Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de voortgang internationaal cultuurbeleid (Kamerstuk 31482-110)
2021D01489 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken hebben de onderstaande fracties
de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan het kabinet over de Kamerbrief
Voortgang internationaal cultuurbeleid 2019 d.d. 11 december 2020 (Kamerstuk 31 482, nr. 110).
De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra
De adjunct-griffier van de commissie, Konings
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
II
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
2
III
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
3
IV
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
4
I Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voortgang
van het internationaal cultuurbeleid (ICB) 2019. Zij waarderen de inzet op dit terrein
en zijn dankbaar voor de heldere uiteenzetting. Zij hebben een aantal vragen.
De leden van de VVD-fractie vragen of er een bewuste keuze is gemaakt om in de Verenigde
Staten en Duitsland het meeste geld te investeren. Zit hier een beleidsmatige keuze
achter? Valt dit samen met de buitenlandprioriteiten van Nederland?
De leden van de VVD-fractie vragen of er, daar waar dit relevant kan zijn, enige vorm
van wederkerigheid is te vinden in het cultuurbeleid. Als er naar het internationaal
cultuurbeleid van andere landen gekeken wordt, welke landen spenderen dan het meeste
in Nederland?
De leden van de VVD-fractie vragen of er sprake is van onderuitputting van het internationale
cultuurbeleid. Zo ja, hoe kan dat? En om hoeveel geld gaat het? Daarnaast vragen zij
welke gevolgen de corona-pandemie heeft voor het internationaal cultuurbeleid, ook
vanwege reisrestricties.
II Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met grote interesse kennisgenomen van het rapport
Voortgang internationaal cultuurbeleid 2019. Deze leden hebben nog enkele vragen aan
het kabinet.
De leden van de D66-fractie zijn goed te spreken over de voortgang van het internationale
cultuurbeleid. Deze leden vinden het van grote waarde dat Nederland een internationaal
cultuurbeleid hanteert en zijn verheugd te lezen dat er duizenden activiteiten van
Nederlandse makers worden georganiseerd over de hele wereld. Het aangaan van culturele
samenwerking met andere landen en organisaties is een uitstekende manier om Nederland
en de Nederlandse waarden op de kaart te zetten. De leden van de D66-fractie lezen
dat de grootste uitgaven voor het internationale cultuurbeleid in de Verenigde Staten,
Duitsland, Indonesië, Turkije en Rusland worden gedaan. Kan de het kabinet toelichten
waarom hier de voornaamste focus ligt? Daarnaast zijn deze leden benieuwd hoe de culturele
samenwerking met China verloopt. Het is erg goed te lezen dat het Nederlandse boek
Het raadsel van alles wat leeft ook in China populair is. De leden van de D66-fractie vragen hoe de samenwerking
met China verloopt. Op welke manier wordt culturele samenwerking met dit land verder
bevorderd? Worden bij de culturele samenwerking ook de Nederlandse en Europese China-strategieën
in overweging genomen?
De leden van de D66-fractie vragen wat de impact van de COVID-19-pandemie is geweest
op het internationaal cultuurbeleid en de culturele samenwerking van Nederland met
andere landen. Kunnen de gestarte samenwerkingen en projecten nog steeds goed doorgang
vinden en in stand gehouden worden ondanks COVID-19? Zo nee, betekent dit dat er dit
jaar in het postennetwerk onverhoopt wordt bezuinigd op de culturele sector doordat
de projecten niet kunnen plaatsvinden? Zo ja, hoe worden deze middelen dan ingezet,
en is hier een integrale aanpak voor? Voorts willen deze leden vragen of er vanuit
de EU, via het Creative Europe Program of vanuit de EU-coronasteunpakketten, nog gelden beschikbaar zijn gekomen voor het
internationaal cultuurbeleid. Aansluitend willen zij aan het kabinet vragen of het
kabinet het internationale cultuurbeleid bij de Europese collega’s kan agenderen,
en samen in overleg kan treden over hoe gezamenlijk om te gaan met de pandemie.
De leden van de D66-fractie vragen of de COVID-19-pandemie ook kansen biedt voor het
internationale cultuurbeleid. Kunstenaars maken over de hele wereld dezelfde pandemie
mee, maar vanuit verschillende perspectieven. Biedt dit kansen om pandemie-gerelateerde
projecten te starten, wellicht ook met het oog op het dragelijker maken van de situatie
voor mensen? Wat heeft de pandemie betekend voor de werkvisa die doorgaans worden
uitgegeven voor buitenlandse kunstenaars die naar Nederland komen voor cultuurprojecten?
