Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda van de informele JBZ-Raad van 28-29 januari 2021 (Kamerstuk 32317-669)
2021D03068 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
                  voorgelegd over de Geannoteerde agenda informele JBZ-Raad van 28-29 januari 2021 (2021D02483), Verslag van de informele JBZ-raad van 2 december 2020 (Kamerstuk 32 317, nr. 667), Verslag van de informele JBZ-Raad van 14 december 2020 (Kamerstuk 32 317, nr. 668), Antwoorden op vragen commissie over o.a. de geannoteerde agenda van de bijeenkomst
                  van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ) op 2 december 2020 (Kamerstuk 32 317, nr. 662), Fiche: Voorstel tot wijziging Europolverordening (Kamerstuk 22 112, nr. 3008), Fiche: Wijziging Verordening Schengen Informatiesysteem voor Europol (Kamerstuk
                  22 112, nr. 3009) en Fiche: Aanbeveling voor besluit voor mandaat inzake onderhandelingen over samenwerkingsovereenkomst
                  tussen Eurojust en derde landen (Kamerstuk 22 112, nr. 3010).
               
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Burger
Inhoudsopgave
blz.
                         
                         
                         
                         
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
1.
Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
2
2.
Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
3
3.
Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
4
4.
Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie
5
5.
Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
7
                         
                         
                         
                         
II.
Reactie van de bewindspersonen
13
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
               
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorliggende
                  agendastukken van de JBZ-raad en hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.
               
Verslag van de informele JBZ-raad van 2 december 2020
Uit het verslag van de JBZ-raad van 2 december 2020 blijkt dat het voorzitterschap
                  aandacht had besteed aan de problematiek van bewijsvoering bij foreign terrorist fighters. Kunt u toelichten welke aspecten van de genoemde problematiek zijn besproken? Is
                  daarbij ook gesproken over mogelijke oplossingen voor de voorliggende problematiek?
                  Heeft u hierbij benadrukt dat Europese samenwerking en ondersteuning richting de Koerden
                  van essentieel belang is om foreign terrorist fighters effectief lokaal te kunnen vervolgen en berechten? Zo ja, welke stappen neemt u verder
                  om dit te realiseren? Zo nee, waarom niet?
               
Fiche: Voorstel tot wijziging Europolverordening
De leden van de VVD-fractie achten het positief dat het Portugees Voorzitterschap
                     beoogt Europol toekomstbestendiger te maken, gezien de toename van snel ontwikkelende
                     digitale criminaliteit. Deze leden kijken uit naar het nog te ontvangen discussiestuk
                     hierover.
                  
Voornoemde leden verzoeken u te benadrukken dat bij het toekennen van taken voor Europol
                     rekening moet worden gehouden met nieuwe technieken en technologieën in de criminaliteit,
                     om de benodigde capaciteiten van Europol zo efficiënt en flexibel mogelijk te kunnen
                     inzetten bij het ondersteunen van lidstaten.
                  
De leden van de VVD-fractie beoordelen het positief dat de herziening van de Europolverordening
                  het mogelijk maakt voor Europol om rechtstreeks persoonsgegevens van private partijen
                  te kunnen ontvangen en op te vragen, mede vanwege de grensoverschrijdende aard van
                  digitale criminaliteit. Met name banken en internetproviders kunnen over cruciale
                  informatie beschikken in de opsporing van digitale criminaliteit, maar ook andere
                  private instellingen zoals verzekeringsmaatschappijen. Kunt u toelichten onder welke
                  voorwaarden en op welke schaal deze informatie mag worden gedeeld en of er beperkingen/voorwaarden
                  zijn gesteld aan de private partijen met wie samenwerking wordt gezocht?
               
Tevens lezen voornoemde leden dat u graag ziet dat private partijen de mogelijkheid
                  krijgen om verzoeken tot informatie-uitwisseling van Europol beargumenteerd te kunnen
                  weigeren. Zij achten het positief dat u zorgvuldigheid tracht te waarborgen bij het
                  delen van informatie, tegelijkertijd willen deze leden ervoor waken dat enige vorm
                  van willekeur optreedt in het argumentatieproces van private partijen. Dat gezegd
                  hebbende, achten zij het verstandig een kader op te stellen met daarin voorwaarden
                  als leidraad voor het wel of niet delen van informatie door private partijen. Deelt
                  u deze mening? Zo ja, bent u bereid dit onder de aandacht te brengen bij uw Europese
                  collega’s? Zo nee, waarom niet?
               
Fiche: Wijziging Verordening Schengen Informatiesysteem voor Europol
De aan het woord zijnde leden lezen dat u kritisch bent ten aanzien van de mogelijke
                  bevoegdheid van Europol om signaleringen in het Schengeninformatiesysteem (SIS) te
                  plaatsen. Zij vragen wat uw bezwaar is om te moeten reageren op een signalering van
                  Europol als u tegelijkertijd alle ruimte behoudt een afweging te maken of verdere
                  maatregelen te overwegen en zo ja, welke dit dan zijn. Zeker wanneer Europol een directere
                  rol krijgt in het vergaren van informatie lijkt het logisch dat zij dit ook in een
                  systeem dat door een lidstaat gebruikt wordt kan zetten. Wat zouden bijvoorbeeld de
                  gevolgen zijn van de voorgestelde wijziging wanneer een terrorismeverdachte of haatimam
                  via Nederland of België de Europese Unie (EU) wil betreden? Welke elementen daarvan
                  zijn wat u betreft onwenselijk en waarom? Welke wijze van werken verdient dan de voorkeur
                  van u?
               
2. Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
               
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
                  geagendeerd voor het schriftelijk overleg over de Informele JBZ-Raad d.d. 28 en 29 januari
                  2021. Zij hebben nog enkele vragen.
               
Geannoteerde Agenda informele JBZ-Raad van 28-29 januari 2021
Beschermen van kwetsbare volwassenen in Europa – de weg voorwaarts
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat het Portugese Voorzitterschap tijdens de
                  informele JBZ-raad wil reflecteren op de uitdagingen waarmee kwetsbare volwassenen
                  te maken hebben bij het beschermen van hun rechten en de toegang tot het recht, met
                  name in grensoverschrijdende situaties. Deze leden lezen dat u het belang van de rechten
                  van individuen in het strafrecht erkent. Zij begrijpen dat u momenteel geen behoefte
                  heeft aan nieuwe regelgeving op EU-niveau hiervoor. Voornoemde leden vragen of u kunt
                  schetsen hoe andere landen hierin staan. Verwacht u steun voor uw lijn?
               
Strafrecht en bescherming van intellectueel eigendom: relatie tussen vervalsing en
                     georganiseerde criminaliteit
De leden van de CDA-fractie lezen dat u geen voorstander bent van een verbreding van
                  het mandaat van OLAF ten aanzien van het tegengaan van illegale (online) activiteiten
                  zoals het produceren en/of verspreiden van nagemaakte goederen. Deze leden vragen
                  ook op dit punt een schets van het krachtenveld in de EU op deze voorstellen. Zien
                  andere landen in de EU wel een noodzaak om het mandaat van OLAF uit te breiden? Zo
                  ja, hoe stelt Nederland zich in deze onderhandelingen op?
               
Overig
De leden van de CDA-fractie vragen graag aandacht voor de verklaring van Poolse rechters
                  van 21 januari 2021 waarin verschillende (oud-)rechters van het Poolse hooggerechtshof
                  hun grote zorgen uitspreken over de acties van de Poolse regering om politieke invloed
                  uit te oefenen op de onafhankelijke rechtspraak en het Poolse Openbaar Ministerie.
                  Deze leden vragen of u tijdens aankomende JBZ-raad ruimte ziet om aan de Poolse regering
                  te vragen om op dit statement te reageren. Bent u bereid, al dan niet samen met andere
                  landen, de Poolse regering aan te spreken op deze ondermijning van de scheiding der
                  machten en daarmee de rechtsstaat? Bent u eveneens bereid hierover een terugkoppeling
                  te geven aan de Kamer?
               
3. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
               
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
                  agenda voor de JBZ-Raad. Zij hebben hierover nog een aantal vragen.
               
Geannoteerde Agenda informele JBZ-Raad van 28–29 januari 2021
Beschermen van kwetsbare volwassenen in Europa – de weg voorwaarts
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het agendapunt over de wens van
                     het Portugees Voorzitterschap om te spreken over de uitdagingen waar kwetsbare volwassenen
                     in Europa mee te maken hebben, met betrekking tot het beschermen van hun rechten en
                     toegang tot het recht. Met betrekking tot de civiele rechtsbescherming merken zij
                     op dat Nederland geen noodzaak ziet om het Haagse verdrag inzake de internationale
                     bescherming van volwassenen binnen afzienbare tijd te ratificeren. Deze leden vragen
                     of dit standpunt verder toegelicht kan worden. Als het in de rechtspraktijk al wordt
                     toegepast, wat staat er dan in de weg om dit verdrag te ratificeren? Graag ontvangen
                     voornoemde leden een duiding van u van de juridische en niet juridische argumenten
                     die u heeft overwogen.
                  
Op het gebied van strafrecht merken de aan het woord zijnde leden op dat u mogelijkheid
                     tot verbetering ziet, maar geen directe aanleiding tot nieuwe regelgeving op EU-niveau.
                     Kunt u specifieke voorbeelden noemen van situaties waar het beschermen van kwetsbare
                     volwassenen in strafrechtelijke procedures nog verbeterd kan worden? Voornoemde leden
                     zouden specifieke voorbeelden over grensoverschrijdende situaties waarderen. Zou u
                     ook voorbeelden kunnen geven van de verbeteringen waar op dit moment al aan gewerkt
                     wordt? Tot slot, hebben de aan het woord zijnde leden een aantal vragen over het VN-verdrag
                     inzake de rechten van personen met een handicap. Hoe staat het met de implementatie
                     van voorzieningen uit het VN- gehandicaptenverdrag? Zijn juridische procedures toegankelijker
                     geworden voor personen met een beperking? Zo ja, in welke zin? Zou u voorbeelden kunnen
                     geven van de laatste verbeteringen die zijn doorgevoerd waardoor procedures toegankelijker
                     zijn geworden en welke verbeteringen verwacht u in de komende jaren nog door te voeren?
                  
Strafrecht en bescherming van intellectueel eigendom: relatie tussen vervalsing en
                     georganiseerde criminaliteit
De leden van de D66-fractie lezen dat u geen intentie heeft om de uitbreiding van
                  het mandaat van OLAF te steunen. Zou u dit verder toe kunnen lichten? Deze leden vragen
                  wat voor andere doeltreffende en evenredige maatregelen u wel voor ogen heeft om de
                  groeiende georganiseerde misdaad rondom namaakartikelen te bestrijden. Ook vragen
                  voornoemde leden of u voornemens bent tegen deze uitbreiding te stemmen in de Raad.
                  Zo ja, met welk doel voor ogen zou dat dan zijn? Deze leden benadrukken in dit kader
                  dat u reeds heeft aangegeven dat een meerderheid van de lidstaten positief tegenover
                  het voorstel staat. De aan het woord zijnde leden zien graag dat u zich constructief
                  opstelt in Brussel, en vragen dan ook wat voor andere concrete en constructieve voorstellen
                  u gaat doen, indien u voornemens bent tegen de uitbreiding van OLAF te stemmen. Graag
                  ontvangen voornoemde leden een reactie van u.
               
