Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg inzake de stand van zaken Basisregistratie Personen (BRP)
27 859 Modernisering Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA)
Nr. 152
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 27 januari 2021
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over
de brief van 21 september 2020 over de stand van zaken Basisregistratie Personen (BRP)
(Kamerstuk 27 859, nr. 146).
De vragen en opmerkingen zijn op 2 november 2020 aan de Staatssecretaris van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 26 januari 2021 zijn de vragen
beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Ziengs
Adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Staatssecretaris
Algemeen
De leden van de VVD-fractie vragen naar de brief van 4 november 2019 (Kamerstuk 27 859, nr. 143), waar aan het slot staat dat in het voorjaar van 2020 de Kamer zal worden geïnformeerd
over invulling en voortgang van de gewijzigde aanpak met betrekking tot de BRP. Is
de brief van 21 september jl. de beloofde brief? Zo ja, wat is de reden dat deze informatie
pas in september naar de Kamer is gestuurd, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Ja, de brief van 21 september is de beloofde brief. Het doorontwikkelen van de BRP
vereist zoals in de brief ook is geschetst, een zorgvuldig proces van prioritering
en planning in overleg met alle betrokken partijen. Betrokken partijen zijn de organisaties
die de voorzieningen beheren en de gegevens bijhouden (gemeenten, de Rijksdienst voor
Identiteitsgegevens (RvIG), aangewezen bestuursorganen voor bijhouding gegevens niet-ingezetenen)
en de gebruikers van de gegevens (honderden organisaties). Overleg vond plaats in
diverse werkgroepen met vertegenwoordigers van genoemde partijen. In plaats van in
het voorjaar al met een tussenbericht te komen, heb ik ervoor gekozen om uw Kamer
te informeren als er een op bestuursniveau gedragen eerste versie van de Ontwikkelagenda
zou liggen. Daarvoor is in de zomer een programmaraad Toekomst BRP ingericht. Verder
wilde ik uw Kamer een totaalbeeld kunnen schetsen, met naast informatie over de Ontwikkelagenda,
ook de stand van zaken van lopende trajecten, onder meer in verband met diverse andere
toezeggingen aan uw Kamer. Om die twee redenen heb ik de Kamer pas in september geïnformeerd.
De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze het belang van burgers beter in
het beleid verankerd kan worden. Ze zijn het eens met de Staatssecretaris, dat nooit
uit het oog mag worden verloren dat het uiteindelijk altijd gaat over mensen. In dit
verband vragen deze leden, op welke wijze dat tot uiting komt in het beleid. Zij verwijzen
naar de omschrijving van belanghebbenden: «Vertegenwoordigers van bijhouders en gebruikers
van de BRP, waaronder VNG, de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB), Belastingdienst,
UWV, DUO, CBS, SVB, Ministeries van Justitie en Veiligheid en Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Ook de beheerder van de centrale voorzieningen voor de BRP, RvIG, is nauw betrokken».
Pas op blz. 4, aan het eind van voetnoot 9 komen deze leden burgers voor het eerst
tegen, niet als deelnemer aan de werkgroepen of de programmaraad, maar als allerlaatste
in het rijtje: «Maar bijvoorbeeld ook belangenbehartigers van burgers.»
Het belang van burgers wordt op diverse manieren in het BRP-beleid betrokken. Ten
eerste worden casussen die bijvoorbeeld via de Nationale ombudsman of belangenorganisaties
van burgers onder de aandacht zijn gebracht gebruikt bij de beleidsontwikkeling. Een
voorbeeld daarvan is punt 6 van de Ontwikkelagenda «Meer adressen registreren.» Een
expliciet doel van agendering van dit punt is een oplossing bieden voor de problemen
die burgers ondervinden omdat ze meer dan één verblijfsadres hebben. Ten tweede is
en wordt ten behoeve van beleidsontwikkeling onderzoek uitgevoerd onder burgers. Bijvoorbeeld
voor punt 10 «Opnemen digitale contactgegevens» is een onderzoek uitgevoerd naar de
houding van burgers en ondernemers ten aanzien van het centraal registreren van contactgegevens1. Burgeronderzoek zal ook in de komende periode worden ingezet bij uitwerkingen van
punten uit de Ontwikkelagenda. Ten derde is er overleg met belangengroepen over bepaalde
punten. Denk bijvoorbeeld aan belangenbehartigers van Nederlanders die in het buitenland
wonen als het gaat om wijzigingen in de registratie van niet-ingezetenen en aan belangenbehartigers
van LHBTI’s waar het gaat om aanschrijfnaam.
