Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de voortgang (Ont)Regel de Zorg (Kamerstuk 29515-452)
2021D02490 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van 14 december
2020 van de het kabinet betreffende de voortgang van het programma (Ont)Regel de Zorg
(Kamerstuk 29 515, nr. 452).
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Heller
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II.
Reactie van het kabinet
11
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van het
kabinet over de voortgang van het programma (Ont)Regel de Zorg). Genoemde leden vinden
het belangrijk dat de kwaliteit van de zorg zo goed mogelijk is en dat regelgeving
en administratieve druk die dit belemmeren zo goed en zo snel mogelijk geschrapt moeten
worden. De coronacrisis heeft veel plannen die er al waren stevig in de war geschopt
en heeft voor vertraging gezorgd. De leden van de VVD-fractie hebben daar begrip voor.
Deze leden zien ook de unieke kans om, op grond van de opgave die er ligt en de lessen
die zijn geleerd uit de crisis, overbodige regelgeving stevig aan te pakken en blijvend
veranderingen door te voeren die zorgprofessionals en zorgorganisaties meer ademruimte
te geven. Genoemde leden hebben daarom een aantal vragen.
1. Voortgang programma [Ont]Regel de Zorg
1.2 Voortgang lokale aanpak van regeldruk
Jeugdzorg (Landelijke Schrapweek Jeugd): inzake de jeugdzorg vragen de leden van de VVD-fractie graag hoe het kabinet een
vinger aan de pols houdt bij de, in totaal meer dan 1900, lokale, regionale en landelijk
afgesproken acties om meer onnodige regels te schrappen. Wordt door het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) ondersteuning verleend, bijvoorbeeld op
het punt van het hanteren van een tijdlijn, of het SMART-formuleren van het doel?
Deze leden vragen daaropvolgend aan het kabinet hoe wordt geborgd dat de vier projectgroepen,
die elk afzonderlijk aan de slag gaan met het terugdringen van het aantal productcodes,
niet alleen op hun eigen terrein pogen te komen tot minder codes, maar tegelijk bezien
of winst te behalen valt over de grenzen van de groepen heen. Deelt het kabinet de
mening dat hiermee niet alleen het aantal productcodes omlaag kan, maar tegelijk een
slag geslagen kan worden om met meer maatwerk jeugdhulp te bieden aan jongeren en
hun gezin?
De leden van de VVD-fractie juichen het toe dat het kabinet in gesprekken met de branche
aandacht wil geven aan wat de branche zelf kan doen om administratieve lasten te verlichten.
Kan concreet gemaakt worden wat de inzet van het kabinet bij deze gesprekken is, wanneer
precies actie wordt ondernomen, en kan de Kamer geïnformeerd worden over de voortgang
hiervan? Is het kabinet voorts bereid de branche proactief te wijzen op de door de
branche zelf geïnitieerde regels?
Waar kunnen professionals en belanghebbenden terecht als zij menen dat ze tegen overbodige,
onnuttige of onnodige regels aanlopen?
(Ont)Regelbus: een van de onderdelen van de aanpak van regeldruk en administratieve lasten is de
(Ont)Regelbus, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Onder de 22 instellingen die
zich hiervoor hebben aangemeld, bevinden zich slechts twee ggz-instellingen. Dit terwijl
juist binnen de ggz al zo lang en zo veelvuldig wordt aangegeven dat men gebukt gaat
onder een grote administratieve lastendruk. Hoe kijkt het kabinet aan tegen de beperkte
deelname vanuit de ggz-sector? Is bekend waarom niet meer ggz-instellingen hebben
deelgenomen? Welke argumenten hebben ggz-instellingen aangedragen als reden om niet
deel te nemen? Wat zijn de belangrijkste leerpunten die zijn opgedaan bij deze ggz-instellingen?
Worden de opgedane ervaringen bij de (Ont)Regelbus meegenomen in de vervolgaanpak?
Hoe worden de goede ervaringen gedeeld met ggz-instellingen die niet deel hebben genomen
aan de trajecten, in het kader van het creëren van een lerende omgeving binnen de
ggz? Hierover is namelijk vaak gesproken tijdens debatten.
