Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over successen werkgroep ruimtemijnbouw (o.a. Kamerstuk 24446-69)
2021D01221 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de brief
van 8 oktober 2019, «Successen werkgroep ruimtemijnbouw» (Kamerstuk 24 446, nr. 69), de brief van 13 februari 2020, «Verslag ESA-Raad op ministerieel niveau SPACE19+»
(Kamerstuk 24 446, nr.70), de brief van 11 maart 2020, «Informatie over de uitvoering van de motie van het
lid Amhaouch c.s. over scenario's om de Nederlandse ruimtevaartambities beter vorm
te geven» (Kamerstuk 24 446, nr.71), de brief van 2 juli 2020, «Onderzoek naar de mobiliteit en het behoud van talent
op het gebied van kunstmatige (artificiële) intelligentie (AI)» (Kamerstuk 26 643, nr.701), de brief van 4 september 2020, «Overzicht van ontwikkelingen op het domein van
het toegepast onderzoek» (Kamerstuk 33 009, nr. 94), de brief van 9 juli 2020, «Evaluatie van de Nederlandse deelname aan Eurostars,
Eureka Clusters en Joint Technology Initiatives» (Kamerstuk 21 501-07, nr.1711), de brief van 15 september 2020, «De WBSO (Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk)
in 2021» (Kamerstuk 32 637, nr. 432), de brief van 3 juli 2020, «Beleidsreactie AWTI Adviesrapporten «Versterk de rol
van wetenschap, technologie en innovatie in maatschappelijke transities» en «Krachtiger
kiezen voor sleuteltechnologieën'» (Documentnummer 2020Z13545), De brief van 29 juni 2020, «Financiering van het bedrijf Smart Photonics» (Kamerstuk
33 009, nr. 92), de brief van 1 juli 2020, «Tweede Voortgangsrapportage Brainport Nationale Actieagenda»
(Kamerstuk 29 697, nr. 87), de brief van 4 juni 2020, «Adviesrapport over versterking watertechnologisch onderzoek
en de financiering van Wetsus» (Kamerstuk 33 009, nr. 90), de brief van 9 april 2020 «Resultaten verkenningen en vervolgaanpak cybersecurity
kennisontwikkeling en innovatie» (Kamerstuk 26 643, nr. 674), de reactie op de brief 8 oktober 2020, «Reactie op de brief van het presidium inzake
een adviesaanvraag aan de Adviesraad voor Wetenschap, Techniek en Innovatie (AWTI)
inzake de doorgroei van academische startups naar levensvatbare bedrijven» (Kamerstuk
31 288, nr. 880), de brief van 30 oktober 2020, «Invulling aan de motie van het lid Wiersma over
kwantificering door het CPB van de effecten van het innovatiebeleid van de overheid,
de motie van het lid Moorlag over verschuiving van middelen naar missiegericht innovatiebeleid
en de motie van het lid Amhaouch c.s. over innovatiebeleid en R&D» (Kamerstuk 33 009, nr. 95), de brief van 30 oktober 2020, «Kabinetsstrategie «Versterken van onderzoeks- en
innovatieecosystemen»» (Kamerstuk 33 009, nr. 96), de brief van 10 november 2020, «Brede verkenning toegevoegde waarde van ruimtevaarttechnologie»
(Documentnummer 2020Z21185), de brief van 8 december 2020, «Middelenverdeling Nederlandse enveloppes Europees
Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het nieuwe fonds voor een rechtvaardige
transitie (het JTF) (onderdeel EFRO).» (Documentnummer 2020Z24236), de brief van 11 december 2020, «TO2 Impactrapportage 2020» (Kamerstuk 32 637, nr. 440), de brief van 9 december 2020, «Realisatiefase samenwerkingsplatform cybersecurity
kennis en innovatie» (Kamerstuk 26 643, nr. 723) en de brief van 3 december 2020, «Reactie op het rapport «Verantwoord virtueel;
bescherm consumenten in virtual reality» van het Rathenau Instituut» (Kamerstuk 26 643, nr. 720)
De voorzitter van de commissie, Renkema
De adjunct-griffier van de commissie, Yaqut
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris
17
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het verslag van de ESA-Raad en
hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederlandse partijen in de ruimtevaart ook een
beroep doen op andere middelen. Deze leden vragen om een overzicht van welke partijen
van welke middelen gebruik maken. Is de Staatssecretaris van mening dat partijen voldoende
gebruik maken van de beschikbare middelen? Zijn de partijen volgens de Staatssecretaris
goed op de hoogte van het bestaan van deze beschikbare middelen?
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over het onderzoek naar
de mobiliteit en behoud van wetenschappers op het gebied van kunstmatige intelligentie
(AI). Deze leden vragen of er zicht is op wat het effect van de coronacrisis tot dusver
is op de mobiliteit en het behoud van AI-wetenschappers. Zij lezen dat de Staatssecretaris
werkt aan een pilot van de verblijfsregeling voor essentieel startup-personeel. Kan
de Staatssecretaris hier een update over geven?
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de Wet Bevordering
Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) in 2021. Deze leden hebben hierover nog enkele
vragen en opmerkingen. Zij lezen dat het ten tijde van de brief nog onzeker was wat
het effect van de coronacrisis zou zijn op de realisatie van Research & Development
(R&D)-projecten. Deze leden vragen of hier ondertussen meer duidelijkheid over is.
Zo nee, wanneer kunnen deze leden deze duidelijkheid verwachten?
De leden van de VVD-fractie hebben begrepen dat de Staatssecretaris niet vast kan
stellen hoeveel van de bedrijven met minder dan tien werknemers gebruik maakt van
de WBSO. Deze leden vragen hoe dit kan en of het is te onderzoeken of er mogelijkheden
zijn het doelgroepbereik onder R&D-bedrijven met minder dan tien werknemers vast te
stellen met zo min mogelijk administratieve lasten.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de kabinetsstrategie
«Versterken van onderzoeks- en innovatie-ecosystemen». Deze leden hebben hierover
nog enkele vragen en opmerkingen. Zij willen graag aandacht vragen voor innovatiefinanciering.
Deze leden zien in andere Europese landen, zoals Duitsland, dat innovatie op een meer
directe manier wordt gefinancierd. Hierdoor is er beter zicht op waar financiering
naartoe gaat. Deze leden vragen in dit licht de Staatssecretaris om, met een blik
op andere Europese landen, een verkenning te doen naar verbeteringen in de Nederlandse
innovatiefinanciering. Daarbij willen deze leden terugkomen op de motie-Wiersma(Kamerstuk
33 009, nr. 85) en vragen zij naar de huidige stand van zaken omtrent de uitvoering van deze motie.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de beleidsbrief Ruimtevaart en
de beschreven scenario’s. Deze leden vragen in hoeverre andere departementen betrokken
zijn bij de uitwerking van deze visie en in hoeverre zij ook bereid zijn een financiële
bijdrage te leveren aan de scenario’s. Deze leden vragen tevens in hoeverre de scenario’s
zijn opgesteld met het veld en hoe de andere departementen aankijken tegen het gekozen
ambitieniveau. Deze leden zijn ook benieuwd of de scenario’s en de weg hiernaartoe
nu op voldoende enthousiasme en eigenaarschap vanuit het veld kunnen rekenen. Welke
stappen kunnen hierop nog voor het aantreden van een nieuwe kabinet gezet worden?
