Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden De Vries, Weverling en Lodders over de berichten ‘Onrust bij pachters van buitendijks land achter Waddenzeedijk’ en ‘Rijkscommissie: Waddengebied moet Nationaal Landschapspark worden’
Vragen van de leden Aukje de Vries, Weverling en Lodders (allen VVD) aan de ministers van Infrastructuur en Waterstaat en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de berichten «Onrust bij pachters van buitendijks land achter Waddenzeedijk» en «Rijkscommissie: Waddengebied moet Nationaal Landschapspark worden» (ingezonden 25 november 2020).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat), mede
namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 25 januari
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1118.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Onrust bij pachter van buitendijks land achter Waddenzeedijk»?1 Wat vindt u van dit bericht?
Antwoord 1
Ja. Ik heb kennisgenomen van het bericht.
Vraag 2
Op welke plannen doelen de pachters als gesproken wordt over «De plannen die boven
het gebied hangen, zorgen dan ook voor onrust bij pachters»? Gaat het om plannen voor
versterking van de zeedijk? Zo ja, welke? Gaat het om plannen voor ruimte voor natuurontwikkeling?
Zo ja, welke?
Antwoord 2
Het gaat om de versterking van de Waddenzeedijk tussen Koehool en het Lauwersmeer,
een traject van bijna 50 kilometer. De dijkversterking Koehool-Lauwersmeer is een
onderdeel van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). De dijkversterking wordt
waar mogelijk gecombineerd met het verbeteren van het landschap en de natuur, samen
met de omgeving. In het kader van de Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW) is
€ 37,5 miljoen beschikbaar gesteld voor het realiseren van het PAGW-doel. Het gaat
hierbij om het ontwikkelen van gradiënten land-water en zoet-zout. Bij de verkenning
worden de mogelijkheden voor een koppeling met Holwerd aan Zee onderzocht.
Vraag 3
Wat zijn de gevolgen van deze plannen, bijvoorbeeld waar het gaat om de weidevogels
aangezien de zomerpolder een van de rijkste weidevogelgebieden van Fryslân is, maar
ook waar het gaat om de agrarische sector?
Antwoord 3
De plannen worden nu uitgewerkt, concrete consequenties zijn daarom nog niet in beeld.
Op dit moment voert het Wetterskip Fryslân samen met de verschillende stakeholders
(waaronder de pachters van de zomerpolders) een verkenning uit hoe de natuur van de
Waddenzee kan verbeteren aan de randen van het Wad. De verkenning houdt rekening met
de natuurwaarden die de zomerpolders nu hebben voor weidevogels en houdt tevens rekening
met de belangen van bijvoorbeeld pachters van de zomerpolders. Samen met de boeren
en de natuurorganisaties wordt bekeken wat de plannen ten aanzien van waterveiligheid
en natuur kunnen betekenen voor de zomerpolders op de lange termijn.
Vraag 4
Hoe zijn de partijen die te maken krijgen met de gevolgen van de plannen betrokken
bij de planvorming?
Antwoord 4
Het Wetterskip Fryslân pakt de dijkversterking op samen met lokale ondernemers, inwoners,
belangenorganisaties (It Fryske Gea, Staatsbosbeheer, Vogelbescherming Nederland,
Waddenvereniging, Stichting Holwerd aan Zee, LTO Noord, pachtersvereniging, Collectief
Waadrâne en dorpsbelangen), provincie Fryslân, gemeente Noardeast-Fryslân, gemeente
Waadhoeke en het Rijk.
De landbouworganisaties zijn daarnaast ook vertegenwoordigd in de Stuurgroep Koehool-Lauwersmeer2. Ook worden bijvoorbeeld de schapenhouders die delen van de dijk pachten, actief
betrokken bij de plannen voor de uitvoering. De hele dijk gaat niet tegelijk op de
schop, maar dat gebeurt gefaseerd.
Vraag 5
Bent u bekend met het bericht «Rijkscommissie: Waddengebied moet Nationaal Landschapspark
worden»?3 Welke opdracht heeft de rijkscommissie gekregen en hoe is de rijkscommissie samengesteld?
Antwoord 5
Ja. Staatsbosbeheer (SBB) en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) hebben
in oktober 2018 en aanvullend in april 2020 aan de Commissie Verkenning Nationale
Parken (Commissie) de vraag voorgelegd waar in Nederland mogelijkerwijs de Nationale
Parken (Nieuwe Stijl) liggen die van internationale betekenis kunnen zijn.