2. Effect/merkbaarheid
2.1 Merkbaarheidsscan
Brief: in de brief van het kabinet lezen de leden van de VVD-fractie dat de werktijd die
wordt besteed aan administratieve taken het sterkst is toegenomen in de ggz. Dat baart
deze leden grote zorgen. Al jaren wordt gesproken over het terugdringen van de administratieve
werkzaamheden; de leden van de VVD-fractie hebben hier in debatten en op verschillende
andere manieren aandacht voor gevraagd. Er zijn veel pilots die erop gericht zijn
om de administratieve werkzaamheden terug te dringen en toch blijkt dat het administratieve
monster steeds weer opduikt. Hoe duidt het kabinet deze ontwikkeling, in relatie tot
alles dat opgetuigd is in de afgelopen periode om de administratieve lastendruk te
verminderen? In welke mate valt de toename van de administratieve lasten toe te schrijven
aan de per 1 januari 2020 in werking getreden Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
(Wvggz) en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten
(Wzd)? Kan het kabinet voorts aangeven welke acties via deze wetgeving zijn ondernomen
om de administratie terug te dringen, en wat hiervan de eerste resultaten zijn?
Eindrapport Merkbaarheidsscan: de leden van de VVD-fractie lezen in de eindrapportage Merkbaarheidsscan (Ont)Regel
de Zorg 2020 dat vijf van de twaalf actiepunten voor de curatieve ggz nog in uitvoer
zijn ten tijde van het opleveren van het rapport. Is het kabinet het met deze leden
eens dat de eindrapportage voor de curatieve ggz uiteindelijk maar een halve rapportage
is, kijkende naar het afgeronde aantal actiepunten? Welke vorderingen zijn er in de
tweede helft van het jaar geweest inzake deze vijf actiepunten? Waarom heeft het langer
geduurd om deze actiepunten af te ronden? Wanneer wil het kabinet deze actiepunten
volledig afronden? De leden van de VVD-fractie ontvangen graag een rapportage wanneer
alle actiepunten volledig zijn afgerond.
De leden van de VVD-fractie leden lezen op pagina 4 van de merkbaarheidsscan 1 dat respondenten binnen de farmacie nog geen verbetering zien, vanwege het afschaffen
van het uitgebreid beantwoorden van vergoedingsvragen in de apotheek. Opvallend is
dat de administratieve tijdsbesteding per actiepunt afneemt, terwijl de administratieve
tijdsbesteding in de sector op totaalniveau juist toeneemt. Dit is mogelijk te verklaren
door regeldruk die wordt veroorzaakt door zaken die buiten het actieplan voor de farmacie
vallen. Is geprobeerd te identificeren welke zaken dit zijn?
Heeft het beperkte aantal interviews omtrent regeldruk in de medisch-specialistische
zorg, zoals de leden van de VVD lezen op pagina 5 van de merkbaarheidsscan, invloed
op de representativiteit van het onderzoek?
De leden van de VVD-fractie lezen voorts op pagina 9 van de merkbaarheidsscan dat
(ont)regelen een taai vraagstuk blijft. Hoewel een groot deel van de actiepunten leidt
tot minder regeldruk, wordt nog niet bij elk actiepunt of in elke sector eenzelfde
positief effect gemerkt. Kan het kabinet per sector aangeven op welke actiepunten
nog geen merkbaar positief effect is geconstateerd?
Op pagina 48 van de merkbaarheidsscan lezen de leden van de VVD-fractie dat in de
wijkverpleging zijn toegenomen. In deze sector gaan het aantal administratieve handelingen
direct ten koste van persoonlijke aandacht voor de cliënt. Welke specifieke inzet
zal worden ingezet om deze ontwikkeling tegen te gaan?
Op pagina 50 van de merkbaarheidsscan lezen genoemde leden dat alle toe- en afnames
niet significant zijn. Welke conclusie trekt het kabinet op basis van deze analyse?
Over het onderzoek naar verlaging van de regeldruk lezen de leden van de VVD-fractie
op pagina 53 van de merkbaarheidsscan dat er bij verpleeghuizen geen conclusie te
trekken is. Hoe gaat het kabinet het mogelijk maken dat hier het komende jaar wel
duidelijke vergelijkbare cijfers beschikbaar over zijn, zodat in tegenstelling tot
nu een conclusie kan worden getrokken?
Daarnaast lezen de leden van de VVD-fractie op pagina 57 dat ook bij de gehandicaptenzorg
de cijfers tussen 2019 en 2020 niet vergelijkbaar zijn. Duidelijk wordt wel dat ook
hier de regeldruk en de acceptabele regeldruk ver uit elkaar liggen. Welke specifieke
verlaging van de regeldruk in dit werkveld werkt goed en kan geïmplementeerd worden
bij andere instellingen?