Deze leden zouden graag een ambitieuze agenda zien op dit thema.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige
stukken. Deze leden hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie lazen in de media dat Nederlandse studenten van de Technische
Universiteit Delft met hun startup Reef Support een Europese ruimtehoofdprijs hebben gewonnen. Door satellietdata te combineren met
andere datasets konden zij de gezondheid van koraalriffen monitoren en voorspellen.
Deze leden vinden dit een mooi voorbeeld van hoe een klein land groot kan worden door
slim te zijn. Bestaan er nog andere succesverhalen, die de Staatssecretaris met kan
delen?
De leden van de CDA-fractie constateren dat Nederland achterloopt met investeringen
in ruimtevaart. In 2019 heeft Nederland zich met 283,5 miljoen euro ingeschreven in
de European Space Agency (ESA)-programma’s. Met een BNP-aandeel van 4,64 procent (in
ESA) draagt Nederland «slechts» voor 2,2 procent bij aan het ESA-budget. Kan de Staatssecretaris
aangeven wat de voortgang is voor wat betreft de huidige Nederlandse ESA-inschrijving?
Is de huidige Nederlandse ESA-inschrijving voldoende om de gestelde ruimtevaartambities
waar te maken? Indien dit niet het geval is, welke aanvullende maatregelen zouden
dan nodig zijn? Hoe staat het met de Nederlandse ambities in het Copernicusprogramma
over aardobservatie? Welke lessen kunnen worden getrokken met oog op de volgende ESA-raad
op ministerieel niveau in 2022?
De leden van de CDA-fractie bedanken de Staatssecretaris voor de uitvoering van de
motie over een verkenning naar de toegevoegde waarde van ruimtevaart voor Nederland
(Kamerstuk 24 446, nr. 67). Uit het Dialogiconderzoek komen diverse knelpunten naar voren. Dat zijn bijvoorbeeld:
onvoldoende ondersteuning vanuit de overheid, het huidige investeringsklimaat, een
gebrek aan mogelijkheden om mee te doen in (inter)nationale programma’s en de beschikbaarheid
van gekwalificeerd personeel. Welke stappen kunnen worden gezet om deze knelpunten
weg te nemen? Is de Staatssecretaris bereid hiertoe een actieplan te ontwikkelen,
bijvoorbeeld als onderdeel van een nationaal ruimtevaartprogramma? Wat vindt de Staatssecretaris
van een nationaal ruimtevaartprogramma, of van een intensievere en integrale inzet
van de Nederlandse overheid in de ruimtevaartsector? Hoe vindt de Staatssecretaris
dat toegang tot de ruimte op lange termijn kan worden geborgd? Beschouwt zij dit voor
Nederland als van strategisch belang?
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris over het Europese innovatieprogramma
Horizon Europe welke de opvolger is van Horizon 2020. Welke kansen biedt dit voor Nederland?
De leden van de CDA-fractie vernemen dat er volgens het Rathenau Instituut er in 2016/2017
sprake was van een trendbreuk in de R&D-financieringsstromen, dat wil zeggen dat er
meer R&D-financiering Nederland uitgaat dan er binnenkomt (46 procent), met een negatief
verschil van 1,83 miljard euro.1 Deze leden vragen in welke landen de uitgaande R&D-financiering terechtkomt. Hoe
kunnen we deze ontwikkeling keren? Hoe helpt de Nederlandse acquisitiestrategie ons
om R&D naar Nederland terug te halen? Welke resultaten zijn er geboekt?
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het KNAW-rapport uit 20182. Het rapport stelt dat buitenlands publiek R&D een verdringingsfactor lijkt te zijn
voor binnenlands privaat R&D. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris deze constatering?
Is zij bereid een onderzoek te laten uitvoeren naar de ontwikkeling van het innovatieklimaat
(voor privaat R&D) van Nederland in een internationale context in het licht van de
steeds verder negatief uitslaande R&D balans? Kan zij dat onderzoek voor de zomer
van 2021 aan de Kamer te sturen?
De leden van de CDA-fractie constateren dat Nederland de productie van medische isotopen
met Lighthouse destijds kwijtgeraakt is aan België. Welke bijdrage levert Nederland
op dit moment om ervoor te zorgen dat een bedrijf als Lightyear One, dat een zonneauto
produceert, voor ons land behouden blijft?
De leden van de CDA-fractie beschouwen R&D als een belangrijke manier om Nederland
uit de crisis te innoveren, maar Nederland loopt qua R&D-uitgaven al jaren achter
ten opzichte referentielanden als Duitsland, Zweden, Zwitserland en Denemarken, die
alle circa 3 procent van hun bruto binnenlands product (bbp) investeren in onderzoek
en innovatie. Nederland haalt de 2,5 procent zelfs niet. Deze leden bedanken de Staatssecretaris
voor de uitvoering van de motie met de vraag welke beleidsopties van de Brede Maatschappelijke
Heroverweging bijdragen aan de ambitie van 2,5 procent R&D-uitgaven in Nederland (Kamerstuk
33 009, nr. 95).
De leden van de CDA-fractie constateren dat het rapport Brede maatschappelijke heroverwegingen
(BMH) pakketten beleidsopties toont vanuit vier perspectieven:
1. innovatie voor maatschappelijke uitdagingen en een effectieve publieke sector;
2. selectief wereldleiderschap;
3. toekomstbestendige kennisbasis;
4. bedrijfsleven geeft richting.
De Staatssecretaris schrijft dat «het meeste perspectief op een substantiële verhoging
van de R&D-uitgaven in Nederland richting 2,5 procent van het bbp beleidsopties bieden
die naast de directe budgettaire impulsen van het Rijk extra middelen voor R&D van
bedrijven weten te stimuleren». Hoe wordt hier gevolg aan gegeven?
De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de sleutel tot meer private R&D-uitgaven
onder andere bij het innovatieve midden- en kleinbedrijf (mkb) ligt, maar als gevolg
van de coronacrisis is het voor mkb-bedrijven en starters nu moeilijk om R&D-capaciteit
(labs en kenniswerkers) in stand te houden. Hoe staat de Staatssecretaris tegenover
de uitgifte van kennisvouchers, waarmee mkb-bedrijven kennisinstellingen kunnen inschakelen
(en zo van hun labs kunnen gebruiken)? Is zij bereid dit te verkennen?
De leden van de CDA-fractie nemen waar dat de kenniscoalitie, waarin wetenschap en
bedrijfsleven zijn verenigd, pleit voor een stabiel groeipad van investeringen in
onderzoek en innovatie voor een periode van tien jaar. Is de Staatssecretaris bekend
met dit pleidooi en wat is haar reactie hierop? Onderschrijft zij dat investeren in
kennis en innovatie van groot belang is voor verdienvermogen, maatschappelijke uitdagingen
en brede welvaart?
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de illustratieve niet-limitatieve
lijst Onderzoek &Innovatie (O&I)-ecosystemen uit de achtergrondstudie «Onderzoeks-
en innovatie-ecosystemen in Nederland» van Dialogic mooi laat zien hoe kennis en innovatieve
bedrijvigheid over alle regio’s zijn verspreid. Deze leden vinden daarbij het volgende
belangrijk:
• Er moet oog zijn en blijven voor regionale specialisatie omdat vanuit de regio een
belangrijke bijdrage wordt geleverd aan de R&D-doelstelling van 2,5 procent. Onderkent
de Staatssecretaris dat?
