Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Omtzigt en Van der Molen over de Wet openbaarheid van bestuur en het informeren van de Kamer
Vragen van de leden Omtzigt en Van der Molen (beiden CDA) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretarissen van Financiën over de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en het informeren van de Kamer (ingezonden 30 november 2020).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
            namens de staatssecretarissen van Financiën (ontvangen 15 januari 2021). Zie ook Aanhangsel
            Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1196.
         
Vraag 1
            
Herinnert u zich dat u op 20 december 2018 een aantal vragen kreeg voorgelegd waarvan
               er een luidde:
               «Kunt u voorbeelden geven van Wob-verzoeken, die bewust vertraagd zijn door de regering?»1
Antwoord 1
            
Ja, we herinneren ons deze set vragen en deze specifieke vraag.
Vraag 2
            
Herinnert u zich dat u eerst alle 22 gestelde vragen samenvoegde tot vijf antwoorden
               en pas na meer dan een half jaar en na heel veel formele en informele aansporingen
               en herinneringen, het volgende antwoord gaf op deze specifieke vraag, namelijk: «Nee.
               De beantwoordingstermijn van een concreet Wob-verzoek is afhankelijk van de bestuurlijke
               aangelegenheid in kwestie, de reikwijdte van het verzoek, de omvang van de hoeveelheid
               informatie en de mogelijkheden dergelijke informatie snel te verwerken.»?2
Antwoord 2
            
Ja, we herinneren ons dat de Staatssecretaris van Financiën en ik dit antwoord aan
               uw Kamer hebben gestuurd. De betreffende vraag, zoals hierboven omschreven bij vraag
               1, maakte onderdeel uit van een set Kamervragen die is gesteld op 31 januari 2019
               en is aangevuld op 4 februari 2019. Vanwege de diverse gevallen die in de vragenset
               aan de orde kwamen was interdepartementale afstemming nodig. Op 21 februari 2019 is
               daarover een uitstelbericht verzonden aan uw Kamer. De vraag is bijna gelijkluidend
               beantwoord op 30 april 2019, als onderdeel van een antwoord op twee andere Kamervragen
               die daarmee verband hielden; alleen het woord «Nee» aan het begin van het antwoord
               ontbrak. Op verzoek van de leden Omtzigt en Van der Molen en de commissie Financiën
               op 14 mei 2019 respectievelijk op 23 mei 2019 en 5 juli 2019, om alle vragen uit die
               set Kamervragen afzonderlijk te beantwoorden, zijn de vragen één voor één beantwoord
               op 11 juli 2019.
            
Vraag 3
            
Hebt u kennis genomen van het verhoor van premier Rutte door de parlementaire onderzoekscommissie
               Kinderopvangtoeslag, waarin hij onder ede verklaarde en het advies bevestigde om een
               Wob-verzoek pas later uit te sturen – na publicatie van een onderzoek – en een boete
               voor lief te nemen?
            
Antwoord 3
            
We hebben kennis genomen van het verhoor.
Vraag 4
            
Ziet u aanleiding om het antwoord op deze Kamervraag te herzien? Zo ja, wat luidt
               nu uw nieuwe antwoord?
            
Antwoord 4
            
We hebben bewust vertragen destijds geïnterpreteerd als het vertragen omdat dat de
               bewindspersoon beter zou uitkomen. Ons zijn daarvan geen voorbeelden bekend. Dit zien
               we als echt iets anders dan een vertraging vanwege een bestuurlijke reden, zoals hieronder
               toegelicht.
            
De Wob geeft bestuursorganen tot taak er zo veel mogelijk voor te zorgen dat de informatie
               die het overeenkomstig deze wet verstrekt, actueel, nauwkeurig en vergelijkbaar is.
               Dit wordt mede bepaald door de bestuurlijke aangelegenheid waar het Wob-verzoek op
               ziet en ook de reikwijdte van het verzoek, de omvang van de hoeveelheid informatie
               en de mogelijkheden dergelijke informatie snel te verwerken.
            