Fiche: Voorstel tot wijziging Europolverordening
De leden van de D66-fractie hebben nog enkele zorgen over de voorstellen tot wijziging
                     van het mandaat van Europol.
                  
Welke risico’s ziet u in de uitbreiding van mogelijkheden om grote datasets te verwerken?
                     Hoe verhoudt zich dit tot de constatering door de European Data Protection Supervisor
                     (EDPS) dat nu al te veel inbreuk wordt gemaakt op de regels ter bescherming van persoonsgegevens?1 Hoe ziet u erop toe dat de bescherming van persoonsgegevens gewaarborgd blijft? Welke
                     rol kan de versterking van toezicht door het Europees Parlement op Europol daarin
                     spelen?
                  
4. Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie
               
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
                  geannoteerde agenda voor de Informele JBZ-Raad van 28 en 29 januari a.s. Deze leden
                  hebben nog enkele vragen. Vooraf willen zij wederom aandacht vragen voor de rechtsstatelijke
                  ontwikkelingen in Polen en Hongarije. Wat vindt u van de uniek te noemen gezamenlijke
                  verklaring van 46 actieve en 32 emeritus rechters van het Poolse Hooggerechtshof,
                  waarin zij hun grote zorgen uiten over de recente stappen van de Poolse autoriteiten
                  om de zittende en staande magistratuur politiek ondergeschikt te maken aan de regering?2 Ziet u mogelijkheden om uw steun aan deze verklaring uit te spreken en uw Poolse
                  collega hier indringend op aan te spreken? Kent u daarnaast het recent verschenen
                  artikel van de Groningse hoogleraar John Morijn in het Nederlands Juristenblad over
                  de rechtstatelijke crises in Hongarije en Polen en vooral wat EU-instellingen daaraan
                  kunnen doen? Deelt u zijn opvatting dat EU-instellingen en EU-lidstaten veel meer
                  mogelijkheden ter beschikking hebben dan vaak wordt aangenomen om de rechtsstaat te
                  beschermen? Zo ja, bent u bereid om te onderzoeken hoe de door professor Morijn aangedragen
                  mogelijkheden effectief kunnen worden ingezet? Welke stappen bent u voornemens te
                  zetten?
               
Geannoteerde Agenda informele JBZ-Raad van 28–29 januari 2021
E-Justice – naar een omvattend digitaliseringsproces
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het Portugees Voorzitterschap de komende
                     Raad vraagt te reflecteren op de vraag hoe het proces van digitalisering van justitie
                     het best georganiseerd kan worden en wat hierbij belangrijke uitgangspunten of uitdagingen
                     zijn. In de annotatie geeft u aan dat digitale technologieën meer kunnen worden benut
                     om de rechtsstatelijkheid te versterken. Deze leden zijn erg benieuwd hoe u dit precies
                     voor ogen heeft en hoe digitalisering een essentiële meerwaarde levert voor effectieve
                     toegang tot het recht en voor een efficiënt rechtsbestel. Wat betekent dit concreet
                     voor rechtszoekenden én voor professionals in de rechtspleging? Voornoemde leden zien
                     graag een invulling van dit standpunt tegemoet.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie lezen voorts dat u benadrukt dat digitale technologieën
                     moeten voldoen aan strenge voorwaarden met betrekking tot digitale veiligheid en gegevensbescherming.
                     Zij zijn benieuwd of u ook nog andere risico’s ziet, bijvoorbeeld met betrekking tot
                     big data analyses. Deelt u de mening dat, ook als gegevensbescherming goed op orde
                     is, de inzet van big data analyses en algoritmen, ook andere risico’s met zich meebrengt?
                     Welke risico’s ziet u op dat vlak en hoe kunnen deze worden gemitigeerd? Bent u bereid
                     om het belang van aandacht voor de risico’s van big data analyses mee te geven aan
                     het Portugese Voorzitterschap? Op welke wijze worden de principes van dataminimalisatie
                     en doelbinding verankerd? Zal ook gebruik gemaakt worden van algoritmen, en wie toetst
                     deze algoritmen op de vraag of zij niet strijdig zijn met mensenrechten waaronder
                     het non-discriminatiebeginsel?
                  
De aan het woord zijnde leden vragen voorts wat de inzet op digitale veiligheid precies
                     betekent in de praktijk. Wordt gebruik gemaakt van opensource? Wordt alleen gewerkt
                     met leveranciers uit betrouwbare landen?
                  
Fiche: Voorstel tot wijziging Europolverordening
De leden van de GroenLinks-fractie zijn erg benieuwd naar de gedachtewisseling over
                     de noodzakelijk geachte aanpassingen van de Europolverordening, met name over de effectieve
                     (grensoverschrijdende) samenwerking tussen private partijen en rechtshandhavingsdiensten.
                     Deze leden vragen u aan welke private partijen precies wordt gedacht en hoe deze samenwerkingsvormen
                     precies worden vormgegeven. In hoeverre zullen private partijen, hier of in andere
                     EU-lidstaten, de beschikking krijgen over operationele, vertrouwelijke opsporingsinformatie?
                     Hoe wordt bijvoorbeeld voorkomen dat deze informatie in verkeerde handen valt? Voornoemde
                     leden vragen u de Kamer een appreciatie van het discussiestuk van het Portugese Voorzitterschap
                     te sturen zodra dit discussiestuk is ontvangen.
                  