Zijn er minder visa uitgegeven?
De leden van de D66-fractie zijn een groot voorstander van het streven om cultuur
in te zetten voor het uitdrukken van essentiële waarden als vrijheid van meningsuiting,
tolerantie en culturele diversiteit. Hierbij zijn Egypte, Marokko, Rusland en Turkije
gekozen als focuslanden. Is het al mogelijk om de impact van de projecten in deze
landen te meten? Welke belangrijke projecten lopen er momenteel in deze landen waarop
niet in wordt gegaan in de Voortgangsrapportage?
De leden van de D66-fractie zien culturele diplomatie als een sterke vorm van soft
power om de positie van Nederland via ons postennetwerk te bestendigen. Wat is de
komende jaren het hoofddoel van culturele diplomatie? Verschilt deze sterk per land
of is hier een integrale aanpak voor? Voorts willen deze leden vragen wat de meest
belangrijke projecten zijn van de +/- 100 projecten die nu nog lopen in het kader
van culturele diplomatie.
III Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de fractie van GroenLinks hebben met grote belangstelling kennisgenomen
van de Voortgangsrapportage van het internationaal cultuurbeleid 2019, d.d. 11 december
2020. Deze leden zijn verheugd om te lezen dat het kabinet ruim aandacht schenkt aan
de intrinsieke waarde van kunst en de belangrijke rol van de overheid op dit gebied
bij het stimuleren van het ICB benadrukt. De leden van de fractie van GroenLinks staan
pal voor het belang van de intrinsieke waarde van kunst, die via het ICB ook van onmiskenbare
waarde is voor de cultuurdiplomatie van Nederland. De leden van de fractie van GroenLinks
hebben daarom nog enkele vragen.
Het kabinet geeft aan dat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het ICB bij
de zes cultuurfondsen alsmede bij de posten in het buitenland ligt. Kunt u toelichten
in hoeverre de vele aanvragen voor financiële ondersteuning vanuit het ICB de werkdruk
op de posten in het buitenland verhogen? Kunt u tevens aangeven of er medewerkers
zijn op de posten die zich hier specifiek op richten, hoeveel dit er dan gemiddeld
zijn en of zij zich ondertussen ook nog op andere zaken moeten richten? Kunt u verder
bevestigen dat de posten over voldoende capaciteit beschikken om alle aanvragen die
worden gedaan ook daadwerkelijk in behandeling te kunnen nemen?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen het kabinet tevens om een toelichting
te geven op de criteria aan de hand waarvan een project of cultuuruitwisseling al
dan niet wordt gefinancierd vanuit het ICB. Zijn het de posten en/of de cultuurfondsen
die deze afweging maken? Aangezien de waarde van kunst lang niet altijd uit te drukken
valt in economische of diplomatieke resultaten, vragen de fractieleden van GroenLinks
het kabinet hoe de afweging voor al dan geen financiering wordt gemaakt.
Ook vragen de leden van de fractie van GroenLinks het kabinet om te duiden hoe het
kan dat sommige landen, bijvoorbeeld Egypte, Turkije of Indonesië, een relatief groot
deel van de totale bestedingen van het ICB beslaan in verhouding tot het aantal evenementen
dat aldaar wordt georganiseerd. Tegelijkertijd beslaan landen als het Verenigd Koninkrijk
en Japan juist een kleiner deel van de bestedingen, terwijl daar relatief veel evenementen
worden georganiseerd. Kan het kabinet daar een toelichting op geven?
Tot slot vragen de leden van de fractie van GroenLinks het kabinet om in te gaan op
de verregaande gevolgen van het coronavirus op de zwaar getroffen cultuursector, specifiek
met betrekking tot het ICB. Het kabinet verwijst in de Voortgangsrapportage naar de
steunmaatregelen die tot dusver zijn getroffen om de cultuursector te ondersteunen.
