Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Leijten over de betrokkenheid van de minister-president bij de compensatieregeling voor gedupeerden van de toeslagenaffaire
Vragen van het lid Leijten (SP) aan de Minister en de Staatssecretaris van Financiën over de betrokkenheid van de Minister-President bij de compensatieregeling voor gedupeerden van de toeslagenaffaire (ingezonden 6 januari 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Van Huffelen (Financiën, Toeslagen en Douane) (ontvangen
18 januari 2021).
Vraag 1
Herinnert u zich dat u mij bij brief van de Staatssecretaris van 3 november 2020 liet
weten dat de Minister-President weliswaar in een organogram over de crisisorganisatie
Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) staat, maar dat de Staatssecretaris
de enige bewindspersoon is in het strategisch crisisteam (SCT)?1
Antwoord 1
Ja dat herinner ik mij.
Vraag 2
Waarom heeft u niet vermeld dat de gemelde structuur voor een Bewindsliedenoverleg
(BWO) in het verleden wel bijeen is gekomen, in ieder geval als het gaat om de voorbereiding
en de vormgeving van de compensatieregeling?2 3
Antwoord 2
In de beginfase zijn in februari en maart enkele overleggen op politiek niveau gevoerd
in de aanloop naar de kabinetsreactie waarbij ook de Minister-President aanwezig was.
Na verzending van de kabinetsreactie op 13 maart hebben deze niet meer plaatsgevonden
en werd het verder indien noodzakelijk in de ministerraad besproken.
Vraag 3
Hoe vaak is dit BWO bijeengekomen en wie waren daarbij aanwezig?
Antwoord 3
Dit BWO met als onderwerp «mogelijke scenario’s compensatieregeling» is driemaal bijeengekomen.
Op 13 februari 2020 is dit BWO bijeengekomen in aanwezigheid van de Minister-President,
de Minister van Financiën, de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane,
de Staatssecretaris van SZW, en de Minister van M&W (portefeuille Minister BZK). De
Minister van VWS was uitgenodigd maar niet aanwezig. Op 5 maart is dit BWO bijeengekomen
in aanwezigheid van de Minister-President, de Minister van Financiën, de Staatssecretaris
van Financiën – Toeslagen en Douane en de Minister van SZW. De Minister van BZK werd
hoogambtelijk vervangen, de Minister van VWS was niet aanwezig. Op 10 maart is dit
BWO bijeengekomen in aanwezigheid van de Minister van Financiën, de Staatssecretaris
van Financiën – Toeslagen en Douane, de Staatssecretaris van SZW en de Minister van
SZW. De Minister-President en de Minister van M&W werden hoogambtelijk vervangen.
De aanwezige bewindspersonen werden alle keren ambtelijk ondersteund.
Vraag 4
Kunt u van alle overleggen de voorbereidende notities, bespreeknotities, agenda’s
en besluiten per ommegaande ongelakt naar de Kamer sturen?
Antwoord 4
In de bijlage4 treft u:
– De adviesnotities van 12 februari 2020 van DG Belastingdienst en van de Inspectie
der Rijksfinanciën aan de bewindspersonen van Financiën, ten behoeve van het BWO van
13 februari 2020;
– De bespreeknotitie die is verspreid aan alle deelnemende bewindslieden voor het BWO
van 13 februari;
– De adviesnotitie van 2 maart 2020 van de DG Belastingdienst aan de bewindspersonen
van Financiën;
– De twee bijlagen bij de adviesnotitie van 2 maart. NB: Deze bijlagen zijn niet gedeeld
met de andere deelnemers aan het BWO van 5 maart;
– Het bespreekstuk voor het BWO van 5 maart 2020;
– De slides zoals uitgedeeld tijdens het BWO van 10 maart 2020.
Er zijn geen agenda’s of besluitenlijsten aangetroffen. Indien er nog aanvullende
stukken worden aangetroffen zal ik u deze doen toekomen bij een aankomende VGR Toeslagen.
