Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Raan over belemmeringen voor verduurzaming van de financiële sector
Vragen van het lid Van Raan (PvdD) aan de Minister van Financiën over belemmeringen voor verduurzaming van de financiële sector (ingezonden 22 december 2020).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën) (ontvangen 21 januari 2021).
Vraag 1, 2 en 3
Bent u bekend met het bericht «ForFarmers neemt risico's met kwetsbare natuur én de
belangen van zijn investeerders» van Follow the Money van 4 december 2020,1 waarin staat dat transparantie in de sojaketen ver te zoeken is, dat ForFarmers»
claim over ontbossingsvrije soja misleidend is, dat institutioneel belegger APG, die
voornamelijk voor het duurzaamst beleggend pensioenfonds APB2 belegt, desondanks 10% van de aandelen van ForFarmers bezit, en dat zelfregulering
de Braziliaanse bossen en savannes niet gaat redden?
Bent u bekend met het rapport «Beef, Banks, and the Brazilian Amazon»,3 waaruit blijkt dat banken, waaronder de ING, ondanks eerdere waarschuwingen en misstanden,
vleesbedrijven die zorgen voor ontbossing en mensenrechtenschendingen blijven financieren,
en dat deze banken zoals ING dit straffeloos kunnen blijven doen door het gebrek aan
noodzakelijke wet- en regelgeving «in consumer countries and financial hubs like Europe
and the US», waaronder Nederland?
Kent u het bericht «Investor group makes net-zero carbon pledge to tackle climate
crisis» uit The Guardian van 11 december 2020?,4 waarin het feit naar voren wordt gebracht dat ondanks vrijwillige klimaatcommitments
zoals de «net-zero carbon pledge» het uitsluiten van kool, olie en gas hier geen onderdeel
van uitmaakt?
Antwoord 1, 2 en 3
Ja.
Vraag 4
Kunt u bevestigen dat klimaatbeleid meer dan alleen de productie van fossiele brandstoffen
behelst, maar onder meer ook de ontbossing voor de sojateelt en de veeteelt, die hun
weerslag hebben op de uitstoot van broeikasgassen en het klimaat?5 Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Ja, het kabinet zet zich in om ontbossing in agrogrondstoffenketens tegen te gaan
onder andere via het Amsterdam Declarations Partnership.6 Het partnership heeft op 11 januari jl. een nieuwe ambitie uitgesproken tot 2025
en is uitgebreid naar negen Europese landen. Daarnaast heeft het kabinet het afgelopen
jaar het internationale bossenbeleid geïntensiveerd, waarvan het stoppen van mondiale
ontbossing het hoofddoel is.7 Uw Kamer is hier op verschillende momenten over geïnformeerd. In april 2020 stelden
de Minister van LNV en de Minister voor BHOS uw Kamer op de hoogte van de versterking
van het internationale biodiversiteitsbeleid.8 In juni 2020 informeerden de Minister voor BHOS en de Minister van EZK uw Kamer over
de voortgang van de mondiale klimaatdiplomatie.9 In november 2020 spraken de Minister voor BHOS en de Minister van BZ tijdens het
Notaoverleg Behoud het Woud, naar aanleiding van de kabinetsreactie op de initiatiefnota,
over bossendiplomatie als integraal onderdeel van de klimaatdiplomatie.10
Vraag 5, 6, 7 en 8
Kunt u bevestigen dat het belang van de biodiversiteit nog steeds onvoldoende erkend
wordt in de financiële sector, zoals DNB-onderzoeker en coauteur van het PBL-rapport
«Biodiversiteit en de financiële sector: een kruisbestuiving?», Joris van Toor, in
het artikel van Follow the Money stelt, terwijl we ook in een biodiversiteitscrisis
verkeren zoals diverse recente onderzoeksrapporten11 laten zien? Zo nee, waarom niet?
Beaamt u dat Nederlandse financiële instellingen voor honderden miljarden euro’s aan
financieringen hebben uitstaan waarop ze mogelijk risico’s lopen als gevolg van biodiversiteitsverlies?12
Beaamt u tevens dat het voor de Nederlandse financiële sector van belang is om de
risico’s van biodiversiteitsverlies in beeld te brengen, zowel vanuit economische
als ecologische redenen?