De aan het woord zijnde leden hebben kennisgenomen van het fiche tot wijziging van
                     de Europolverordening. Zij lezen dat de Europese Commissie voorstelt om Europol de
                     bevoegdheid te geven om rechtstreeks persoonsgegevens van private partijen te ontvangen
                     en tevens om lidstaten te verzoeken om informatie op te vragen bij private partijen
                     en deze met Europol te delen. Kan voorzien worden in een alomvattend overzicht welke
                     rechtstitels gebruikt kunnen worden om informatie bij private partijen op te vragen,
                     hoe in deze gevallen wordt omgegaan met wettelijke verplichtingen voor gegevensverwerking
                     (denk aan doelbinding) en hoe geregeld wordt dat gebruik van deze nieuwe bevoegdheid
                     in overeenstemming is met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)? Voornoemde
                     leden hebben dezelfde vragen over het verwerken van complexe en grote datasets door
                     Europol. Wat zijn de veronderstelde voordelen van deze aanpak? Kunnen deze voordelen
                     niet bereikt worden met minder ingrijpende maatregelen (bijvoorbeeld verdere versterking
                     van de onderlinge strafrechtelijke samenwerking in individuele zaken)? Wat is de rechtsgrond
                     in het mandaat van Europol om informatie in specifieke strafzaken te verwerken die
                     niet onder de voor lidstaten of het Europees Openbaar Ministerie (EOM) genoemde categorieën
                     valt en hoe wordt toegezien op het naleven van de privacyregels door Europol in het
                     beheren, delen en verwerken van informatie uit deze datasets? In welke fase kijkt
                     bijvoorbeeld een onafhankelijke toezichthouder en/of rechter naar de bedoelde informatieverwerking
                     door Europol?
                  
In het fiche lezen de leden van de GroenLinks-fractie dat u het begrijpelijk acht
                     de uitvoerend directeur van Europol iets ruimere bevoegdheden te geven om in afzonderlijke
                     gevallen en onder specifieke omstandigheden het overdragen van persoonsgegevens aan
                     derde landen te autoriseren. Deze leden delen de opvatting dat deze samenwerkingsvorm
                     aan strikte regels moet voldoen, vooral omdat zij vrezen dat deze samenwerking niet
                     onderworpen zal zijn aan toezicht en/of rechterlijke controle binnen de EU. Hoe ziet
                     u deze fundamentele tekortkoming? Voornoemde leden koesteren dezelfde zorgen ten aanzien
                     van de mandaatverlening voor onderhandelingen over samenwerkingsovereenkomsten tussen
                     Eurojust en derde landen.
                  
5. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
               
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de agenda van de
                  aanstaande JBZ-Raad. Hierover hebben zij nog enkele vragen. Daarnaast zijn deze leden
                  benieuwd naar de stand van zaken van een eerdere toezegging van de regering en de
                  uitkomst van de onderhandelingen over de aanpak van terroristische online inhoud vanwege
                  een eerdere motie van de SP en het CDA op dat punt. Voorts hebben voornoemde leden
                  diverse vragen over de wijzigingen van drie verordeningen waarover de Kamer recent
                  een aantal fiches is toegekomen. Zij wensen ook enkele toezeggingen op de nieuwe Europolverordening
                  te ontvangen.
               
Geannoteerde Agenda informele JBZ-Raad van 28–29 januari 2021
De leden van de SP-fractie willen graag op twee agendapunten ingaan. Daarover hebben
                  zij enkele vragen.
               
Strafrecht en bescherming van intellectueel eigendom: relatie tussen vervalsing en
                     georganiseerde criminaliteit
U spreekt in de geannoteerde agenda de verwachting uit dat een meerderheid van de
                  lidstaten in wil gaan zetten op strafrechtelijke handhaving van intellectueel eigendom.
                  Tegelijk geeft u aan zelf een civielrechtelijke handhaving van intellectueel eigendom
                  de voorkeur te geven boven strafrechtelijke handhaving. Verwacht u dat deze tegenstrijdige
                  perspectieven in de toekomst gaan schuren? Verwacht u dat er een voorstel voor een
                  wettelijk mandaat voor OLAF in de toekomst zal komen om intellectueel eigendom strafrechtelijk
                  te handhaven? Wat zou dat betekenen voor de huidige handhaving in Nederland?
               
E-Justice – naar een omvattend digitaliseringsproces
De Nederlandse rechtspraak bevindt zich midden in het proces van digitalisering. Dit
                  proces is nog eens aangezwengeld door de coronacrisis. In hoeverre zijn de Nederlandse
                  systemen van de rechtspraak en eventuele ketenpartners compatibel met e-CODEX? Wat
                  zijn uw verwachtingen van e-CODEX in de toekomst? Voorziet u dat e-CODEX het standaardsysteem
                  wordt voor alle lidstaten?
               
Verslag van de informele JBZ-Raad van 14 december 2020
In december van het vorige jaar is overeenstemming bereikt tijdens een triloog over
                  de Verordening tegengaan terroristische online inhoud. Over die verordening nam de
                  Kamer eerder de motie-Van Nispen/Van Toorenburg (Kamerstuk 22 112, nr. 2724) over passende en adequate rechtsbescherming in de eigen lidstaat tegen een verwijderingsbevel
                  uit een andere lidstaat aan. Kunt u een appreciatie aan de Kamer doen toekomen over
                  het onderhandelaarsakkoord en in het bijzonder ingaan hoe deze motie daarin tot uiting
                  komt? Wanneer gaat de Raad over het akkoord stemmen en welk oordeel zal u gaan geven?
               
