Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Raan over het nieuwe investeringsbeleid van de Nederlandse ontwikkelingsbank (FMO)
Vragen van het lid Van Raan (PvdD) aan de Ministers van Financiën en van Economische Zaken en Klimaat over het nieuwe investeringsbeleid van de Nederlandse ontwikkelingsbank (FMO) (ingezonden 2 december 2020).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën), mede namens de ministers van Economische
Zaken en Klimaat en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (ontvangen
25 januari 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1045
Vraag 1
Kent u het bericht «FMO zet stap naar divesteren uit fossiel»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat het bestuur van FMO dit jaar nog stemt over een nieuw duurzamer investeringsbeleid?2
Antwoord 2
Het bestuur van FMO heeft in 2020 geen besluit genomen over een nieuw investeringsbeleid.
FMO werkt aan een zogenoemd «Position Statement on Phasing Out Fossil Fuels in Direct
Investments». FMO heeft hiervoor op 8 oktober 2020 een oproep gedaan aan geïnteresseerde
partijen om opmerkingen en suggesties te delen. Deze publieke consultatie is inmiddels
afgerond en van FMO heb ik begrepen dat de bank naar aanleiding van de reacties werkt
aan het wijzigen van het position statement. Naar verwachting vindt een besluit hierover
plaats in het eerste kwartaal van 2021.
Vraag 3
Beaamt u dat FMO direct zal stoppen met investeringen in fossiele brandstoffen, met
uitzondering van aardgas, wanneer het nieuwe investeringsbeleid wordt aangenomen?
Antwoord 3
In de «Draft Position Statement on Phasing Out Fossil Fuels in Direct Investment»
schetst FMO haar keuzes ten aanzien van directe investeringen in de fossiele waardeketen.
Op basis van dit concept ligt het in de lijn der verwachting dat FMO bij een positief
besluit over bovengenoemd position statement gecommitteerd is aan een volledige uitfasering
van directe investeringen in fossiele brandstoffen en «geen nieuwe directe investeringen
doet in fossiele brandstoffen, met een tijdelijke uitzondering voor aardgas in exceptionele
gevallen waar er geen haalbaar duurzaam alternatief is om toegang tot stabiele energie
te garanderen».
Vraag 4
Erkent u dat investeringen in alle fossiele brandstoffen, inclusief aardgas, geen
verantwoorde duurzame investering is gezien het verbranden van fossiele brandstoffen
klimaatverandering veroorzaakt en gas op dit moment de snelst groeiende bron van fossiele
CO₂-uitstoot is?3
Antwoord 4
Het kabinet is zich bewust van de rol van fossiele brandstoffen, inclusief aardgas,
in het veroorzaken van klimaatverandering.
Vraag 5
Steunt u de oproep van Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Kaag aan het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank om financiering
voor alle fossiele brandstoffen (kool, olie EN aardgas) af te bouwen?4 Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Zoals beschreven in de kamerbrief «Internationaal financieren in perspectief:
kansen pakken, resultaten boeken» van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
(Kamerstuk 34952–44) zet het kabinet bij multilaterale financiële instellingen in
op zo ambitieus mogelijke klimaatfinancieringsdoelstellingen en uitfasering van financiering
van fossiele brandstoffenprojecten.
Vraag 6
Welke type fossiele brandstoffen ziet u wel afgebouwd en op welke termijn?
Antwoord 6
Het kabinet hanteert geen mondiale uitfaseringspaden per fossiele brandstof. In de
vergroening van het internationale financieringsinstrumentarium maakt het kabinet
wel onderscheid en geeft het kabinet geen nieuwe steun aan steenkolenprojecten en
exploratie en ontwikkeling van nieuwe voorraden olie en gas.
Ten aanzien van FMO geldt dat zij in 2016 de «Position Statement on Coal Power Generation
and Coal Mining» hebben gepubliceerd. In dit position statement geeft FMO aan dat
zij koolgebaseerde energieopwekking en/of -mijnactiviteiten uitsluiten. In de «Draft
Position Statement on Phasing Out Fossil Fuels in Direct Investment» geeft FMO aan
dat directe investeringen in de exploratie en productie van olie en gas niet toegestaan
zijn, evenals directe investeringen in energieopwekking op basis van Heavy Fuel Oil
(HFO) en Life Cycle Oil (LCO) en de transmissie die gebruikt wordt om nieuwe of gestrande
HFO/LCO- opwekkingscapaciteit te verbinden.
Vraag 7
Beaamt u tevens dat het buitenlandbeleid en de diplomatie in lijn gebracht moeten
worden met de doelstellingen van het Klimaatakkoord, zoals opgeroepen in de motie
Sjoerdsma/Van Ojik: Kamerstuk 35 570 V nr. 40?
Antwoord 7
Ja. Het kabinet voert deze motie uit en zal het parlement daarover informeren.
Vraag 8
Bent u bekend met het onderzoek «Powering past oil and gas»5 die stelt dat olie en gasproductie niet bijdragen aan economische en duurzame ontwikkelingen?
Antwoord 8
Ja. Het onderzoek stelt dat «olie en gasproductie niet noodzakelijkerwijs bijdragen
aan duurzame economische en sociale ontwikkeling» en in sommige gevallen ondermijnend
kan werken.
Vraag 9
Bent u bekend met de andere conclusie van het onderzoek «Powering past oil and gas»
dat nieuwe gasinfrastructuur in de meeste gevallen duurder is dan duurzame alternatieven?
Antwoord 9
Ja.