Daarnaast hebben gemeenteraden een rol waar het gaat om gemeentelijk BRP-beleid.
1. Ontwikkelagenda BRP
Nadat de operatie BRP is stopgezet, is eind 2019 besloten om versneld aan de slag
te gaan met de doorontwikkeling van de huidige BRP. Daartoe is de ontwikkelagenda
BRP opgesteld, die uit een aantal onderdelen bestaat. De leden van de VVD-fractie
vragen zich af wat het tijdpad van deze agenda is. Staat er een bepaalde periode voor
deze agenda?
Voor de agenda wordt een meerjarenplanning op hoofdlijnen gemaakt. Het gaat om een
meerjarenplanning omdat:
– Wijzigingen in wet- en regelgeving nodig zijn.
– Gebruikers van de gegevens tijd nodig hebben om hun systemen en processen aan te passen.
– Gemeenten tijd nodig hebben om hun systemen en processen aan te passen ten behoeve
van bijhouding van de gegevens.
De BRP is niet «klaar» als de agenda is afgewerkt, er zullen zich nieuwe ontwikkelingen
in de maatschappij en in techniek aandienen, die aanpassingen nodig of wenselijk maken.
De Ontwikkelagenda is een dynamisch document dat steeds aanvullingen zal krijgen,
maar waar ook onderwerpen afgehaald kunnen worden als bij de uitwerking blijkt dat
de baten niet opwegen tegen de kosten.
De ambitie is om de komende paar jaren (2–4 jaar) de doorontwikkeling van de BRP te
versnellen, met als resultaat dat er aan het eind van die periode een aantal belangrijke
stappen zijn gezet.
Ieder te realiseren onderdeel van agenda krijgt een eigen uitgewerkte planning in
tijd, (deel)resultaten en kosten. Op die werkwijze ga ik bij vragen hieronder nog
verder in.
De leden van de VVD-fractie vernemen graag van de Staatssecretaris wat de verschillen
zijn tussen de operatie BRP en de Ontwikkelagenda BRP.
Operatie BRP bouwde een nieuw ICT-systeem, ter vervanging van bestaande BRP- systemen
(de decentrale systemen bij gemeenten voor het bijhouden van gegevens in de BRP en
het centrale systeem voor het verstrekken van de gegevens uit de BRP). De Ontwikkelagenda
BRP heeft als doel de bestaande BRP-systemen in kleinere beheersbare stappen door
te ontwikkelen. Operatie BRP zou pas na implementatie van het nieuwe systeem resultaat
opleveren. Nu zullen er tussentijds merkbare resultaten worden opgeleverd. Bijvoorbeeld
nieuwe zoekfunctionaliteiten voor gebruikers (bij punt 7 van de agenda) en betere
inzagemogelijkheden voor burgers (bij punt 8 van de agenda).
Voorts vraagt de VVD-fractie naar de technische realisatie (ICT-aspecten) van de doorontwikkeling
in kleine stappen. Hoe wordt geborgd dat de ICT-aspecten goed worden meegenomen? Hoe
is de betrokkenheid van het BIT bij de doorontwikkeling van de huidige BRP? Welke
kosten zijn gemoeid met de Ontwikkelagenda BRP? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie
een reactie van de Staatssecretaris.
