Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Westerveld en Van den Berge over kinderalimentatie
Vragen van de leden Westerveld en Van den Berge (beiden GroenLinks) aan de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de kinderalimentatie (ingezonden 30 november 2020).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming), mede namens de Staatssecretaris
Van ‘t Wout (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 14 januari 2021). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1194.
Vraag 1
Kent u het artikel «Toets het inkomen van ex-partners elke vijf jaar opnieuw voor
de kinderalimentatie»?1 Zo ja, wat vindt u van dit artikel?
Antwoord 1
Ja, ik ken het artikel. Dit opiniestuk ziet op een individuele casus van een alimentatie
betalende vader die het belang schetst van periodieke herberekening van kinderalimentatie.
Hoewel ik niet kan ingaan op individuele casuïstiek, vind ik dat het in eerste instantie
aan ouders zelf is om bij gewijzigde omstandigheden samen tot nieuwe afspraken over
de kinderalimentatie te komen. Mochten ouders hier niet uitkomen, zoals in het artikel
wordt beschreven, dan kunnen zij zich hiermee tot de rechter wenden.
Vraag 2
Klopt het dat bij gewijzigde draagkracht van één van de ex-partners, bijvoorbeeld
als gevolg van inkomensverlies, de hoogte van de kinderalimentatie in principe alleen
gewijzigd kan worden als beide ex-partners hiermee instemmen? En klopt het dat indien
de ex-partners niet tot overeenstemming kunnen komen aangaande een gewijzigde hoogte
van de kinderalimentatie, dit alleen door tussenkomst van de rechter bewerkstelligd
kan worden?
Antwoord 2
Ja dat klopt.
Vraag 3
Hoe oordeelt u over de wenselijkheid van de situatie beschreven onder vraag 2? Vindt
u ook dat het onwenselijk is dat, als de twee ex-partners niet in staat zijn een gewijzigde
hoogte van de kinderalimentatie overeen te komen, de rechtsgang hun enige oplossingsmechanisme
is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke buitengerechtelijke mogelijkheden bent u van
plan te faciliteren voor het vaststellen van de hoogte van de kinderalimentatie?
Antwoord 3
Het is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de ex-partners om te pogen
onderling tot een oplossing te komen. Uit onderzoek is gebleken dat de kans op een
duurzame oplossing het grootst is als partijen hun geschillen zoveel mogelijk in onderling
overleg oplossen.2 Dit geldt te meer in familierechtzaken waarbij kinderen betrokken zijn. Het onderling
oplossen van geschillen op een bestendige manier voorkomt dat kinderen beschadigd
raken. Het is daarom belangrijk dat ouders en kinderen in deze zaken goed worden ondersteund.3 Een derde, zoals een mediator of een advocaat, kan ouders helpen bij het maken van
deze afspraken. Het kabinetsbeleid is er dan ook op gericht geschillen, waar mogelijk,
op te lossen door middel van het bereiken van onderlinge overeenstemming, al dan niet
met behulp van een derde.4
Indien ex-partners er desondanks onderling niet uitkomen kan het geschil aan de rechter
worden voorgelegd.
Dat ouders als ze er samen niet uitkomen het geschil aan een rechter moeten voorleggen
acht ik niet onwenselijk. Ook als partijen elkaar in rechte betrekken, kan een rechter
partijen overigens desgewenst in elke stand van het geding naar mediation verwijzen.
Deze inbedding van mediation binnen de rechtspraak is bekend onder de naam «mediation
naast rechtspraak».
Ik wijs er overigens op dat het aantal afgehandelde procedures bij de rechtbank over
kinderalimentatie sinds 2015 flink is gedaald. Dat komt vooral door een sterke daling
(40%) van het aantal afgehandelde wijzigingsprocedures. Het aantal afgehandelde vaststellingsverzoeken
is ten opzichte van 2015 licht gestegen – ook al is in dit aantal sinds 2018 een dalende
trend te zien. Het lijkt erop dat het ex-partners steeds beter lukt om onderling afspraken
te maken over (wijziging van) de kinderalimentatie.
Vraag 4
Denkt u bijvoorbeeld dat een periodieke inkomenstoets van beide ex-partners door het
Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO), in combinatie met de bevoegdheid
door het LBIO om de hoogte van de kinderalimentatie te wijzigen, wenselijk zou zijn?
Antwoord 4
Het is van belang dat ouders met elkaar in gesprek blijven om zaken zoals kinderalimentatie
en omgang met de kinderen goed te regelen. In een ouderschapsplan spreken ouders dikwijls
af dat periodiek wordt bezien of er aanleiding bestaat de alimentatie te herzien.
In het programma Scheiden zonder Schade ontwikkelen we een nieuwe scheidingsaanpak,
waarbij ook wordt bekeken of de gezinsvertegenwoordiger periodiek met ouders aan tafel
gaat om het ouderschapsplan te evalueren. Het moet geen statisch instrument zijn,
want zaken veranderen. Ouders krijgen een nieuwe relatie, een nieuwe baan en het ouderschapsplan
kan daar goed op worden aangepast. Ik wil dit niet vanuit de overheid verplichten.
Deze verantwoordelijkheid ligt primair bij ouders.
Het LBIO heeft als wettelijke taak de inning van, onder meer, achterstallige kinderalimentatie.
Een wijzigingsbevoegdheid van het LBIO past naar mijn mening niet bij de huidige wettelijke
taken van het LBIO. Het zou ook tot onduidelijkheid kunnen leiden bij rechtszoekenden
indien één instantie zich bezighoudt met wijziging en inning van kinderalimentatie.
Bij een wijziging in het inkomen van de alimentatieplichtige informeert het LBIO diegene
wel over de mogelijkheid tot wijziging van de alimentatie.