Erkent u dat ecocide, de grootschalige vernietiging van ecosystemen, mogelijk gemaakt
wordt door de financiële sector, die ondanks afspraken en beloftes, leningen verstrekken
voor zeer schadelijke projecten aan bedrijven die met dit geld activiteiten uitvoeren
die ecocide tot gevolg hebben? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5, 6, 7 en 8
Het is van belang dat de mogelijke risico’s van biodiversiteitsverlies voldoende erkend
worden in de financiële sector. Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven die
internationaal opereren dat zij OESO-richtlijnen en de UN Guiding Principles on Business
and Human Rights (UNGP’s) naleven. Dit houdt in dat zij voor hun bedrijfsprocessen
risico’s op misstanden voor mens en milieu in kaart brengen, hun invloed aanwenden
om deze risico’s te voorkomen, te verminderen en/of aan te pakken, de aanpak hiervan
monitoren en hierover rapporteren.
Het onderzoek «Biodiversiteit en de financiële sector: een kruisbestuiving?» van DNB
en PBL illustreert dat de financiële risico’s van verlies van biodiversiteit groot
kunnen zijn. Zo wordt er becijferd dat Nederlandse financiële instellingen wereldwijd
voor 510 miljard euro bedrijven hebben gefinancierd die in hoge of zeer hoge mate
afhankelijk zijn van één of meerdere ecosysteemdiensten. Deze ecosysteemdiensten komen
door biodiversiteitsverlies onder druk te staan. Het is voor de financiële sector
van belang om de risico’s van biodiversiteitsverlies in beeld te brengen. Het is daarom
ook goed om te zien dat deze risico’s steeds meer worden erkend in de sector zelf.
Zo heeft een groep van financiële instellingen, waaronder veertien uit Nederland,
in december de Finance for Biodiversity Pledge ondertekend. Hiermee committeren zij zich aan het leveren van een positieve bijdrage
aan biodiversiteit.
Ook zijn er veelbelovende ontwikkelingen in de sector op het gebied van biodiversity accounting,waarbij voor alle leningen en investeringen de impact op en afhankelijkheid van biodiversiteit
in kaart wordt gebracht. Dit soort inzichten zet financiële instellingen ertoe aan
om schadelijke financieringen met betrekking tot biodiversiteit te voorkomen en af
te bouwen. Het Ministerie van LNV geeft ondersteuning aan het Partnership Biodiversity Accounting Financials (PBAF), een coalitie van financiële instellingen die ervaringen deelt over hoe de
impact op, en afhankelijkheden van biodiversiteit kunnen worden gemeten. Het kabinet
werkt tevens, door deelname aan de werkgroep biodiversiteit van het Platform voor
Duurzame Financiering, aan de ontwikkeling van kennis over biodiversiteit in de financiële
sector. Tenslotte wordt op dit moment de basis gelegd voor een mondiaal raamwerk voor
de rapportage van biodiversiteitsrisico’s door de zogenaamde Taskforce on Nature-Related
Financial Disclosure (TNFD). In overeenstemming met de motie Paternotte draagt de
Nederlandse overheid bij aan de ontwikkeling van dit raamwerk.13 Ook enkele Nederlandse financiële instellingen zijn hierbij betrokken.
Verderop in antwoord op vraag 10 tot en met 16 beschrijf ik verschillende Europese
wetgevende initiatieven die de financiële sector stimuleren om transparanter te worden
over waar zij in investeren. Dat draagt er ook aan bij dat zij meer rekening gaan
houden met ecosystemen en biodiversiteit.
Vraag 9
Bent u het ermee eens dat Nederland, dat in de wereld een omvangrijke en belangrijke
financiële sector heeft,14 juist met zijn financiële sector een belangrijke bijdrage in de wereld kan leveren
aan de verduurzaming van de economie wereldwijd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 9
Zoals ik in de kabinetsreactie op de initiatiefnota «Van oliedom naar gezond verstand:
verduurzaming van de financiële sector»15 en in de verkenning naar de markt voor duurzame financiering schreef, dient de financiële
sector een belangrijke rol te spelen in de verduurzaming van de economie.16 De sector heeft hiervoor reeds verschillende initiatieven ondernomen, zie ook de
beantwoording van vragen 19 en 20.