• Regio’s moeten worden uitgedaagd om samen te werken aan goede investeringsvoorstellen
voor het Nationaal Groeifonds (zoals de AI-coalitie dat doet). Is de indruk van de
Staatssecretaris dat dit in voldoende mate gebeurt?
• We moeten als Nederland industriepolitiek durven voeren, zoals het redden van Smart
Photonics uit Chinese handen. Kennis die we in Nederland opbouwen met betrekking tot
een kansrijke sleuteltechnologie moeten we beschermen. Dat betekent dat niet de hoogste
bieder het moet winnen bij het vervreemden van aandelen, maar de investeerder die
garant staat voor continuïteit en werkgelegenheid. Kan de Staatssecretaris hier op
reflecteren?
De leden van de CDA-fractie hebben voorts de volgende vragen aan de Staatssecretaris
over de ecosystemenstrategie. Op welke wijze(n) en op welk termijn worden de conclusies
en aanbevelingen in de ecosystemenstrategie vertaald naar beleid, wet- en regelgeving
en instrumenten? In hoeverre gaat de Staatssecretaris de aanbevelingen uit de ecosystemenstrategie
gebruiken om te toetsen of nieuw beleid, wet- en regelgeving en instrumenten tegemoet
komen aan de versterking van specifieke ecosystemen? Hoe wordt concreet uitvoering
gegeven aan de aanbevelingen zoals die voor valorisatie en financiering voor start-
en scale-ups? Wat is de rol van de indicatorenset in de ecosystemenstrategie? Op welke
manier(en) gaat de regering deze indicatorenset gebruiken?
De leden van de CDA-fractie hebben de casus ontvangen over Nederlandse wetenschappers
die (mogen) participeren in onderzoeksprogramma’s van bedrijven uit derde landen (zoals
China) op voorwaarde dat zij al hun kennis met deze bedrijven/landen delen. Hierin
schuilt een risico. Hoe gaat Nederland hiermee om? Spelen bij samenwerking met bedrijven
uit dergelijke landen ook democratische waarden een rol?
De leden van de CDA-fractie merken op dat toegang tot financiering voor (jonge) ondernemers
essentieel is om te kunnen ondernemen. Kan de Staatssecretaris toelichten hoe het
Nederlandse financieringsinstrumentarium voor start- scale-ups eruit ziet? Bij welke
«loketten» kunnen deze bedrijven in welke fase(s) van hun onderneming terecht?
Nederland voert een missiegedreven Topsectoren- en innovatiebeleid. In welke mate zijn topsectoren op de hoogte van de huidige start- en scaleups in
Nederland? Hoe is toegang tot het topsectorenbeleid voor nieuwkomers verzekerd? Worden
zij daarin begeleid?
De leden van de CDA-fractie zijn bekend met het advies van de Adviesraad voor wetenschap,
technologie en innovatie (AWTI) Beter van start. De sleutel tot doorgroei van kennisintensieve start-ups. Wat is de kabinetsreactie op dit advies? Hoe wil de Staatssecretaris de aanbevelingen
uit het advies gebruiken in het stimuleren van kennis- en kapitaalintensieve start-
en scale-ups? Het AWTI-advies schetst het probleem dat afspraken die academische start-ups
met universiteiten maken (zoals een licentiedeal voor het gebruiken van bepaalde kennis)
in een later stadium verdere groei in de weg zitten. Ook in de blog van Alain le Loux
op de website van Techleap.nl wordt gewezen op het feit dat het aandelenbelang van
en de licentiedeals met universiteiten groei van start-ups in de weg zitten.3 Herkent de Staatssecretaris dit probleem en is zij bereid dit met de sector op te
lossen, bijvoorbeeld door introductie van een «modelovereenkomst»?
De leden van de CDA-fractie hebben over de uitvoering van de motie-Amhaouch/Van Eijs
(Kamerstuk 33 009, nr. 86) over een internationaal concurrerende regeling voor de versterking van het groeivermogen
van jonge bedrijven gezien dat de Staatssecretaris eerder het volgende schreef:
«In de begeleidende brief bij het pakket Belastingplan 2021 d.d. 15 september 2020
van de Staatssecretaris van Financiën aan de Tweede Kamer is aangegeven dat FIN en
EZK werken aan een nieuwe regeling voor aandelenopties. De nieuwe regeling zou in
eerste instantie per 1 januari 2021 in werking te treden. Bij de bespreking van het
conceptwetsvoorstel met TechLeap en andere experts is duidelijk geworden dat de voorgestelde
maatregel geen oplossing zou bieden voor het probleem bij het aantrekken en behoud
van talent en er meer tijd nodig is om samen met het veld tot een goed werkend alternatief
te komen. Het onderzoek met een internationale vergelijking van maatregelen voor werknemersparticipaties
dat ik naar aanleiding van de motie Amhaouch/Van Eijs laat uitvoeren, wordt hierbij
betrokken.» Deze leden constateren dat een nieuwe (fiscale) regeling voor aandelenopties
dus op zich laat wachten. Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer zij verwacht met
een alternatief voorstel te komen? Is de Staatssecretaris hierover behalve met Techleap
ook met andere (potentiële) partners in gesprek, zoals de Stichting Nederlands Participatie
Instituut (SNPI)? Is de Staatssecretaris bereid haast te maken, om juist in deze crisistijd
te voorkomen dat jonge bedrijven talent kwijtraken aan het buitenland?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de middelenverdeling van het Europees Fonds
voor regionale Ontwikkeling (EFRO) 2021–2027 er als volgt uitziet.
Tabel 1: EFRO middelenverdeling
EFRO Landsdeel
2014–2020
Voorgestelde verdeling 2021–2027
Bedrag in mln EUR
%
Bedrag in mln EUR
%
Noord-Nederland
€ 117,5
20,4%
€ 108,1
21,4%
Oost-Nederland
€ 113,9
19,8%
€ 81,8
16,2%
West-Nederland
€ 214,8
37,4%
€ 207,3
41,0%
Zuid-Nederland
€ 128,9
22,4%
€ 109
21,5%
Totaal
€ 575,1
€ 506
Kan de Staatssecretaris toelichten welke afspraken zij met de regio’s/provincies heeft
gemaakt, die aan deze middelenverdeling ten grondslag liggen? Wat betekent deze verdeling
voor regio’s die kwetsbaar zijn voor een laag bruto regionaal product, zoals de Achterhoek,
of die kwetsbaar zijn voor economische schokken, zoals de industrieregio Twente of
Zuid-Limburg? Hoe kunnen deze worden ondersteund bij hun innovatie- en verduurzaamheidsopgave?
