Schriftelijke vragen : UNRWA-studiematerialen
Vragen van het lid Van der Staaij (SGP) aan de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over UNRWA-studiematerialen (ingezonden 26 januari 2021).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Rapport over UNRWA-studiematerialen legt wederom
schokkende feiten bloot over Palestijns onderwijs»?1
Vraag 2
Klopt de bevinding van het Institute for Monitoring Peace and Cultural Tolerance in
School Education (IMPACT-SE) dat in nieuw ontwikkelde onderwijsmaterialen van The
United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA),
gericht op het thuisonderwijs gedurende de coronapandemie, sprake is van oproepen
tot geweld, het afwijzen van vrede en het ontkennen van de legitimiteit van Israël
en de Joodse geschiedenis en aanwezigheid in de regio?
Vraag 3
Beaamt u dat de onderwijsmethoden hiermee niet in lijn zijn met de officiële VN-doelstellingen?
Vraag 4
Erkent u dat dit aantoont dat feedback naar aanleiding van eerdere onderzoeken slechts
in beperkte mate wordt toegepast op nieuw onderwijsmateriaal?
Vraag 5
Hoe beoordeelt u de volgende bevindingen van IMPACT-SE (zie ook de nadere toelichting
hierop en onderbouwing hiervan onder de sectie «selected examples»)? Kunt u een reactie
op elke afzonderlijke conclusie geven?
a. De jihad, de gewapende strijd, wordt in lesmethoden opgehemeld, inclusief passages
als «het verdedigen van moederland».
b. Materialen verwijzen niet naar vrede of vredesiniatieven, maar beschrijven Israël
voornamelijk als «vijand» of «zionistische bezetter».
c. Er is sprake van intolerantie, disrespect en demonisering van Israël en de Joden
als «kruisvaarders» en «een Europese aanval op islamitische landen».
d. Het curriculum bevat valse beschuldigingen aan het adres van Israël over onder meer
brandstichting in de Al-Aqsamoskee in 1969 en het dumpen van radioactief materiaal
op de Westelijke Jordaanoever.
e. In alle materialen, zelfs rekenen en grammatica, neemt de Palestijnse strijd een
centrale rol in.
f. Het materiaal bevat feitelijke onjuistheden: Israël en de Groene Lijn staan niet
op kaarten, het hele gebied tussen de Middellandse Zee en de Jordaan noemt men Palestina,
met Haifa als een stad in Palestina.
g. De staat Israël en de Joodse geschiedenis van het gebied worden ontkend.
Vraag 6
Beaamt u dat dit soort lesinhoud haatzaaien, verdeeldheid en conflict veeleer bevordert
dan vermindert en dat jonge kinderen op school niet aan dit soort onjuistheden en
eenzijdigheden blootgesteld zouden moeten worden?
Vraag 7
Bent u geschrokken van deze bevindingen van IMPACT-SE en welke conclusies verbindt
u hieraan voor de Nederlandse diplomatieke en financiële steun aan UNRWA?
Vraag 8
Bent u bereid zowel binnen UNRWA als de Palestijnse autoriteit het gesprek aan te
gaan over de conclusies van IMPACT-SE en de noodzaak tot een andere inhoud van lesmaterialen?
Vraag 9
Daar waar u in antwoord op eerdere vragen stelde dat Nederland het belang van goed
onderwijs onderschrijft, maar dat er geen reden was om de Nederlandse financiering
te herzien of aan te passen, ziet u die reden inmiddels wel? Zo nee, waarom niet?2
Indieners
-
Gericht aan
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Gericht aan
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Indiener
C.G. van der Staaij, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.