Vraag 10, 12, 13, 15 en 16
Onderschrijft u de logische gevolgtrekking dat als ForFarmers zelf geen gegevens heeft
over de CO2-impact van de eigen hoofdactiviteiten in de keten van veevoer en nog geen
kritieke prestatie-indicatoren (kpi’s) heeft,17 ook zijn financiers onvoldoende inzicht hebben in de klimaateffecten en de duurzaamheidsrisico’s?
Kunt u uw antwoord toelichten?
Erkent u de mogelijkheid dat financiële instellingen niet in staat zijn om te bepalen
wat duurzame investeringen zijn als productieketens niet transparant en beheersbaar
zijn, zoals het geval is bij ForFarmers, maar ook bij oliehandelaar Vitol zoals duidelijk
wordt uit de vragen van het lid Van Raan (PvdD) aan de Minister van Financiën over
oliehandelaren, corruptie en de financiële sector?18
Erkent u dat financiële instellingen, gelet op het gebrek aan inzichtelijkheid en
transparantie van sommige bedrijven, mogelijk onvoldoende «in control» zijn van hun klimaatimpact en hun impact op biodiversiteit en de duurzaamheidsrisico’s
van hun investeringen en beleggingen, iets waarvan u in uw reactie op de initiatiefnota
«Verduurzaming van de financiële sector» stelt dat dit van belang is?19
Op welke manier kan de kwaliteit van klimaatrapportages geborgd worden bij een gebrek
aan transparantie en inzichtelijkheid? Kunt u bevestigen dat een gebrek aan transparantie
bij bedrijven zoals ForFarmers en oliehandelaar Vitol, de kwaliteit van de klimaatrapportages
van financiële instellingen kan beïnvloeden? Zo ja, op welke manieren kan een gebrek
aan transparantie en inzichtelijkheid de kwaliteit van klimaatrapportages beïnvloeden
volgens u? Zo nee, op welke manier is de kwaliteit bij onvolledige informatie geborgd?
Erkent u dat het gebrek aan inzichtelijkheid en transparantie bij bedrijven en productieketens
effectieve sturing op verduurzaming in de weg zit, en hoe verhoudt uw zienswijze hierop
zich tot de in de iniatiefnota «Verduurzaming van de financiële sector» bepleite inzichtelijkheid
en transparantie, die worden gezien als voorwaarde voor het effectief sturen op verduurzaming?
Antwoord 10, 12, 13, 15 en 16
Zoals ik in reactie op de initiatiefnota «Van oliedom naar gezond verstand: verduurzaming
van de financiële sector» en in de verkenning naar de markt voor groene financiering
schreef, is de financiële sector voor klimaatgerelateerde data sterk afhankelijk van
data van derden. Om duurzame financiering verder op gang te brengen is meer informatie
nodig over de impact op het klimaat en biodiversiteit in alle schakels van de financiële
keten: voor investeerders gaat het om informatie over de bedrijven waarin zij investeren,
voor klanten om informatie over hun beleggingen en hun financiële dienstverleners,
en voor toezichthouders om informatie van de onder toezicht staande financiële instellingen.
Hier zijn afgelopen jaren al belangrijke stappen gezet. Een belangrijke ontwikkeling
is de Europese taxonomie. Deze taxonomie legt vast wat duurzame investeringen zijn
en biedt daarmee duidelijkheid aan de markt. Dit zal de taxonomie doen op zes terreinen,
waaronder klimaatmitigatie en -adaptie, maar ook de bescherming van biodiversiteit.
In het akkoord over de Europese taxonomie is afgesproken dat ook grote bedrijven (naast
financiële instellingen) dienen te rapporteren over hoe zij zich tot de taxonomie
verhouden. Zo wordt het voor financiële instellingen makkelijker om de taxonomie toe
te passen, omdat ook bedrijven waarin zij investeren dienen te rapporteren over hoe
activiteiten aansluiten bij de taxonomie. Het kabinet is van mening dat hier nog verdere
stappen op kunnen worden gezet. Zo dient duidelijker te worden welke activiteiten
grote duurzaamheidsrisico’s dragen. Zoals aangegeven in reactie op bovengenoemde initiatiefnota
acht het kabinet een verbreding van de taxonomie dan ook wenselijk en zal zich hier
voor inzetten. Een algemene taxonomie kan financiële instellingen en toezichthouders
namelijk helpen bij het in kaart brengen van duurzaamheidsrisico’s. Dat draagt er
ook aan bij dat instellingen beter zicht hebben in de investeringen die zij moeten
afbouwen.