De samenstelling van de Commissie is als volgt: ir. Yttje Feddes, dr. André Jansen,
mr. Tjibbe Joustra, ir. Lodewijk van Nieuwenhuijze, prof. dr. Hans Renes, prof. dr.
Joop Schaminée, prof. mr. Pieter van Vollenhoven (voorzitter) en prof. dr. André van
der Zande.
Vraag 6 en 7
Hoe kan het dat zo’n bericht blijkbaar zomaar de wereld in geslingerd wordt en dat
allerlei partijen daardoor zijn verrast en zich overvallen voelen?
Welk proces is doorlopen door de rijkscommissie om te komen tot een advies? Welk overleg
heeft plaatsgevonden met de gemeenten, bewoners en (agrarische en toeristische) ondernemers?
Wat is daaruit gekomen?
Antwoord 6 en 7
De Commissie is in oktober 2018 gestart en heeft haar rapport in september 2020 opgeleverd
aan de beide opdrachtgevers. De Commissie is op basis van haar eigen deskundigheid
en kunde tot haar advies gekomen. SBB en de RCE hebben het rapport «Nationale Landschapsparken,
Oriëntatie op nieuwe Nationale Parken van Wereldklasse» in afstemming met de Commissie
op 20 november jl. gepubliceerd. Overleg met bijvoorbeeld gemeenten, bewoners en ondernemers
maakte geen onderdeel uit van de opdracht om te komen tot het advies. De voorstellen
gedaan door de Commissie raken de bevoegdheden van verschillende partijen zoals de
Nationale Parken en de provincies. De Minister van LNV gaat eerst met deze partijen
in gesprek.
Vraag 8 en 9
Wat zouden de gevolgen zijn als het advies van de rijkscommissie wordt opgevolgd?
Wat is nut en noodzaak van een extra aanwijzing als Nationaal Landschapspark, naast
alle andere beschermende maatregelen die al van kracht zijn?
Antwoord 8 en 9
Zoals hierboven aangegeven vindt er eerst een gesprek plaats met betrokken partijen
over het uitgebrachte advies. Het is op dit moment nog te vroeg om aan te kunnen geven
wat de mogelijke gevolgen zijn van het advies indien dit één-op-één wordt opgevolgd.
Er zijn in het advies duidelijk inhoudelijke overeenkomsten met de ontwikkeling van
Nationale Parken Nieuwe Stijl in het nu lopende programma Nationale Parken. Voorstellen
van de Commissie die het huidige programma versterken zullen meegenomen worden bij
de vormgeving van het vervolg op het programma Nationale Parken voor de periode na
2022. De Minister van LNV gaat hierover in gesprek met de provincies en de nationale
parken4 en zal voor 1 april met een appreciatie komen op het advies van de commissie.
Vraag 10
Begrijpt u dat alle bewoners en ondernemers zo langzamerhand door de bomen het bos
niet meer zien als het gaat om alle plannen en regelgeving die over ze uitgestort
worden? Wat bent u van plan daaraan te doen?
Antwoord 10
Ontwikkelingen van de afgelopen jaren op het gebied van bijvoorbeeld klimaat, de energietransitie
en demografie vragen om een gezamenlijke agenda van overheden en maatschappelijke
partijen om het Waddengebied veilig, vitaal en veerkrachtig te houden, nu en in de
toekomst. Het is belangrijk dat de verschillende partijen beleid en uitvoering gezamenlijk
oppakken en ook op elkaar afstemmen. Tegelijkertijd hebben de verschillende partijen
ook hun eigen maatschappelijke, inhoudelijke en bestuurlijke verantwoordelijkheid.
In het kader van het Uitvoeringsprogramma wordt gekeken of er kansen zijn de samenhang
in beleid en regelgeving te versterken. Het is belangrijk om bewoners en ook ondernemers
vroegtijdig te betrekken bij ontwikkelingen in het Waddengebied. Het is ook een van
de leidende principes voor handelen in de Agenda voor het Waddengebied (Agenda). Dit
gebeurt bijvoorbeeld al bij de lopende verkenning naar de versterking van de Waddenzeedijk
(zie antwoord op vraag 4).
De Agenda is een zelfbindend beleidskader. Dat betekent dat de bij de Agenda betrokken
partijen de doelen voor de Waddenzee en het Waddengebied laten doorwerken in hun landelijke,
regionale en lokale visies en plannen. Op nationaal niveau gebeurt dat in ieder geval
in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI), het Nationaal Waterprogramma (NWP) en de provinciale,
gemeentelijke en «blauwe» omgevingsvisies. Waar nodig wordt beleid verankerd in regelgeving,
zoals het Besluit kwaliteit leefomgeving en de provinciale en gemeentelijke verordeningen.