Voor Nederland is de maakindustrie van groot belang. Als gevolg van de coronacrisis
staan de onderzoeksbudgetten in o.a. de automotive-, luchtvaart- en scheepsbouwsector
enorm onder druk. Het uitblijven van investeringen in Research, Development & Innovation
(RD&I) op korte termijn heeft grote consequenties voor onder andere de internationale
concurrentiepositie van maakbedrijven in deze sectoren, voor de energietransitie en
voor de bredere Nederlandse economie. Onderkent de Staatssecretaris dat? Deelt zij
de mening dat om internationaal concurrerend te blijven investeringen in RD&I noodzakelijk
zijn? Ziet zij bovendien het risico dat RD&I uit Nederland verdwijnt naar andere locaties
elders in Europa? Welke signalen heeft zij tot dusver hierover uit de maakindustrie
ontvangen? Hoe gaat de regering met deze signalen om? Is de Staatssecretaris in dat
kader bekend met de gezamenlijke oproep van de automotive-, luchtvaart- en scheepsbouwsector
voor extra steunmaatregelen RD&I op korte termijn? Wat is haar reactie op deze oproep?
Is de Staatssecretaris bereid om hier samen met haar collega’s in de regering met
urgentie naar te kijken, om te voorkomen dat RD&I (naar het buitenland) verdwijnt
en het voor Nederland veel lastiger zal worden om uit de crisis te komen? In hoeverre
past het in de visie van de maakindustrie die de regering op 30 oktober 2020 naar
de Kamer heeft gestuurd, naar aanleiding van de motie-Amhaouch/Wiersma (Kamerstuk
35 300 XIII, nr. 42) over een onderzoek naar de Nederlandse maakindustrie?
De leden van de CDA-fractie constateren dat de luchtvaartnota 2020–2050 van de Minister
van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) een innovatieparagraaf bevat. In hoeverre
is het de Staatssecretaris daarbij betrokken (geweest)? Bestaan er bijbehorende plannen
voor een meerjarig innovatieprogramma van EZK samen met IenW, bijvoorbeeld voor het
verduurzamen van brandstoffen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Brede verkenning toegevoegde waarde ruimtevaart voor Nederland
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Dialogic-rapport
«Brede verkenning toegevoegde waarde ruimtevaart voor Nederland». Deze leden lezen
dat de ruimtevaartsector de afgelopen jaren is gegroeid en fors bijdraagt aan de Nederlandse
economie. Ook lezen deze leden dat de afhankelijkheid en daarmee het economisch belang
van ruimtevaart in brede zin snel toeneemt. Helaas zijn de huidige investeringen door
de overheid niet voldoende om te voldoen aan de wensen van investeringen. Uit het
rapport blijkt tevens dat een derde van de bedrijven de beschikbaarheid van gekwalificeerd
personeel ervaart als een knelpunt. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om
met dit knelpunt aan de slag te gaan en ziet de Staatssecretaris hier juist ook kansen
in voor de Nederlandse economie? Heeft de Staatssecretaris tevens contact met de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) over deze problematiek? Zo nee, welke mogelijkheden
worden hier geïdentificeerd? Ook komt naar voren dat de ruimtevaartsector onvoldoende
ondersteuning van de overheid bij de doorontwikkeling van de sector (beleid en middelen)
ervaart. Welke stappen kunnen worden gezet om dit knelpunt weg te nemen? Het Dialogic-rapport
doet zes aanbevelingen of handelingsperspectieven om maatschappelijke benutting van
(investeringen in) ruimtevaart te verbeteren. Kan per aanbeveling worden toegelicht
wat de inzet van de Nederlandse overheid is per ministerie? In brief van de Staatssecretaris
staat dat de volgende regering het advies van het Netherlands Space Offfice (NSO)
bij haar bredere budgettaire afwegingen betrekken kan. Welke voorbereidingen maakt
de huidige regering om de volgende regering hierover te informeren?
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat ruimtevaart grote kansen biedt voor
Nederland op bijna alle facetten. Het versterken van onze innovatiekracht en kennispositie
is hierbij cruciaal. In de Brede Maatschappelijke Heroverwing over een Innovatie Samenleving
wordt een verhoging voorgesteld van 50 miljoen euro per jaar op de begroting van EZK.
Hoe kijkt de Staatssecretaris hier naar?
De leden van de D66-fractie hebben zorgen over de bekendheid van de toegevoegde waarde
van ruimtevaart voor de Nederlandse innovatiekracht. Dit kan ten koste gaan van de
bereidheid om te investeren in ruimtevaart. Waar ziet de Staatssecretaris kansen om
de bekendheid verder te vergroten? Kan de Staatssecretaris hier een aantal concrete
aanbevelingen voor doen? Hoe speelt de ruimtevaartgezant hier een rol in?
Integraal ruimtevaartprogramma
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat aangezien ruimtevaart bijna alle ministeries
overkoepelend aangaat, in het bijzonder het Ministerie van EZK, een integraal ruimtevaarprogramma
meerwaarde kan bieden voor de sector. Onder andere Space Nederland ziet kansen in
een nationaal ruimtevaartprogramma waarbij over een lange periode de doelstellingen
van de sector en overheid worden uitgesproken. Ziet de Staatssecretaris kansen om
met de sector samen invulling te geven aan zo’n integraal programma?
Private samenwerking in ruimtevaart
De leden van de D66-fractie begrijpen dat er gekeken wordt naar het hergebruiken van
draagraketonderdelen. Deze leden lezen in de media dat bedrijf Space-X hier ook aan
werkt en zelfs succesvolle testen heeft uitgevoerd. Werkt de Nederlandse overheid
samen met deze (of andere) private bedrijven op dit gebied? Wat kan van hen geleerd
worden en hoe kan worden voorkomen dat het wiel opnieuw uitgevonden moet worden?
De leden van de D66-fractie lezen dat Nederland geld uittrekt voor cofinanciering
voor bedrijven. Waaraan wordt dit geld uitgegeven? Hoe ziet de samenwerking met bedrijven
eruit? Om welke bedrijven gaat dit?
Kabinetsstrategie «Versterken van onderzoeks- en innovatie-ecosystemen»
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de kabinetsstrategie
voor het versterken van onderzoeks- en innovatie-ecosystemen. Bij de plenaire behandeling
van de begroting EZK hebben deze leden reeds enkele vragen over de strategie en over
de missiegedreven innovatiebeleid in den brede gesteld. Zij benutten graag het schriftelijk
overleg om hier dieper op in te gaan.
De leden van de D66-fractie constateren dat de lange termijnblik en samenhang bij
investeringen in onderzoek en innovatie een knelpunt is. Deze leden zien een voorbeeld
in het succesvolle wetenschaps- en innovatieprogramma van de Europese Unie dat een
looptijd heeft van zeven jaar. In Horizon Europe, het nieuwe programma dat in 2021
van start gaat, staan in pijler twee de maatschappelijke missies centraal. Deze leden
vragen de Staatssecretaris toe te lichten welke missies dat zijn, wat de omvang van
de budgetten is die aan de missies verbonden zijn en hoe de Nederlandse missies aansluiten
of verschillen ten opzichte van de Europese missies. Zou het in lijn brengen van de
Nederlandse missies en de Europese missies de lange termijnblik en de samenhang van
investeringen ten goede komen?
De leden van de D66-fractie constateren dat het investeren in onderzoeks- en testfaciliteiten
een uitdaging is voor onderzoeks- en innovatie-ecosystemen. Deze leden vragen de Staatssecretaris
welke rol de rijksoverheid op dit moment neemt ten aanzien van de onderzoeks- en testfaciliteiten
die ecosystemen nodig hebben. Participeert of coördineert de rijksoverheid bijvoorbeeld
in gezamenlijke roadmaps of investeringsagenda’s om coördinatie- of systeemfalen te overbruggen? In hoeverre is een werkwijze
zoals in het fundamenteel onderzoek voor grootschalig wetenschappelijke infrastructuur
geschikt voor het toegepast onderzoek of onderzoek in publiek-private samenwerkingsverbanden?