Tevens zullen deze stukken worden toegevoegd op http://informatiepuntkinderopvangtoeslag.rijksoverheid.nl. Namen van ambtenaren onder het niveau van directeur zijn hierbij niet zichtbaar
gemaakt.
Vraag 5
Waarom zijn bij het openbaar maken van documenten op 11 december 2020, naar aanleiding
van een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), aantekeningen
van bewindspersonen en hele passages op de notities gelakt, telkens onder verwijzing
naar artikel 11.1 van de Wob? Dit betreft toch voorbereiding op besluitvorming, waarmee
het inroepen van de persoonlijke beleidsopvatting totaal ongepast is?
Antwoord 5
De Wet openbaarheid van bestuur geeft aan dat passages van documenten openbaar moeten
worden gemaakt, tenzij er een uitzonderingrond voor is. Artikel 11, eerste lid, van
de Wob bepaalt dat persoonlijke beleidsopvatting ten behoeve van intern beraad worden
uitgezonderd van openbaarmaking. Het is Rijksbreed beleid op dat moment was om dat
ook te toetsen met betrekking tot de aantekeningen van een bewindspersoon.
Vraag 6
Kunt u aangeven wat de op 28 februari 2020 door u «gekozen lijn» is geweest?5
Antwoord 6
Op 28 februari heb ik bij een interne bespreking met ambtenaren aangegeven dat ik
in het bewindsliedenoverleg van 5 maart 2020 een beleidslijn voor wilde leggen, waarover
– onder voorbehoud van het rapport van de AUT – op 5 maart besluitvorming kon plaatsvinden.
Deze beleidslijn staat beschreven in de notitie waar het lid Leijten in deze vraag
naar verwijst (onder het kopje «Kern: voorgestelde beleidslijn»). De hoofdlijnen van
deze beleidslijn waren:
– Het advies van de AUT werd gevolgd voor ouders die slachtoffer waren geworden van
een vooringenomen handelwijze vergelijkbaar met CAF-11.
– Voor ouders die gedupeerd waren door de «alles-of-niets» benadering was het voorstel
om ruimhartiger te zijn dan het (verwachte) advies van de AUT en iedereen die slachtoffer
was van deze vorm van «hardheid» te compenseren. Ook als hun zaak ouder was dan vijf
jaar en hun schade lager was dan € 10.000. Voor ouders die slachtoffer waren van malafide
bureaus werd een vergelijkbare regeling voorgesteld.
– Voor ouders met een openstaande schuld en een O/GS-kwalificatie werd voorgesteld om
met terugwerkende kracht aan te sluiten bij het nieuwe invorderingsbeleid, waardoor
iedereen – m.u.v. evidente fraudegevallen – in aanmerking zou komen voor een betalingsregeling.
– Het voorstel voorzag ook in de inrichting van één of meer adviescommissies die de
beslissingen van Toeslagen zouden toetsen, zodat ouders bij een afwijzend besluit
niet direct naar de rechter hoefden.
Naast de financiële compensatie werd ook begeleiding voor ouders voorgesteld, om hen
te helpen hun leven weer op de rit te krijgen.
Vraag 7
Klopt het dat u beiden, alsmede de (andere) Staatssecretaris van Financiën die verantwoordelijk
is voor de Belastingdienst, op 10 februari 2020 op de hoogte was dat er ook gedupeerden
waren buiten de kinderopvangtoeslag? Zo ja, waarom is dit pas na de verhoren van de
Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) gemeld aan de Kamer?6
Antwoord 7
Op dat moment was duidelijk dat er mogelijk ook gedupeerden buiten de kinderopvangtoeslag
waren. In het eindadvies van de AUT van 12 maart 2020 is dit bevestigd. In de kabinetsreactie
op het rapport van de ADR en AUT van 13 maart 2020 is melding gemaakt dat beide onderzoeken
hebben geconstateerd dat bij CAF onderzoeken ook andere toeslagen waren betrokken.
Bij brief van 25 mei 2020 heb ik u laten weten dat hier onderzoek naar gedaan werd,
in de derde Voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag van 29 september is dat herhaald.
