Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Dam over het bericht 'We gaan niet de hele dag meekijken'
Vragen van het lid Van Dam (CDA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «We gaan niet de hele dag meekijken». (ingezonden 9 december 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 19 januari 2021).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1217.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «We gaan niet de hele dag meekijken»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Kunt u – op hoofdlijnen – aangeven op welke wijze politiemedewerkers met toegang tot
de politiesystemen gecontroleerd gaan worden om te zien of ze geen vreemd zoekgedrag
vertonen? Kunt u daarbij duiden op welke wijze opvolging wordt gegeven aan afwijkende
signalen en op welke wijze «het gesprek met de medewerker» ingebed is in de vervolgaanpak?
Wat zijn atypische signalen waarop vreemd zoekgedrag geconstateerd gaat worden precies?
Kunt u dit nader duiden?
Antwoord 2 en 3
Burgers mogen ervan uitgaan dat informatie die bij de politie bekend is uiterst zorgvuldig
wordt behandeld en beschermd. Het lekken van informatie brengt naast de inbreuk op
de privacy van de betrokkene mogelijk ook de veiligheid van operaties en mensen in
gevaar. De politie gaat daarom oneigenlijk gebruik van de politiesystemen sneller
detecteren met de bedoeling deze eerder te stoppen. Recente corruptiezaken onderstrepen
het belang van verscherpte aandacht voor de aanpak van het lekken van informatie.
Daartoe is een systeem en werkwijze in ontwikkeling met als doel om in een vroegtijdig
stadium mogelijk misbruik door gericht binnendringen van de politiesystemen (hacken) en lekken van informatie van binnenuit te detecteren en voorkomen. Het systeem geeft
een indicatie of mogelijk sprake is van afwijkend zoekgedrag op basis van een groot
aantal indicatoren, waaronder het historische patroon van bevraging en een vergelijking
met het gemiddelde bevragingspatroon van collega’s. Deze indicatoren zijn gebaseerd
op input en ervaringen van experts binnen de politieorganisatie plus de analyse van
casuïstiek. Een voorbeeld van een indicator is het doen van bevragingen met betrekking
tot een onderzoek waar de betreffende functionaris geen rol in heeft. Het is belangrijk
om op te merken dat «afwijkend zoekgedrag» niet perse «fout gedrag» hoeft te betekenen.
Om te zorgen dat er geen sprake is van automatische besluitvorming en er altijd een
mens meekijkt en beslist, wordt een indicatie door specialisten geanalyseerd en gewogen.
Als er vervolgens aanleiding is tot verdere actie wordt de indicatie besproken met
de leidinggevende die een nadere afweging maakt voor het vervolg. In de gevallen dat
sprake is van een harde verdenking van bijvoorbeeld corruptie in relatie tot georganiseerde
criminaliteit wordt uiteraard een passende aanpak gekozen.
De gehele aanpak is op dit moment nog in ontwikkeling en het perspectief van medewerkers
speelt daarbij een belangrijke rol. De medezeggenschap is akkoord gegaan met de ontwikkelingsfase,
neemt vanaf de start deel aan de begeleidingsgroep en stuurgroep en zal bij de landelijke
inrichting en uitrol om instemming worden gevraagd. Het ondersteunen van alle integere
politiemedewerkers en het belang van hun vertrouwen wordt nadrukkelijk onderkend.
Vraag 4
Kunt u uitleggen hoe het juridisch raamwerk van dit systeem precies in elkaar zit?
Is het een werkgever toegestaan om het zoekgedrag van medewerkers op deze manier te
monitoren?
Antwoord 4
De verwerking van informatie door de politie wordt uitgevoerd binnen de wettelijke
kaders van de Wet politiegegevens (WPG). Artikel 3 WPG vereist dat politiegegevens
slechts worden verwerkt voor zover dit behoorlijk en rechtmatig is. Door middel van
het actief loggen van de verwerking van politiegegevens kan de rechtmatigheid van
de verwerking worden gecontroleerd. Het bijhouden en beoordelen daarvan volgt daarnaast
uit artikel 4a WPG. Daarin is geregeld dat de politie passende technische en organisatorische
maatregelen moet treffen om een passend beveiligingsniveau te waarborgen. Deze zogenaamde
verplichting tot informatiebeveiliging vereist dat «logbestanden van gebeurtenissen
die gebruikersactiviteiten, uitzonderingen en informatiebeveiligingsgebeurtenissen
registreren, behoren te worden gemaakt, bewaard en regelmatig worden beoordeeld».