2.2 Andere onderzoeken
De leden van de VVD-fractie willen graag weten hoe het kabinet de kloof verklaart
tussen de analyse van de Vereniging van Artsen Automobilisten (VvAA), waaruit een
verlaging van regeldruk van 48% naar 42% blijkt, en de conclusie dat zorgverleners
tegelijkertijd het gevoel hebben meer tijd kwijt te zijn aan de naleving van regels.
Daarnaast lezen genoemde leden dat 59% van de respondenten niet tevreden is met de
voortgang van het terugbrengen van regeldruk. Kan het kabinet aangeven hoe hier de
komende tijd invulling aan wordt gegeven, zodat men in het werkveld het gevoel krijgt
dat hieraan gewerkt wordt? Dit gegeven de achtergrond dat 89% van de zorgverleners
geen initiatieven in zijn of haar eigen omgeving ziet om regeldruk te verlagen.
De leden van de VVD-fractie lezen ook dat zorgverleners binnen verpleeghuizen ervaren
dat de regeldruk is toegenomen. Hoe verklaart het kabinet dit? Welke specifieke extra
regels kunnen hier volgens het kabinet aan ten grondslag liggen?
3. Gevolgen COVID-19 voor (Ont)Regel de Zorg
De leden van de VVD-fractie lezen dat in de coronacrisis besluitvorming binnen zorginstellingen,
zowel over medische als organisatorische zaken, met minder bureaucratie gepaard is
gegaan. Het kabinet stelt dat deze voorbeelden illustreren dat de zorg in staat is
regels, werkwijzen en protocollen buiten werking te stellen wanneer de situatie daar
om vraagt. Is vastgelegd om welke regels dit gaat en welke procedures verkort zijn?
De betreffende werkwijzen en protocollen hoeven niet noodzakelijkerwijs allemaal in
dezelfde vorm terug te keren. Hoe kan de «het kan wel-mentaliteit» goed worden gewaarborgd,
zodat zorginstellingen minder snel terugvallen op regels, protocollen en werkwijzen
van voor de coronacrisis? Hoe wordt gewaarborgd dat zorginstellingen ook vanuit wet-
en regelgeving de ruimte hebben om regels, werkwijzen en protocollen om te vormen?
Kunnen deze veranderingen uitgerold worden naar andere instellingen als best practices?
4. Geleerde lessen
Eén van de vijf lessen die het kabinet trekt, gaat over zeggenschap, zo lezen de leden
van de VVD-fractie. Zorgverleners dienen tijd en ruimte te krijgen om ervaren regeldruk
aan te kaarten. Het belang van zeggenschap zien genoemde leden ook terugkomen in de
recent uitgekomen rapporten «Niets over ons, zonder ons» van de Chief Nurse Officer
en «Applaus is niet genoeg» van de Raad voor de Samenleving. De leden van de VVD-fractie
zien de vervolgacties van het kabinet op dit gebied niet terugkomen in zijn Kamerbrief.
Welk acties gaat het kabinet ondernemen om zeggenschap van zorgverleners te verbeteren?
Welke rol ziet het kabinet voor zorgorganisaties en hoe kan het kabinet hen daarin
ondersteunen?
5. Acties komende periode
De leden van de VVD-fractie lezen dat de uitvoering van 35 openstaande actiepunten
volgens schema verloopt. Welke actiepunten zijn dit en wanneer zijn deze afgerond?
Daarnaast willen deze leden graag weten van welke 33 actiepunten de uitvoering langer
duurt dan voorzien. Wanneer verwacht het kabinet dat deze actiepunten worden afgerond?
Op welk moment in een wetgevingstraject is het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR)
aan zet? Is dit voor of na de amendering van de Kamer?
Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de aanpak van regeldruk
en administratieve lasten. Deze leden vinden de voortgang van het actieprogramma na
2,5 jaar nogal teleurstellend, ondanks de inzet van de (Ont)Regelbus, speciale regeldrukadviseurs,
ontregellabs en de vele schrap- en snapsessies. De leden van de PVV-fractie vinden
dat zorgverleners nog steeds veel te veel van hun kostbare tijd kwijt zijn aan administratieve
lasten en regeldruk. Het doel van het actieprogramma, het merkbaar verminderen van
de ervaren werkdruk, is door zorgverleners nauwelijks zo ervaren. Het actieprogramma
heeft er niet voor gezorgd dat de doorgeschoten bureaucratie een halt toegeroepen
is. In onder andere de verpleeghuissector en de farmacie zijn de ervaren administratieve
lasten de afgelopen jaren zelfs toegenomen. Genoemde leden vinden dit onbegrijpelijk
en vragen het kabinet hoe dit kan.
Apothekers wijzen onder meer de (tijdelijke) niet-leverbaarheid van geneesmiddelen
aan als een knelpunt dat bijdraagt aan de regeldruk in de farmacie. Uit onderzoek
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP) bleek
eerder dat in meer dan 2.000 apotheken het apotheekteam wekelijks 17,5 uur besteed
aan het oplossen van geneesmiddelentekorten. Hoe kunnen de administratieve lasten
die voortkomen uit het oplossen van geneesmiddelentekorten worden verlaagd? Indien
deze werkdruk niet kan worden verlaagd: hoe wil het kabinet de apothekers ondersteunen
bij het in stand houden van de continuïteit van farmaceutische zorg?
Deelt het kabinet de mening van apothekers dat de leverbaarheid van geneesmiddelen
een grote rol speelt ten aanzien van de regeldruk? Wat moet in een vervolgaanpak,
ook in samenwerking met de veldpartijen, meer worden «ontregeld» in de farmacie? Hoe
wordt geborgd dat deze «ontregeling» daadwerkelijk wordt geïmplementeerd en dat de
sector ook concreet ervaart dat er wordt ontregeld?
Veel regeldruk wordt veroorzaakt door zorgverzekeraars en gemeenten. Welke resultaten
zijn geboekt wat betreft uniformering en standaardisering van de ICT-systemen? De
leden van de PVV-fractie lezen dat het Ketenbureau i-Sociaal Domein heeft bijgedragen
aan standaardisatie van informatie-uitwisseling en daarmee aan de reductie van administratieve
lasten. Zijn inmiddels alle ICT-systemen gestandaardiseerd en geüniformeerd? Zo nee,
waarom niet? Ervaren zorgverleners een reductie in de administratieve lasten? Zo ja,
welke? Welke uitvoeringslasten in verband met de mogelijkheid om gemeenten in uitzonderingsgevallen
tot samenwerking te verplichten en in verband met het verminderen van uitvoeringslasten,
zijn daadwerkelijk verminderd na wijziging van de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke
ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en de Zorgverzekeringswet ruim 3 jaar geleden? Wat merken
zorgverleners en -aanbieders hiervan?
Zorgaanbieders geven aan dat de hoge ervaren administratieve last ook te wijten is
aan een diversiteit in afspraken tussen de verschillende gemeenten en zorgaanbieders.
De leden van de PVV-fractie vragen het kabinet op welke manier deze problematiek wordt
aangepakt.
De leden van de PVV-fractie pleiten al jaren voor het landelijk uitvoeren van goede
praktijken. Deze leden zijn dan ook zeer benieuwd hoe het kabinet gaat stimuleren
dat een landelijke uitrol daadwerkelijk van de grond komt. Ook vragen deze leden waarom
het kabinet de goede praktijken van het Experiment Regelarme Instellingen destijds
niet landelijk heeft uitgerold? Is het kabinet bereid dit alsnog te doen? Zo nee,
waarom niet?
De regeldruk in de langdurige zorg is 35%. Dit betekent dat van elke 100 zorgmedewerkers
er 35 niet werken in de daadwerkelijke zorgverlening. Deelt het kabinet de mening
dat dit een belachelijke verhouding is, aangezien bewoners van verpleeghuizen eenmalig
«inchecken» en medewerkers daarna bezig moeten zijn met daadwerkelijke verpleging
en verzorging? Deelt het kabinet de mening dat administratie moet worden geautomatiseerd,
gedigitaliseerd of afgeschaft?
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de voortgangsbrief van het kabinet
over het programma (Ont)Regel de Zorg. Deze leden hebben hier enkele vragen bij.
