Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op verzoek commissie over vermeende TLV-fraude op Tyltylschool De Maasgouw in Zuid-Limburg en uitzending Reporter Radio (Kamerstuk 31497-390)
2021D01488 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 19 november 2020 inzake zijn reactie
op het verzoek van de commissie over vermeende TLV-fraude op Tyltylschool De Maasgouw
in Zuid-Limburg en uitzending Reporter Radio (Kamerstuk 31 497, nr. 390).
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
5
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
6
II
Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
6
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister op
het verzoek van de commissie naar aanleiding van de brief van 18 juni 2020 inzake
reactie op « de aanpak van TLV1-fraude op Tyltylschool De Maasgouw in Zuid-Limburg en uitzending Report Radio».
De leden van de VVD-fractie lezen dat een ouder alleen in bezwaar en beroep kan gaan
tegen de inhoud en afgifte van een toelaatbaarheidsverklaring, maar dat een ouder
niet in bezwaar of beroep kan gaan tegen de afspraken die het samenwerkingsverband
maakt met individuele scholen. Waarom wordt hier de ouder niet meer bij betrokken,
behalve dan het juridische bezwaar dat in de brief wordt genoemd als reden? Zij vragen
of de Minister niet van mening is dat het ook van belang is dat de ouder in ieder
geval gehoord wordt als het gaat om ondersteuningsbeslissingen met betrekking tot
het kind. Zo ja, hoe gaat de Minister de rechten van ouders en leerlingen borgen bij
een dergelijke beslissing? Zo nee, waarom niet, zo vragen de voornoemde leden.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de reactie van
de Minister op het verzoek van de commissie over vermeende TLV-fraude op Tyltylschool
De Maasgouw in Zuid-Limburg en uitzending Reporter Radio». Deze leden hebben nog enkele
vragen en opmerkingen.
Rol van ouders
De leden van de D66-fractie vinden dat de Minister terecht stelt dat, hoewel in zijn
algemeenheid de overheveling van publieke middelen niet is toegestaan, de Wet passend
onderwijs een uitzondering maakt voor de budgetten voor passend onderwijs die worden
betaald aan de samenwerkingsverbanden, zie artikel 28a WEC2, art. 18a WPO3 en art. 17a WVO4. Een verdeling van de budgetten over de scholen, tussen de schoolbesturen en het
samenwerkingsverband, is daarmee mogelijk. De grondslag voor de verdeling van de middelen
over de scholen en het samenwerkingsverband is het besluit van het bestuur van het
samenwerkingsverband tot de vierjaarlijkse vaststelling van het ondersteuningplan
(hierna: OPR) door het bestuur van het samenwerkingsverband. In het OPR van de betrokken
samenwerkingsverbanden ontbreekt een uitwerking van de regeling van de «doelgroepfinanciering».
Zij vragen wat de grondslag is voor de betalingen tussen de scholen en het samenwerkingsverband
nu die grondslag niet is de ondersteuningplannen van de samenwerkingsverbanden.
Medezeggenschap
De leden van de D66-fractie vragen de Minister of de Inspectie van het Onderwijs (hierna:
inspectie) heeft getoetst of de Wet medezeggenschap is nageleefd door de schoolbesturen
en het bestuur van het samenwerkingsverband als voorwaarde voor de bekostiging. Zij
vragen op welke wijze het recht op medezeggenschap van ouders is nageleefd nu de ouders
van de school hebben aangegeven dat noch in het OPR noch in het schoolplan van de
scholen de doelgroepfinanciering is uitgewerkt, waar het gaat om de onderwijskundige,
personele- en financiële gevolgen van dit beleid.
In hoeverre is er sprake van een geldig besluit van de betrokken schoolbesturen en het bestuur van de samenwerkingsverbanden als de voorwaarden voor een geldig besluit en de naleving van de procedures voor de medezeggenschap
door de besturen niet zijn nagekomen? Ook vragen zij wat de gevolgen zijn van het
ontbreken van de medezeggenschap van de ouders, als de medezeggenschap van ouders
op dit beleid ontbreekt, onder meer bij de besluiten over een toelaatbaarheidsverklaring.