Bij de vierde Voortgangsrapportage van 4 december 2020 heb ik naar aanleiding van
dat onderzoek aangekondigd de compensatieregeling te verbreden.
Vraag 8
Waarom is bij de inrichting van de UHT geen rekening gehouden met de getroffenen buiten
de kinderopvangtoeslag; deze gedupeerden worden immers nog altijd met een kluitje
in het riet gestuurd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 8
In de vierde Voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag van 4 december 2020 heb ik aangegeven
dat de institutioneel vooringenomen handelwijze door de Belastingdienst in de uitvoering
van de kinderopvangtoeslag, ook heeft gespeeld in de uitvoering bij andere toeslagen.
Inmiddels heb ik een beleidsbesluit gepubliceerd waarmee de noodvoorziening wordt
opengesteld voor niet-KOT gedupeerden die nu al bekend zijn bij UHT. In de vijfde
Voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag zal ik u hier nader over informeren. In het
algemeen kan gesteld worden dat hiermee prioriteit is gegeven aan de gedupeerde ouders
met kinderopvangtoeslag aangezien dit ook doorgaans om flink hogere bedragen gaat.
Vraag 9
Waarom werd op 13 februari 2020 in het BWO besproken hoe precedentwerking moest worden
voorkomen? Had de regering voor het beantwoorden van deze vraag niet juist advies
gevraagd aan de Adviescommissie Uitvoering Toeslagen (AUT) onder voorzitterschap van
de heer Donner? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 9
Het onderwerp precedentwerking kwam naar voren als één van de generieke criteria bij
het uitwerken van mogelijke opties ter compensatie, naast uitvoerbaarheid, financiële
inpasbaarheid en proportionaliteit. In de bespreeknotitie (zie bijlage) wordt bij
dit onderwerp juist verwezen naar de AUT, maar wordt ook de optie benoemd van maatregelen
aanvullend op het advies van de AUT: «Waar mogelijk moeten precedentwerking en uitstralingseffect worden ingeperkt. Het
volgen van de AUT biedt hiervoor de meeste houvast. Bij eventuele aanvullende maatregelen
kan worden verwezen naar de unieke situatie, maar daarmee kan precedentwerking waarschijnlijk
niet volledig worden weggenomen.»
Vraag 10
Hoe valt te rijmen dat de Minister-President een traan laat bij een bijeenkomst met
ouders, dat de Minister van Financiën zegt dat er gecompenseerd zal worden en dat
er tegelijkertijd gesproken wordt over het vermijden van precedentwerking?
Antwoord 10
De Minister-President en de Minister van Financiën hebben naar aanleiding van de bijeenkomst
in de Broodfabriek juist de opdracht gegeven om scenario’s uit te werken voor tegemoetkoming
aan KOT-gedupeerden (en mogelijk ook gedupeerden van andere toeslagen) buiten de scope
van de Adviescommissie Uitvoering Toeslagen (AUT). Naar aanleiding daarvan is de scope
van de opdracht aan de AUT ook uitgebreid.7 Tevens wil ik u erop wijzen dat het kabinet heeft besloten om gedupeerde ouders van
de kinderopvangtoeslag ruimhartiger te compenseren dan het voorstel in het eindadvies
van de AUT en later in 2020 ook heeft besloten gedupeerden van andere toeslagen voor
compensatie in aanmerking te laten komen.
Vraag 11
Kunt u aangeven welke adviezen u op 12 februari 2020 kreeg van de directeur van de
Inspectie voor Rijksfinanciën ter voorbereiding op het BWO van 13 februari 2020?8 Kunt u de notitie ongelakt naar de Kamer sturen en daarbij aangeven waarom de adviezen
bij de openbaarmaking daarvan onder 11.1 van de Wob zijn weggelakt?