Onderdeel van het Uitvoeringsprogramma is dat alle organisaties samen een planning
voor de doorwerking maken en het overzicht in beeld brengen. Daarnaast is het belangrijk
om duidelijker over de samenhang van al deze plannen te communiceren.
Vraag 11
Bent u het eens dat het Waddengebied niet een soort reservaat moet worden, maar dat
ecologie en economie in balans moeten zijn, en dat er ruimte moet zijn voor mensen
om er ook te wonen, te leven en te werken, zoals al honderden jaren het geval is?
Antwoord 11
Het Waddengebied is een gebied waar mensen wonen, werken en recreëren. Dat is zo en
zal niet veranderen. Per brief van 11 december 2020 is de Agenda aangeboden aan de
Tweede Kamer. Een van de leidende principes voor handelen in de Agenda is dat ecologie
en economie elkaar versterken en samen bijdragen aan een veilig, vitaal en veerkrachtig
Waddengebied.
Vraag 12
Bent u het eens dat (onder meer) de pootaardappelsector de ruimte moet blijven houden
en krijgen in de noordelijke kleischil, zoals in de noodkreet van de Nederlandse Akkerbouw
Vakbond (NAV), de Nederlandse Aardappel Organisatie (NAO) en de veredelingsbedrijven/pootgoedhandelshuizen
HZPC en Agrico richting de vaste Kamercommissie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit
(LNV) is aangegeven, aangezien de noordelijke kleischil van cruciaal belang is voor
de teelt van pootaardappelen en het juist daar op de meest duurzame manier kan? Zo
ja, hoe blijkt dit dan uit alle plannen en hoe wordt daaraan invulling gegeven? Zo
nee, waarom niet en wat zijn daar dan de sociaaleconomische gevolgen van in de regio?
In hoeverre blijft de positie van de pootaardappelsector overeind en toekomstbestendig
in alle plannen die er zijn? Kunt u een reactie geven op de brief «Voorstel tot aanwijzen
van Waddengebied als Nationaal Park» van NAV, NAO, HZPC en Agrico van 23 november
2020 (incl. de problematiek van de gevolgen het aanwijzen van de Bildtdijken als beschermd
dorpsgezicht en de Waddenagenda)?
Antwoord 12
Ja. Ik onderken het belang van de agrarische sector in de noordelijke kleischil en
het belang van de pootgoedsector in het bijzonder. Met de Agenda wordt het belang
van de landbouw ook bevestigd. In het antwoord op de door de leden De Vries en Lodders
gestelde vragen op basis van het bericht «Flinke weerstand landbouw tegen Waddenagenda»
ben ik daarop ingegaan5. Tevens ben ik samen met het Ministerie van LNV, de provincie Fryslân en het Wetterskip
Fryslân in gesprek met vertegenwoordigers van de landbouw. De zorgen van de landbouw
hebben geleid tot een aantal aanpassingen in de Agenda. Met de betrokken partijen
wordt besproken op welke wijze de landbouw betrokken kan worden bij de verdere uitwerking
van de Agenda en het Uitvoeringsprogramma Waddengebied 2021–2026 (Uitvoeringsprogramma).
Met de brief «Voorstel tot aanwijzen van Waddengebied als Nationaal Park» aan de vaste
Kamercommissie van LNV van 23 november jl. blijken er bij de afzenders van de brief
zorgen te bestaan. Zie ook de antwoorden op vragen 6, 7, 8 en 9.
Voor wat betreft de veronderstelde gevolgen van het aanwijzen van Bildtdijken als
beschermd dorpsgezicht verwijs ik naar hetgeen daarover is geantwoord door de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op Kamervragen6 van de leden Rutte, Lodders en De Vries. Tot op heden is niet gebleken dat de status
van beschermd gezicht een belemmering vormt voor de agrarische activiteiten in het
gebied. In de brief van NAV,NAO, HZPC en Agrico van 23 november 2020 aan de vaste
Kamercommissie van LNV wordt gesteld dat deze status zou verhinderen dat zonnepanelen
op schuurdaken gelegd zouden worden. Het rechtsgevolg van een beschermd gezicht vertaalt
zich in het gemeentelijke bestemmingsplan en het gemeentelijk (welstands)beleid. Het
is aan de gemeente om in beleid en ruimtelijke kaders te bepalen wat kan worden toegestaan.
Uit navraag bij de gemeente Waadhoeke blijkt dat de discussie over verruiming van
de mogelijkheden voor zonnepanelen actueel is, ook in het beschermde gezicht.