De leden van de D66-fractie constateren dat het missiegedreven innovatiebeleid weliswaar
gezamenlijke agenda’s creëert, maar kennisinstellingen, start-ups en bedrijven slechts
in beperkte mate uitdaagt om te innoveren. Wetenschappers wijzen erop dat het stimuleren
van de vraagkant van innovatie of marktcreatie een kernelement vormt van het missiegedreven
innovatiebeleid.4 Door als overheid de juiste spelregels te creëren of door verschillende rollen te
combineren, kan innovatie ontlokt worden doordat er een vraag of een markt naar de
innovatie ontstaat. Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe de regering de verantwoordelijkheid
voor het creëren en optimaliseren van de markten rondom de missies heeft belegd. Welke
verantwoordelijkheid heeft de Staatssecretaris en op welke wijze bevordert zij marktcreatie?
Is er een overzicht op welke wijze de overheid ondernemerschap en innovatie per missie
kan stimuleren door het aanjagen van de vraag? Werkt de Staatssecretaris op dit moment
aan marktcreatie en zo niet, wat heeft de Staatssecretaris daarin belet?
De leden van de D66-fractie constateren dat het organiserend vermogen en de openheid
van ecosystemen een belangrijk element van succesvolle ecosystemen is. Nieuwe uitdagers
en kritische experts, zoals start-ups van studenten of betrokken onderzoekers, dagen
bedrijven uit om processen en producten door te blijven ontwikkelen. Deze leden vragen
de Staatssecretaris op welke wijze start- en scale-ups participeren in het missiegedreven
innovatiebeleid. Hebben zij een rol gehad bij het ontwikkelen van de agenda’s en welke
rol hebben zij bij de tussentijdse evaluatie en implementatie van het beleid?
Advies van de AWTI «Beter van start. De sleutel tot doorgroei van kennisintensieve
startups»
De leden van de D66-fractie lezen in het advies van de AWTI verschillende aanbevelingen
voor het versterken van de ontwikkeling van start-ups in Nederland. Een kwestie betreft
het intellectueel eigendom van academische startups. Kennisinstellingen kunnen in
de beginfase van de start-up eisen stellen waardoor doorgroei niet van de grond komt.
Bijvoorbeeld door het eisen van een niet-verwaterbaar belang waardoor het aantrekken
van financierders belemmerd wordt of het eisen van een licentiedeal met ongunstige
betaalvoorwaarden. De AWTI adviseert om een modelovereenkomst te ontwikkelen die kennisinstellingen
en startups kunnen gebruiken. Zij benoemen expliciet dat de huidige richtsnoer van
de kennisinstellingen vrij veel ruimte laat en daardoor niet geschikt is. Deze leden
vragen de Staatssecretaris te reflecteren op het gesignaleerde knelpunt en het advies
van de AWTI. Is de Staatssecretaris – conform het advies – bereid om met de vertegenwoordigers
van kennisinstellingen en start-ups in gesprek te gaan om een modelovereenkomst op
te stellen?
Financiering van het bedrijf Smart Photonics
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris
over de lening die het ministerie aan het bedrijf Smart Photonics heeft verstrekt.
Deze leden vragen de Staatssecretaris toe te lichten welke rol Invest-NL in dit traject
heeft gehad. Heeft de Staatssecretaris of het consortium ook contact gehad met Invest-NL
voor financiering? Heeft Invest-NL een (potentiële) aanvraag in behandeling genomen
of beoordeeld? Als er contact met Invest-NL is geweest, waarom heeft Invest-NL besloten
om geen lening ter beschikking te stellen? Als er geen contact met Invest-NL is geweest,
kan de Staatssecretaris dan nader motiveren waarom er geen contact is geweest?
Adviesrapport over versterking watertechnologisch onderzoek en de financiering van
Wetsus
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op het adviesrapport
over de versterking van watertechnologisch onderzoek en de financiering van Wetsus.
Deze leden vragen de Staatssecretaris toe te lichten welke argumenten de grondslag
hebben gevormd om Wetsus tijdelijk en niet structureel te financieren. Wat zijn de
criteria en conform welke wijze wordt besloten welke instellingen voor toegepast onderzoek
in aanmerking komen voor vaste bekostiging vanuit het Rijk? In hoeverre voldoet Wetsus
aan die criteria?
De WBSO in 2021
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris toe te lichten op welke wijze
de parameters van de WBSO jaarlijks worden vastgesteld. Voor bedrijven is het van
belang dat de parameters voorspelbaar zijn. Kan de Staatssecretaris schetsen hoe de
parameters zich de afgelopen jaren hebben ontwikkeld en welke mogelijkheden er zijn
om de parameters voor langer dan één jaar vast te stellen?
Tweede Voortgangsrapportage Brainport Nationale Actieagenda
De leden van de D66-fractie lezen dat het aantrekken en behouden van talent in Brainport
door de coronacrisis een extra uitdaging is. Brainport meldt in de Voortgangsrapportage
dat de vraag naar tech- en ICT-talent naar verwachting alleen maar toeneemt en de
instroom van internationale studenten en kenniswerkers onzeker is. Deze leden vragen
de Staatssecretaris toe te lichten of en hoe de coronasteunpakketten mensen de kans
biedt om werk te vinden in de technologie- of ICT-sector. Wat zijn de voornaamste
redenen voor internationale studenten en kenniswerkers om in Nederland te blijven
of Nederland te verlaten en welke inzet toont de Nederlandse regering om internationale
talenten te behouden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-Fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken
voor het schriftelijk overleg Ruimtevaart en Innovatie. Deze leden willen aandacht
vragen voor ruimtevaart in relatie tot milieuproblematiek en -oplossingen, scale-ups
en innovatie met betrekking tot de farmaceutische industrie.
Ruimtevaart
De leden van de GroenLinks-fractie willen eerst ingaan op het verslag van de ESA-Raad
op ministerieel niveau over SPACE19+. Met een bedrag van 48,5 miljoen euro is aardobservatie
nadrukkelijk een Nederlandse prioriteit vanwege de grote betekenis van satellietdata
voor het klimaat, milieu en de luchtkwaliteit. Deze leden vinden dit ontzettend belangrijk
en zijn van mening dat dit ook de komende tijd van prioriteit blijft. Onderschrijft
de Staatssecretaris dat? Op welke manier zal het NSO de komende jaren de uitvoering
van de klimaatambities ondersteunen? Deze leden zien een mogelijke rol voor de ruimtevaart
bij het verfijnen van het meetnetwerk voor stikstof en ammoniak. In eerdere antwoorden
op schriftelijke vragen over dit onderwerp gaf de Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit (LNV) aan dat satellietwaarnemingen nog niet geschikt zijn om concentraties
dicht bij het aardoppervlak onderscheidend te meten. Deze leden zijn benieuwd wanneer
dit wel zou kunnen. Volgens de Nederlandse organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk
onderzoek (TNO) bieden satellietinstrumenten de mogelijkheid om dagelijks over een
groot gebied onafhankelijke metingen te doen van de samenstelling van de atmosfeer
en zullen deze volgens hun visie steeds meer gebruikt worden voor stikstofmonitoring5. Is de Staatssecretaris bezig met het onderzoeken van de mogelijkheden om stikstofuitstoot
te meten via satellieten? Deeltde Staatssecretaris de mening dat, zeker gezien de
stikstofcrisis waar Nederland zich nu in begeeft, het belangrijk is deze mogelijkheden
te onderzoeken? Kan de Staatssecretaris een indicatie geven wanneer zij denkt dat
satellietwaarnemingen wel geschikt zullen zijn voor de meting van stikstof en ammoniak?