Rechtspositie van kind/ouder
De leden van de D66-fractie vragen of aan de ouders überhaupt het ontbreken van financiële
middelen kan worden tegengeworpen door een school of een samenwerkingsverband, gezien
de zorgplicht van de overheid voor gratis onderwijs, en de recente uitspraak van het
Europese Hof van de Rechten van de Mens, d.d. 21 oktober 2020, waarbij het Hof voorbijgaat
aan het verweer van de staat [Italië] dat deze niet beschikt over de middelen voor
de gevraagde aanpassing ten behoeve van het recht op onderwijs5.
Is de Minister van mening dat ouders genoeg instrumenten hebben om als wettelijk vertegenwoordiger
van hun kind en als eindverantwoordelijke voor het onderwijs/de ontwikkeling van hun
kind, zie artikel 247 boek 1 BW6, voor het recht op onderwijs van hun kind op te komen? Is er ook voldoende rechtsbescherming
voor een kind en voor de ouder als dat kind op school ten behoeve van het volgen van
onderwijs intensief moet worden begeleid?
De Minister geeft aan dat afspraken tussen school en een samenwerkingsverband in een
privaatrechtelijke overeenkomst kunnen worden vastgelegd. Is de Minister van mening dat naast het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband
en het schoolplan van een school, de schoolbesturen en samenwerkingsverbanden kunnen
werken met een Side letter7? Is het wenselijk dat een samenwerkingsverband de mogelijkheid heeft om met een school
afspraken te maken over de verdeling van publieke middelen en deze vast te leggen
in een privaatrechtelijke overeenkomst naast het ondersteuningsplan, waarmee ook de
procedures voor de medezeggenschap kunnen worden omzeild?
Is bij de «afspraken» van de gemeente over de duurzame (financiële) samenwerking ten
behoeve van «zorg» op school sprake van een besluit van de gemeente waartegen bezwaar
en beroep openstaat op grond van de Awb8? Zij vragen wie bevoegd is bij de gemeente een bezwaar in te dienen. Zijn ook de
ouders bevoegd tot het indienen van een bezwaar als derden-belanghebbenden?
Of zijn de «afspraken» van de gemeente met de school ten behoeve van «zorg» op school,
vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst? Tevens vragen zij wat de aard is
van die overeenkomst als de juridische grondslag voor de betalingen van de gemeente
aan het schoolbestuur.
Heeft de inspectie kennisgenomen van de inhoud van de bepalingen in de overeenkomsten
die de juridische grondslag zijn voor de geldstromen tussen de rechtspersonen die
de school en het samenwerkingsverband in stand houden en de gemeenten? Wordt door
de inspectie ook toezicht gehouden op de voorwaarden in die overeenkomsten, nu de
door de gemeente gestelde voorwaarden voor de financiering mogelijk van invloed zijn
op de deugdelijkheid van het onderwijs op de school, zo vragen de voornoemde leden.
Onderwijsondersteuning
De leden van de D66-fractie constateren dat de bekostiging van het onderwijs vastligt
in wet- en regelgeving. Om die reden is ook in de artikelen 134 t/m 142 van de WEC
een wettelijke regeling voorgeschreven in geval de gemeente uitgaven wil doen voor
het onderwijs. Deze regeling is bedoeld om de extra financiering vanuit de gemeente
zichtbaar te maken zodat andere scholen in de gemeente aanspraak kunnen maken op overschrijdingsbedragen,
welke regeling hier ook van toepassing is. De leden vragen hoe de Minister «doelgroepfinanciering»
met extra publieke middelen vanuit de gemeente kan rechtvaardigen zonder dat die financiering door de gemeente in een verordening is geregeld.
De regionale bevoordeling van schoolbesturen in bepaalde regio’s door de inzet van
gemeentelijke budgetten op school betekent dat schoolbesturen in andere regio’s door
de overheid, die geen toegang hebben tot die budgetten van de overheid, worden achtergesteld.