Ook de leden van de SP-fractie vragen naar de geschatte kosten en tijdlijn van deze
plannen, zeker gezien de eerdere veranderingen aan de BRP, die de ingeschatte kosten
en tijd ernstig overschreden. Hoe wordt dat met deze plannen voorkomen?
Partijen die verantwoordelijk zijn voor realisatie van de ICT-systemen zijn nauw betrokken
bij het opstellen en verder uitwerken van de punten op de Ontwikkelagenda BRP. De
belangrijkste partijen zijn de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens als beheerder
van centrale systemen en de VNG als vertegenwoordiger van gemeenten die de decentrale
systemen in beheer hebben.
De werkwijze is anders dan tijdens Operatie BRP. Er wordt stapsgewijs (door)ontwikkeld,
de besluitvorming en realisatie van de Ontwikkelagenda gebeurt per punt van de agenda.
Waar mogelijk wordt een punt verder opgesplitst in kleinere onderdelen die bruikbare
resultaten opleveren. Ieder onderdeel krijgt een eigen uitgewerkte planning in tijd,
(deel)resultaten en kosten. Voor aanvang van realisatie van een onderdeel is goedkeuring
vereist van de programmaraad, op basis van de opgeleverde planning voor dat onderdeel.
Tijdens de realisatie wordt de uitvoering getoetst tegen de opgeleverde planning.
Voor coördinatie op het geheel wordt een plan opgesteld. Het CIO-office van BZK is
betrokken en gaat de opzet beoordelen. Het Adviescollege ICT-toetsing (opvolger Bureau
ICT-toetsing, BIT) wordt betrokken zodra dit aan de orde is conform de richtlijnen
voor grote ICT-projecten van de overheid.
Momenteel wordt een budgetplanning gemaakt, die samenhangt met de planning op hoofdlijnen.
Ik zal de Kamer die doen toekomen.
De leden van de CDA-fractie constateren, dat het uitbreiden van de mogelijkheden tot
het bijhouden van gegevens niet-ingezetenen hoog op de Ontwikkelagenda BRP staat.
Deze leden vragen, wellicht ten overvloede, of de Registratie Niet-Ingezetenen wel
op orde is voor de Tweede Kamerverkiezingen in maart 2021.
Voor de Tweede Kamerverkiezing in maart 2021 zijn geen vernieuwingen of aanpassingen
nodig in de registratie van niet-ingezetenen in de BRP.
De leden van de CDA-fractie vragen, wat de stand van zaken is met betrekking tot het
inrichten van een gezaghebbend centraal meldpunt waar burgers/ geregistreerden terecht
kunnen voor het melden en oplossen van problemen met de basisregistraties, zoals gevraagd
bij de Kamerbreed aangenomen motie van de leden van der Molen en Middendorp (Kamerstuk
26 643, nr. 630). Op 16 oktober jl. beantwoordde de Staatssecretaris schriftelijke vragen van de
leden Van der Molen en Middendorp over het bericht «Nog steeds doodverklaard: verwisselingsfout
van drie jaar terug blijft Fred Marree achtervolgen» (Aanhangsel Handelingen II 2020/21,
nr. 509). De Staatssecretaris antwoordde, dat hij bij het opzetten van het meldpunt nadrukkelijk
de ervaringen en verwachtingen van burgers betrekt en de ervaringen die zijn opgedaan
met het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude, dat ook wordt beheerd door de Rijksdienst
voor Identiteitsgegevens. De leden van de CDA-fractie vragen, of de voorbereidingen
inmiddels zo ver gevorderd zijn, dat de verwachting van de Staatssecretaris uitkomt,
dat het meldpunt begin 2021 van start kan gaan.
In mijn brief d.d. 18 november jongstleden over het stelsel van basisregistraties
(Kamerstuk 27 859, nr. 149) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot het centraal
meldpunt waar burgers en bedrijven terecht kunnen voor het melden en oplossen van
problemen met de basisregistraties. Dat meldpunt is op 4 januari 2021 van start gegaan
onder de naam Meldpunt Fouten in Overheidsregistraties (MFO).