Welke investeringen zullen hiervoor nodig zijn?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben eerder al aandacht gevraagd voor de toename
van ruimteschroot. Als iedereen zijn eigen satelliet de ruimte in schiet en er steeds
meer commerciële satellieten komen, heeft dit natuurlijk ook een beperkend effect
op de hoeveelheid ruimte in het heelal. De kans op ruimteschroot wordt groter en ook
de klimaat- en milieu-impact van het opstijgen van raketten is groot. De Staatssecretaris
gaf toen aan dat dit geen onderwerp is dat we op nationaal niveau kunnen oplossen,
maar dat dit internationaal moet gebeuren. Kan de Staatssecretaris toelichten hoe
zij de afgelopen tijd op internationaal niveau druk heeft uitgeoefend en hoe zij dat
in de toekomst gaat doen om er voor te zorgen dat dit onderwerp meer aandacht krijgt?
Scale-ups
De leden van de GroenLinks-fractie hebben daarnaast met interesse de beleidsreactie
«AWTI Adviesrapporten» gelezen. Deze leden geven aan dat we te maken hebben te met
grote maatschappelijke uitdagingen. Deze uitdagingen vragen om transities zoals het
tegengaan van klimaatverandering, de energietransitie, digitalisering, het betaalbaar
en organiseerbaar houden van de zorg, behoud en herstel van biodiversiteit en natuur,
de transitie naar een circulaire economie en de transitie van ons voedselsysteem.
Juist tijdens de coronacrisis zijn dit belangrijke onderwerpen en wordt een fors beroep
gedaan op onderzoek en innovatie. Uit het AWTI-rapport «Beter van start» blijkt dat
Nederlandse startups in vergelijken met andere landen minder vaak doorgroeien tot
scale-ups. Het rapport geeft verschillende adviezen om ervoor te zorgen dat start-ups
beter de mogelijkheid krijgen te groeien, net zoals in andere landen. De Staatssecretaris
geeft in de reactie aan maximaal in te zetten op vernieuwende oplossingen voor maatschappelijke
uitdagingen en transities door met het missiegedreven innovatiebeleid meer ruimte
te bieden aan nieuwkomers en het vergroten van de deelname van start-ups, innovatief
mkb en scale-ups. Dit vinden deze leden erg belangrijk. Op welke manier gaat de regering
dit vormgeven? Gaat de Staatssecretaris bijvoorbeeld initiatieven om vaardigheden
en ambitie te versterken bij startups bestendigen met structurele middelen? Wat gaat
de Staatssecretaris doen met de aanbevelingen van het AWTI-advies? Welke aanbevelingen
neemt zij over in het regeringsbeleid, welke niet en waarom? De AWTI merkt daarnaast
op dat richtsnoeren omtrent de manier waarop kennisinstellingen omgaan met intellectueel
eigendom te eenzijdig zijn opgesteld en te vrijblijvend worden toegepast. Kan de Staatssecretaris
erop toezien dat er een modelovereenkomst waarin het belang van start- en scale-ups
wordt geborgd? Zo ja, hoe gaat zij dit doen, en zo nee, waarom niet?
Onderzoek naar Gezondheid en zorg en innovatie ecosysteem
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de brieven «Overzicht
ontwikkelingen op het domein van toegepast onderzoek»6 en «Beleidsreactie AWTI Adviesrapporten «Versterk de rol van wetenschap, technologie
en innovatie in maatschappelijke transities» en «Krachtiger kiezen voor sleuteltechnologieën»».
Zij onderschrijven het belang van investeren in toegepast onderzoek en onderzoek naar
sleuteltechnologieën en zijn verheugd dat hierbij onder meer ruim de aandacht is voor
onderzoek binnen het thema «Gezondheid en zorg», zoals vastgelegd in het Kennis en
Innovatie Convenant 2021–2023 en de Kennis- en Innovatieagenda sleuteltechnologieën
2020–2023.7 Deze leden zien het belang van onderzoek naar bijvoorbeeld medicijnontwikkelingen
in Nederland, om de strategische afhankelijkheid van het buitenland op dit gebied
te beperken. Wel vragen deze leden wat de regeringsvisie is achter het benoemen van
«Gezondheid en zorg» als centraal thema voor het innovatiebeleid. Deelt de Staatssecretaris
de mening dat onderzoek naar medicijnontwikkeling in Nederland belangrijk is om de
strategische autonomie te bewaren op dit vlak? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan de
Staatssecretaris toelichten op welke manieren het «Kennis en Innovatie 2020–2023»
en de «Kennis- en Innovatieagenda sleuteltechnologieën 2020–2023» hieraan bijdragen?
Op welke vlakken binnen het onderzoek naar medicijnontwikkeling beoogt de Staatssecretaris
Nederland strategisch meer autonoom te maken? Daarnaast vragen deze leden van wie
de onderzoeksresultaten zijn van de deels door publieksgeld bekostigde medicijnonderzoeken.
Zijn dergelijke onderzoeksresultaten (deels) publiek eigendom? Zo nee, waarom niet?
Indien dergelijke onderzoeksresultaten ondanks de publieke investeringen die hierin
gedaan zijn privaat eigendom worden, vragen deze leden hoe de Staatssecretaris reflecteert
op de wenselijkheid hiervan. Onderschrijft de Staatssecretaris de visie dat publieke
kosten dienen te leiden tot publieke baten en dat het dus onwenselijk zou zijn als
(deels) publiek gefinancierd onderzoek alleen leidt tot private winsten? Indien de
Staatssecretaris deze mening niet is toegedaan, kan de Staatssecretaris toelichten
waarom niet? Indien de Staatssecretaris deze mening deelt, kan zij toelichten welke
stappen zij voornemens is om dit probleem aan te pakken?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Staatssecretaris hoe de Kennis en Innovatie
Convenant 2021–2023 en de Kennis- en Innovatieagenda sleuteltechnologieën 2020–2023
rijmt met het rapport «overpriced» van Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen
(SOMO).8 Specifiek zouden deze leden graag een reactie van de Staatssecretaris krijgen op
de volgende bevinding in dit rapport. Ten eerste dat «[d]e publieke financiering van
biomedisch onderzoek leidt niet automatisch tot gezondheidsvoordelen voor de bevolking
omdat er momenteel geen voorwaarden gesteld worden aan deze leningen die de gezondheidsbelangen
van de samenleving ten goede zouden komen, zoals betaalbare medicijnen.» Is de Staatssecretaris
van plan binnen de nieuwe strategie, zulk soort eisen te stellen? Daarnaast stelt
het SOMO-rapport: «Uit de casussen komt duidelijk naar voren dat de medefinanciering
door de Nederlandse overheid van medicijnen eraan bijdraagt dat farmaceutische bedrijven
deze medicijnen voor hoge prijzen kunnen verkopen en zo enorme winsten boeken.» Deze
leden vragen hoe de Staatssecretaris naar deze bevindingen kijkt. Is de Staatssecretaris
voornemens om de winsten van deze bedrijven op projecten (deels) gefinancierd door
belastinggeld te beperken?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben tevens kennisgenomen van de regeringsstrategie
«Versterken van onderzoeks- en innovatie-ecosystemen».9 Voortbouwend op het voornoemde punt van strategische autonomie op het gebied van
medicijnontwikkeling, vinden deze leden het tevens belangrijk de medicijnproductie
terug te halen naar Europa, waarvoor een op farmacie gerichte innovatie-ecosysteem
in Nederland van belang is. In de kabinetsstrategie «Versterken van onderzoeks- en
innovatie-ecosystemen» worden tien uitdagingen voor onderzoek- en innovatie-ecosystemen
genoemd. Welke van deze uitdagingen kunnen volgens de Staatssecretaris de competitiviteit
van Nederland in het aantrekken van medicijnproducenten in de weg staan? Hoe kunnen
deze barrières weggenomen worden?