De Europese Commissie heeft in haar Green Deal aangekondigd dat de richtlijn niet-financiële
informatie (NFI) wordt herzien, en heeft deze ook reeds geconsulteerd. Deze richtlijn
is van toepassing op organisaties van openbaar belang, waaronder beursgenoteerde ondernemingen,
banken en verzekeraars. Bij de herziening kijkt de Europese Commissie onder andere
naar het uitbreiden van de reikwijdte van ondernemingen die onder de richtlijn vallen.
Daarnaast wordt gekeken of het wenselijk is om één rapportagestandaard te ontwikkelen
voor niet-financiële informatie, zoals dat al geldt voor financiële informatie. In
dat kader heb ik uw Kamer ook recent een afschrift gestuurd van mijn reactie op de
consultatie van de IFRS Foundation waarin ik het aanmoedig om bij te dragen aan een
internationale standaard voor niet-financiële informatie.20
Ook heeft de Europese Commissie aangekondigd te werken aan een (mogelijk wetgevend)
initiatief op het gebied van duurzaam ondernemingsbestuur (sustainable corporate governance),
waar gepaste zorgvuldigheid (due dilligence) onderdeel van is. In dit kader heeft de Europese Commissie een publieke consultatie
opengesteld. Zoals ook aangegeven in de beleidsnota «Van voorlichten tot verplichten:
een nieuwe impuls voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemerschap»
van 16 oktober 2020 zet het kabinet in op een doordachte mix van maatregelen om de
naleving van de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen (OESO-richtlijnen)
te bevorderen.21 Kernelement van deze mix is een brede due diligence verplichting, die bij voorkeur
op Europees niveau wordt ingevoerd. Een brede due diligence verplichting zorgt ervoor
dat bedrijven communiceren over hoe gevolgen worden aangepakt.
Ik denk dat een dergelijke uitbreiding van rapportageverplichtingen er ook aan bijdraagt
dat financiële instellingen meer controle krijgen over de klimaat- en biodiversiteitsimpact
van beleggingen en investeringen. Dergelijke informatie biedt financiële instellingen
een basis om overzicht te krijgen waar deze impact het grootst is, en hierop te gaan
sturen, bijvoorbeeld door afspraken te maken met klanten, of bepaalde uitzettingen
af te stoten.
Vraag 11
Heeft u zicht op de transparantie en de inzichtelijkheid van andere productieketens,
hoe is het hiermee gesteld en kunt u garanderen dat alle productieketens transparant
en inzichtelijk zijn voor financiers?
Antwoord 11
Ik heb geen zicht op alle productieketens en kan mij voorstellen dat de productieketens
ook voor financiers niet altijd volledig inzichtelijk zijn, aangezien dit afhankelijk
is van de beschikbare data en informatie over de verschillende ketenpartners. Mijn
verwachting is wel dat voornoemde wetgeving, zoals de taxonomie die van grote bedrijven
vraagt meer inzicht te verschaffen in hun duurzaamheidsimpact, eraan gaat bijdragen
dat productieketens voor financiers inzichtelijker worden. Hetzelfde geldt voor de
in de beleidsnota «Van voorlichten tot verplichten: een nieuwe impuls voor internationaal
maatschappelijk verantwoord ondernemerschap» beschreven inzet van het kabinet op een
brede due diligence-verplichting. Verder is het goed om op te merken dat het kabinet al van Nederlandse
bedrijven die internationaal opereren verwacht dat zij OESO-richtlijnen en de UN Guiding
Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) naleven. Dit houdt in dat zij voor
hun bedrijfsprocessen risico’s op misstanden voor mens en milieu in kaart brengen,
hun invloed aanwenden om deze risico’s te voorkomen, te verminderen en/of aan te pakken,
de aanpak hiervan monitoren en hierover rapporteren.
Vraag 14
Erkent u dat financiële instellingen door een gebrek aan inzichtelijkheid en transparantie
potentieel meer risico lopen, bijvoorbeeld op stranded assets, dan zij denken? Zo
nee, hoe is dit geborgd? En hoe garandeert u dat er geen doorwerking daarvan plaatsvindt
met negatieve effecten voor bijvoorbeeld onze pensioenen?