Weliswaar was het Wob-verzoek waar aan wordt gerefereerd ingediend op 29 juli 2019,
               door de reikwijdte van het verzoek en de omvang van de hoeveelheid informatie die
               werd gevraagd, duurde het tot 15 november 2019 totdat het Wob-besluit gereed was.
               Met de afhandeling van een Wob-verzoek is doorgaans veel capaciteit gemoeid. Alle
               betrokkenen bij een beleidsdossier moeten in kaart worden gebracht; zij moeten alle
               mogelijke relevante informatie inventariseren in hun e-mail, whatsapp, documenten
               op hun computer en in documentmanagementsystemen. Hierbij speelt een rol dat de informatiehuishouding
               lang niet altijd op orde is, met de effecten van dien op de snelheid en het gemak
               van de vindbaarheid van informatie. Zie hiervoor ook de reactie van het kabinet op
               het rapport van de POK. Vervolgens moet deze informatie worden beoordeeld om te bezien
               wat openbaar kan worden. In het geval de informatie ziet op derden dient er ook een
               zienswijze worden gevraagd en dient deze te worden verwerkt. In het onderhavige geval
               zijn zienswijzen uitgevraagd van 10 t/m 18 oktober. Voordat een besluit openbaar kan
               worden moet het voor akkoord worden voorgelegd door de medewerkers aan de leidinggevende
               en directeur, de ambtelijke top en soms ook de bewindspersonen. Dit kan enige tijd
               duren als er vragen zijn of discussies ontstaan. In het onderhavige geval is de afstemming
               gestart op 23 oktober en heeft het langer geduurd dan gebruikelijk door de omvang
               van de set. De bewindspersoon heeft uiteindelijk op 12 november akkoord gegeven. De
               productie van de set heeft een dag geduurd. Het besluit is op 15 november, tegelijkertijd
               met de reactie op het rapport van de Adviescommissie Uitvoering Toeslagen, verzonden.
            
Het is niet ongewoon dat de verzending van een Wob-verzoek enige tijd wordt aangehouden,
               als deze is ingediend gedurende een onderzoek over dezelfde materie én het Wob-besluit
               gereed is omstreeks de publicatiedatum van een rapport. Het is immers ongewenst om
               een lopend onderzoek te verstoren door in de afrondende fase hiervan via een Wob-verzoek
               nieuwe informatie te publiceren. De informatie uit het Wob-verzoek kan juist van belang
               zijn voor het onderzoek. Ook is het van belang dat de Kamer juist en volledig wordt
               geïnformeerd. In dit concrete geval had de Staatssecretaris van Financiën ook toegezegd
               aan uw Kamer3 hen gelijktijdig te informeren en een integraal beeld te geven op basis van alle
               beschikbaar gekomen informatie naar aanleiding van de verzoeken van de Adviescommissie
               uitvoering toeslagen, de ADR en het Wob-verzoek. Zie voor een nadere toelichting ook
               het antwoord op vraag 5 hieronder.
            
Vraag 5
            
Kunt u aangeven welke Wob-verzoeken deze kabinetsperiode vertraagd zijn om politieke
               redenen?
            
Antwoord 5
            
Het antwoord op deze vraag hangt af van wat wordt verstaan onder politieke redenen.
               Als hiermee wordt bedoeld dat een Wob-besluit wordt aangehouden puur omdat dit de
               bewindspersoon beter zou uitkomen, dan kunnen we dat niet aangeven. Zoals bij antwoord
               4 aangegeven zijn dergelijke voorbeelden ons niet bekend. Graag wil ik, de Minister
               van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), – vanuit mijn algemene beleidsverantwoordelijkheid
               – meer toelichting geven op hoe de afhandeling van een Wob-verzoek in de ambtelijke
               organisatie in zijn werk gaat, omdat ik bemerk dat er vragen leven over de tijd die
               de afhandeling van een Wob-verzoek in beslag neemt.
            
Wob-verzoeken worden helaas niet altijd behandeld binnen de daarvoor gestelde termijn;
               daarvan ben ik op de hoogte. Aan het feit dat Wob-verzoeken niet altijd binnen de
               gestelde termijn kunnen worden afgehandeld, kunnen verschillende redenen ten grondslag
               liggen. Zo heb ik u vorig jaar een evaluatie toegestuurd van de afschaffing van de
               dwangsomregeling voor de Wob, waaruit blijkt dat de doorlooptijd van Wob-verzoeken
               jaarlijks toeneemt. Onderzoekers noemen daarin als mogelijke verklaring (naast afschaffing
               van de dwangsomregeling voor de Wob) de toegenomen omvang en complexiteit van Wob-verzoeken,
               de digitalisering van de overheid en de steeds grotere bekendheid van de Wob.4 Voor een toelichting op de handelingen die zijn gemoeid met de afhandeling van een
               Wob-verzoek, verwijs ik naar het antwoord op vraag 4. Zeker bij grote of complexe
               Wob-verzoeken geldt dat dit een behoorlijk beslag legt op de ambtelijke capaciteit
               en dus de nodige tijd vergt. Hier ligt ook een verband met de stand van de informatiehuishouding.
            