Vraag 5
Wat vindt u ervan om een inspanningsplicht in te stellen voor de kinderalimentatiegerechtigde
om tenminste iedere zes maanden globaal een financiële verantwoording af te leggen
aan de kinderalimentatieplichtige over de besteding van de kinderalimentatie de afgelopen
zes maanden?
Antwoord 5
Als er recht op kinderalimentatie bestaat, is het aan de alimentatiegerechtigde om
te bepalen hoe de alimentatie wordt besteed. Het afleggen van (periodieke) verantwoording
over de besteding van de kinderalimentatie past hier niet bij. Daarnaast kan iedere
uitgave zorgen voor een discussie tussen ex-partners en daarmee conflicten in de hand
werken. Daarvan ben ik geen voorstander; mijn beleid is gericht op de-escalatie. Ik
kan me voorstellen dat ouders in goed overleg afspraken maken over bepaalde bestedingen,
zoals over de contributie van de sportclubs. Ik vind een verplichte periodieke financiële
verantwoording echter niet wenselijk.
Vraag 6
Klopt het dat, indien er geen sprake is van co-ouderschap, slechts één van de ex-partners
kinderbijslag kan ontvangen?
Antwoord 6
Het klopt dat het recht op kinderbijslag in beginsel aan één ex-partner wordt uitbetaald.
De samenloopregels van de Algemene Kinderbijslagwet bepalen aan welke ouder. Doorgaans
is dit de ex-partner waar de kinderen, na de scheiding, wonen. Wel kan de ouder die
de kinderbijslag krijgt uitbetaald bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) een verzoek
indienen om de kinderbijslag geheel of in gedeelten aan de andere ouder uit te laten
betalen.
Vraag 7
Klopt het dat, indien de ex-partners geen co-ouders zijn en/of maar één kind hebben,
het kindgebonden budget volledig naar dezelfde ex-partner gaat die de kinderbijslag
ontvangt? Kunt u zich voorstellen dat dit voor financiële ongelijkheid zorgt tussen
de ex-partners, bijvoorbeeld als beiden evenveel kosten maken voor de kinderen, terwijl
maar één van hen kinderbijslag en kindgebonden budget ontvangt?
Antwoord 7
Het klopt dat de ex-partner aan wie de kinderbijslag wordt toegekend ook het kindgebonden
budget ontvangt. In tegenstelling tot de kinderbijslag is het kindgebonden budget
een huishoudgebonden toeslag, die wordt berekend op basis van het huishoudinkomen
van de ouder die de kinderbijslag ontvangt. Bij voorkeur is dit de minstverdienende
ouder, omdat deze het hoogste bedrag ontvangt. Het (huishoud)inkomen van de andere
ouder blijft daarbij buiten beschouwing.
Het kindgebonden budget maakt onderdeel uit van de draagkrachtberekening van de ex-partner
die het budget ontvangt. In de berekening van ieders bijdrage aan de kosten van het
kind naar draagkracht wordt rekening gehouden met financiële ongelijkheid tussen beide
ex-partners, die zou kunnen ontstaan door het ontvangen van kindgebonden budget. Zo
kan het zijn dat ook als beide ouders dezelfde kosten maken, één van de ouders een
bijdrage (kinderalimentatie) aan de andere ouder verschuldigd is. In de lopende bewustwordingscampagne
rondom life-events besteedt de Belastingdienst opnieuw extra aandacht aan scheiden
en de fiscale gevolgen daarvan. Daarbij wordt ook ingegaan op co-ouderschap en de
toegang tot het kindgebonden budget. Daarnaast worden echtscheidingsadvocaten en mediators
geïnformeerd. In 2020 zijn ouders van wie bekend werd dat zij gescheiden zijn ook
persoonlijk benaderd met een gezamenlijke brief van de SVB en de Belastingdienst/Toeslagen
met uitleg over de gevolgen van de scheiding voor het recht op (uitbetaling van) het
kindgebonden budget. Of deze brief op reguliere basis verstuurd gaat worden dient
nog bepaald te worden.
Vraag 8
Klopt het dat als twee ex-partners onderling niet in staat zijn de in vraag 7 bedoelde
financiële ongelijkheid op te lossen, de rechtsgang de enige manier is dit te rectificeren?
Vindt u ook dat een gebrek aan een oplossingsmechanisme buiten de rechtersgang om
voor een onnodige belasting zorgt voor zowel de rechterlijke macht als de ex-partners?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid alternatieve oplossingsmechanismen te verkennen,
zoals een bindende geschillencommissie?
Antwoord 8
Zoals ik in het antwoord op vraag 7 heb genoemd, wordt financiële ongelijkheid door
het ontvangen van kindgebonden budget meegenomen in de alimentatieberekening.
Bij de beantwoording van vragen 2 en 3 heb ik reeds genoemd dat het maken van onderlinge
afspraken tussen ouders de voorkeur heeft boven het zetten van juridische stappen.
Zo nodig met behulp van een mediator, advocaat of ondersteuning vanuit de gemeente.
Als dit niet lukt dan is het een recht van ouders om naar de rechter te stappen. Aangezien
ouders het ook gezamenlijk hadden kunnen regelen vind ik dat geen onnodige belasting
voor ex-partners. Voor de rechterlijke macht is het onderdeel van hun rechterlijke
taak. Een bindende geschillencommissie zal alleen een finale oplossing kunnen geven
in geval beide ouders instemmen met het bindend advies. Het risico is dan ook aanwezig
dat dit een extra juridische stap wordt en ouders zich nadien toch nog tot de rechter
wenden. Ik zie dan ook weinig toegevoegde waarde in het instellen van een geschillencommissie
voor alimentatiezaken, zeker niet gezien de dalende trend van het aantal rechtszaken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming -
Mede namens
B. van 't Wout, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.