Vraag 13
Herinnert u zich de antwoorden op de schriftelijke vragen van Aukje de Vries/Lodders
over het bericht «Flinke weerstand akkerbouw tegen Waddenagenda» (d.d. 19 oktober
2020), waarin onder meer is toegezegd in gesprek te gaan met de land- en akkerbouwsector
over de positie van de sector in de Agenda? Klopt het dat in het verslag van het overleg
een en ander wordt weggezet als «enkele landbouwers uiten zorgen»? Bent u het eens
dat dit echt veel breder is? Klopt het dat de bezwaren alleen in de Nota van Antwoord
opgenomen worden en dus niet integraal onderdeel gaan worden van c.q. worden geadresseerd
in de Waddenagenda? Bent u het eens dat dit geen recht doet aan de positie en belang
van de sector en de terechte bezwaren van de sector?
Antwoord 13
Ja, op 5 november jl. heeft een eerste verkennend ambtelijk gesprek plaatsgevonden
tussen een brede vertegenwoordiging van de landbouw en de betrokken overheden (IenW,
LNV, provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân). De geuite bezwaren tijdens het gesprek
werden gedeeld door een brede vertegenwoordiging van de landbouw. De werkaantekeningen
van het eerste gesprek zijn besproken tijdens het tweede ambtelijk gesprek op 1 december
jl. Naar aanleiding van deze bespreking zijn de aantekeningen aangepast. Ook is afgesproken
om hen actief te betrekken bij het opstellen en uitwerken van (onderdelen van) het
Uitvoeringsprogramma die de landbouwsector raken, zowel binnen- als buitendijks. Ik
kijk uit naar een constructieve samenwerking.
Zoals aangegeven in antwoord op de schriftelijke vragen van de Kamerleden De Vries
en Lodders7 hebben bovengenoemde organisaties een reactie ingediend in het kader van de internetconsultatie
van de ontwerpAgenda. In de Nota van Antwoord worden deze, alsmede de andere ontvangen
reacties beantwoord. Naar aanleiding van de beide gesprekken en de ingebrachte reacties
is de Agenda aangepast om zo meer recht te doen aan het belang van de landbouw.
Vraag 14
Zijn de ministers bereid een impactanalyse te laten maken voor de Waddenagenda en
alle andere relevante ontwikkelingen op dit moment met de gevolgen voor de keten en
voor de (sociaal-)economische aspecten in de regio? Zo nee, waarom niet? En kunnen
de (agrarische) ondernemers en bewoners daarbij worden betrokken? Zo nee, waarom niet?
Kunt u dit doen voordat zaken onomkeerbaar zijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 14
Parallel aan het opstellen van het Uitvoeringsprogramma zal, in lijn met de motie
Dijkstra en Geurts8, worden gestart met een brede impactanalyse om zo de effecten op economie en ecologie
in balans met elkaar te kunnen afwegen. De impactanalyse zal worden opgesteld met
de bij het Uitvoeringsprogramma betrokken partijen. In lijn met de governance structuur
voor het Waddengebied wordt (de opzet van) de impactanalyse ook besproken in het Omgevingsberaad
Waddengebied. Over het opstellen van de impactanalyse is er contact met de landbouwsector.
Mocht uit de impactanalyse blijken dat onvoldoende (kosten)effectief wordt bijgedragen
aan het realiseren van de doelstellingen, dan zullen de Agenda en het Uitvoeringsprogramma
in overleg met de betrokken partijen – en na bespreking in het Omgevingsberaad – worden
aangepast. De Kamer zal hierover worden geïnformeerd.
Het Uitvoeringsprogramma biedt de betrokken partijen de mogelijkheid om op basis van
de strategieën gezamenlijk vervolgstappen te maken richting implementatie in beleid,
uitvoering van maatregelen en beheer. Het Uitvoeringsprogramma bundelt nieuwe en reeds
lopende acties. Het gaat hierbij om acties die meer organisatorisch, onderzoeksmatig
van aard zijn en acties die (op termijn) kunnen leiden tot fysieke ingrepen in het
gebied. Daarnaast gaat het om lopende acties en nieuwe acties die voortkomen uit de
Agenda en het Uitvoeringsprogramma. Voor de lopende acties geldt dat deze hun eigen
besluitvormingstrajecten volgen. Voor nieuw op te starten acties voortkomend uit de
Agenda geldt dat er geen onomkeerbare stappen zullen worden gezet voor zover het hierbij
gaat om acties die (op termijn) kunnen leiden tot fysieke ingrepen in het gebied.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.