Ook kan het zo zijn dat een Wob-verzoek gedurende de looptijd van een onderzoek wordt
               ingediend, of dat gelijktijdig aan een Wob-verzoek Kamervragen worden gesteld. Informatie
               die bij een Wob-verzoek naar boven komt, kan dan van belang zijn voor de beantwoording
               van de Kamervragen of voor het lopende onderzoek. Ook speelt bij de snelheid van de
               afhandeling een rol dat het vaak dezelfde medewerkers zijn die werken aan deze gelijktijdige
               en soms omvangrijke trajecten. Als de openbaarmaking van de relevante stukken bij
               een Wob-besluit de openbaarmaking van een onderzoek of de beantwoording van Kamervragen
               niet veel ontloopt, ligt het voor de hand om dit gelijk op te laten lopen. Ik zal
               mijn collega’s verzoeken in het vervolg transparanter te zijn over de afhandeling
               van een Wob-verzoek wanneer met de afhandeling van een Wob-verzoek veel tijd gemoeid
               is geweest.
            
Vraag 6
            
Heeft u kennis genomen van het antwoord dat uw ambtsvoorganger Staatssecretaris Wiebes
               gaf, namelijk
            
«Vraag 14
Zijn er ouders, kinderopvanginstellingen/gastouders en bemiddelingsbureaus die een
               onnodig grote schade geleden hebben van het abrupt stopzetten en terugvorderen van
               kinderopvangtoeslag in 2014? Zo ja, om hoeveel mensen en instellingen gaat het dan?
            
Antwoord 14
Daar is niets van gebleken. Een ieder die meent dat hij als gevolg van onrechtmatig
               handelen schade heeft geleden kan overigens individueel een verzoek om schadevergoeding
               doen. Dit verzoek zal dan worden getoetst aan de daarvoor geldende wet- en regelgeving?»5?
            
Antwoord 6
            
Ja, daar hebben we kennis van genomen.
Vraag 7
            
Heeft u kennis genomen van het feit dat Minister Wiebes tijdens de verhoren onder
               ede verklaard heeft dat dit een verbijsterend antwoord is, een onbegrijpelijk antwoord
               is en dat hij gewoon als een doorgeefluik van de dienst gefunctioneerd heeft en zelf
               geen vragen gesteld heeft?
            
Antwoord 7
            
We hebben kennis van genomen van het verhoor van Minister Wiebes.
Vraag 8
            
Is de Kamer onjuist en/of onvolledig geinformeerd met dit antwoord (antwoord 14 van
               Aanh. Handelingen TK 2016/17, 2720)?
            
Antwoord 8
            
Het antwoord op deze specifieke Kamervraag is aan de orde gekomen tijdens de verhoren
               van de parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag. De voormalige Staatssecretaris
               van Financiën heeft daar aangegeven dat hij een «idioot» antwoord heeft doorgelaten.
               In vraag 2 van dezelfde beantwoording wordt aan het rapport van de Nationale ombudsman
               gerefereerd en bij de beantwoording van deze vraag had naar deze casus verwezen moeten
               worden, inmiddels weten we dat er nog veel meer gevallen bestonden. In het verhoor
               heeft de voormalig Staatssecretaris van Financiën aangegeven dat hij had moeten doorvragen
               naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State en het rapport van de Nationale
               ombudsman.
            
Vraag 9
            
Wilt u het antwoord op deze Kamervraag herzien?
Antwoord 9
            
In latere Kamerbrieven en antwoorden op Kamervragen heeft uw Kamer aanvullende en
               nieuwe informatie heeft gekregen. Daarmee zijn, zoals gebruikelijk, vragen die eerder
               onvolledig of wel onjuist bleken te zijn, reeds herzien.
            
Vraag 10
            
Zijn er meer antwoorden op Kamervragen in het kinderopvangtoeslagdossier in de afgelopen
               drie jaar, die onvolledig of onjuist beantwoord zijn? Zo ja, welke zijn dat?
            
Kunt u daarbij tenminste de volgende onderwerpen van vragen betrekken: discriminatie,
               dubbele nationaliteit, omvang van het schandaal, opzet/grove schuld, wettelijke basis
               onder de alles-of-niets benadering, onvolledig feitenrelaas zoals bijvoorbeeld het
               memo-Palmen en meer dat is weggelaten?
            
Antwoord 10
            
We vinden het van groot belang dat alle beschikbare, relevante informatie op tafel
               komt omdat dit een verdere bijdrage kan leveren aan het reconstrueren wat er is misgegaan
               bij Toeslagen en we daarvan kunnen leren voor de toekomst. Het valt niet te zeggen
               hoeveel antwoorden in de afgelopen drie jaar nu anders zouden luiden indien ze gegeven
               zouden worden op basis van de kennis die inmiddels beschikbaar is. Gezien de problemen
               met de informatiehuishouding bij Toeslagen kunnen we helaas niet uitsluiten dat er
               nog steeds feiten, omstandigheden en documenten aan het licht zullen komen die niet
               beschikbaar waren voor antwoorden die eerder zijn gegeven op Kamervragen. We blijven
               ons inspannen om u te voorzien van informatie die ons nu alsnog bereikt en die relevant
               is voor de reconstructie van wat er is misgegaan bij Toeslagen, zodat wij daaruit
               lessen leren voor de toekomst.
            