De leden van de SP-fractie begrijpen dat er verbeteringen nodig zijn aan de BRP. Zij
vragen naar de mogelijkheid voor daklozen om zich in te schrijven op een briefadres,
omdat deze vaak tegen veel problemen aanlopen als zij juist uit de problemen willen
komen omdat zij zich niet kunnen inschrijven.
Op grond van de Wet basisregistratie personen bestaat de mogelijkheid al om daklozen
(en anderen zonder woonadres) op een briefadres in te schrijven in de BRP. Echter,
zoals de SP-fractie ook terecht aankaart, ondervinden daklozen nog te vaak moeilijkheden
bij de inschrijving. Gemeenten laten nog te vaak na om ambtshalve briefadressen toe
te kennen, ondanks het feit dat in verschillende circulaires is gewezen op de bedoeling
van de wet en het belang van inschrijving van deze groep personen, zowel voor de betrokkenen
zelf als voor een goede bijhouding van de basisregistratie. Om die reden heb ik, zoals
ook in de brief van 21 september gemeld, toegezegd de verplichting tot registratie
op briefadres aan te gaan scherpen. Het voorstel voor wijziging van de Wet BRP2 waarin deze wijziging is meegenomen, heb ik op 24 november jongstleden ingediend
bij uw Kamer. Hierin wordt voorgesteld de in artikel 2.23 van de wet genoemde bevoegdheid
van het college van burgemeester en wethouders om ambtshalve een briefadres op te
nemen te vervangen door een expliciete wettelijke verplichting. Indien er geen briefadresgever
gevonden kan worden die instemming wil verlenen met het houden van een briefadres,
moet als briefadres een adres van de gemeente worden opgenomen. De verplichting gaat
in op het moment dat het college kennis krijgt van de situatie die tot het ambtshalve
handelen noopt. Dit betekent dat zodra het college op de hoogte wordt gesteld van
de aanwezigheid van een persoon in de gemeente die niet als ingezetene met een woonadres
in de BRP is ingeschreven (maar gezien zijn feitelijk en rechtmatig verblijf wel als
ingezetene in de basisregistratie zou moeten worden opgenomen) en zelf niet in staat
of bereid is tot aangifte van een briefadres, het college ambtshalve dient over te
gaan tot opneming van een briefadres van deze persoon.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke mogelijkheden er zijn tot verbetering
van de regelgeving voor naamswijziging. Wanneer een verzoek tot achternaamswijziging
van een minderjarige, bijvoorbeeld doordat de gezags-situatie onduidelijk was, is
afgewezen, is het namelijk niet mogelijk een herhaald verzoek te doen, op het moment
dat het gezag wel goed is geregeld, anders dan op basis van psychische hinder. Een
hardheidsclausule die het mogelijk maakt een afgewezen verzoek te heroverwegen zou
in voorkomende situaties uitkomst kunnen bieden. De wetgeving rondom naamswijziging
voorziet momenteel niet in een hardheidsclausule, om een afgewezen verzoek te heroverwegen
als er sprake is van bijzondere omstandigheden. Is de regering bereid om hierin bij
wet te voorzien?
Deze vraag beantwoord ik namens de Minister voor Rechtsbescherming die het onderwerp
naamswijziging in zijn portefeuille heeft. Of en wanneer naamswijziging voor een kind
kan worden verzocht, is geregeld in het Besluit geslachtsnaamswijziging. Een verzoek
om naamswijziging van een minderjarige kan alleen worden ingediend door de wettelijk
vertegenwoordiger, dat wil zeggen degene die het gezag over het kind heeft. Als beide
ouders het gezag hebben, moeten beide ouders samen de aanvraag indienen.