Antwoord 14
Zoals ik in reactie op de initiatiefnota «Van oliedom naar gezond verstand: verduurzaming
van de financiële sector» en in de verkenning naar de markt voor groene financiering
heb gedeeld ben ik van mening dat meer inzichtelijkheid en transparantie kan bijdragen
aan het beter inzichtelijk maken van duurzaamheidsrisico’s. In algemeenheid is van
belang dat financiële instellingen en toezichthouders duurzaamheidsrisico’s scherper
krijgen. DNB is hier internationaal voorloper in, en werkt in dat verband ook samen
met andere centrale banken in het network for greening the financial system. In lijn daarmee wil ik me komende tijd blijven inzetten zodat duurzaamheidsrisico’s
worden meegenomen in prudentiële raamwerken. Zo zal Nederland zich er bijvoorbeeld
voor inzetten dat klimaatrisico’s worden geïncorporeerd in de aankomende herziening
van het prudentieel raamwerk voor banken. Zoals ik aangaf in de reactie op de initiatiefnota,
is het kabinet voorstander van het meewegen van klimaatrisico’s in het kapitaaleisenraamwerk
in de instellingspecifieke eisen van pijler 2 van het raamwerk. Pijler 2 geeft ruimte
voor het hanteren van scenario-analyses en geeft toezichthouders de mogelijkheid voor
maatwerk om op de uitkomsten van die analyses te handelen. Ten aanzien van het beleggingsbeleid
van verzekeraars wil ik mij ervoor inzetten dat bij de herziening van het prudentieel
raamwerk voor verzekeraars (Solvency II), verzekeraars zich actiever richting duurzame
beleggingen gaan bewegen. Het is goed om op te merken dat het bedrijfsmodel van een
schadeverzekeraar er al voor zorgt dat ten aanzien van het klimaat er automatisch
een risicoanalyse gemaakt moet worden. Klimaatverandering heeft immers een directe
impact op de schade die een verzekeraar vergoedt. Tot slot stelt de IORP II-richtlijn22 eisen ten aanzien van de manier waarop pensioeninstellingen klimaatrisico’s in beschouwing
dienen te nemen. Onder andere moeten zij via hun governance- en risicobeheersystemen
bij beleggingsbeslissingen rekening houden met milieu, sociale en governancefactoren.
Deze risico’s moeten ook worden meegewogen in de eigen risicobeoordeling van pensioeninstellingen.
Tevens verplicht de Verordening inzake ESG informatieverschaffing23 pensioeninstellingen tot openheid ten aanzien van hun omgang met duurzaamheidsrisico’s.
Vraag 17 en 21
Bent u het ermee eens dat naast vrijwillige commitments vanuit de financiële sector
zelf en dwingender wet- en regelgeving, zoals verplichte due diligence-wetgeving,
ook het strafbaar stellen van ecocide kan helpen om financiering van schadelijke en
vervuilende activiteiten te stoppen?
Op welke manier vindt u dat Nederland moet optreden tegen het grootschalig beschadigen
en vernietigen van de leefomgeving (ecocide)? Vindt u dat er genoeg gedaan wordt?
Antwoord 17 en 21
De mondiale problematiek rond het verlies aan biodiversiteit en ecosystemen is groot
en zorgelijk. Het kabinet zet in op sterkere mondiale afspraken om biodiversiteit
te behouden en neemt ook actie om de Nederlandse ecologische voetafdruk te verkleinen.
De kabinetsinzet gericht op het behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit en ecosystemen
is uiteengezet in de Kamerbrieven over internationale biodiversiteit en over het programma
Versterken Biodiversiteit.24 Het internationale gesprek over de uitwerking van het concept ecocide is volop bezig.
Het kabinet volgt deze ontwikkelingen met belangstelling. Afhankelijk van hoe internationale
afspraken hierover vormkrijgen, kan worden bezien op welke manier hiermee kan worden
omgegaan.