De leden van de CDA-fractie vragen wat volgens het kabinet nodig is om meer vaart
te zetten achter de vermindering van administratieve lasten. Zo hebben genoemde leden
er bijvoorbeeld eerder al voor gepleit dat zorgkantoren, verzekeraars en andere partijen
ieder afzonderlijk hun verantwoordingsdocumenten moeten uniformeren. Is het kabinet
bereid hier werk van te maken? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet schrijft in zijn brief dat in de 2,5 jaar dat het programma nu loopt,
«dankzij de gezamenlijke inzet van alle betrokken zorgverleners en partijen mooie
resultaten zijn bereikt». De Minister voor Medische Zorg schrijft hier namens het
kabinet ook: «Tegelijkertijd zie ik dat de merkbaarheid voor zorgverleners nog achterblijft,
terwijl het ons daar juist om te doen is.» De leden van de CDA-fractie vragen het
kabinet of het van mening is dat het programma voldoende heeft opgeleverd. Waarop
baseert het kabinet die conclusie? Kan het kabinet aangeven waar als gevolg van het
programma minder regeldruk is ontstaan? Hoe verhoudt dit zich tot het gegeven dat
de merkbaarheid voor zorgverleners nog achterblijft?
Het kabinet geeft in zijn Kamerbrief aan dat het programma de komende maanden doorloopt,
en dat ook daarna stevige inzet op dit thema noodzakelijk zal blijven. Het kabinet
schrijft in deze brief tevens dat de komende periode naast het afronden van de acties
uit het huidige programma, ook in het teken zal staan van het formuleren van een gezamenlijke
vervolgaanpak van dit vraagstuk. De looptijd van het huidige programma, loopt echter
af. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet het vervolg ziet met betrekking
tot de aanpak van de regeldruk in de zorg.
Het kabinet geeft in zijn Kamerbrief ook aan dat het een regierol van het Ministerie
van VWS essentieel acht om de komende jaren de positieve trend in het verminderen
van de ervaren regeldruk te kunnen voortzetten en uitbouwen. De leden van de CDA-fractie
vragen hoe het kabinet ervoor kan zorgen dat het perspectief van uitvoerbaarheid en
praktische consequenties bij nieuwe wet- en regelgeving voldoende aandacht krijgt.
Hoe wil het kabinet er voor zorgen dat het voorkomen van regeldruk als gevolg van
nieuwe wet- en regelgeving, geborgd wordt?
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet hoe rechtmatigheid, bestrijding van
fraude, het weren van ongewenste zorgaanbieders en het inzichtelijk maken van de zorguitkomsten
zich moeten verhouden tot regeldruk in de zorg. Vindt het kabinet dat een onafhankelijke
partij, bijvoorbeeld het ATR, meer te zeggen moet krijgen om het doel van «minder
regeldruk» meer urgentie te geven?
De zorgverlener blijft hoge regeldruk ervaren. Ondanks het programma (Ont)Regel de
Zorg is de tijdsbesteding aan administratieve werkzaamheden in 2020 zelfs gestegen
ten opzichte van 2019. De leden van de CDA-fractie vragen of het kabinet het eens
is met respondenten die zeggen dat de leverbaarheid van geneesmiddelen een grote rol
speelt in de regeldruk. Wat moet in een vervolgaanpak, ook in samenwerking met de
veldpartijen, meer worden «ontregeld» in de farmacie? Hoe wordt geborgd dat deze «ontregeling»
daadwerkelijk wordt geïmplementeerd en dat de sector ook concreet ervaart dat er wordt
ontregeld?
In het KNMG-eindrapport over de merkbaarheidsscan2 is te lezen dat het actieplan van de farmacie «nog niet volledig aansluit op hun
huidige behoefte om regeldruk aan te pakken». De leden van de CDA-fractie vragen of
dit betekent dat de doelstellingen van het programma (Ont)Regel de Zorg voor de farmacie
buiten de contouren van dit programma liggen. Gaan het kabinet en het veld opnieuw
de behoefte van apotheekteams in kaart brengen, zodat via (Ont)Regel de Zorg concreet
aan de wensen vanuit de sector kan worden gewerkt?
Het beantwoorden van vergoedingsvragen staat op nummer één van de knelpunten waar
apotheken de meeste regeldruk ervaren. Patiënten zijn vaak onvoldoende op de hoogte
van polisvoorwaarden3. Als gevolg daarvan komen zij met vragen bij de apotheek in plaats van bij de zorgverzekeraar.