Antwoord 11
De ongelakte versie van de notitie treft u aan als bijlage, deze is onderdeel van
de documenten naar aanleiding van vraag 4. Wij hebben deze notitie niet eerder met
uw ongelakt gedeeld aangezien hierin advies wordt gegeven over de mogelijke inbreng
van de Minister tijdens het BWO. Verstrekken hiervan tast de eenheid van het regeringsbeleid
aan. Vanwege de specifieke toezegging omtrent openbaarmaking stukken kinderopvangtoeslag
delen wij deze notitie nu ongelakt met uw Kamer.
Vraag 12
Zijn er in de aanloop naar het versturen van de Kamerbrief op 13 maart 2020 met de
kabinetsreactie op het eindadvies van de AUT over de compensatie voor getroffen ouders
in de kinderopvangtoeslagaffaire, afspraken gemaakt met coalitiepartijen over de vormgeving?
Zo ja, welke afspraken en met wie?
Antwoord 12
Voor het versturen van de kabinetsreactie is over de inhoud veelvuldig gesproken met
zowel leden van de coalitie als van de oppositie en daar is ook de vormgeving aan
de orde geweest. Deze gesprekken en de interne besluitvorming hebben uiteindelijk
geleid tot het besluit zoals dat op 13 maart aan uw Kamer is gemeld, waarmee niet
volledig het advies van de AUT werd gevolgd maar ruimer werd besloten tot compensatie.
De Wet hardheidsaanpassing Awir is daarna in de Kamer behandeld en eind juni vastgesteld.
Vraag 13
Zijn er vragen gesteld over de reden van het hoge percentage aan uitvoeringskosten
(meer dan 20%), dan wel het bedrag aan uitvoeringskosten van 110 miljoen euro, voor
de compensatie aan gedupeerde ouders? Zo ja, door wie, en wanneer?
Antwoord 13
De hoogte van de uitvoeringskosten zijn uiteraard besproken maar speelde niet meer
in de besluitvorming rondom het compenseren van de gedupeerde ouders. Uitvoeringskosten
gaan overigens nooit ten koste van de compensatie en tegemoetkoming aan ouders. Zij
ontvangen te allen tijde de bedragen waar zij conform de regelingen recht op hebben
ter herstel van het hen aangedane leed. De heldere wens en opdracht was: zo snel mogelijk
gedupeerde ouders helpen.
Vraag 14
Waarom heeft de regering ervoor gekozen om getroffenen van het onrechtmatig opleggen
van de kwalificatie «opzet grove schuld» volledig buiten de aanvankelijke compensatie
te laten?
Antwoord 14
In 2019 is de invordering gepauzeerd en is nader uitgezocht wat de gevolgen en omvang
van de kwalificatie «opzet grove schuld» zijn geweest. In het debat over de kabinetsreactie
op het rapport van de Commissie AUT op 27 mei 2020 heb ik aangegeven dat we hier nog
onderzoek naar deden maar wel het vermoeden hadden dat daar een regeling voor moest
worden ontwikkeld. In aanloop naar het de debatten over de Wet hardheidsaanpassing
Awir van juni 2019 is duidelijk geworden dat de kwalificatie opzet/grove schuld (O/GS)
veelvuldig is gesteld voor ouders die niet als fraudeur mogen worden beschouwd en
met alle gevolgen van dien niet in aanmerking kwamen voor een persoonlijke betalingsregeling.
Daarom is in overleg met uw Kamer in de wet hardheidsaanpassing Awir per 1 juli 2019
een aparte regeling opgenomen voor ouders die hierdoor gedupeerd zijn.
Vraag 15
Erkent u dat in de aanloop naar de definitieve notitie over Opzet/Grove Schuld, van
5 november 2020, meerdere mensen op het ministerie «de rillingen over de rug» hadden
gehad? Zo ja, welke verklaring is er voor te geven dat de slachtoffers van het onterecht
opleggen van de kwalificatie «opzet/grove schuld» niet betrokken zijn bij de compensatieregeling?
Kunt u uw antwoord toelichten?9
Antwoord 15
Gedoeld wordt waarschijnlijk op de notitie van 5 november 2019 in plaats van 2020.