Vraag 18
Bent u bereid om – nu steeds weer blijkt, zoals uit de hier genoemde voorbeelden,
maar ook uit het gebrek aan de bereidheid om de investeringen en beleggingen in olie
en gas uit te faseren, dat zelfregulering niet voldoende is voor de financiële sector
om verder te verduurzamen – onderzoek te doen naar manieren waarop wet- en regelgeving
ondersteuning kunnen bieden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 18
De afgelopen jaren is reeds een groot aantal onderzoeken uitgevoerd naar de wijze
waarop duurzame financiering kan worden bevorderd. Allereerst is door de Europese
Commissie in 2016 een expertgroep gevraagd te verkennen hoe duurzame financiering
op Europees niveau kan worden bevorderd.25 Dat onderzoek heeft in 2018 geleid tot een actieplan en een groot aantal aanpalende
maatregelen. Ik heb een voorkeur voor een Europese aanpak gezien het sterke grensoverschrijdende
karakter van zowel de financiële markten alsook de problematiek van klimaatverandering
en verlies van biodiversiteit. Het is dan ook goed dat de Commissie voornemens is
om dit jaar met een hernieuwd actieplan te komen om financiële markten verder te verduurzamen.
Ook doen verschillende Europese toezichthouders onderzoeken naar hoe risico’s van
klimaatverandering beter kunnen worden geïncorporeerd in prudentiële raamwerken.26 In dat kader heeft de ECB recent nieuwe aanbevelingen gepubliceerd over hoe zij verwacht
dat onder toezicht staande instellingen klimaat- en milieurisico’s managen en hierover
rapporteren.27 Dit is een eerste stap en Nederland zal pleiten voor een verdere voortvarende aanpak.
Nationaal heb ik zelf reeds een verkenning gedaan naar de markt voor groene financiering,
en daarin mijn beleidsprioriteiten uiteengezet.28 Recent heb ik die nader gedefinieerd en verder uitgebreid middels de kabinetsreactie
op voornoemde initiatiefnota. Ik zie daarom op dit moment geen noodzaak tot aanvullend
onderzoek.
Vraag 19
Kunt u deze vragen ook beantwoorden in het licht van de onlangs aangenomen motie-Sjoerdsma/Van
Ojik29 en de tweede doelstelling die genoemd wordt in de iniatiefnota «Verduurzaming van
de financiële sector» dat naast het aanjagen van groen veel aandacht uit moet gaan
naar het reduceren van vervuilende activa, die veruit het grootste in omvang zijn
en de meeste relatieve impact genereren als zij verduurzamen?
Antwoord 19
Ja. Zoals hierboven aangegeven wil het kabinet bijvoorbeeld de duurzame taxonomie
verbreden naar activiteiten die juist een verhoogd duurzaamheidsrisico dragen. Ook
het nadrukkelijk incorporeren van duurzaamheidsrisico’s in risicoraamwerken van financiële
instellingen draagt eraan bij dat financiële instellingen scherper zullen kijken naar
juist die activiteiten die een verhoogd risico dragen voor klimaat of biodiversiteit.
Tot slot ziet het kabinet ook het recente klimaatcommitment van de financiële sector
als een stimulans om activiteiten te verminderen, die ten koste gaan van klimaatdoelen.
Vraag 20
Op welke manieren spoort u financiële instellingen aan om gerichte actie te ondernemen
tegen specifieke misstanden zoals m.b.t. mensenrechten en milieu, en bent u bereid
om dit proactiever te gaan doen?
Antwoord 20
Ik ben in continu overleg met de financiële sector over haar duurzaamheidsambities.
Binnen het klimaatakkoord is de financiële sector een ambitieus commitment aangegaan.
Hier heb ik u recent per brief over de voortgang geïnformeerd.30 Zoals ik in die brief aangaf is als onderdeel van dit commitment een Commissie Financiële
Sector Klimaatcommitment (CFSK) opgericht. In de CFSK nemen deelnemers van financiële
instellingen en ambtenaren van de ministeries van Financiën en EZK deel. Binnen de
CFSK wordt continu gesproken over hoe de sector invulling kan geven aan haar ambities,
en waar mogelijk meer gedaan kan worden.
Ook in het kader van de Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)
convenanten voor de financiële sector voer ik, samen met een aantal NGO’s en de vakbond,
een continu dialoog met de financiële sector over de naleving van de OESO-richtlijnen
en UNGP’s.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.