Fiche: Voorstel tot wijziging Europolverordening
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen van de Europese
                     Commissie om de Europolverordening te wijzigen. Dit roept bij hen allerlei vragen
                     op. Tevens verzoeken deze leden op enkele punten toezeggingen van u, omdat die punten
                     voor hen belangrijk zijn. Zo hebben zij vragen over de nut en noodzaak van de nieuwe
                     bevoegdheden, de waarborgen van gegevensuitwisseling, de bevoegdheden om lidstaten
                     te verzoeken een strafrechtelijk onderzoek te starten naar misdaden die zich binnen
                     landsgrenzen begeven, de samenwerking met het EOM, de samenwerking met derde landen
                     in afwezigheid van een overeenkomst, het codificeren van enkele taken en de incidentele
                     financiering.
                  
Ter inleiding benadrukken voornoemde leden graag dat zij de noodzaak en bijdrage van
                     Europol erkennen in strafzaken die grensoverschrijdend zijn. De kennis en vaardigheden
                     die Europol door de jaren heen heeft ontwikkeld zijn niet meer weg te denken. Maar
                     het pakket aan nieuwe bevoegdheden wat nu voorligt lijkt het oorspronkelijke mandaat
                     van Europol te ver op te rekken. Het voorstel lijkt het principe dat lidstaten zelf
                     verantwoordelijk blijven voor het handhaven van het strafrecht in de lidstaten te
                     schenden. Vandaar de onderstaande vragen en verzoeken tot toezeggingen.
                  
Europol zou met het voorstel van de Europese Commissie nieuwe bevoegdheden krijgen
                     om onder andere met private partijen samen te gaan werken. In hoeverre hebben de Nederlandse
                     opsporingsdiensten reeds de mogelijkheden op een dergelijke manier met private partijen
                     samen te werken? Draagt het voorstel, om Europol met grote datasets aan de slag te
                     laten gaan, bij aan de Nederlandse opsporingsdiensten of heeft Nederland die kennis
                     en vaardigheden zelf al in huis? Herkent u de constatering van de Europese Commissie
                     dat lidstaten niet in staat zijn om met grote datasets te werken vanwege een gebrek
                     aan kennis en vaardigheden? Indien Nederland daar problemen mee heeft gehad, welke
                     stappen heeft Nederland zelf gezet om dit probleem op te lossen? De Europese Commissie
                     constateert dat ook een gebrek aan (financiële) middelen ertoe leidt dat grote datasets
                     niet kunnen worden gezet. Is de uitbreiding van het mandaat van Europol om met grote
                     datasets te werken dan eigenlijk niet een compensatie voor het onvermogen van sommige
                     lidstaten om hun opsporingsdiensten goed in te richten of voldoende te financieren?
                     Zo ja, is het dan wel terecht dat de Nederlandse belastingbetaler Europol zou moeten
                     financieren omdat een andere lidstaat haar eigen autoriteiten onvoldoende betaalt?
                  
Als Europol de mogelijkheid krijgt om grote datasets te verwerken is het dan nog wel
                     nodig om deze sets door private partijen te laten verwerken? Hoe verhoudt dit zich
                     tot elkaar? U schrijft over gegevensdeling met private partijen op pagina 5 van het
                     fiche: «Daarbij moeten wel adequate randvoorwaarden gesteld worden, om rechtmatige
                     verwerking en een hoog niveau van gegevensbescherming zeker te stellen.» Hoe ziet
                     dat er concreet uit en wat wordt de exacte inzet van de regering bij de onderhandelingen?
                  
De leden van de SP-fractie merken op dat Europol onder andere is opgericht om strafrechtelijke
                  onderzoeken die meerdere lidstaten aangaan te ondersteunen. Toch lezen de leden in
                  het voorstel van de Europese Commissie dat Europol lidstaten zou moeten kunnen gaan
                  verzoeken om ook strafrechtelijk onderzoeken in te stellen waar geen andere lidstaten
                  bij zijn betrokken.3 Dit is een grote wending in de geschiedenis van Europol. Waarom zou dit volgens u
                  nodig zijn? Wat is uw standpunt ten aanzien van deze nieuwe bevoegdheid? Wat voegt
                  de voorwaarde toe dat het een misdaad betreft die de gemeenschappelijke belangen van
                  de EU raakt? Alle vormen van misdaad raken immers toch de gemeenschappelijke belangen
                  van de EU? Kunt u toezeggen dat u zich ervoor inspant dat Europol zich alleen op grensoverschrijdende
                  zaken in blijft zetten en dat deze bevoegdheid niet zal worden ingevoerd?
               
Hoe komt de samenwerking tussen Europol en het EOM eruit te zien, aangezien niet alle
                     lidstaten van de EU deelnemen aan het EOM? Kunt u uiteenzetten waarom Europol op verzoek
                     van het EOM grote datasets zou moeten gaan verwerken?4 Op welke schaal is nu voorzien dat Europol en het EOM samenwerken? Leidt deze aanvullende
                     bevoegdheid niet tot de mogelijkheid dat het EOM uiteindelijk gezamenlijk met Europol
                     onafhankelijk van lidstaten onderzoek gaat doen naar misdaad in de Europese Unie?
                     In hoeverre acht u deze stap wenselijk?
                  
Welke recente lessen op het gebied van automatische gegevensverwerking en algoritmen
                     bij fraudebestrijding, zoals in de kindertoeslagenaffaire, heeft Nederland geleerd
                     en kunnen relevant zijn voor het (automatisch) verwerken en analyseren van grote datasets
                     zoals Europol gaat doen? Gaat u deze lessen ook inzetten in de aanloop naar de uitbreiding
                     van de bevoegdheden van Europol? Worden dergelijke slechte voorbeelden ook uitgewisseld?
                  