Een van de geïdentificeerde uitdagingen is het creëren van een lange termijnblik en
van samenhang bij investeringen in onderzoek en innovatie. Is de Staatssecretaris
bereid een lange termijnvisie te ontwikkelen op de versterking van de Nederlandse
geneesmiddelenproductie ter bevordering van strategische autonomie? Zo nee, waarom
niet? Hoe oordeelt de Staatssecretaris over het aanbestedingsbeleid van Nederland
aangaande medicijnen? Acht de Staatssecretaris het opportuun de geografische nabijheid
van de productielocatie expliciet in dit beleid op te nemen om farmaceutische bedrijven
te stimuleren naar Europa of Nederland te komen? Zo nee, waarom niet? Is de Staatssecretaris
bereid om nieuwe duurzaamheidseisen te stellen aan medicijnproductie in Nederland
om medicijnproducenten te stimuleren duurzaam te innoveren? Zo nee, waarom niet?
Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de Bevordering
Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO)10 en hebben hier enkele vragen over. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland schat
dat er over 2020 een WBSO-onderuitputting is van ongeveer 50 miljoen euro. Kan de
Staatssecretaris dit bedrag specificeren naar sector? In welke sectoren was de onderuitputting
het grootst? In hoeverre zijn de private investeringen in R&D in de farmaceutische
sector in 2020 verschillend ten opzichte van 2019?
Financiering van het bedrijf Smart Photonics
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het regeringsbesluit
om financiering te verstrekken aan het bedrijf Smart Photonics om te zorgen dat cruciale
technologie voor Nederland behouden blijft en dat dit innovatieve ecosysteem zich
verder kan ontwikkelen. Als onderdeel van een strategische industriepolitiek kunnen
dit soort investeringen zich ruimschoots terugbetalen. Deze leden zijn benieuwd welk
kader de overheid hanteert om te besluiten of en wanneer een specifiek bedrijf wordt
ondersteund? Welke risico’s zijn verbonden aan dergelijke interventies en hoe worden
die ondervangen? Stelt de overheid ook voorwaarden aan bedrijven die met publieke
middelen worden ondersteund om maatschappelijke belangen veilig te stellen? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, welke voorwaarden zijn verbonden aan de financiering van het bedrijf
SmartPhotonics? Hoe verhouden Europese staatssteunregels zich tot de financiering
van afzonderlijke bedrijven? Bieden die regels voldoende ruimte voor een strategische
industriepolitiek?
Cybersecurity
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd dat de regering de urgentie benadrukt
om de ontwikkeling van kennis op het gebied van cybersecurity te verdiepen en te verbreden.
Voor de nationale veiligheid op de lange termijn is het van groot belang om strategische
autonomie na te streven op dit vlak. De verdiepende verkenning van de kennisontwikkeling
en innovatie op het gebied van cybersecurity stipt een aantal problemen aan. Zo lezen
deze leden dat de onderzoekscapaciteit bescheiden te noemen is, dat er onvoldoende
kennisontwikkeling en -uitwisseling plaatsvindt en dat bestaande kennis onvoldoende
wordt benut.
Deze leden verwelkomen dan ook de inzet van de Staatssecretaris om te komen tot een
nieuw publiek-privaat samenwerkingsplatform voor kennis en innovatie op het gebied
van cybersecurity. Een dergelijk platform kan een waardevolle bijdrage leveren aan
het oplossen van de voornoemde knelpunten. Deze leden hebben nog wel een vraag over
de werking van het platform. Het cybersecurity bedrijfsleven geeft aan vooral behoefte
te hebben aan duidelijke coördinatie. Het kabinet lijkt vooral in te zetten op een
bottom-up proces. Deze leden zien de meerwaarde van een bottom-up benadering maar
vragen of er tegelijkertijd wellicht ook behoefte is aan duidelijkere top-down coördinatie,
met een meer leidende rol voor de overheid. Is het kabinet van plan om die coördinerende
rol op zich te nemen binnen het platform? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
De leden van de GroenLinks-fractie zien de meerwaarde van een overheid die optreedt
als «launching customer» om innovatie in het cybersecuritydomein te bevorderen. Deze
leden zijn dan ook benieuwd naar de huidige stand van zaken van de regeling Small
Business Innovation Research (SBIR) voor cybersecurity. Hoeveel middelen zijn hiervoor
beschikbaar, wat zijn de resultaten en is de regering van plan om deze inzet voort
te zetten dan wel te intensiveren? In dit kader vragen deze leden zich ook af in hoeverre
de overheid bij haar inkoop van cybersecurityproducten streeft naar cybersecurity
van eigen bodem? Is dit een uitgangspunt van het beleid? In hoeverre vormen Europese
aanbestedingsregels een belemmering voor een dergelijk uitgangspunt?
Reactie op rapport «Verantwoord virtueel».
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met grote interesse kennisgenomen van het
Rathenau-rapport over virtual reality en de kabinetsreactie daarop. Deze leden zijn
verheugd om te lezen dat de Staatssecretaris de aanbevelingen van het Rathenau-rapport
onderschrijft, en door zal gaan met het stimuleren van internationaal debat over dit
vraagstuk en het informeren en beschermen van consumenten. Denkt de Staatssecretaris
dat de huidige inzet op deze punten voldoende is? Zo ja, waar wordt dat uit opgemaakt?
Zo nee, op welke manier is de regering van plan om haar inzet op deze punten te intensiveren?
De ontwikkelingen op technologisch vlak gaan hard en mocht additionele regelgeving
nodig zijn, dan is ook daar enige spoed bij geboden. Deze leden vragen wanneer het
onderzoek van het WODC over het reguleringskader gereed zal zijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de diverse
stukken op de agenda. Deze leden hebben hierover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie constateren een gebrek aan ambitie en omvang in het innovatiebeleid
om maatschappelijke uitdagingen als klimaatverandering en de transitie in de landbouw.