De Nationale Zorgautoriteit (NZa) heeft apotheken op dit punt ook een informatieverplichting
opgelegd. De leden van de CDA-fractie vragen hoe het kabinet denkt dat de informatieverstrekking
door zorgverzekeraars op dit punt kan worden verbeterd?
Apothekers wijzen onder meer de (tijdelijke) niet-leverbaarheid van geneesmiddelen
aan als een knelpunt dat bijdraagt aan de regeldruk in de farmacie4. Uit onderzoek van de KNMP bleek eerder dat in meer dan 2000 apotheken het apotheekteam
wekelijks 17,5 uur besteedt aan het oplossen van geneesmiddelentekorten. De leden
van de CDA-fractie vragen hoe de administratieve lasten die voortkomen uit het oplossen
van geneesmiddelentekorten kunnen worden verlaagd. Indien deze werkdruk niet kan worden
verlaagd: hoe wil het kabinet de apothekers ondersteunen bij het in stand houden van
de continuïteit van farmaceutische zorg?
De leden van de CDA-fractie vragen ten slotte wat het kabinet aan het volgende kabinet
van plan is mee te geven met betrekking tot afspraken over regeldruk in bijvoorbeeld
een eventueel volgend hoofdlijnenakkoord.
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de aanpak van regeldruk
en administratieve lasten. Deze leden vinden het van groot belang dat mensen die in
de zorg werken hun kostbare tijd zo veel mogelijk kunnen besteden aan patiënten en
cliënten. Zij hebben in dit verband nog verschillende vragen.
De leden van de D66-fractie lezen dat 33 van de 171 actiepunten achterlopen op schema.
Deels zou dit komen door de inspanningen die de strijd tegen het coronavirus vraagt
van de zorg. Anderzijds zou dit komen doordat deze actiepunten minder relevant zijn
geworden vanwege voortschrijdend inzicht of andere ontwikkelingen. Kan het kabinet
toelichten hoe deze actiepunten, ondanks de aanhoudende coronacrisis, alsnog voortgezet
kunnen worden? Kan het kabinet tevens een toelichting geven over het voortschrijdend
inzicht dan wel de ontwikkelingen die ertoe hebben geleid een lagere relevantie toe
te kennen aan sommige actiepunten? Deze leden vragen daarnaast een overzicht van de
actiepunten die hierdoor niet meer afgerond zullen gaan worden, evenals een tijdspad
van de actiepunten die alsnog zullen worden afgerond ondanks de lagere relevantie.
De leden van de D66-fractie lezen verder dat tijdens de eerste coronagolf bijeenkomsten
en schrapsessies in het kader van (Ont)Regel de Zorg zijn opgeschort, de bezoeken
van de (Ont)Regelbus aan zorginstellingen zijn uitgesteld en werkbezoeken van speciale
adviseurs zijn afgezegd. Deze keuzes zijn genomen om zorgverleners en zorgaanbieders
niet voor de voeten te lopen tijdens hun drukke werkzaamheden. De leden van de D66-fractie
zijn benieuwd of in die periode vervangende maatregelen zijn genomen om zo alsnog
voortuitgang te boeken in het tegengaan van de administratieve lastendruk en zo zorgverleners
te helpen. Daarnaast vragen deze leden op welke wijze aanpassingen zijn doorgevoerd
in de werkwijze van (Ont)Regel de Zorg die ervoor zorgen dat er ondanks het coronavirus
in de komende maanden progressie kan worden geboekt.
De leden van de D66-fractie constateren dat uit de merkbaarheidsscan naar voren is
gekomen dat de farmaceutische sector ten opzichte van vorig jaar een hoger percentage
van de werktijd besteedt aan administratie. Een mogelijke verklaring hiervoor is de
regeldruk die wordt veroorzaakt door punten die buiten het actieplan voor de farmacie
vallen. Respondenten van het onderzoek geven dan ook aan dat het huidige actieplan
niet volledig aansluit op hun huidige behoefte. Kan het kabinet toelichten welke acties
zijn ondernomen om ervoor te zorgen dat het actieplan beter aansluit op de behoefte
van de zorgprofessionals? Worden er in deze sector nog aanvullende maatregelen getroffen?
Zo ja, welke maatregelen?