De Dienst Justis behandelt de verzoeken om geslachtsnaamswijziging. Als een verzoek
wordt ingediend en niet duidelijk is wie het gezag heeft, controleert de Dienst Justis
dit in de BRP en vraagt in voorkomende gevallen aan de verzoeker hierover duidelijkheid
te verschaffen alvorens te beslissen of het verzoek in behandeling kan worden genomen.
Als het verzoek niet in behandeling wordt genomen omdat de verzoeker niet het gezag
heeft, kan -anders dan de leden van de ChristenUnie-fractie veronderstellen- een nieuw
verzoek worden ingediend door de wettelijk vertegenwoordiger. Dat is ook mogelijk
voor de verzoeker die in eerste instantie geen gezag had, maar later alsnog met het
gezag is belast. Gelet op het voorgaande acht de Minister voor Rechtsbescherming het
niet nodig te voorzien in een hardheidsclausule voor deze situaties.
2. Activiteiten en geplande wijzigingen 2020-2021
Beoogde wijzigingen in wet- en regelgeving
Het is de leden van de VVD-fractie opgevallen dat in de hiervoor genoemde brief van
4 november 2019 staat dat in het voorjaar van 2020 een wetsvoorstel tot aanpassing
van de Wet BRP wordt ingediend, waarin wordt geregeld dat ook niet-ingezetenen levenloos
geboren kinderen in de BRP kunnen inschrijven. In de brief van 21 september jl. staat
dat dit wetsvoorstel binnenkort wordt ingediend. Wat is de reden dat dit wetsvoorstel
nog niet is ingediend, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Het wetsvoorstel3 waar de leden van de VVD-fractie naar verwijzen heb ik op 24 november jongstleden
bij de Tweede Kamer ingediend.
In het wetsvoorstel zijn naast het voorstel tot wijziging van de wet ten behoeve van
uitbreiding van de mogelijkheden op verzoek van de ouders levenloos geboren kinderen
te registreren, ook een aantal andere wijzigingen meegenomen. Tevens is tegelijkertijd
een voorstel voor wijziging van de Wet basisadministraties persoonsgegevens BES voorbereid
en ingediend, om ook voor ouders op de BES-eilanden mogelijk te maken hun levenloos
geboren kind te registreren in de bevolkingsregistratie4. De afstemming over de verschillende onderdelen met verschillende belanghebbenden
kostte meer tijd dan eerder ingepland.
Voorts is het de leden van de VVD-fractie opgevallen dat in de brief van 21 september
jl. wordt gesteld dat er wordt gewerkt aan een wetswijziging om een oplossing te geven
voor gevallen waarin een nieuwe bewoner last heeft van de registratie van de oude
bewoner. Zij merken op dat zij over deze problematiek eerder schriftelijke vragen
hebben gesteld. Wanneer kan de Kamer die wetswijziging tegemoet zien? In de brief
van 4 november 2019 werd namelijk al melding gemaakt van een wijziging van de Wet
BRP die hierop betrekking heeft. Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie
van de Staatssecretaris.
Er wordt niet gewerkt aan een wetswijziging, maar aan een systeemwijziging waarvoor
geen wetswijziging nodig is, omdat het slechts een aanpassing van een bestaand gegeven
betreft. Het vereist wel technische aanpassingen en aanpassing van de Regeling BRP.
Hierover vindt overleg plaats tussen BZK, gemeenten en gebruikers van de BRP. Een
eerder uitgewerkt wijzigingsvoorstel bleek helaas niet uitvoerbaar. Er zijn in 2020
drie andere mogelijke oplossingsrichtingen besproken. Daaruit is een oplossingsrichting
gekozen (het uitbreiden van onderzoeksgegevens) die nu uitgewerkt wordt in een nieuw
wijzigingsvoorstel. Het streven is de wijziging in het najaar van 2021 te kunnen doorvoeren.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd dat de Kamer binnenkort een wetsvoorstel
kan verwachten waarin onder andere een uitbreiding van de mogelijkheid tot het registreren
van levenloos geboren kinderen wordt geregeld, voor mensen die bij de geboorte van
hun kind in het buitenland woonden. Op welke termijn verwacht het kabinet dit wetsvoorstel
in te dienen?
