ontwikkeling van de uitgaven niet houdbaar is. Het is daarom
noodzakelijk om de effectiviteit en beheersbaarheid te vergroten, zowel door aanpassingen
aan het stelsel als door effectievere sturing. Daarom is in onderling overleg tussen
VNG en Rijk besloten om aanvullend op de afspraak over de bestuurlijke weging van
het onderzoek een stuurgroep maatregelen financiële beheersbaarheid Jeugdwet in te richten. Deze stuurgroep zal, onder leiding van een onafhankelijk voorzitter,
maatregelen uitwerken die moeten bijdragen aan de financiële beheersbaarheid van de
Jeugdwet.
In de bestuurlijke weging worden de uitkomsten van het onderzoek gezamenlijk besproken
en gewogen. De maatregelen uit de stuurgroep maatregelen financiële beheersbaarheid Jeugdwet worden bij de bestuurlijke weging betrokken.
De bestuurlijke weging moet op basis van het onderzoek een antwoord geven op de vraag
hoe de omvang van het tekort via een combinatie van middelen en maatregelen het hoofd
kan worden geboden. Dit is het gezamenlijke voorwerk met de VNG voor de keuzes die
in de kabinetsformatie gemaakt moeten worden. De bestuurlijke weging is een zwaarwegende
inbreng ten behoeve van een nieuw kabinet om een integrale afweging te maken over
(1) financiën en (2) noodzakelijke aanpassingen aan het jeugdhulpstelsel, zowel beleidsmatig
als in de uitvoering. Met deze inbreng wordt het nieuwe kabinet in staat gesteld een
integrale afweging te maken.
Het onderzoek van AEF bevestigt de zorgen over de financiële gegevens van de gemeenten.
Het kabinet spreekt daarom in februari 2021 bestuurlijk met gemeenten over thema’s
die de gemeentefinanciën raken en de mogelijkheden om tekorten terug te dringen, waaronder
de jeugdzorg.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.