Vraag 11
            
Bent u bereid de onjuiste en onvolledige Kamervragen in het kinderopvangtoeslagdossier
               van de afgelopen drie jaar alsnog op de juiste wijze te beantwoorden? Zo ja, binnen
               welke termijn kunt u dat doen? Zo nee, waarom zou de Kamer dan nog Kamervragen stellen?
               Zo nee, wat is dan precies de waarde van artikel 68 van de Grondwet?
            
Antwoord 11
            
Zie ook de antwoorden op vraag 9 en 10. We blijven ons inspannen om u te voorzien
               van informatie die mij nu alsnog bereikt en die relevant is voor de reconstructie
               van wat er is misgegaan bij Toeslagen, zodat wij daaruit lessen leren voor de toekomst.
            
Vraag 12
            
Indien de regering op een Kamervraag het onjuiste antwoord heeft, en
a. de regering documenten niet wil verschaffen, omdat de Kamer al geinformeerd is door
                     de antwoorden op Kamervragen;
                  
b. ambtenaren niet mogen praten met Kamerleden vanwege de oekaze-Kok;
c. klokkenluiders aangepakt worden, bijvoorbeeld met (voorwaardelijk) ontslag zoals in
                     de kinderopgvangtoeslagaffaire,
                  
hoe kan een Kamerlid dan aan de juiste informatie komen?
Antwoord 12
            
Het kabinet deelt de kritiek op de informatievoorziening aan uw Kamer in het kinderopvangtoeslagdossier.
               Een Kamerlid heeft juiste en volledige informatie nodig om zijn controlerende taak
               te kunnen vervullen. De inlichtingenplicht vormt de hoeksteen van de democratie. Het
               kabinet trekt zich deze kritiek en de kritiek van de POK zeer aan. Het kabinet neemt
               daarom maatregelen om te zorgen voor een ruime informatievoorziening aan de Kamer
               en individuele Kamerleden. Hiervoor verwijs ik naar de kabinetsreactie op het rapport
               van de POK. Voor wat betreft de omgang tussen ambtenaren en Kamerleden is relevant
               dat onlangs de Aanwijzingen externe contacten Rijksambtenaren zijn geactualiseerd
               om het strenge imago en onduidelijkheid over de toepassing weg te nemen.6 Het kabinet staat een soepeler omgang voor tussen ambtenaren en Kamerleden. Het kabinet
               start daarom graag met een proef waarbij ambtenaren meer feitelijke informatie verschaffen
               en feitelijke toelichtingen geven aan de Kamer. Waar het gaat om klokkenluiders merk
               ik nog op dat, los van de casus waaraan in de vraag wordt gerefereerd, dat klokkenluiders,
               ook bij de overheid, worden beschermd door het verbod op benadeling. Bij de implementatie
               van de richtlijn bescherming klokkenluiders zal daarenboven de bescherming voor klokkenluiders
               worden uitgebreid door onder andere te voorzien in een omkering van de bewijslast.
            
Vraag 13
            
Wilt u deze vragen één voor één en binnen twee weken (voor 14 december) beantwoorden?
Antwoord 13
            
Helaas is het niet gelukt de vragen binnen deze termijn te beantwoorden. Over het
               uitstel heeft de Kamer op 22 december 2020 een brief ontvangen. De beantwoording van
               deze Kamervragen is een illustratie van hetgeen bij antwoord 5 is toegelicht. Vanwege
               de benodigde interdepartementale afstemming en samenloop van diverse grote trajecten
               is het niet gelukt om binnen de gevraagde termijn te antwoorden. Tegelijkertijd met
               de beantwoording van deze Kamervragen, die afstemming behoefde tussen het Ministerie
               van Financiën en het Ministerie van BZK, werd door de medewerkers het Algemeen Overleg
               voorbereid van 17 december 2020 over de kabinetsreactie op het advies van de Raad
               van State over ministeriële verantwoordelijkheid, alsmede het notaoverleg «hersteloperatie
               kinderopvangtoeslag» van 15 december 2020. Daardoor is de aanvankelijk gestelde termijn
               niet gehaald.
            
Op 17 december 2020 werd het rapport van de POK gepresenteerd, waar het kabinet op
               wilde reageren voor het debat op 20 januari a.s. Er ligt een inhoudelijke samenhang
               tussen deze kabinetsreactie en het antwoord op deze vragen. Ook zijn op 4 januari
               433 Kamervragen gesteld. Aan deze trajecten wordt door dezelfde medewerkers gewerkt.
               Om deze redenen is de door u gestelde termijn helaas niet gehaald en ontvangt u deze
               antwoorden tegelijkertijd met de kabinetsreactie.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties - 
              
                  Mede namens
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën - 
              
                  Mede namens
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.