Het wetsvoorstel5 waar de leden van ChristenUnie-fractie naar verwijzen heb ik op 24 november jongstleden
bij de Tweede Kamer ingediend.
Het betreffende wetsvoorstel ziet onder andere op een uitbreiding van de mogelijkheid
tot het registreren van levenloos geboren kinderen in de BRP. De uitbreiding betekent
onder meer dat het niet meer relevant is of de ouder ten tijde van de geboorte van het kind als ingezetene was ingeschreven in de BRP, de GBA of het persoonsregister
als bedoeld in het Besluit bevolkingsboekhouding. Ook als de ouder op het moment van
de geboorte van het kind als niet-ingezetene was ingeschreven of in het geheel niet
was ingeschreven in de BRP kan deze verzoeken om registratie van het kind op zijn
persoonslijst. De enige voorwaarde is dat de ouder ten tijde van het verzoek als ingezetene in de basisregistratie is of wordt ingeschreven.
Naar aanleiding van de beantwoording van vragen van de ChristenUnie-fractie (Aanhangsel
Handelingen 2019/20, nr. 2889), onderzoekt het kabinet ook de mogelijkheid juridische drempels weg te nemen voor
ouders die problemen ervaren wanneer zij een bij, of kort na, de geboorte overleden
kind willen registeren. Kan het kabinet aangeven hoe het met dit onderzoek staat?
Is het mogelijk dit bij voornoemde wetswijziging te betrekken?
Zoals vermeld in de brief van 17 december jl. aan uw Kamer6, werkt de Minister voor Rechtsbescherming momenteel samen met de NVVB aan een handreiking
voor het doen van een dergelijk verzoek, om ambtenaren van de burgerlijke stand te
ondersteunen. Hiermee verwacht hij ouders tegemoet te komen voor wie het zelfstandig
doen van een verzoek aan de rechter een te grote barrière vormt.
Project «Verstrekken gegevens uit BRP onder regie van de burger»
In de brief lezen de leden van de VVD-fractie ook over het «Project Verstrekken gegevens
uit de BRP onder regie van burger». Hoe wordt het aangenomen gewijzigde amendement
van de leden Middendorp en Verhoeven over de online-identiteit bij het wetsvoorstel
digitale overheid (Kamerstuk 34 972, nr. 20), zodra dit wetsvoorstel in de Eerste Kamer is aangenomen, betrokken bij dit project?
Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de Staatssecretaris.
Het amendement van de leden Middendorp en Verhoeven beoogt burgers een digitale identiteit
toe te kennen. Hoewel de begrippen digitale identiteit, zoals bedoeld in het amendement,
en Regie op Gegevens, zoals beoogd met het project, in termen van gegevensverstrekking
dicht tegen elkaar aan liggen, zijn er belangrijke verschillen.
Regie op gegevens is een beleidsdoelstelling. Het programma Regie op Gegevens beoogt
dat doel te realiseren door te zorgen (en waar nodig te regelen) dat gegevens van
burgers (attributen) uit basisregistraties voor de betreffende burger digitaal beschikbaar
kunnen komen en met andere partijen veilig kunnen worden gedeeld.
Digitale identiteit is een beleidsterrein. In de visie op digitale identiteit wordt
«digitale identiteit» omschreven als «een verzameling van betrouwbare gegevens die
een entiteit (persoon, organisatie, object of apparaat) representeren in het digitale
domein». Het gelijknamige beleidsterrein houdt zich bezig met vraagstukken hierover.
Met het project «Verstrekken gegevens BRP onder regie van de burger» wordt de beleidsdoelstelling
Regie op Gegevens op het gebied van de BRP gerealiseerd. Ten eerste wordt een mogelijkheid
voor de burger geïntroduceerd om online inzage te verkrijgen in verstrekkingen vanuit
de BRP. De burger krijgt, in overeenstemming met de doelstellingen van het bedoelde
amendement, de mogelijkheid om digitaal inzage te verkrijgen in de verstrekkingen
aan overheidsorganisaties en rechtspersonen met een publiekrechtelijke taak.