Hebben voornoemde leden het goed begrepen dat de wijziging van de verordening Europol
                     de mogelijkheid gaat bieden in individuele gevallen op autoriteit van het hoofd van
                     Europol persoonsgegevens met derde landen te delen?5 Op pagina 3 van het fiche lezen deze leden het volgende: «De afgelopen jaren is het
                     moeilijk gebleken voor de Commissie om overeenkomsten te sluiten met derde landen
                     voor de uitwisseling van persoonsgegevens met Europol. Daarom zou de uitvoerend directeur
                     van Europol in afzonderlijke gevallen en onder specifieke omstandigheden categorieën
                     voor het overdragen van persoonsgegevens aan derde landen moeten kunnen autoriseren.»
                     Kunt u de gedachte achter deze overeenkomsten toelichten? Waarom zou hier ooit van
                     afgeweken moeten worden? Waarom bleek het moeilijk deze overeenkomsten af te sluiten?
                     Hierover schrijft u op pagina 5 en 6 van het fiche ook: «Het is bovendien van belang
                     dat hierbij dezelfde waarborgen gelden, bijvoorbeeld m.b.t. gegevensbescherming, als
                     bij informatie-uitwisseling op basis van een overeenkomst.» Waarom acht u het noodzakelijk
                     een overeenkomst te omzeilen terwijl dezelfde voorwaarden moeten worden gesteld als
                     aan die overeenkomst? Acht u het niet zinvoller om gewoon de overeenkomsten altijd
                     als voorwaarde te stellen? Kunt u toezeggen dat het Nederlandse standpunt tijdens
                     de onderhandelingen zal zijn dat het delen van deze gegevens altijd op voorwaarde
                     van een dergelijke overeenkomsten geschiedt?
                  
Hebben de leden van de SP-fractie het goed gelezen dat nu gekozen wordt om alsnog
                     biometrische gegevens toe te voegen aan de categorie bijzondere persoonsgegevens die
                     Europol mag opslaan en verwerken? Wat vindt u van dit voorstel? Waarom zou dit noodzakelijk
                     zijn?
                  
Het voorstel voorziet ook in een mandaat voor de ondersteuning van de Nederlandse
                     speciale interventie-eenheid Dienst Speciale Interventies (DSI) en de Europese tegenhangers.
                     Hoe gaat deze ondersteuning er uit zien?6 Kunt u voornoemde leden geruststellen dat er geen Europese DSI gaat worden opgezet?
                     Hoe zit dit voor de operationele ondersteuning tijdens operaties en onderzoeken?7 Kunt u enkele concrete voorbeelden van ondersteuning noemen?
                  
De verordening biedt ook de mogelijkheid voor lidstaten en derde landen om Europol
                     te financieren. Dit is een risico, immers, wie betaalt, bepaalt. In het fiche bent
                     u ook kritisch over dit voorstel. Kunt u toezeggen dat u gaat inzetten op het schrappen
                     van dit onderdeel van de verordening? Hoe schat u dan het krachtenveld in de Raad
                     en het Europese Parlement op dit punt in?
                  
De aan het woord zijnde leden kijken uit naar de beantwoording van de bovenstaande
                     vragen en de twee toezeggingen op het gebied van gegevensdeling met derde landen en
                     dat Europol alleen actief blijft bij grensoverschrijdende misdaad.
                  
Fiche: Wijziging Verordening Schengen Informatiesysteem voor Europol
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel van
                     de Europese Commissie om informatie van derde landen over verdachten van zware misdrijven
                     sneller te delen met de nationale grensbewakers. Dat is een nobel streven. Toch hebben
                     deze leden diverse vragen over het voorstel en de positie van de Nederlandse regering.
                  
In het fiche geeft u aan dat andere, minder vergaande oplossingen dan het voorstel
                     van de Europese Commissie ook mogelijk zijn om het geïdentificeerde knelpunt op te
                     lossen. Aan welke oplossingen denkt u dan? Hoe verhoudt dit zich tot de constatering
                     van de Europese Commissie dat «gedecentraliseerde oplossingen [...] ontoereikend [zijn]
                     om een dermate intensieve informatie-uitwisseling via SIS tussen de lidstaten en Europol
                     in goede banen te leiden»?8
Een van de door de Europese Commissie geconstateerde knelpunten houdt in dat gegevens
                     van derde landen over verdachten van terroristische misdrijven niet gedeeld worden
                     in het SIS. Hoe gaat Nederland tot op heden om met dergelijke informatie die zij ontvangen
                     van derde landen? Kent het Nederlandse recht een grondslag om persoonsgegevens van
                     buitenlandse van terroristische misdrijven verdachte personen op te slaan? Deelt Nederland
                     deze gegevens vervolgens met de andere deelnemers aan het SIS en Europol? Ontvangt
                     Nederland op dit moment van de andere deelnemers van het SIS persoonsgegevens van
                     buitenlandse van terroristische misdrijven verdachte personen?
                  