Door de gemeenten worden eisen gesteld aan de inzet van de middelen op de school.
Ook vragen de voornoemde leden hoe de Minister deze voorwaarden voor de bekostiging vanuit de gemeente ziet, voorwaarden die betrekking hebben
op de inrichting van de school, in het licht van de vrijheid van richting en inrichting
zoals deze volgt uit artikel 23 Grondwet.
Deze leden signaleren dat het schoolbestuur stelt dat zorg en ondersteuning tijdens
(passend) onderwijs uit de zorgwetten gefinancierd moet worden en dat dit geregeld
moet zijn voordat onderwijs start. Dit terwijl in artikel 2.1, onder f, van de Jeugdwet
is bepaald dat de jeugdhulp kan worden ingezet voor integrale hulp aan de jeugdige
en zijn ouders. Welke bepaling in de Jeugdwet rechtvaardigt de inzet door de gemeente
van middelen uit de jeugdhulpverlening aan de school?
Wat wordt door de school en de gemeente bedoeld met «voorliggendheid» en wat is de
wettelijke basis voor deze «voorliggendheid» in de Jeugdwet en de sectorwetten in
het onderwijs, zo vragen de eerder genoemde leden.
Rechtstreekse bekostiging
De leden van de D66-fractie signaleren dat samenwerkingsverbanden, schoolbesturen,
de onderwijsinspectie en ambtenaren van het ministerie veel tijd investeren (en dus
geld) om het genoemde terugbetalingsconstruct overeind te houden als extra financiering
voor de school door de gemeente vanuit de jeugdhulpverlening, naast de aanspraak van
EMB9-leerlingen op de Wet langdurige zorg. Deze leden vragen of de Minister bereid is
om de aanspraken op de Wet langdurige zorg te heroverwegen in het belang van deze
kwetsbare kinderen en om door deze landelijke regeling ongelijke bekostiging per regio
te voorkomen.
Steeds inclusiever
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat de Onderwijsraad op 23 juni 2020 het
advies Steeds inclusiever heeft gepubliceerd10. Zij vragen of de Limburgse constructie past in de richting van dit advies.
Beantwoording Kamervragen
De leden van de D66-fractie lezen in de beantwoording op schriftelijke vragen11 dat het niet is toegestaan om zorgmiddelen van een persoonsgebonden budget uit de
Wet langdurige zorg mee te nemen in de keuze voor een bekostigingscategorie van een
leerling. Deze leden zijn blij dit te vernemen. Echter de Minister stelt ook dat hij
niet weet of de aangekaarte terugbetalingsconstructie ook wordt gebruikt op andere
scholen. Bovendien weet hij niet om hoeveel geld het zou gaan in deze casus en in
zijn algemeen. Is de Minister bereid deze twee vragen te onderzoeken?
Deze leden signaleren dat de Minister zegt dat zijn ambtenaren nauw betrokken zijn
bij de casus. Zij zijn blij dit te vernemen. Daarbij stelt hij dat hij weet dat het
verschil tussen categorie hoog en laag door de school wordt terugbetaald aan het samenwerkingsverband.
Zij vragen waarom gekozen is voor deze constructie.
Deze leden vernemen in de beantwoording ook dat de Minister in een brief aan de samenwerkingsverbanden
heeft benadrukt dat is geregeld dat leerlingen in het vso12 mogen blijven tot het einde van het schooljaar waarin zij 20 jaar worden. Echter
hij stelt ook dat dit geen absolute leeftijdgrens is, en dat een leerling het vso
eerder mag verlaten of langer mag blijven met ontheffing van de inspectie. Hoeveel
samenwerkingsverbanden hebben de regel dat toelaatbaarheidsverklaringen aflopen op
een vaste leeftijd, namelijk 16 of 18 jaar? Is de Minister van mening dat dit ongelijkheid
in de hand werkt tussen de verschillende samenwerkingsverbanden? Waarop zijn de grenzen
van 16 en 18 gebaseerd? Tot slot vragen zij of een trend te bemerken is in de samenwerkingsverbanden
waar deze regel geldt, die duidt op eerdere schoolverlating dan in andere verbanden?