Tegelijkertijd is naar het buitenland reizen voor kunstenaars vrijwel onmogelijk,
zo niet sterk af te raden. Wat heeft dit voor gevolgen voor de cultuurdiplomatie van
Nederland? Welke maatregelen worden er getroffen om te voorkomen dat de internationale
cultuuruitwisseling als gevolg van het coronavirus compleet stilligt? Het kabinet
noemt al enkele alternatieven, zoals virtuele kunstvormen en digitale instrumenten,
maar de leden van de fractie van GroenLinks vragen het kabinet om dieper in te gaan
op de alternatieven die tot dusver reeds georganiseerd zijn. Tevens vragen deze leden
of dergelijke alternatieven vanuit de kunstwereld zelf worden aangedragen, of dat
het kabinet, de cultuurfondsen en de posten in het buitenland kunstenaars hierin actief
ondersteunen. Zo ja, hoe dit wordt gedaan?
IV Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de voortgang
van het internationaal cultuurbeleid. Deze leden erkennen het belang van internationaal
cultuurbeleid en dat cultuur kansen biedt om anders te kijken, te denken en te verbinden.
Zij beamen ook dat cultuur kansen biedt voor samenwerking met het buitenland op andere
beleidsterreinen, waarmee Nederland zich internationaal onderscheidt. Daarnaast merken
de leden van de Partij voor de Dieren-fractie op dat er geen vergelijking gegeven
wordt van de cijfers en aantallen van 2019 ten opzichte van voorgaande jaren. Kan
er alsnog een overzichtstabel over de jaren 2017–2020 gegeven worden en kan in de
volgende voortgangsrapportages standaard een overzichtstabel gegeven worden?
Het internationaal cultuurbeleid richtte zich van 2017 tot 2020 op drie doelen: 1)
een sterke cultuursector, 2) meer ruimte voor een bijdrage van cultuur aan een veilige,
rechtvaardige en toekomstbestendige wereld, en 3) cultuur als middel van moderne diplomatie.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de internationale culturele
export en samenwerking vooral gericht lijkt te zijn op het goed voor het voetlicht
brengen van de Nederlandse cultuur in plaats van de kansrijke samenwerkingen aan te
gaan, zoals beoogd. Deze leden willen weten hoe houdbaar de drie doelstellingen zijn,
wie deze doelen bepaalt en welke doelen zijn opgesteld voor na 2020. Ook vragen zij
wat het verschil is tussen internationale culturele export (verdienmodel) en internationale
import en samenwerking (investering). Dat onderscheid wordt niet duidelijk uit de
rapportage. Kan dit verschil worden aangegeven en kan worden aangegeven hoe duurzaam
de samenwerkingsverbanden zijn?
Als gekeken wordt naar de resultaten van het eerste doel (een sterke cultuursector)
blijkt dat de meeste type projecten lezingen, presentaties of manifestaties zijn.
In de voortgangsrapportage valt te lezen dat onder andere Nederlandse films en boeken
in de prijzen vielen in het buitenland en dat is natuurlijk mooi. De leden van de
Partij voor de Dieren-fractie merken echter op dat hierbij meer sprake is van overdragen
van onze cultuur dan van samenwerking. De vraag is hierbij of er geen andere manieren
gezocht moeten worden om internationale culturele samenwerking vorm te geven. Deze
leden denken hierbij aan het stimuleren van kleinschaligere, minder institutionele
manieren en vooral gericht op vragen/wensen die leven in het buitenland met betrekking
tot Nederland, het Nederlandse beleid en/of geschiedenis.
Als gekeken wordt naar het tweede doel (cultuur en een veilige, rechtvaardige en toekomstbestendige
wereld) merken de leden van de Partij voor de Dieren-fractie op dat het beleid bij
draagt aan «internationale uitwisseling en aan het internationale profiel van Nederland
door cultuur te verbinden aan maatschappelijke opgaven en diplomatie, buitenlandbeleid
en mensenrechten». Vooral doelstelling 2 roept de vraag op: wie bepaalt wat een rechtvaardige
en toekomstbestendige wereld is? Daarnaast vragen deze leden zich af in hoeverre doelstelling
2 niet alleen gericht is op cultuuruitwisseling, maar ook inzet op de bescherming
van al bestaande cultuur. Cultuuruitwisseling is van groot belang, maar wanneer het
gaat over een veilige, rechtvaardige en toekomstbestendige wereld, is het behoud van
cultuur cruciaal. Al in 1948 introduceerde de jurist Raphael Lemkin de term «culturele
genocide»: de ondermijning van de manier van leven van een groep. Culturele kenmerken
en erfgoed zijn voor bepaalde groepen en volkeren nauw verweven met hun identiteit
en levensonderhoud, en de bedreiging ervan kan de overleving van deze groepen in gevaar
brengen. Hoe zet het kabinet in op behoud, bescherming en restoratie van cultureel
erfgoed in landen waar dat bedreigd wordt?