Vraag 10
Bent u bekend met het onderzoek «Gas, climate and Development»6 die stelt dat de vraag naar gas mondiaal gereduceerd moet worden om in lijn te blijven
met een anderhalvegradenscenario?
Antwoord 10
Ja.
Vraag 11
Kunt u per conclusie aangeven of u het er mee eens bent? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Het kabinet deelt de conclusie van «Powering past oil and gas» dat «olie en gasproductie
niet noodzakelijkerwijs leidt tot duurzame economische en sociale ontwikkeling in
productielanden». De sociaal economische bijdrage van olie en gasproductie is afhankelijk
van de context en het door het productieland gevoerde beleid.
Het kabinet deelt de conclusie dat hernieuwbare energie in de meeste gevallen wereldwijd
inmiddels de meest kosteneffectieve energiebron is voor elektriciteitsproductie en
constateert dat de kostendaling doorzet volgens de 2020 World Energy Outlook van het
Internationaal Energieagentschap (IEA).
Het kabinet deelt de conclusie van «Gas, climate and development» dat uitbreiding
van de mondiale vraag naar aardgas op de lange termijn niet in lijn is met een 1,5
graden pad. Het kabinet zet er daarom bij de vergroening van het internationale financieringsinstrumentarium
op in om de ontwikkeling van duurzame energie te stimuleren en het gebruik van fossiele
brandstoffen, inclusief aardgas, geleidelijk af te bouwen.
Vraag 12
Erkent u dat het juist de rol van instellingen, zoals ontwikkelingsbank FMO, is om
met hun investeringen bij te dragen aan de betaalbaarheid van nieuwe, duurzame alternatieven?
Antwoord 12
Financiële instellingen zoals FMO hebben een aanjaagfunctie als het gaat om de ontwikkeling
van nieuwe, duurzame alternatieven. FMO stimuleert de ontwikkeling van innovatieve
producten en diensten middels haar investeringen en zet in op duurzame ontwikkeling
in het algemeen. Dit draagt bij aan de beschikbaarheid en betaalbaarheid van nieuwe,
duurzame alternatieven.
Vraag 13
Klopt het dat FMO fondsen beheert voor de ministeries van Buitenlandse Zaken en Economische
Zaken van de Nederlandse overheid?
Antwoord 13
Ja, FMO beheert verschillende fondsen voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken,
zoals «MASSIF», «Building Prospects», «Access to Energy Fund» en «Dutch Fund for Climate
and Development». FMO beheert geen fondsen voor het Ministerie van Economische Zaken
en Klimaat.
Vraag 14 en 15
Klopt het dat, gebaseerd op het bovenstaande, verwacht mag worden dat ook de Nederlandse
Staat en al haar deelnemingen in lijn met de doelstellingen van het Klimaatakkoord
moet investeren? Zo nee, waarom niet en hoe legt u deze discrepantie uit aan de Nederlandse
burger?
Beaamt u dat er een verantwoordelijkheid is weggelegd voor de Staat om er voor te
zorgen dat FMO in lijn met de doelstellingen van het Klimaatakkoord investeert, gezien
de Staat als aandeelhouder erop toe ziet dat geïnvesteerde maatschappelijke vermogen
op verantwoorde wijze wordt beheerd door de deelneming?
Antwoord 14 en 15
De staat als aandeelhouder ziet erop toe dat het in staatsdeelnemingen geïnvesteerde
maatschappelijke vermogen op verantwoorde wijze wordt beheerd door de deelnemingen.
In dat licht is de staat van mening dat staatsdeelnemingen een goed begrip dienen
te hebben van de mogelijke impact van klimaatverandering op hun bedrijfsactiviteit
en dat zij verantwoordelijkheid nemen voor hun impact op klimaatverandering. De staat
verwacht dat staatsdeelnemingen vooroplopen in klimaat- en milieuprestaties in hun
sector, inclusief initiatieven om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Dit
betekent dat staatsdeelnemingen proactief maatregelen dienen te nemen om nadelige
milieueffecten te verminderen, naast naleving van nationale en internationale milieueisen.
De staat is echter aandeelhouder op afstand. Het is aan deelnemingen zelf om te bepalen
hoe individuele investeringen zich verhouden tot klimaat gerelateerde doelstellingen
en andere (impact) doelstellingen. Deze uitgangspunten gelden ook voor FMO.
FMO heeft zichzelf ten doel gesteld met haar investeringen bij te dragen aan de Sustainable
Development Goals en heeft een focus op SDG 13, Climate Action. FMO heeft in 2013
doelstellingen opgesteld om de bijdrage aan CO2-uitstoot te verminderen. De bank heeft
verder het doel gesteld om de portfolio in lijn te brengen met de 1,5-graaddoelstelling.
Daarnaast streeft de bank ernaar om de broeikasgasefficiëntie van de portfolio te
verbeteren met specifieke jaarlijkse doelstellingen en financiert FMO koolstofnegatieve
transacties.
Vraag 16
Kunt u deze vragen uiterlijk op 15 december 2020 beantwoorden voordat het bestuur
van FMO een beslissing neemt over het nieuwe investeringsbeleid, welke gepland staat
voor de kerstvakantie?
Antwoord 16
In mijn brief van 9 december 2020 heb ik toegelicht dat de antwoorden met het oog
op nadere afstemming met de betrokken departementen niet binnen de gevraagde termijn
beantwoord konden worden. De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord. Belangrijk
hierbij te vermelden is dat het bestuur van FMO in 2020 geen besluit heeft genomen
over het position statement.
Ondertekenaars
-
, -
, -
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.