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben nog een aantal vragen over de reactie van
de Minister. De Minister schrijft dat zijn ambtenaren nauw betrokken zijn bij de casus.
Dit schreef hij eerder ook in de brief van 18 juni 202013 en geeft hij aan in het algemeen overleg Onderwijs en zorg op 5 februari 202014. Om het proces te versnellen heeft hij nu ook een onafhankelijk expert op het gebied
van onderwijs en zorg gevraagd de betrokken personen te ondersteunen. Wat is er in
de maanden tussen de vorige brief en deze gebeurd? Is er een reden waarom dit proces
zo lang duurt? Is er ook contact met de ouders? Zijn er meer scholen waarop een dergelijk
conflict gaande is? Ook vragen zij of de Minister dit voldoende in beeld heeft.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het niet is toegestaan om zorgmiddelen
uit het persoonsgebonden budget van een leerling mee te nemen in de keuze voor de
bekostigingscategorie van de leerling. Immers dat geld is bedoeld voor zorg en niet
voor onderwijsondersteuning, daar is de TLV voor. Is bij de Minister bekend of deze
constructie vaker is voorgekomen? Zo ja, wat doet de Minister om dit te ontmoedigen
en te controleren, zo vragen de voornoemde leden.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat ouders wel in bezwaar en beroep kunnen
gaan tegen de inhoud en afgifte van een toelaatbaarheidsverklaring, maar geen bezwaar
kunnen maken tegen de overdracht van middelen tussen scholen en samenwerkingsverbanden.
De Minister schrijft dat een dergelijke overdracht wel is toegestaan. Onenigheid hierover
tussen school en samenwerkingsverband kan worden voorgelegd aan de rechter. Een ouder kan niet in bezwaar of beroep gaan tegen de afspraken
die het samenwerkingsverband maakt met individuele scholen, dit zijn geen besluiten
in de zin van de Awb. De leden van de GroenLinks-fractie snappen dat dit is hoe het
juridisch werkt. Is er echter wel een andere (niet juridische) manier waarop ouders
hun bezwaar kunnen maken? Worden ouders op de hoogte gesteld dat deze overdracht gebeurd?
Hebben ouders vervolgens iets te zeggen over een overdracht van middelen op die manier?
Zo ja, worden ouders voldoende op de hoogte gesteld van hun rechten en mogelijkheden
om dit te doen? Tot slot vragen deze leden of de medezeggenschapsraad van de school
ook betrokken is bij een dergelijke overdracht van middelen.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op het verzoek van
de commissie over de vermeende TLV-fraude op Tyltylschool De Maasgouw in Zuid-Limburg
en de uitzending van Reporter Radio. Zij hebben daar nog enkele vragen over.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister om een overzicht van alle gesprekken
tussen alle betrokkenen inclusief de afspraken die gemaakt zijn. Wat vindt de Minister
van de constructie die de school hanteert, zoals in de mail aan de vaste Kamercommissie
voor OCW15 staat? De Minister geeft in zijn brief aan dat de constructie waarbij een school
een deel van de (TLV-)bekostiging overhevelt naar het samenwerkingsverband toegestaan
is. Waarom is dit toegestaan? Wat is dan de waarde van een TLV als het samenwerkingsverband
geld kan terugeisen? Is dit ook toegestaan als het hierbij gaat om extra EMB-budget
aangevraagd door de school, vanwege de afgifte van een hoog TLV, waardoor er een gat
ontstaat dat gedicht moet worden met het PGB16 van leerlingen? Zo ja, waarom is dat toegestaan? Zo nee, welke actie(s) ondernemen
de Minister en de inspectie? De leden constateren dat PGB vanuit de Wet langdurige
zorg niet uitgegeven mag worden aan onderwijsondersteuning. Hoe verhoudt dit zich
tot de situatie op de Tyltylschool De Maasgouw? Wordt dat hier wel gedaan? Kan de
Minister hier nader op ingaan, zo vragen de leden.
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.