Deze is op 16 juni 2020 met uw kamer gedeeld. Zie ook het antwoord op vraag 14. In
het voorjaar was het beeld nog niet copmpleet, eind juni is de OGS regeling in het
wetsvoorstel toegevoegd.
Vraag 16
Heeft het BWO dat destijds bijeenkwam over de vormgeving van de compensatieregeling
ook gesproken over het bekend worden van de Fraude Signalering Voorziening (FSV),
ook wel de zwarte lijst?10 Zo nee, hoe is dat mogelijk? Zo ja, wat is er besproken; kunt u de Kamer hierover
volledig informeren?
Antwoord 16
Nee, hier is in het BWO niet over gesproken.
Vraag 17
Heeft de AUT op verzoek van de regering en/of het Ministerie van Financiën bepaalde
zaken onderbelicht gelaten in het advies? Zijn er inhoudelijke wijzigingen geweest
in de laatste fase van het advies? Zo ja, waarom?
Antwoord 17
Op meerdere momenten is er contact geweest tussen de Staatssecretaris en topambtenaren
van Financiën enerzijds en leden van de commissie AUT anderzijds. Op ambtelijk niveau
was er in die periode bijna dagelijks contact. De commissie heeft uiteindelijk haar
eigen conclusies getrokken. Zie hiervoor ook de antwoorden op vraag 375 in de lijst
van feitelijke vragen over het verslag van de Parlementaire ondervragingscommissie
Kinderopvangtoeslag.
Vraag 18
Klopt het dat de AUT verschillende aangeleverde documenten opnieuw heeft willen krijgen,
voorzien van een nieuwe duiding? Zo ja, wie besloten dat en waarom? Waarom zijn er
stukken herschreven en op welke vlakken is dat precies gebeurd?11
Antwoord 18
Door de AUT werden via de mail vragen voorgelegd aan het Ministerie van Financiën.
Enkele keren bleek dat het aan de AUT gestuurde antwoord onvoldoende aansloot bij
wat de AUT precies wilde weten. In die gevallen is na overleg een aangepast antwoord
opgesteld.
Vraag 19
Erkent u dat de adviescommissie Donner feitelijk niet nodig was voor politieke besluitvorming,
maar een instrument was om «het boek te sluiten»? Zo nee, waarin is de commissie Donner
dan evident doorslaggevend geweest voor inzichten rond de toeslagenaffaire?
Antwoord 19
Nee de commissie Donner heeft de grondslag gelegd voor de compensatie voor de ouders,
zowel via haar interim--advies over CAF 11 in november 2019 als in het bredere eindrapport
van maart 2020.
Vraag 20
Kunt u aangeven waarom hele documenten bij het Wob-besluit over het archief van de
AUT onder verwijzing naar artikel 11.1 niet verstrekt zijn?
Antwoord 20
Er zijn twee documenten integraal geweigerd op grond van artikel 11, eerste lid, van
de Wob bij het eerste deelbesluit inzake het Wob-verzoek over de Commissie AUT. Het
betreft twee adviezen van de Landsadvocaat. Deze adviezen zijn te classificeren als
persoonlijke beleidsopvattingen bestemd voor intern beraad. Dit is ook meerdere keren
bevestigd door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Uit de kabinetsreactie
op de POK volgt dat er nu besloten is om de adviezen van de Landsadvocaat die ter
inzage zijn verstrekt aan de POK bij wijze van uitzondering ook openbaar te maken
gelet op het uitzonderlijke karakter van de gebeurtenissen rondom de kinderopvangtoeslag
en de ernst van deze zaak. Deze kunt u vinden op: Informatiepunt Kinderopvangtoeslag.Rijksoverheid.nl. Zie hiervoor ook de antwoorden op vragen 124 en 253 in de lijst van feitelijke vragen
over het verslag van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag.
Vraag 21
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór 15 januari 2021?
Antwoord 21
Nee dat is helaas niet gelukt.
Meegestuurde bijlage
– Bij vraag 4
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.