De tweede doelstelling van het project is om burgers in de toekomst de mogelijkheid
te bieden om – in eerste instantie via MijnOverheid – gegevensverstrekkingen aan bepaalde
daarvoor geautoriseerde maatschappelijke organisaties «aan» of «uit» te zetten. Hiermee
verkrijgt de burger, in overeenstemming met de doelstellingen van het amendement,
een mogelijkheid om BRP-gegevens op zijn eigen initiatief veilig digitaal te delen.
De voorwaarden waaraan organisaties moeten voldoen om voor deze verstrekking in aanmerking
te komen, zullen in de Wet BRP en/of onderliggende regelgeving worden opgenomen.
Voor beide nieuwe mogelijkheden moet de identiteit van de burger digitaal worden vastgesteld.
In ieder geval tot inwerkingtreding van de Wet digitale overheid zal de identiteit,
indien de burger gebruik wil maken van deze mogelijkheden, worden vastgesteld met
DigiD.
De leden van de CDA-fractie onderstrepen het belang van het project Verstrekken gegevens
uit BRP onder regie van de burger. Deze leden vragen, of inmiddels de eerste benodigde
wijzigingen «onder de motorkap» zijn uitgevoerd.
Ja, de eerste wijzigingen zijn doorgevoerd.
Een van de doelstellingen van het project «Verstrekken gegevens uit de BRP onder regie
van de burger» is het creëren van een digitale inzagemogelijkheid in de (verplichte)
verstrekkingen aan een overheidsorganisatie en rechtspersonen met een publiekrechtelijke
taak vanuit de BRP. Voor de benodigde wetswijziging voor deze digitale inzagemogelijkheid
heb ik op 24 november jl. een voorstel ingediend bij uw Kamer. De technische aanpassingen
van de BRP die benodigd zijn voor deze nieuwe digitale inzagemogelijkheid zijn reeds
uitgevoerd. De technische aanpassingen van MijnOverheid die nodig zijn worden op dit
moment voorbereid.
De voorziening waarmee de burger verstrekkingen uit de BRP «aan» of «uit» kan zetten
vereist ook aanpassingen van zowel de BRP als MijnOverheid. In 2020 is gestart met
de technische wijzigingen van de BRP. Voor de aanpassingen die op MijnOverheid nodig
zijn, zal in 2021 een impactanalyse voor deze voorziening worden uitgevoerd door Logius.
Deze leden lezen, dat het nog niet duidelijk is in hoeverre er aanpassing van wet-
en regelgeving voor nodig is, zodat burgers gebruik kunnen gaan maken van deze voorziening.
Bedoelt de Staatssecretaris dat hij de Kamer voor het einde van 2020 laat weten, welke
aanpassingen van wet- en regelgeving precies nodig zijn en op welke termijn deze gerealiseerd
kunnen worden
Voor de benodigde wetswijziging voor de digitale inzagemogelijkheid in de verstrekkingen
heb ik op 24 november jl. een voorstel ingediend bij uw Kamer. Daarnaast is inmiddels
duidelijk dat de voorziening waarmee de burger verstrekkingen uit de BRP «aan» of
«uit» kan zetten niet binnen het huidige gesloten verstrekkingenstelsel van de BRP
past. Daarvoor is een aanpassing van wet- en regelgeving vereist, in die zin dat een
nieuwe juridische grondslag in de Wet BRP en/of onderliggende regelgeving zal moeten
worden gecreëerd voor de nieuwe voorziening. Op dit moment wordt uitgezocht of, en
op welke wijze, deze nieuwe grondslag in de Wet BRP kan worden opgenomen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
F.M.J. Hendrickx, adjunct-griffier