De leden van de D66-fractie lezen voorts in het eindrapport dat de sector curatieve
ggz ten opzichte van vorig jaar een hoger percentage aan administratie besteedt. Een
van de oorzaken hiervoor is nieuwe wetgeving, in dit geval de Algemene Verordening
Gegevensbescherming (AVG) en de Wvggz. Het kabinet laat weten dat een verhoging van
regeldruk door nieuwe regelgeving onvermijdelijk is. Dit omdat er een ander belangrijk
doel mee gediend is, zoals een rechtmatige besteding van zorgmiddelen. Kan het kabinet
reflecteren over de vraag of deze doelen niet op een andere manier bereikt hadden
kunnen worden, die gepaard was gegaan met een lagere administratieve lastendruk? Daarbij
wijzen genoemde leden op de twee spoedreparatiewetsvoorstellen die in het afgelopen
jaar naar de Kamer zijn gestuurd en die administratieve lasten moeten verminderen.
Op welke manier hadden deze reparaties in een voorstadium voorkomen kunnen worden
en welke lessen worden hieruit getrokken voor aankomende wetgevingstrajecten?
De leden van de D66-fractie maken zich al met al zorgen over de effectiviteit van
de maatregelen. Uit de merkbaarheidsscan is immers naar voren gekomen dat bij vijf
sectoren de ervaren regeldruk (zeer) licht is gedaald, maar is ook te zien dat de
tijdbesteding aan de administratieve werkzaamheden bij drie van deze vijf sectoren
harder is gestegen. Bij één sector is een lichte verbetering te zien met betrekking
tot de tijdbesteding aan administratieve lasten, maar de ervaren regeldruk blijft
net zo hoog als in 2019. Zouden deze conclusies volgens het kabinet niet tot een aanscherping
van de maatregelen moeten leiden? Ondanks deze bevindingen blijft het kabinet vasthouden
aan het huidige beleid. Zo is te lezen dat op korte termijn de nadruk ligt op het
afronden van de resterende actiepunten en het continueren van de lokale beweging.
Kan het kabinet toelichten waarom niet wordt afgeweken van het huidige beleid nu de
cijfers daar aanleiding voor geven, omdat er geen of minimale vooruitgang geboekt
is bij deze sectoren? Kan het kabinet toelichten hoe het afronden van de overige actiepunten
hier verandering in kan brengen? Deze leden lezen in de voortgangsrapportage ook de
maatregelen die zijn genomen in het kader van de lokale aanpak. Tot dusverre ontleden
deze leden echter geen resultaat uit de cijfers. Waaraan ontleent het kabinet het
vertrouwen dat dit in de toekomst gaat veranderen?
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voortgangsbrief
met betrekking tot het programma (Ont)Regel de Zorg. Nu het programma ten einde komt
hebben genoemde leden een aantal vragen over de lessen voor de toekomst.
Ten eerste snappen de leden van de GroenLinks-fractie het enthousiasme van het kabinet
over de resultaten van het programma. Dat enthousiasme wordt echter binnen de GroenLinks-fractie
nog niet helemaal gedeeld. Er zijn een aantal belangrijke en hoopvolle resultaten
geboekt, maar de vooruitgang is wat betreft de leden van genoemde fractie nog niet
groot genoeg. Sterker nog, als de vooruitgang binnen de sector van de fysiotherapeuten
buiten beschouwing wordt gelaten, dan is er hoogstens sprake van een trendbreuk. Dat
is een goede eerste stap, maar als we daadwerkelijk iets voor de zorgprofessionals
willen betekenen, vereist dat van ons allemaal, de Kamer en het kabinet, meer inzet.
De leden van de GroenLinks-fractie zien dat de meest aansprekende resultaten zijn
behaald binnen de paramedische zorg. Fysiotherapeuten hanteren een hernieuwde richtlijn
van dossiervoering, waarbij alleen nog medisch-noodzakelijke en wettelijke administratie
wordt bijgehouden. Hierbij merken genoemde leden op dat dit een wezenlijk andere manier
van het schrappen van regels is geweest in vergelijking tot andere sectoren. In andere
sectoren wordt elke regel tegen het licht gehouden en beoordeeld of deze nodig is.
Er wordt gekeken naar welke regels niet nodig zijn en die worden geschrapt. Bij de
fysiotherapeutensector lijkt het proces anders te zijn vormgegeven. Deze beroepsgroep
heeft op een rij gezet welke regels wettelijk verplicht zijn, vervolgens genoteerd
welke regels zij noodzakelijk achtte en vervolgens alle regels die niet aan die criteria
voldeden geschrapt. Is deze omgang met regels niet de manier om ook in andere sectoren
toe te passen? Is er in andere sectoren sprake van vergelijkbare trajecten en hoe
kan het kabinet deze trajecten initiëren of ondersteunen?