In dit verband vragen deze leden specifiek opheldering over de discrepantie tussen
de ambities van dit regering op het gebied van energie en klimaat (bijvoorbeeld 3
à 4 GW elektrolysecapaciteit in 2030) en het ontbreken van gericht innovatiebeleid
om die ambities waar te kunnen maken. Deze leden achten het huidige instrumentarium
om gericht maatschappelijk wenselijke innovaties te stimuleren zeer beperkt en vragen
waarom u dit beleid missiegericht noemt. Welke percentage van het innovatiebudget
in 2020 was missiegericht? Deze leden vragen de Staatssecretaris tevens, nu dit kabinet
het einde nadert, om de balans op te maken van het missiegedreven aspect van het innovatiebeleid.
Wat zijn de belangrijkste innovaties, of als dat het geval is, ontwikkelingen die
(mede) te danken zijn aan het missiegedreven innovatiebeleid van de afgelopen vier
jaar?
De leden van de PvdA-fractie hebben met grote belangstelling het AWTI-rapport «Versterk
de rol van wetenschap, technologie en innovatie in maatschappelijke transities» gelezen,
waarin wordt gesteld dat een overkoepelend beeld van het Nederland van de toekomst
en hoe daar te komen, ontbreekt in het huidige innovatiebeleid. Deze leden beschouwen
dit als een kritisch rapport over het huidige beleid en hebben daarom met verbazing
kennisgenomen van de kabinetsreactie waarin wordt aangegeven dat het kabinet het advies
van de AWTI als een ondersteuning van het huidige innovatiebeleid ziet. Deze leden
vragen om deze stelling beter te onderbouwen door uiteen te zetten hoe de drie concrete
aanbevelingen uit het rapport worden opgevolgd.
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van uw voornemen om te onderzoeken
of de WBSO beter kan aansluiten bij de ontwikkelingen op ICT-gebieden, bijvoorbeeld
door naast ontwikkelingsprojecten op het gebied van kunstmatige intelligentie en machine
learning ook (hoogstaande) toepassingen van te ondersteunen. Deze leden vragen of
u bereid bent een dergelijke verbreding van de WBSO ook te onderzoeken omtrent andere
innovatieve missies en specifiek op het gebied van de energie- en klimaattransitie.
De leden van de PvdA-fractie lezen in uw antwoord op de motie-Moorlag omtrent de maatschappelijke
impact van de verschillende vormen van het innovatiebeleid dat er een afwegingskader
voor sleuteltechnologieën is ontwikkeld. Deze leden vragen of dit kader reeds met
de Kamer is gedeeld. Zo nee, bent u bereid het afwegingskader op korte termijn met
de Kamer te delen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling de brief van de Staatssecretaris
over de WBSO gelezen.11 Het is goed dat de Staatssecretaris er zorg voor draagt de private investeringen
in R&D tijdens deze crisis op peil te houden. Deze leden hebben wel enkele vragen
over de inzet van het extra budget.
Door de coronacrisis zien sectoren in de Nederlandse mobiliteitsindustrie een terugval
in omzet. Dit gaat ten koste van de investeringen in R&D en innovatie. Een terugloop
aan innovatie in deze sector heeft grote impact op de Nederlandse maakindustrie, maar
ook op het realiseren van de klimaatdoelen zoals verwoord in de Europese Green Deal.
Ziet de Staatssecretaris de mogelijkheid om via de WBSO R&D-investeringen bij deze
sectoren, maar ook andere sectoren die hard getroffen zijn door de crisis, extra te
ondersteunen?
De Staatssecretaris schrijft dat de verhoging ten goede komt aan alle WBSO-gebruikers.
Het is goed dat innoveren op deze manier goedkoper wordt. Hoe kunnen nieuwe bedrijven
geprikkeld worden om ook aan innovatie te gaan doen? Uit de WBSO-evaluatie blijkt
dat onder de grotere R&D-bedrijven het doelgroepbereik gedaald is tussen 2015 en 2017
met 7 procent. Kan de Staatssecretaris aangeven of dit doelgroepbereik ook na 2017
gedaald is? Wat is de verwachte stijging van nieuwe WBSO-gebruikers als gevolg van
deze verhoging?
De Staatssecretaris geeft aan dat zij haar best blijft doen om de bekendheid van de
WBSO te vergroten en de regeling zo aantrekkelijk mogelijk te maken voor het R&D-intensieve
bedrijfsleven. Deze leden zien dan ook uit naar de uitkomsten van het onderzoek naar
aanleiding van de motie-Bruins/Amhaouch over de effectiviteit van verschillende mogelijke
parameterwijzigingen (Kamerstuk 35 570 XIII, nr. 46). Wanneer kan de Kamer de uitkomsten van dit onderzoek verwachten? Op welke wijze
worden deze uitkomsten betrokken bij de verdere vormgeving van de WBSO? Kan de Staatssecretaris
voorts aangeven hoe zij van plan is de bekendheid van de WBSO te vergroten?
Het extra budget voor de WBSO komt deels uit de onderuitputting van de WBSO in 2019
(55 miljoen euro) en deels uit de reserves uit eerdere jaren (102 miljoen euro). De
verwachte onderuitputting van de WBSO in 2020 is 50 miljoen euro. De Staatssecretaris
geeft aan dat deze 50 miljoen euro onzeker is. Hoe kan worden voorkomen dat van de
extra investering van 157 miljoen euro in 2021 dadelijk 50 miljoen euro terugkomt
in de vorm van onderuitputting van 2020, waardoor onder de streep de investering een
derde lager uitvalt? Hoe kan er tevens voor worden gezorgd dat niet ook in 2021 er
sprake gaat zijn van onderuitputting, waardoor de impact van de extra investering
van 157 miljoen euro beperkt is?
Kabinetsstrategie Versterken van onderzoeks- en innovatie-ecosystemen
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met instemming de Kabinetsstrategie Versterken
van onderzoeks- en innovatie-ecosystemen. De belangrijke actoren in de onderzoeks-
en innovatie-ecosystemen zijn mkb-ondernemingen. De Staatssecretaris noemt als uitdaging
voor de ecosystemen de vaardigheden en absorptiecapaciteit in het mkb. Deze vaardigheden
kunnen versterkt worden door kenniscirculatie, zo schrijft de Staatssecretaris. In
het verleden was het mogelijk om subsidie voor een project Innovatie Prestatie Contracten
(IPC) aan te vragen waarbinnen 10 tot 20 mkb-ondernemingen samenwerkten aan innovatieprojecten
en kennisoverdracht. De Staatssecretaris schrijft dat het pallet aan instrumenten
om samenwerking te stimuleren mogelijk onvolledig is. Kan zij reflecteren op de mogelijkheid
om de IPC-subsidie terug te laten keren als aanvulling op het pallet aan instrumenten?
Ruimtevaart
Ruimtevaart is een enabling sector, maar financiering lijkt telkens weer ad hoc te
moeten worden gevonden. Op welke manier kunnen de Nederlandse bijdrage aan de Europese
activiteiten en de activiteiten in Nederland zelf steviger en structureel verankerd
worden? Hoe denkt de Staatssecretaris de kennis uit die sector sneller en breder te
kunnen verspreiden zodat toepassing ervan in het bedrijfsleven en de samenleving kan
worden gestimuleerd?
II Antwoord / reactie van de Staatssecretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.T. Renkema, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
S. Yaqut, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.