Als gekeken wordt de naar het derde doel (de inzet van culturele diplomatie) zetten
«ambassades en consulaten-generaal cultuur vooral in voor internationale rechtsorde
en mensenrechten, (duurzame) handel en investeringen en Europese samenwerking». De
leden van Partij voor de Dieren-fractie vinden dat de sommige van de genoemde projecten
meer lijken te gaan over het overbrengen van de Nederlandse cultuur. Zo lijkt het
project van What Could/Should Curating Do (WCSCD) – een drie maanden durende curatorcursus in Belgrado (Servië) – meer gericht
te zijn op promotie, aangezien veel van deze cursussen al online en gratis worden
aangeboden door bijvoorbeeld Tate, met als extra voordeel dat verschillende culturen
online samenkomen om samen te werken.1 Kortom, de leden willen weten hoe lokaal gestuurde initiatieven door ambassades
gefinancierd kunnen worden.
Als er gekeken wordt naar het beleid voor internationale erfgoedsamenwerking waarderen
de leden van de Partij voor de Dieren-fractie projecten waarbij de rol van de Nederlandse
kolonisatie voor het voetlicht wordt gebracht, zoals de documentaire van Sandra Beerends,
die verteld wordt vanuit het perspectief van een Indonesisch kindermeisje. Echter
merken deze leden op dat «ruim een kwart van het budget voor erfgoedprojecten ging
naar workshops of trainingen, bijvoorbeeld over museum- en collectiemanagement en
dat 23% ging naar (verkennend) onderzoek of advies, bijvoorbeeld bij digitalisering
van archieven of herbestemming van monumenten». Kan aangegeven worden vanuit wie het
verzoek kwam om bijvoorbeeld de archieven te digitaliseren en hoe dit onder andere
bijdraagt aan «een beter en genuanceerder beeld van Nederland in het buitenland» en
hoe dit «de dialoog op tal van onderwerpen» stimuleert? De leden van de Partij voor
de Dieren-fractie denken dat internationaal erfgoedsamenwerking bij uitstek een kans
biedt om in te zetten op activiteiten op het gebied van «vrede, veiligheid, stabiliteit
en ontwikkeling» en om tot betere samenwerking te komen met landen waar Nederland
een stempel op heeft gedrukt door haar koloniale verleden. De leden van de Partij
voor de Dieren-fractie menen dat het bijvoorbeeld een goed idee is om te beginnen
met te onderzoeken hoe geroofd erfgoed teruggegeven kan worden. Is het kabinet het
ermee eens dat internationaal cultuurbeleid ingezet zou kunnen worden om in het reine
te komen met het Nederlandse verleden? Zo ja, is het kabinet bereid om dit tot een
onderdeel te maken van het internationaal cultuurbeleid?
Tot slot, volgens de leden van de Partij voor de Dieren-fractie liggen er kansen om
het internationaal cultuurbeleid beter aan te laten sluiten bij internationale maatschappelijke
uitdagingen, zoals de biodiversiteits- en klimaatcrisis. Cultuur heeft namelijk ook
te maken met hoe de samenleving wordt vormgeven, de verhouding van de mens tot het
klimaat en de biodiversiteit, de intrinsieke waarde van andere soorten en hoe om te
gaan met toekomstige en voorgaande generaties. De huidige cultuur van het «eeuwige
nu», die een duurzame toekomst in de weg staat vanwege overconsumptie, is wat de leden
van de Partij voor de Dieren-fractie betreft aan herziening toe. Internationaal cultuurbeleid,
waarbij kennis en inzicht tussen culturen worden uitgewisseld en waarbij kennis en
inspiratie uit de diversiteit van soorten gevonden kan worden, speelt hierbij een
rol. Deze leden menen dat in het huidige internationale cultuurbeleid meer oog zou
moeten zijn voor (de toekomstige) mens, dier en natuur, waarbij via échte samenwerking
aan twee kanten geleerd kan worden. Hierin liggen hoopvolle uitdagingen. Is het kabinet
het eens met deze suggestie en is het kabinet bereid om dit tot een onderdeel te maken
van het internationaal cultuurbeleid?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.A. (Pia) Dijkstra, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
R. Konings, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.