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft daarbij duidelijk aangegeven, dat deze (impliciete)
monitoringsverplichting niet alleen achteraf geldt. Ook moeten de logbestanden proactief
gecontroleerd worden op indicaties van onrechtmatige toegang of onregelmatig gebruik
van politiegegevens. Om logbestanden te kunnen monitoren of beoordelen is het nodig
om vooraf indicaties vast te stellen waarop deze beoordeling kan plaatsvinden.
In de WPG is tevens een expliciete verplichting voor de politie opgenomen om langs
elektronische weg een aantal verwerkingen van politiegegevens in geautomatiseerde
systemen vast te leggen (artikel 32a WPG). Deze verplichting tot logging vloeit voort
uit EU richtlijn 2016/680 betreffende de gegevensbescherming inzake opsporing en vervolging.
De logbestanden mogen uitsluitend worden gebruikt om te controleren of de gegevensverwerking
rechtmatig is, om interne controle uit te oefenen, om de integriteit en de beveiliging
van de gegevens te garanderen en om strafrechtelijke procedures te waarborgen. Hierbij
omvat interne controle mede het voeren van interne tuchtprocedures.
Op basis van het gegevensbeschermingsrecht is het dus toegestaan, en zelfs verplicht
dat dergelijke handelingen van politiemedewerkers worden gelogd en gemonitord.
De verplichting tot logging van artikel 32a WPG is nog niet in werking getreden. De
EU richtlijn biedt de mogelijkheid tot uitstel van inwerkingtreding tot 2023. Dit
geeft de politie ruimte en tijd om de ICT-systemen geleidelijk aan te passen.
Vraag 5
Klopt het dat de MEOS-applicatie (Mobiel Effectier Op Straat) voor iedere operationele
politieman beschikbaar is, inclusief aspiranten van politie vanaf hun eerste werkdag?
Klopt het dat MEOS voor iedere individuele politieman 24 uur per dag beschikbaar is,
365 dagen per jaar? Klopt het dat MEOS door iedere politieman overal ter wereld (waar
een internetaansluiting is) te raadplegen is?
Antwoord 5
De MEOS-applicatie is voor operationele doeleinden altijd en overal beschikbaar voor
alle medewerkers in de operatie; hieronder vallen ook aspiranten die immers als onderdeel
van hun opleiding ook ingezet worden op straat en daartoe worden toegerust met onder
andere de MEOS-applicatie en zo de noodzakelijke ervaring hiermee opdoen. In het nieuwe
politieonderwijs (PO 21) zijn aspiranten in het eerste jaar meer op school en zullen
zij door middel van een speciale oefenomgeving -die op dit moment ontwikkeld wordt-
zich bekwamen in het gebruik van het MEOS-systeem. Technisch bestaat de mogelijkheid
MEOS te raadplegen in het buitenland, maar dit is uiteraard alleen geoorloofd als
het om het operationeel belang gaat. Het is niet toegestaan politie informatie voor
andere doeleinden dan de operationele taak te gebruiken.
Vraag 6
Op welke wijze kan een politieman die zich oprecht zorgen maakt over een omstandigheid
op de grens van werk en privé op een fatsoenlijke en rechtmatige wijze gebruik maken
van informatie uit politiesystemen? Kunt u de beantwoording van deze casus toespitsen
op 2 specifieke situaties: (1) er komen nieuwe buren waarbij de betrokken politieambtenaar
in ernstige mate twijfelt of het aangaan van een normale burenrelatie zich verhoudt
tot een integere beroepsuitoefening en (2) een familielid van de politieambtenaar
gaat een relatie aan met een persoon die in zijn gedrag tekenen van een actieve criminele
loopbaan laat zien?
Antwoord 6
Zoals ik hiervoor al heb aangegeven is het niet toegestaan politie informatie voor
andere doeleinden dan de operationele taak te gebruiken. Als een politiefunctionaris
in persoon, via een familielid of een andere nauwe relatie betrokken is bij een bepaalde
situatie die op zichzelf aanleiding geeft tot het raadplegen van politiesystemen,
dan moet deze functionaris die situatie bespreken met zijn leidinggevende. In veel
van dergelijke situaties bestaat overigens per definitie de noodzaak om het eventuele
veiligheidsrisico te melden bij de leidinggevende.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.