De meest succesvolle maatregel is het uniformeren van contracten binnen de ggz. Toch
zien de leden van de GroenLinks-fractie dat de totale tijd die in de curatieve ggz
aan administratie wordt besteed, is toegenomen. Kan het kabinet dit verschil verklaren?
Vervolgens lijkt het de leden van de GroenLinks-fractie logisch dat ook in andere
sectoren de contracten worden geüniformeerd. Waarom is dat nog niet van de grond gekomen?
Wat zijn de knelpunten in andere sectoren en wat kan deze Minister nog in gang zetten
om die transitie in andere sectoren te ondersteunen, dan wel te initiëren? In dat
licht vragen de leden van de GroenLinks-fractie of het kabinet bereid is met Zorgverzekeraars
Nederland tot uniformering van contracten te komen in onder andere de medisch specialistische
zorg, huisartsenzorg, wijkverpleging en farmacie. Voor dezelfde medische handelingen
moet het toch mogelijk zijn om op eenduidige wijze te contracteren? Als verzekeraars
niet bereid blijken om hieraan mee te werken, welke opties zijn er in dat geval om
uniforme contractering af te dwingen via wet- en regelgeving?
Een van de redenen dat de leden van de GroenLinks-fractie ook vinden dat de inzet
geïntensiveerd moet worden is het gegeven dat 89% van de professionals in de zorg
aangeeft geen initiatieven te zien om de regeldruk te verminderen. Welke opties heeft
dit kabinet, maar ook een volgend kabinet, om initiatieven om regeldruk te verminderen
zo te implementeren dat de zorgmedewerker het verschil hiervan merkt?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd dat het kabinet het belang van zeggenschap
onderstreept. Hoe kan het kabinet de rol en zeggenschap van de zorgmedewerker verder
versterken als het gaat om administratieve handelingen? Hoe kan de positie van de
zorgprofessional worden versterkt bij het toevoegen van nieuwe administratie? Kan
worden gestimuleerd of vastgelegd dat ook het professionele oordeel van de zorgmedewerker
over het nut en de noodzaak van nieuwe administratie wordt meegewogen? Daarmee kan
worden bereikt dat administratie alleen wordt opgelegd als de mensen in de zorg dat
nuttig en noodzakelijk vinden of als de wetgever dat noodzakelijk acht. Hoe kijkt
het kabinet hier tegenaan?
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie onderschrijven dat zorgverleners zoveel mogelijk van hun
kostbare tijd moeten kunnen besteden aan patiënten en dat regeldruk en administratie
dit belemmeren. Daarom moet alles op alles worden gezet om bureaucratie in de zorg
zoveel mogelijk te beperken.
De leden van de SP-fractie lezen dat het kabinet concludeert dat er in de loop van
deze kabinetsperiode onmiskenbaar een duidelijke vermindering van regeldruk gerealiseerd
is. Waar is dit op gebaseerd? Kan deze realisatie worden uiteengezet per sector? In
hoeverre is deze vermindering een direct gevolg van schrapsessies? Wordt met deze
schrapsessies doorgegaan of zal worden gepoogd via andere manieren bureaucratie en
regeldruk te verminderen, en zo ja, op welke manier(en)?
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet of zorgverleners nog steeds 40% van
hun tijd kwijt zijn aan papierwerk. Genoemde leden horen namelijk van zorgverleners
dat het niet de goede kant op gaat met de bureaucratie in de zorg. Welk percentage
van hun tijd zijn zorgverleners thans kwijt aan bureaucratie? Kan inzichtelijk worden
gemaakt hoeveel deze bureaucratie en regeldruk per sector kost? Welke plannen zijn
er om dit percentage terug te brengen naar 10% en wat is het tijdpad hiervoor?
De leden van de SP-fractie vragen of per sector kan worden uiteengezet welke bureaucratie
en regels tijdens respectievelijk de eerste en tweede golf van de coronapandemie over
boord zijn gezet vanwege de hoge druk op de zorg. Genoemde leden vragen het kabinet
welke regels permanent achterwege kunnen worden gelaten en in hoeverre dit de bureaucratie
in de zorg in zijn geheel doet afnemen.
II. Reactie van het kabinet
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M. Heller, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.