In de inleiding van de verordening wordt gesproken over het opnemen in het SIS van
                     personen die verdachte zijn van terroristische misdrijven, maar verderop lijkt gesproken
                     te worden over alle misdrijven waarover Europol een mandaat heeft. Kunt u toelichten
                     over welke misdrijven het nu eigenlijk gaat? Deelt u de mening dat de problemen die
                     geconstateerd worden bij de aanpak van terroristische misdrijven verdachten niet automatisch
                     tot de aanpak van andere misdrijven mogen leiden? Deelt u in meer algemene zin de
                     mening dat de aanpak van terroristische misdrijven vanwege de aard van deze misdrijven
                     gemakkelijker tot een politiek compromis leidt, maar dat dit niet tot een glijdende
                     schaal mag leiden waarbij uiteindelijk een veelvoud aan misdrijven of zelfs overtredingen
                     op dezelfde wijze wordt aangepakt? Graag ontvangen voornoemde leden een reactie op
                     deze reikwijdte van het voorstel.
                  
Hoe proportioneel en wenselijk is het om gegevens van derdelanders op te slaan? In
                     hoeverre waardeert u het als buitenlandse mogendheden enorme lijsten aanleggen van
                     Nederlandse onderdanen, nog los van de vraag of zij wel of niet verdacht worden van
                     (terroristische) misdrijven? Erkent u dat sommige buitenlandse mogendheden politiek
                     bedrijven door sommige Nederlanders als terroristen aan te merken? Zo ja, wat zegt
                     dit laatste over de wenselijkheid om nu precies hetzelfde te gaan doen, maar dan op
                     Europese schaal? Vreest u niet dat dit tot misbruik leidt, want in hoeverre zijn meldingen
                     van verdachten van terrorisme van bijvoorbeeld autocratische staten te vertrouwen?
                     In hoeverre acht u Europol in staat deze gegevens op betrouwbaarheid te controleren?
                     Door wie en hoe wordt bepaald wanneer een derdelander in de toekomst een strafbaar
                     feit gaat plegen, nu deze personen ook in het SIS opgenomen dreigen te gaan worden?
                     Kunnen alle derde landen en internationale organisaties informatie voor deze signaleringscategorie
                     aanleveren of is er een samenwerkingsovereenkomst of iets dergelijk voor nodig om
                     aanvullende waarborgen te stellen?
                  
Hebben de aan het woord zijnde leden het goed begrepen dat buitenlandse verdachten
                     alleen in het SIS worden opgenomen om de, in het Nederlandse geval, Koninklijke Marchaussee
                     en politie, erop te wijzen dat de betreffende persoon door een derde land wordt verdacht
                     van bepaalde misdrijven, maar dat de frontlijnfunctionaris vervolgens naar Nederlandse
                     inzichten moet handelen op basis van die gegevens? Oftewel, klopt het dat deze nieuwe
                     bevoegdheid alleen maar tot meldingen leidt en geen specifieke actie aan de grensbewaker
                     voorschrijft? Wat draagt deze nieuwe signaleringscategorie dan bij aan de interne
                     Europese veiligheid als er geen gewenste gedraging aan wordt gekoppeld? In hoeverre
                     is deze signaleringscategorie dan eigenlijk wel evenredig en proportioneel aangezien
                     het delen van deze informatie niet tot een bepaald doel moet leiden? Hoe verhoudt
                     dit zich tot de definitie van «signalering» in artikel 3 van de Verordening (EU) 2018/1862
                     die aan de doelstelling wordt gekoppeld om een specifieke actie uit te voeren?
                  
In het voorstel tot de verordening wordt aangekondigd dat om de vier jaar onder andere
                     wordt nagegaan in hoeverre de behaalde resultaten zich verhouden tot de doelstellingen.9 Kunt u toelichten welke doelstellingen dat precies zouden moeten zijn? De leden van
                     de SP-fractie merken op dat ook de bewaartermijn voor deze Europolgegevens gekoppeld
                     wordt aan de doelstelling. Daarom vragen zij welke doelstelling(en) het hier betreft.
                     Deelt u de mening dat de interne veiligheid te abstract zou zijn als doelstelling
                     en dat het concreter ingevuld zou moeten worden?
                  
In het voorstel tot de verordening staat beschreven welke stappen Europol moet doorlopen
                     voordat Europol de informatie aan het SIS toevoegt. In de zogenaamde derde stap deelt
                     Europol de betreffende informatie met alle deelnemende landen om die nationale autoriteiten
                     de mogelijkheid te geven bezwaar te maken tegen het opnemen van de betreffende gegevens
                     in de gegevensbank en om die nationale autoriteiten de mogelijkheid te geven zelf
                     de informatie in de gegevensbank op te nemen op basis van de bestaande verordening.
                     Deelt u de constatering dat bij het uitblijven van een reactie van alle deelnemende
                     landen, eigenlijk geen van de nationale autoriteiten geïnteresseerd is in de betreffende
                     gegevens? Zo ja, wat zegt dat eigenlijk over het nut en de noodzaak tot het mandaat
                     van Europol om vervolgens zelf die gegevens in te voeren in het SIS? Gaat u bijvoorbeeld
                     proberen te bereiken dat bij het doorlopen van de stappen zoals in het voorstel wordt
                     geschetst het traject van Europol eindigt zodra lidstaten bezwaar maken in stap drie
                     of wanneer minstens één van de lidstaten de gegevens zelf in het SIS invoert?
                  
In het fiche schrijft u niet positief te staan tegenover de mogelijkheid van Europol
                     om gegevens aan het SIS toe te voegen. U geeft aan het toevoegen en het controleren
                     van de betreffende informatie liever decentraal te laten geschieden en het invoeren
                     van nieuwe informatie aan nationale autoriteiten over te laten. Kunt u toelichten
                     wat dit concreet gaat betekenen voor de inzet van Nederland tijdens de onderhandelingen?
                  
Vreest u het feit dat Europol één centraal punt gaat vormen voor derde landen om meldingen
                     te maken over verdachten van misdrijven die onder deze verordening vallen en dat dat
                     ten koste kan gaan van de informatiestromen van derde landen naar Nederland? Derde
                     landen hoeven immers maar één melding te maken in plaats van enkele tientallen. Zo
                     nee, waarom niet?
                  
Dan hebben aan het woord zijnde leden nog enkele losse vragen over het voorstel. Voorziet
                     deze verordening er straks ook in dat Nederlanders met een tweede (niet-Europees)
                     paspoort in het SIS worden opgenomen? Kan deze massale informatiedeling niet juist
                     averechts werken omdat het derde landen afschrikt de betreffende informatie met Europol
                     te delen? Kunnen derdelanders hun eigen gegevens inzien en op enige wijze bezwaar
                     maken tot de aanwezigheid van hun gegevens in het SIS? Zo ja, hoe zit dat dan? En
                     als laatste, bevat de nieuw in te richten signaleringscategorie dezelfde biometrische
                     gegevens als het huidige SIS?
                  
Fiche: Aanbeveling voor besluit voor mandaat inzake onderhandelingen over samenwerkingsovereenkomst
                     tussen Eurojust en derde landen
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het verzoek van
                     de Europese Commissie om de Raad een mandaat te laten verstrekken om onderhandelingen
                     over samenwerkingsovereenkomsten tussen Eurojust en een tiental derde landen te kunnen
                     starten. Hierover hebben zij nog enkele vragen.
                  
Kunt u ten eerste toelichten waarom er bij de totstandkoming van de nieuwe Eurojustverordening
                     voor is gekozen om het mandaat van deze onderhandelingen, dat voorheen bij Eurojust
                     zelf, lag tegenwoordig te beleggen bij de Europese Commissie? Leidt dit niet tot politisering
                     van deze overeenkomsten? Graag ontvangen voornoemde leden een reflectie op dit punt.
                     Hoe moet in dit licht de constatering worden bezien dat de Europese Commissie niet
                     naar het voorstel van Eurojust luistert om juist met Latijns-Amerikaanse landen samen
                     te werken?
                  
Waarom is er voor gekozen de Raad in één keer om toestemming te vragen de onderhandelingen
                     met tien derde landen te starten en niet tien keer afzonderlijk? Deelt u de mening
                     dat afzonderlijke toestemming voor onderhandelingen per land leidt tot een betere
                     inhoudelijke toetsing? Welke conclusie verbindt u aan de constatering op pagina 2
                     van het fiche dat «bij de opstelling van de lijst landen geopolitieke aspecten een
                     relatief grote rol hebben gespeeld en dat, omgekeerd, de aanbeveling van de Commissie
                     niet volledig rekening houdt met de prioritaire landen die Eurojust zelf heeft geïdentificeerd»?
                  
In hoeverre kunnen deze overeenkomsten ertoe leiden dat Nederlandse justitiële gegevens
                     die onderdeel zijn van een onderzoek in samenwerking met Eurojust bij derde landen
                     terecht zullen komen? Ook als deze samenwerkingsverbanden, zoals op pagina 2 van het
                     fiche staat, «op zich echter geen grondslag vormen voor de uitwisseling van persoonsgegevens».
                     Wat betekent «op zich» in deze zin? Waarom legt u de nadruk op de mate van dataprotectie
                     in deze derde landen in het fiche wanneer deze overeenkomsten niet tot datadeling
                     gaan leiden?
                  
Hoe gaat de Europese Commissie erop toezien dat deze landen, waarvan sommige landen
                     diverse mensenrechten schenden, deze samenwerking niet misbruiken voor andere doeleinden?
                     Kan deze samenwerking er in het bijzonder toe leiden dat regeringen in landen waar
                     de staatsmachten niet voldoende zijn gescheiden deze samenwerking kunnen misbruiken
                     voor politieke doeleinden? Zo nee, welke waarborgen zijn er voorzien of gaat u eisen?
                     Kunt u een voorbeeld schetsen van mensenrechtenschendingen die dusdanig ernstig zijn
                     dat ze een dergelijke samenwerkingsovereenkomst in de weg zou staan?
                  
Wat is eigenlijk de doelstelling van deze overeenkomsten? Hoe wordt de rechtmatigheid
                     achteraf gecontroleerd? Wordt de situatie in de derde landen tijdens en na de onderhandelingen
                     gemonitord om eventueel vast te kunnen stellen dat de dataprotectie ondermaats is,
                     dat er dusdanige mensenrechtenschendingen zijn of dat de rechtsstaat dermate wordt
                     geschonden dat de (onderhandelingen over de) overeenkomst opgeschort of beëindigd
                     dient te worden?
                  
Kunt u tot slot toelichten waarom u de consultatie van de EDPS toereikend acht en
                     geen consultatie van het Europees Comité voor gegevensbescherming nodig acht zoals
                     uit het fiche blijkt?
                  
Overig
Tijdens het algemeen overleg over de JBZ-raad van 28 november 2019 droegen de leden
                  van de SP-fractie het idee aan om tot een zwarte lijst te komen van bedrijven die
                  zich schuldig maken aan allerlei milieudelicten. U reageerde toen enthousiast en gaf
                  aan dit tijdens het treffen met de Europese Commissie te bespreken. In de geannoteerde
                  agenda van de JBZ-raad 23 en 24 januari 2020 gaf u aan nog geen tijd te hebben gehad
                  het initiatief aan te dragen (Kamerstuk 32 317, nr. 582). Inmiddels zijn we een jaar verder. Wat is de stand van zaken van deze toezegging?
               
II. Reactie van de bewindspersonen
               
          Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
M.C. Burger, adjunct-griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.